Details





Titel:

18 JANUARI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten



Inhoudstafel:


Art. 1-22



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1971072008 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 juli 2018 en 26 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° tussen het derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
  "Onverminderd de bevoegdheid van de adviserend arts om overeenkomstig de vorige leden te beslissen over elke door de gerechtigde ingediende aanvraag tot toelating, kan ook de medewerker van het multidisciplinaire team overeenkomstig de modaliteiten van deze bepaling de beslissing tot het verlengen van een eerder verstrekte toelating nemen.";
  2° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "of de medewerker van het multidisciplinaire team" ingevoegd tussen de woorden "de adviserend arts" en de woorden "heeft uitgeoefend".

Art.2. Artikel 23bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2022, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Onverminderd de bevoegdheid van de adviserend arts om overeenkomstig de vorige leden te beslissen over elke door de gerechtigde ingediende aanvraag tot toelating, kan ook de medewerker van het multidisciplinaire team overeenkomstig de modaliteiten van deze bepaling de beslissing tot het verlengen van een eerder verstrekte toelating nemen.".

Art.3. In artikel 23bis/1, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2022, wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende:
  "Onverminderd de bevoegdheid van de adviserend arts om overeenkomstig de vorige leden te beslissen over elke door de gerechtigde ingediende aanvraag tot toelating, kan ook de medewerker van het multidisciplinaire team overeenkomstig de modaliteiten van deze bepaling de beslissing tot het verlengen van een eerder verstrekte toelating nemen.".

Art.4. In artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023, worden de woorden "medisch onderzoek georganiseerd door de adviserend arts" vervangen door de woorden "fysieke contact georganiseerd door de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team".

Art.5. Het opschrift van afdeling 2/1 van hoofdstuk III van titel I van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023, wordt vervangen als volgt:
  "Afdeling 2/1. - Fysieke contacten tijdens de arbeidsongeschiktheid, het "Terug Naar Werk-traject" en het re-integratietraject gericht op sociaalprofessionele re-integratie.".

Art.6. In artikel 25/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de woorden "van 14 juli 1994";
  2° de bepaling onder 2° wordt aangevuld met de woorden "van 14 juli 1994";
  3° de bepaling onder 3° wordt aangevuld met de woorden "van 14 juli 1994";
  4° het wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
  "4° de "medewerker van het multidisciplinaire team": de medewerker van het multidisciplinaire team bedoeld in artikel 102 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.".

Art.7. Art. 25/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 25/4. Tien weken na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid stuurt de adviserend arts een vragenlijst op naar de gerechtigde op grond waarvan wordt nagegaan welke persoons- en omgevingsgerelateerde factoren, naargelang het geval, het hervatten van de taken die verband hielden met zijn beroepsbezigheid als zelfstandige gerechtigde die hij vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid waarnam of het uitoefenen van elke andere beroepsactiviteit, kunnen bevorderen of verhinderen. De gerechtigde dient deze vragenlijst binnen een termijn van twee weken behoorlijk ingevuld naar de adviserend arts terug te sturen. Indien de adviserend arts de vragenlijst echter niet binnen een termijn van twee weken heeft ontvangen, vraagt hij aan de "Terug Naar Werk-coördinator" dat contact wordt opgenomen met de gerechtigde en, in voorkomend geval, zal hem de nodige ondersteuning bij het invullen worden geboden.
  In afwijking van het eerste lid gaat de adviserend arts niet tot het verzenden van de vragenlijst over in de volgende situaties:
  1° de ernst van de pathologie van de gerechtigde rechtvaardigt het niet verzenden van de vragenlijst;
  2° de gerechtigde verricht een toegelaten activiteit overeenkomstig artikel 23 of artikel 23bis;
  3° na een toestemming van de adviserend arts overeenkomstig artikel 25/7, § 1, is op vraag van de gerechtigde een "Terug Naar Werk-traject" opgestart en dit traject is nog lopende.".

Art.8. In hetzelfde besluit wordt een artikel 25/4/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 25/4/1. Uiterlijk op de laatste dag van de vierde maand van de arbeidsongeschiktheid vindt een fysiek contact tussen de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team en de gerechtigde plaats. Tijdens dit contact wordt de staat van arbeidsongeschiktheid van de gerechtigde geëvalueerd en wordt informatie over de re-integratie verstrekt.
  Het fysieke contact bedoeld in het eerste lid vindt echter niet plaats in de volgende situaties:
  1° de staat van arbeidsongeschiktheid van de gerechtigde wordt geacht te bestaan overeenkomstig artikel 21, 22 of 23;
  2° de adviserend arts oordeelt dat het fysieke contact gelet op de ernst van de pathologie van de gerechtigde niet noodzakelijk is. Deze beslissing wordt in het medisch dossier van de gerechtigde vermeld.
  Indien de medewerker van het multidisciplinaire team op basis van de bevindingen tijdens het fysieke contact bedoeld in het eerste lid een einde van de staat van de arbeidsongeschiktheid vermoedt, vindt binnen een maand te rekenen vanaf dit fysieke contact een medisch onderzoek door de adviserend arts plaats.".

Art.9. In hetzelfde besluit wordt een artikel 25/4/2 ingevoegd, luidende:
  "Art. 25/4/2. In de loop van de vierde maand van de arbeidsongeschiktheid maakt de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team, in voorkomend geval in samenspraak met de "Terug Naar Werk-coördinator", onder andere op basis van het medisch dossier van de gerechtigde en de door de gerechtigde ingevulde vragenlijst, een eerste inschatting van diens restcapaciteiten op. Indien het voor de gerechtigde, ondanks de geboden ondersteuning bedoeld in artikel 25/4, eerste lid, niet mogelijk is geweest om de verzonden vragenlijst in te vullen, nodigt de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team hem in het kader van deze inschatting van de restcapaciteiten voor een fysiek contact uit, tenzij uit de ter beschikking gestelde medische informatie blijkt dat het invullen van de vragenlijst niet mogelijk is en een fysiek contact op dat moment niet aangewezen is.
  Op grond van de verrichte inschatting van zijn restcapaciteiten bedoeld in het eerste lid plaatst de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team de gerechtigde in één van de volgende vier categorieën:
  1° categorie 1: er kan redelijkerwijze worden aangenomen dat de zelfstandige gerechtigde uiterlijk tegen het einde van de zesde maand van arbeidsongeschiktheid spontaan de taken zal hervatten die verband hielden met zijn beroepsbezigheid als zelfstandige gerechtigde die hij vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid uitoefende;
  2° categorie 2: een werkhervatting lijkt om medische redenen niet tot de mogelijkheden te behoren;
  3° categorie 3: een werkhervatting is voorlopig niet aan de orde omdat de prioriteit dient uit te gaan naar de medische diagnose of de medische behandeling;
  4° categorie 4: een hervatting van de taken die verband hielden met de beroepsbezigheid als zelfstandige gerechtigde die hij vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid uitoefende of van elke andere beroepsactiviteit lijkt mogelijk te zijn na één of meerdere aanpassings- en/of begeleidingsacties.
  Indien de gerechtigde overeenkomstig het vorige lid in de categorie 2 door de medewerker van het multidisciplinaire team is geplaatst, moet de adviserend arts deze inschatting van de restcapaciteiten valideren. In geval van een niet instemming met deze inschatting, plaatst de adviserend arts de gerechtigde in een andere categorie. Deze categorisering is onder andere gebaseerd op het medisch dossier, de door de gerechtigde ingevulde vragenlijst, het in voorkomend geval na het fysieke contact door de medewerker van het multidisciplinaire team opgestelde verslag en, indien nodig, het medisch onderzoek georganiseerd door de adviserend arts zelf.
  In afwijking van het eerste lid gaat de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team niet tot de eerste inschatting van de restcapaciteiten van de gerechtigde over in de volgende situaties:
  1° de gerechtigde verricht een toegelaten activiteit overeenkomstig artikel 23 of artikel 23bis;
  2° na een toestemming van de adviserend arts overeenkomstig artikel 25/7, § 1 is op vraag van de gerechtigde een "Terug Naar Werk-traject" opgestart en dit traject is nog lopende.".

Art.10. In hetzelfde besluit wordt een artikel 25/4/3 ingevoegd, luidende:
  "Art. 25/4/3. In de loop van de zevende maand van de arbeidsongeschiktheid vindt met het oog op de evaluatie van de staat van arbeidsongeschiktheid een fysiek contact tussen de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team en de gerechtigde plaats in de volgende situaties:
  1° de gerechtigde is overeenkomstig artikel 25/4/2, tweede lid in de categorie 1 geplaatst;
  2° de gerechtigde is overeenkomstig artikel 25/4/2, tweede lid, in de categorie 3 geplaatst;
  3° de gerechtigde is overeenkomstig artikel 25/4/2, tweede lid in de categorie 4 geplaatst en hij beslist om niet deel te nemen aan het "Terug Naar Werk-traject" overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling;
  4° de gerechtigde is overeenkomstig artikel 25/4/2, vierde lid niet in een categorie geplaatst.
  Het fysieke contact bedoeld in het eerste lid vindt echter niet plaats in de volgende situaties:
  1° de staat van arbeidsongeschiktheid van de gerechtigde wordt geacht te bestaan overeenkomstig artikel 21, 22 of 23.
  2° de adviserend arts oordeelt dat het fysieke contact gelet op de ernst van de pathologie van de gerechtigde niet noodzakelijk is en deze beslissing wordt in het medisch dossier van de gerechtigde vermeld;
  3° na een toestemming van de adviserend arts overeenkomstig artikel 25/7, § 1, is op vraag van de gerechtigde een "Terug Naar Werk-traject" opgestart en dit traject is nog lopende.
  Indien de medewerker van het multidisciplinaire team op basis van de bevindingen tijdens het fysieke contact bedoeld in het eerste lid een einde van de staat van de arbeidsongeschiktheid vermoedt, vindt binnen een maand te rekenen vanaf dit fysieke contact een medisch onderzoek door de adviserend arts plaats.
  Indien het, in voorkomend geval, na het fysieke contact bedoeld in het eerste lid of na het medisch onderzoek bedoeld in het derde lid blijkt dat de staat van arbeidsongeschiktheid van de gerechtigde verder kan worden erkend, maakt de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team, in voorkomend geval in samenspraak met de "Terug Naar Werk-coördinator", een nieuwe inschatting van diens restcapaciteiten op. Op grond van deze nieuwe inschatting wordt de gerechtigde in één van de categorieën bedoeld in artikel 25/4/2, tweede lid, geplaatst.
  Indien de gerechtigde overeenkomstig het vorige lid voor de eerste keer in de categorie 2 door de medewerker van het multidisciplinaire team werd geplaatst, moet de adviserend arts deze inschatting van de restcapaciteiten valideren. In geval van niet instemming met deze inschatting, plaatst de adviserend arts de gerechtigde in een andere categorie. Deze categorisering is onder andere gebaseerd op het medisch dossier, het in voorkomend geval na het fysieke contact door de medewerker van het multidisciplinaire team opgestelde verslag en, indien nodig, het medisch onderzoek georganiseerd door de adviserend arts zelf.
  In afwijking van het vierde lid gaat de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team niet tot de inschatting van de restcapaciteiten van de gerechtigde over in de volgende situaties:
  1° de gerechtigde verricht een toegelaten activiteit overeenkomstig artikel 23 of artikel 23bis;
  2° na een toestemming van de adviserend arts overeenkomstig artikel 25/7, § 1, is op vraag van de gerechtigde een "Terug Naar Werk-traject" opgestart en dit traject is nog lopende.".

Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 25/4/4 ingevoegd, luidende:
  "Art. 25/4/4. In de loop van de elfde maand van de arbeidsongeschiktheid vindt met het oog op de evaluatie van de staat van arbeidsongeschiktheid en in voorkomend geval de mededeling van het voorstel overeenkomstig artikel 177, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 een fysiek contact tussen de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team en de gerechtigde plaats.
  In afwijking van het eerste lid kan het fysieke contact in de loop van de elfde maand van de arbeidsongeschiktheid slechts met de medewerker van het multidisciplinaire team plaatsvinden op voorwaarde dat het fysieke contact bedoeld in artikel 25/4/3, eerste lid, met de adviserend arts heeft plaatsgevonden.
  Het fysieke contact bedoeld in het eerste lid vindt echter niet plaats in de volgende situaties:
  1° de staat van arbeidsongeschiktheid van de gerechtigde wordt geacht te bestaan overeenkomstig artikel 21, 22 of 23;
  2° de adviserend arts beslist dat het voorstel met toepassing van artikel 177, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 mogelijk is louter op grond van de gegevens opgenomen in het medisch dossier van de gerechtigde.
  Indien de medewerker van het multidisciplinaire team op basis van de bevindingen tijdens het fysieke contact bedoeld in het eerste lid een einde van de staat van de arbeidsongeschiktheid vermoedt, vindt binnen een maand te rekenen vanaf dit fysieke contact een medisch onderzoek door de adviserend arts plaats.
  Indien het, in voorkomend geval, na het fysieke contact bedoeld in het eerste lid of na het medisch onderzoek bedoeld in het vierde lid blijkt dat de staat van arbeidsongeschiktheid van de gerechtigde verder kan worden erkend, maakt de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team, in voorkomend geval in samenspraak met de "Terug Naar Werk-coördinator", een nieuwe inschatting van diens restcapaciteiten op. Op grond van deze nieuwe inschatting wordt de gerechtigde in één van de categorieën bedoeld in artikel 25/4/2, tweede lid geplaatst.
  Indien de gerechtigde overeenkomstig het vorige lid voor de eerste keer in de categorie 2 door de medewerker van het multidisciplinaire team werd geplaatst, moet de adviserend arts deze inschatting van de restcapaciteiten valideren. In geval van niet instemming met deze inschatting, plaatst de adviserend arts de gerechtigde in een andere categorie. Deze categorisering is onder andere gebaseerd op het medisch dossier, het in voorkomend geval na het fysieke contact door de medewerker van het multidisciplinaire team opgestelde verslag en, indien nodig, het medisch onderzoek georganiseerd door de adviserend arts zelf.
  In afwijking van het vijfde lid gaat de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team niet tot de inschatting van de restcapaciteiten van de gerechtigde over in de volgende situaties:
  1° de gerechtigde verricht een toegelaten activiteit overeenkomstig artikel 23 of artikel 23bis;
  2° na een toestemming van de adviserend arts overeenkomstig artikel 25/7, § 1er, is op vraag van de gerechtigde een "Terug Naar Werk-traject" opgestart en dit traject is nog lopende.".

Art.12. In hetzelfde besluit wordt een artikel 25/4/5 ingevoegd, luidende:
  "Art. 25/4/5. In de loop van de voorlaatste maand vóór het verstrijken van elk tijdvak waarvoor de arts van de Dienst voor uitkeringen, lid van de Geneeskundige raad voor invaliditeit, de staat van invaliditeit heeft vastgesteld, vindt met het oog op de evaluatie van de staat van invaliditeit en in voorkomend geval de mededeling van het voorstel overeenkomstig artikel 177, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 een fysiek contact tussen de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team en de gerechtigde plaats.
  In afwijking van het eerste lid en als het gaat om het fysieke contact dat plaatsvindt tijdens de voorlaatste maand vóór het verstrijken van het eerste tijdvak waarvoor de arts van de Dienst voor uitkeringen, lid van de Geneeskundige raad voor invaliditeit, de staat van invaliditeit heeft vastgesteld, kan het fysieke contact enkel met de adviserend arts plaatsvinden als het fysieke contact bedoeld in artikel 25/4/4, eerste lid, met de medewerker van het multidisciplinaire team heeft plaatsgevonden.
  Het fysieke contact bedoeld in het eerste lid vindt echter niet plaats in de volgende situaties:
  1° de staat van arbeidsongeschiktheid van de gerechtigde wordt geacht te bestaan overeenkomstig de artikelen 21, 22 of 23;
  2° de adviserend arts beslist dat het voorstel met toepassing van artikel 177, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 mogelijk is louter op grond van de gegevens opgenomen in het medisch dossier van de gerechtigde.
  Indien de medewerker van het multidisciplinaire team op basis van de bevindingen tijdens het fysieke contact bedoeld in het eerste lid een einde van de staat van de arbeidsongeschiktheid vermoedt, vindt binnen een maand te rekenen vanaf dit fysieke contact een medisch onderzoek door de adviserend arts plaats.
  Indien het, in voorkomend geval, na het fysieke contact bedoeld in het eerste lid of na het medisch onderzoek bedoeld in het vierde lid blijkt dat de staat van arbeidsongeschiktheid van de gerechtigde verder kan worden erkend, maakt de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team, in voorkomend geval in samenspraak met de "Terug Naar Werk-coördinator", een nieuwe inschatting van diens restcapaciteiten op. Op grond van deze nieuwe inschatting wordt de gerechtigde in één van de categorieën bedoeld in artikel 25/4/2, tweede lid, geplaatst.
  Indien de gerechtigde overeenkomstig het vorige lid voor de eerste keer in de categorie 2 door de medewerker van het multidisciplinaire team werd geplaatst, moet de adviserend arts deze inschatting van de restcapaciteiten valideren. In geval van niet instemming met deze inschatting, plaatst de adviserend arts de gerechtigde in een andere categorie. Deze categorisering is onder andere gebaseerd op het medisch dossier, het in voorkomend geval na het fysieke contact door de medewerker van het multidisciplinaire team opgestelde verslag en, indien nodig, het medisch onderzoek georganiseerd door de adviserend arts zelf.
  In afwijking van het vijfde lid gaat de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team niet tot de inschatting van de restcapaciteiten van de gerechtigde over in de volgende situaties:
  1° de gerechtigde verricht een toegelaten arbeid overeenkomstig artikel 23 of artikel 23bis;
  2° na een toestemming van de adviserend arts overeenkomstig artikel 25/7, § 1, is op vraag van de gerechtigde een "Terug Naar Werk-traject" opgestart en dit traject is nog lopende.".

Art.13. In artikel 25/5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. De adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team, naargelang het geval, verwijst de gerechtigde door naar de "Terug Naar Werk-coördinator" met het oog op een eerste contactmoment in het kader van een "Terug Naar Werk-traject" als deze gerechtigde op een bepaald moment in de loop van de arbeidsongeschiktheid in de categorie 4 bedoeld in artikel 25/4/2, tweede lid, 4°, is geplaatst.";
  2° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "Het eerste contactmoment tussen de "Terug Naar Werk-coördinator" en de gerechtigde vindt plaats:
  1° uiterlijk tijdens de zesde maand van arbeidsongeschiktheid in geval van een gerechtigde die overeenkomstig artikel 25/4/2, tweede lid, in de categorie 4 wordt geplaatst;
  2° binnen één maand na de doorverwijzing door, naargelang het geval, de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team van de gerechtigde die overeenkomstig artikel 25/4/3, vierde en vijfde lid, artikel 25/4/4, vijfde en zesde lid, en artikel 25/4/5, vijfde en zesde lid, in de categorie 4 wordt geplaatst.";
  3° in paragraaf 2, vijfde lid, worden de woorden "of artikel 23bis" ingevoegd tussen de woorden "artikel 23" en de woorden "verricht".

Art.14. In artikel 25/6, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023, worden de woorden "artikel 25/4, § 1" vervangen door de woorden "artikel 25/4/2, eerste lid".

Art.15. In artikel 25/12 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:
  " § 1. Met het oog op het fysieke contact bedoeld in artikel 25/4/2, eerste lid ontvangt de gerechtigde een uitnodiging waarin vermeld wordt dat bij een afwezigheid op het voormelde fysieke contact zonder geldige rechtvaardiging het dagbedrag van de uitkeringen met 2,5 procent zal worden verminderd.
  De gerechtigde die zich, zonder geldige rechtvaardiging, niet op het fysieke contact aanbiedt, ontvangt een aangetekende zending waarin binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de initieel geplande datum een nieuwe datum voor dit fysieke contact wordt vastgesteld. Bovendien verwittigt deze aangetekende zending de gerechtigde dat bij een nieuwe afwezigheid op dit fysieke contact zonder geldige rechtvaardiging, het dagbedrag van de uitkeringen met 2,5 procent zal worden verminderd vanaf de datum van deze nieuwe afwezigheid.
  Als de gerechtigde daadwerkelijk een tweede keer zonder geldige rechtvaardiging afwezig is op het fysieke contact, wordt het dagbedrag van de uitkeringen met 2,5 procent verminderd vanaf de voor dit contact vastgestelde datum tot en met de datum waarop de gerechtigde, naargelang het geval, de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team contacteert met het oog op het vastleggen van een nieuwe datum voor een fysiek contact.
  Als de gerechtigde echter een derde keer zonder geldige rechtvaardiging afwezig is op het fysieke contact vastgesteld overeenkomstig het derde lid, wordt het dagbedrag van de uitkeringen opnieuw met 2,5 procent verminderd vanaf de datum van deze nieuwe afwezigheid tot en met de dag voordat het fysieke contact daadwerkelijk plaatsvindt.".

Art.16. In artikel 41 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 7°/1 wordt ingevoegd, luidende:
  "7°/1 bevestigt, op voorlegging van de leidend ambtenaar van de Dienst voor uitkeringen, de inhoud van de thematische controles die zullen worden uitgevoerd door de artsen van de Dienst voor uitkeringen, leden van de Geneeskundige raad voor invaliditeit, op basis van de aan hen krachtens artikel 82, tweede lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 toevertrouwde bevoegdheid;";
  2° de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt:
  "8° het stelt de richtlijnen vast voor de organisatie van de controle van de arbeidsongeschiktheid, op basis van de voorstellen geformuleerd door de Geneeskundige raad voor invaliditeit na advies van het Kenniscentrum arbeidsongeschiktheid bedoeld in artikel 85 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, evenals op basis van de verslagen van de thematische controles die worden uitgevoerd door de artsen van de Dienst voor uitkeringen, leden van de Geneeskundige raad voor invaliditeit, op basis van de aan hen krachtens artikel 82, tweede lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 toevertrouwde bevoegdheid;".

Art.17. In artikel 52, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juli 2011 en het koninklijk besluit van 8 mei 2014, wordt het tweede lid aangevuld met de woorden ", medewerkers van het multidisciplinaire team en "Terug Naar Werk-coördinatoren"".

Art.18. In artikel 59 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 mei 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018, worden de woorden "derde lid" vervangen door de woorden "vijfde lid".

Art.19. In artikel 64 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 mei 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "voor een fysiek contact vanwege de medewerker van het multidisciplinaire team van zijn verzekeringsinstelling en" ingevoegd tussen de woorden "aan elke oproeping" en de woorden "voor een onderzoek";
  2° het tweede lid wordt vervangen als volgt:
  "Indien hij zich niet kan verplaatsen, is hij ertoe gehouden om die onmogelijkheid onmiddellijk mee te delen aan het op de oproeping opgegeven adres, en moet hij zich vanaf dat tijdstip en gedurende ten hoogste acht dagen op het door hem opgegeven adres ter beschikking van de controle houden, totdat hem de datum is meegedeeld tot wanneer het contact of onderzoek is verdaagd of totdat hij het bezoek heeft gekregen van de medewerker van het multidisciplinaire team, van de adviserend arts, van de arts-inspecteur van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle of van de arts van de Dienst voor uitkeringen, lid van de Geneeskundige raad voor invaliditeit, die bevoegd zijn om een beslissing te nemen.".

Art.20. Het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen bedoeld in artikel 39 van hetzelfde besluit bezorgt jaarlijks in het tweede kwartaal van het desbetreffende kalenderjaar aan de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Zelfstandigen een evaluatie van de uitvoering van dit besluit op basis van de registratie van, meer bepaald, de georganiseerde fysieke contacten tussen de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team en de gerechtigde en de verrichte categorisaties in functie van de restcapaciteiten van de gerechtigde.

Art.21. Dit besluit treedt in werking:
  1° op 1 januari 2024 voor de gerechtigden wier periode van erkende primaire ongeschiktheid bedoeld in artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten ten vroegste op 1 januari 2024 aanvat
  2° op 1 juli 2024 voor de gerechtigden wier periode van erkende primaire ongeschiktheid bedoeld in artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten vóór 1 januari 2024 is aangevat.

Art. 22. De minister bevoegd voor Zelfstandigen en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.