Details





Titel:

14 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 23 december 2022 over de premie kwalificerend werkplekleren voor ondernemingen en de leerlingenpremie alternerende opleiding en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding en het Kwaliteitstoezichtbesluit voor de Beleidsvelden Werkgelegenheid en Professionele Vorming van 19 juli 2019



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Opleidingen
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de premies
Art. 3-8
HOOFDSTUK 4. - Premie voor de onderneming
Art. 9-12
HOOFDSTUK 5. - Leerlingenpremie alternerende opleiding
Art. 13-14
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding
Art. 15
Afdeling 2. - Wijzigingen van het Kwaliteitstoezichtbesluit voor de Beleidsvelden Werkgelegenheid en Professionele Vorming van 19 juli 2019
Art. 16-25
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 26-29



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2019010609  2019030814 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° decreet van 23 december 2022: het decreet van 23 december 2022 over de premie kwalificerend werkplekleren voor ondernemingen en de leerlingenpremie alternerende opleidingen;
  2° departement: het Departement Werk en Sociale Economie, vermeld in artikel 25, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  3° vergoeding: een leervergoeding of loon;
  4° WSE-loket: het digitaal loket van het departement.

HOOFDSTUK 2. - Opleidingen
Art.2. De volgende opleidingen voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, eerste lid, van het decreet van 23 december 2022:
  1° de alternerende opleiding, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;
  2° de duale opleiding, vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs;
  3° de opleiding HBO5 Verpleegkunde.
  De voorwaarde, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van het decreet van 23 december 2022, geldt niet voor de opleidingen, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°.
  De voorwaarde, vermeld in artikel 3, eerste lid, 3°, van het decreet van 23 december 2022, geldt niet voor de opleiding, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°.

HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de premies
Art.3. De overeenkomst, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 23 december 2022, bevat de volgende vermeldingen en bepalingen:
  1° de datum van de inwerkingtreding, de einddatum en het voorwerp van de overeenkomst;
  2° de naam en het KBO-nummer van de onderneming en de naam van de persoon die de onderneming vertegenwoordigt;
  3° de naam en het INSZ-nummer van de mentor in de onderneming;
  4° de naam en het INSZ-nummer van de lerende;
  5° de naam van de opleiding;
  6° de naam en het instellingsnummer of KBO-nummer van de opleidingsverstrekker waar de lerende de opleidingscomponent volgt;
  7° in voorkomend geval het bedrag van de vergoeding;
  8° het uurrooster, waarin al de volgende elementen worden vermeld:
  a) de tijdstippen waarop de lerende de werkplekcomponent volgt;
  b) de tijdstippen waarop de lerende de opleidingscomponent volgt bij de opleidingsverstrekker;
  9° de vestigingseenheid van de uitvoering van de werkplekcomponent;
  10° de verwijzing naar alle wettelijke, reglementerende en conventionele bepalingen, inzonderheid de bepalingen over voorzieningen van sociale zekerheid, de arbeidswetgeving, de welzijnswetgeving en de verzekeringen, die van toepassing zijn op de onderneming;
  11° de beperkte aansprakelijkheid van de lerende bij schade ten aanzien van de onderneming of derden.
  Als de overeenkomst, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 23 december 2022, een deeltijdse arbeidsovereenkomst is, bevat de overeenkomst, in afwijking van het eerste lid, de vermeldingen en bepalingen, vermeld in het eerste lid, 3°, 5°, 6° en 11°, niet.
  Al de volgende elementen maken integraal deel uit van de overeenkomst, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 23 december 2022:
  1° het opleidingsplan, dat is opgesteld door de opleidingsverstrekker in overleg met de onderneming;
  2° de rechten en plichten van de lerende, de onderneming en de opleidingsverstrekker;
  3° het arbeidsreglement.
  De overeenkomst, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 23 december 2022, mag geen bedingen bevatten die de rechten van de lerende beperken of zijn verplichtingen verzwaren.

Art.4. De voorwaarde van vier maanden aanwezigheid op de werkplek, vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, en artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet van 23 december 2022, wordt op de volgende wijze berekend: de einddatum valt ten vroegste op de dag voorafgaand aan de dag met hetzelfde getal als de dag van de startdatum vier maanden na de startdatum.

Art.5. Als de opleiding, vermeld in artikel 2 van dit besluit, niet georganiseerd is per schooljaar, is de referentieperiode om te voldoen aan de voorwaarde van artikel 4, eerste lid, 3°, en artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet van 23 december 2022, twaalf maanden vanaf de start van de overeenkomst, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, en artikel 6, eerste lid, 2°, van het decreet van 23 december 2022.

Art.6. Het departement wordt aangewezen als de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 8, eerste lid, van het decreet van 23 december 2022.

Art.7. Het departement is verantwoordelijk voor de terugvordering van de premies, vermeld in artikel 16, eerste en tweede lid, van het decreet van 23 december 2022.

Art.8. Het departement vraagt de gegevens, vermeld in artikel 9, vijfde lid, van het decreet van 23 december 2022, op bij de dienst, vermeld in artikel 9, vijfde lid, van het decreet van 23 december 2022.

HOOFDSTUK 4. - Premie voor de onderneming
Art.9. In geval van een opleiding, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° of 2°, is een opleiding gevolgd door de mentor een mentoropleiding als vermeld in artikel 4, eerste lid, 4°, van het decreet van 23 december 2022 als deze een mentoropleiding is conform artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 houdende de uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen of artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2022 houdende uitvoering van het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs.
  In geval van een opleiding, anders dan vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° of 2°, geldt voor een opleiding gevolgd door de mentor dat deze:
  1° een mentoropleiding is als vermeld in artikel 4, eerste lid, 4°, van het decreet van 23 december 2022 als de opleiding:
  a) hetzij voldoet aan de voorwaarde in het eerste lid;
  b) hetzij als mentoropleiding opgenomen is in de opleidingsdatabank, vermeld in artikel 109, § 4, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
  2° gelijkgesteld wordt met een mentoropleiding, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4°, van het decreet van 23 december 2022 als het één van de volgende opleidingen is:
  a) een pedagogisch diploma;
  b) het EVC-traject Opleider-begeleider in bedrijven en organisaties, vermeld in artikel 1 van het ministerieel besluit van 22 december 2009 tot bepaling van de standaard voor de titel van opleider/begeleider in bedrijven en organisaties.
  In dit artikel wordt verstaan onder pedagogisch diploma: een bekwaamheidsbewijs dat onderwijsbevoegdheid geeft.

Art.10. In geval van een opleiding als vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, of 2°, registreert de onderneming de lerende:
  1° in de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling;
  2° in voorkomend geval in de trimestriële aangifte aan de instelling die belast is met de inning van de socialezekerheidsbijdragen.
  In geval van een andere opleiding dan de opleidingen, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° en 2°, van dit besluit, verklaart de onderneming op eer dat aan de voorwaarde, vermeld in artikel 4, eerste lid, punt 3°, van het decreet van 23 december 2022, is voldaan.".

Art.11. In geval van een opleiding als vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, of 2°, van dit besluit, vraagt de onderneming de premie, vermeld in artikel 5 van het decreet van 23 december 2022, aan binnen drie maanden na de start van de voormelde overeenkomst, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het voormelde decreet, door:
  1° de ondertekening van de overeenkomst,
  2° de mededeling van de gegevens, vermeld in artikel 9, eerste lid, van het voormelde decreet;
  3° de registratie van voormelde overeenkomst conform artikel 13, 8°, van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen of artikel 13, 8°, van het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs.
  In geval van een andere opleiding dan de opleidingen, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° en 2°, van dit besluit, vraagt de onderneming de premie, vermeld in artikel 5 van het decreet van 23 december 2022, ten vroegste vier maanden na de start van de overeenkomst en uiterlijk op 31 juli van het lopende schooljaar, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het voormelde decreet, aan via het WSE-loket. De onderneming dient bij de aanvraag de overeenkomst, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het voormelde decreet, en de gegevens, vermeld in artikel 9, eerste lid, van het voormelde decreet, in.
  Het departement bepaalt op basis van de gegevens, vermeld in artikel 9 van het voormelde decreet, of een onderneming voldoet aan de voorwaarden voor de premie, vermeld in artikel 5 van het decreet van 23 december 2022.
  Het departement meldt aan de onderneming of de premie, vermeld in artikel 5 van het decreet van 23 december 2022, al dan niet wordt toegekend. Het departement stort het bedrag van de voormelde premie op de bankrekening van de onderneming.

Art.12. De premie voor de onderneming bedraagt per lerende:
  1° 600 euro als de lerende geen vergoeding van de onderneming ontvangt;
  2° 1000 euro als de lerende een vergoeding van de onderneming ontvangt.

HOOFDSTUK 5. - Leerlingenpremie alternerende opleiding
Art.13. De leerling geeft in de overeenkomst, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 23 december 2022, aan of hij de premie, vermeld in artikel 7 van het voormelde decreet, wil ontvangen en vermeldt in voorkomend geval zijn bankrekeningnummer. De aanvraag van de voormelde premie gebeurt via de registratie van de voormelde overeenkomst conform artikel 11, eerste lid, van dit besluit, of via de bezorging van de voormelde overeenkomst aan het departement door de leerling uiterlijk op de laatste dag van het schooljaar.
  Het departement bepaalt op basis van de gegevens, vermeld in artikel 9 van het voormelde decreet, of een leerling voldoet aan de voorwaarden voor de premie, vermeld in artikel 7 van het decreet van 23 december 2022.
  Het departement meldt aan de leerling of de premie, vermeld in artikel 7 van het decreet van 23 december 2022, al dan niet wordt toegekend. Het departement stort het bedrag van de voormelde premie op de bankrekening van de leerling.

Art.14. De premie voor de leerling bedraagt 500 euro.

HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding
Art.15. In artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019 en 28 mei 2021, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
  "In afwijking van het eerste lid gelden voor een mentoropleiding uitsluitend de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, 3°, 4° en 5° en qua opleidingsinhoud al de volgende voorwaarden:
  1° technieken aanleren om het opleidingsplan te personaliseren;
  2° vaardigheden bijbrengen om personen die op een werkvloer een opleiding krijgen:
  a) instructies te geven;
  b) te motiveren;
  c) hun vorderingen op te volgen;
  d) bij te sturen;
  e) te evalueren;
  f) feedback te geven.".

Afdeling 2. - Wijzigingen van het Kwaliteitstoezichtbesluit voor de Beleidsvelden Werkgelegenheid en Professionele Vorming van 19 juli 2019
Art.16. In het besluit van het Kwaliteitstoezichtbesluit voor de Beleidsvelden Werkgelegenheid en Professionele Vorming van 19 juli 2019, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 en 10 september 2021, wordt het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen door wat volgt:
  "Hoofdstuk 2. Erkenning".

Art.17. In hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt vóór artikel 11 een opschrift ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Afdeling 1. Erkenningsaanvraag".

Art.18. In artikel 14, derde lid, en artikel 19, 27, 5°, artikel 29 en 31, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit wordt het woord "beroepskwalificatie" vervangen door de woorden "beroepskwalificatie of deelkwalificatie".

Art.19. In hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt vóór artikel 16 een opschrift ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Afdeling 2. Beslissingen van de Erkenningscommissie".

Art.20. In artikel 17, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "beroepskwalificaties" vervangen door de woorden "beroepskwalificaties of deelkwalificaties".

Art.21. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 en 10 september 2021, wordt een artikel 19/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 19/1. In al de volgende gevallen kan de Erkenningscommissie de erkenning van een beroepskwalificerend traject dat wordt aangeboden door een organisatie intrekken:
  1° de organisatie leeft de bepalingen van dit besluit niet na;
  2° de zaakvoerder, exploitant of verantwoordelijke van de organisatie of de aangestelden of lasthebbers ervan verhinderen het kwaliteitstoezicht, vermeld in artikel 20;
  3° de organisatie heeft haar erkenning verkregen op basis van valse, onvolledige of onjuiste verklaringen;
  4° de organisatie heeft de inlichtingen vervalst die ze ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren;
  5° de organisatie heeft haar activiteiten stopgezet;
  6° de organisatie vraagt om haar erkenning in te trekken;
  7° de organisatie komt de verplichtingen, vermeld in artikel 28, eerste en tweede lid, of artikel 30, eerste lid, niet na.".

Art.22. Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.23. In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
  "In het kader van de monitoring, vermeld in artikel 27, 5°, bezorgt de organisatie voor het einde van de maand januari per erkend beroepskwalificerend traject de volgende gegevens die betrekking hebben op het voorgaande kalenderjaar aan het departement:
  1° de voor- en achternaam en het rijksregisternummer van de lerende;
  2° de begindatum van het beroepskwalificerend traject;
  3° de beroepskwalificatie, deelkwalificatie of competenties die de lerende heeft behaald of de vermelding dat de lerende geen beroeps- of deelkwalificatie of competenties heeft behaald.";
  2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "In het kader van beleidsmatige evaluatie van beroepskwalificerende trajecten kan het departement bijkomende gegevens, die geen persoonsgegevens zijn, opvragen. De organisatie bezorgt de voormelde gegevens aan het departement binnen dertig dagen nadat ze de voormelde vraag heeft ontvangen.".

Art.24. In artikel 30, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "worden uiterlijk uitgereikt" en de woorden "twee maanden" de zinsnede "en geregistreerd in de databank, vermeld in artikel 31/1, eerste lid," ingevoegd.

Art.25. In artikel 31/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
  "De organisatie registreert de volgende gegevens in de leer- en ervaringsbewijzendatabank:
  1° het rijksregisternummer van de lerende die een bewijs van beroepskwalificatie, een bewijs van deelkwalificatie of een bewijs van competenties heeft verworven;
  2° de naam van het bewijs van beroepskwalificatie, deelkwalificatie of competenties;
  3° de datum waarop het bewijs is uitgereikt aan de lerende.";
  2° het derde lid wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.26. Mentoropleidingen als vermeld in artikel 9, eerste lid, 2°, die zijn opgenomen in de opleidingsdatabank vóór 1 september 2023, worden geschrapt uit de opleidingsdatabank, vermeld in artikel 109, § 4, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

Art.27. In afwijking van artikel 11, eerste en tweede lid, van dit besluit geldt voor lopende overeenkomsten als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 23 december 2022, die vóór 1 september 2023 zijn gesloten, dat:
  1° in geval van een opleiding als vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° en 2°, van dit besluit, de overeenkomst wordt geregistreerd conform artikel 13, 8°, van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen of artikel 13, 8°, van het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs uiterlijk op 30 november 2023 ;
  2° in geval van een ander opleiding dan de opleidingen, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, en 2°, van dit besluit, de onderneming de premie aanvraagt via het WSE-loket uiterlijk op 30 november 2023.

Art.28. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2023.

Art. 29. De Vlaamse minister, bevoegd voor de competenties, is belast met de uitvoering van dit besluit.