Details





Titel:

23 FEBRUARI 2023. - Ministerieel besluit houdende uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor ecoregelingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-07-2023 en tekstbijwerking tot 20-03-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen.]1
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK 2. - Specificatie en bedragen van de steun voor ecoregelingen
Afdeling 1. - Ecoregeling "langdurige bodembedekking"
Art. 2-6
Afdeling 2. - Ecoregeling "milieuvriendelijke gewassen"
Art. 7-9
Afdeling 3. - Ecoregeling "ecologische vermazing"
Art. 10-, 11/2, 11/3, 11/4, 11/5, 11/6, 11/7, 12-13
Afdeling 4. - Ecoregeling "onderhoud van grasland en vermindering van de veebezetting"
Art. 14-18
Afdeling 5. - Ecoregeling "vermindering van productiemiddelen"
Art. 19-21
HOOFDSTUK 3. - Slotbepaling
Art. 22
BIJLAGEN.
Art. N1-N6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2024002163  2025002262 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - [1 Algemene bepalingen.]1   ----------   (1)
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder:
  1° landbouwactiviteit: de landbouwactiviteit in de zin van artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit, hierna "het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023" genoemd;
  2° geïsoleerde bomen: de geïsoleerde bomen in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  3° dichtstbijzijnde bomen: de dichtstbijzijnde bomen in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 5°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  4° geïsoleerde struiken en heesters: de geïsoleerde struiken en heesters in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 7°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  5° GLMC: de goede landbouw- en milieuconditie van grond bedoeld in de artikelen 12 en 13 en opgenomen in bijlage III van verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021;
  6° akkerranden: de akkerranden in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 10°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  7° bosjes: de bosjes in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 11°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  8° veebezetting: het aantal grootvee-eenheden (GVE) per oppervlakte-eenheid ;
  9° blijvende teelten: de blijvende teelten in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 15°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023
  10° verzamelaanvraag: de verzamelaanvraag in de zin van artikel D.3, 13°, van het Waalse Landbouwwetboek;
  11° RBE's: uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen bedoeld in artikel 12 en opgenomen in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021;
  12° heggen en bomen in rij: de heggen en bomen in rij in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 24°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  13° vijvers: de vijvers in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 26°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  [1 13° /1: braakland: de braaklandpercelen in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 25° /1, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;]1
  14° grasland: elk landbouwareaal dat in het geïntegreerde beheers- en controlesysteem is aangegeven als blijvend grasland, tijdelijk grasland dat bestemd is om blijvend te worden of voor de productie van hoogstammige fruitbomen van vijftig tot tweehonderdvijftig bomen per hectare met uitzondering van weiden voor varkens en pluimvee;
  15° blijvend grasland: het blijvend grasland in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 35°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  16° ecologische hoofdstructuur: de ecologische hoofdstructuur in de zin van artikel 2, § 1, lid 1, 42°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  17° voederareaal: het voederareaal vastgesteld overeenkomstig artikel 18, § 1 lid 2, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor de biologische landbouw.
  ----------
  (1)<MB 2025-02-27/10, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 1/1. [1 Overeenkomstig artikel 5, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 inzake de steun voor ecoregelingen, worden de basisvereisten volgens de regels van de conditionaliteit die relevant zijn voor elke ecoregeling, opgesomd in bijlage 3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2024-01-12/27, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK 2. - Specificatie en bedragen van de steun voor ecoregelingen
Afdeling 1. - Ecoregeling "langdurige bodembedekking"
Art.2.§ 1. Een jaarlijkse steun, waarvan de bedragen als volgt worden vastgesteld, wordt toegekend voor de totale oppervlakte landbouwarealen van het bedrijf aan landbouwers die zich ertoe verbinden de specificaties bedoeld in artikel 4 na te leven:
  1° indien de gecumuleerde oppervlakte van de landbouwarealen met plantendekking groter is dan of gelijk aan (70 + 0,1. X) % en kleiner dan (80 + 0,1. X) % van de totale oppervlakte van de landbouwarealen van het bedrijf, bedraagt het steunbedrag 15 euro per hectare ;
  2° indien de gecumuleerde oppervlakte van de landbouwarealen met een plantendek groter is dan of gelijk aan (80 + 0,1. X) % en kleiner dan (90 + 0,05X) % van de totale oppervlakte van de landbouwarealen van het bedrijf, bedraagt het steunbedrag 30 euro per hectare ;
  2° indien de gecumuleerde oppervlakte van de landbouwarealen met een plantendek groter is dan of gelijk aan (80 + 0,1. X) % en kleiner dan (90 + 0,05X) % van de totale oppervlakte van de landbouwarealen van het bedrijf, bedraagt het steunbedrag 45 euro per hectare ;
  Voor de toepassing van het eerste lid worden de volgende elementen als landbouwareaal met plantendek beschouwd:
  1° blijvend grasland;
  2° bouwland met een ontwikkelde teelt of tussenteelt [1 of de hergroei van granen of oliehoudende zaden]1;
  3° blijvende teelten met plantendek tussen alle rijen.
  § 2. Voor de berekening van de percentages bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, stemt "X" overeen met het aandeel van de totale oppervlakte van de volgende arealen in de totale oppervlakte van de landbouwarealen van het bedrijf:
  1° blijvend grasland;
  2° tijdelijk grasland;
  3° grasland dat bestemd is om blijvend te worden;
  4° percelen met een gewas van klaver (Trifolium spp.), luzerne (Medicago sativa), hopklaver (Medicago lupulina), gewone rolklaver (Lotus corniculatus) of esparcette (Onobrychis viciifolia);
  5° percelen die bestemd zijn voor de productie van hoogstammige fruitbomen van vijftig tot tweehonderdvijftig bomen.
  De volgende arealen vallen niet onder de toepassing van het eerste lid:
  1° grasachtige braakliggende gronden;
  2° percelen bouwland waarvoor een verbintenis voor agromilieu- en klimaatmaatregelennr. 5 "met gras bezaaide perceelsranden " of nr. 7 "ingerichte percelen" is aangegaan, overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 3° en 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen;
  3° de akkerranden, met inbegrip van bouwland dat is bestemd voor de naleving van artikel D.33/3, vierde lid, van boek II van het Wetboek van Leefmilieu dat het Waterwetboek inhoudt en de erosiebestrijdingsstroken bedoeld in artikel 56, § 2, 3°, van het besluit van de [2 Waalse]2 Regering van 23 februari 2023.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2025-02-27/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.3. Overeenkomstig artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor ecoregelingen kunnen de in artikel 2, § 1, bedoelde bedragen worden aangepast binnen de volgende grenzen:
  1° voor de hypothese bedoeld in artikel 2, § 1, 1° :
  a) minimum 15 euro per hectare ;
  b) minimum 40 euro per hectare.
  2° voor de hypothese bedoeld in artikel 2, § 1, 2° :
  a) minimum 20 euro per hectare ;
  b) maximum 55 euro per hectare.
  3° voor de hypothese bedoeld in artikel 2, § 1, 3° :
  a) minimaal 35 euro per hectare ;
  b) maximum 80 euro per hectare.

Art.4.De specificatie van de ecoregeling "langdurige bodembedekking" bestaat uit de volgende eisen en verboden:
  1° de landbouwer verbindt zich ertoe om tussen 1 januari en 15 februari een plantendek in stand te houden op een oppervlakte landbouwarealen die in één van de in artikel 2 bepaalde verhoudingen valt ;
  2° tussen 1 januari en 15 februari wordt de landbouwactiviteit op de percelen onder verbintenis beperkt tot begrazing en [2 ...]2 tot de vernietiging van planten die [2 ...]2 beperkt blijf tot hun bovengronds deel en zonder enige grondbewerking;
  3° [1 ...]1 [2 Vanaf 2026]2 is de vernietiging van de bedekking van tussenteelten door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verboden.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2025-02-27/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.5. Overeenkomstig artikel 19, § 1, lid 2, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor ecoregelingen, moet de voorafgaande aangifte in het kader van de ecoregeling "langdurige bodembedekking", op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk op 15 december worden ingediend via het enige aanvraagformulier of via het aanvraagformulier voor de vervroegde steun dat beschikbaar is op geïnformatiseerde loket voor interventies in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat door de administratie ter beschikking wordt gesteld als bedoeld in artikel D.3, 3°, van het Waalse Landbouwwetboek.

Art.6.
  <Opgeheven bij MB 2024-01-12/27, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - Ecoregeling "milieuvriendelijke gewassen"
Art.7.§ 1. Een jaarlijkse steun van 380 euro per hectare areaal onder verbintenis wordt toegekend aan landbouwers die bouwland bewerken overeenkomstig de in artikel 8 bedoelde specificatie.
  De steun wordt niet verleend voor een totaal areaal onder verbintenis van minder dan één hectare, berekend op bedrijfsniveau.
  Er wordt geen steun toegekend voor percelen bouwland die in de vijf jaar vóór het jaar van indiening van de steunaanvraag van blijvend grasland zijn veranderd. Het betaalorgaan kent aan elk betrokken perceel een informatiecode toe. De informatiecode wordt aan de landbouwers meegedeeld door middel van het verzamelaanvraagformulier.
  § 2. Overeenkomstig artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor ecoregelingen kan het in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde bedrag worden aangepast binnen de volgende grenzen:
  1° voor de teelten bedoeld in artikel 8, § 2, 1°, 2° en [2 5° tot 9°]2 :
  a) minimum 220 euro per hectare ;
  b) maximum [2 435 euro]2 per hectare.
  2° voor de teelten bedoeld in artikel 8, § 2, 3° :
  a) minimum 220 euro per hectare ;
  b) maximum [2 420 euro]2 per hectare.
  3° voor de teelten bedoeld in artikel 8, § 2, 4° :
  a) minimum 220 euro per hectare ;
  b) maximum [1 440]1 euro per hectare.
  [1 4° voor wat betreft de teelten bedoeld in artikel 8, § 2, 4°, waarvoor artikel 8, § 1, lid 2, van toepassing is:
   a) minimum 254 euro per hectare;
   b) maximum 449 euro per hectare.]1

  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2025-02-27/10, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.8.§ 1. De specificatie van de ecoregeling "milieuvriendelijke gewassen" bestaat uit de volgende eisen en verboden:
  1° op elk perceel onder verbintenis plant de landbouwer een gewas overeenkomstig de bepalingen bedoeld in de paragrafen 2 tot 4;
  2° het gebruik van insecticiden op een perceel onder verbintenis, inclusief de zaadcoating, is verboden;
  3° in het geval van gemengde gewassen, bedoeld in § 2, 4°, wordt niet geoogst vóór [1 1 juni]1 ;
  4° bij het maaien van de gewassen bedoeld in § 2, 3°, c) tot en met e), uitgevoerd vóór 1 oktober, wordt een ongemaaid schuilgebied, overeenkomend met ten minste 10% van de oppervlakte van het perceel, aangehouden tot de volgende maaibeurt ;
  5° in het geval van de gewassen bedoeld in paragraaf 2, 8°, zaait de landbouwer deze in na 15 februari.
  In afwijking van het eerste lid, 5°, mag de landbouwer vanaf 1 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de steunaanvraag wordt ingediend, zomertarwe (Avena sativa en Avena nuda) en brouwgerst (Hordeum vulgare) inzaaien.
  [1 Voor de toepassing van paragraaf 1, 3°, indien de landbouwer het gewas oogst vanaf 16 juni, wordt het bedrag van de steun voorzien in artikel 7, § 1, lid 1, verhoogd tot 440 euro per hectare.]1
  § 2. De volgende gewassen komen in aanmerking voor de uitvoering van de ecoregeling "milieuvriendelijke gewassen":
  1° de huttentut (Camelina sativa);
  2° de hennep (Cannabis sativa subsp. Sativa);
  3° de volgende voederleguminosen/vlinderbloemige groenvoedergewassen, aangeplant als zuivere teelt of gemengd met elkaar of met andere leguminosen [1 , grassen, cicorei (Cichorium spp.) of smalle weegbree (Plantago lanceolata)]1:
  a) rolklaver (Lotus spp.) ;
  b) gewone rolklaver (Lotus corniculatus);
  c) gekweekte Luzerne (Medicago sativa);
  d) hopklaver (Medicago lupulina)
  e) escarpette (Onobrychis viciifolia);
  f) wikke (Vicia spp.) ;
  4° de gemengde gewassen;
  5° quinoa (Chenopodium quinoa) ;
  6° boekweit (Fagopyrum esculentum) ;
  7° zonnebloem (Helianthus annuus) ;
  8° de volgende granen, zuiver of gemengd aangeplant: zomerhaver (Avena sativa en Avena nuda), eenkoren (Triticum monococcum), spelt (Triticum spelta), gewone tarwe (Triticum aestivum), gierst (Panicum miliaceum), zomergerst (Hordeum vulgare), brouwgerst (Hordeum vulgare), zomergrogge (Secale cereale), sorghum (Sorghum bicolor) en zomertriticale (xTriticosecale).
  [1 9° witte mosterd (Sinapis alba), zwarte mosterd (Brassica nigra) en bruine mosterd (Brassica juncea).]1
  § 3. [1 Voor de toepassing van paragraaf 2, 3°, bestaat het mengsel van in aanmerking komende voederleguminosen met andere soorten voor meer dan 50% uit in aanmerking komende voederleguminosen en voor minder dan 50% uit andere soorten.
   Voor de toepassing van lid 1 wordt het aandeel van elke soort in de samenstelling van het mengsel bepaald op basis van het gewicht van de zaden die gewoonlijk worden gebruikt voor de inzaai ervan in zuivere teelten, zoals bedoeld in artikel 30 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit.]1
  § 4. Voor de toepassing van paragraaf 2, 4°, zijn de in aanmerking komende gemengde gewassen de volgende:
  1° mengsels bestaande uit ten minste één graansoort en één soort van de volgende peulgewassen:
  a) haver (Avena sativa), [1 eenkoorn (Triticum monoccocum),]1 spelt (Triticum spelta),gewone tarwe (Triticum aestivum), gerst (Hordeum vulgare), rogge (Secale cereale) en triticale (xTriticosecale) ;
  b) tuinboon (Vicia faba), linzen (Lens culinaris), [1 voedererwt (Pisum sativum),]1 eiwiterwt (Pisum sativum) en wikke (Vicia spp.).
  2° mengsels van huttentut (Camelina sativa) en linzen (Lens culinaris) ;
  3° mengsels bestaande uit ten minste één graansoort bedoeld in 1°, a) en camelina (Camelina sativa) en/of linzen (Lens culinaris)
  [1 Voor de toepassing van lid 1, 1°, bestaat het mengsel uit minstens 50% granen en minstens 20% leguminosen.
   Voor de toepassing van lid 1, 2° en 3°, bestaat het mengsel uit minstens 20% linzen of huttentut.
   Voor de toepassing van lid 1 tot 3 wordt het aandeel van elke soort in de samenstelling van het mengsel bepaald op basis van de gebruikelijke dichtheid van hun inzaai in zuivere teelt.
   In afwijking van punt 4 wordt het aandeel van huttentut, ongepelde spelt en eenkoorn in de samenstelling van het mengsel bepaald op basis van het gewicht van het zaad dat gewoonlijk wordt gebruikt voor de inzaai van deze soorten in zuivere teelt.
   Het gewicht van zaden die gewoonlijk worden gebruikt en de dichtheden die gebruikelijk zijn voor het inzaaien van zuivere teelt, zijn die bedoeld in artikel 30 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023.]1
  § 5. Voor de toepassing van deze afdeling wordt bepaald of een gewas voor steun in aanmerking komt op basis van de op 31 mei bestaande bedekking.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.9.
  <Opgeheven bij MB 2024-01-12/27, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. - Ecoregeling "ecologische vermazing"
Art.10.§ 1. Een jaarlijkse steun voor de ecoregeling "ecologische vermazing" van [1 [2 450 euro]2]1 per hectare wordt toegekend voor het totale milieuareaal van het bedrijf.
  § 2. De in paragraaf 1 bedoelde steun wordt toegekend voor een milieuareaal dat niet groter is dan 40 % van de totale landbouwoppervlakte van het bedrijf.
  § 3. [2 Onverminderd artikel 11, § 1, tweede lid en voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt het milieuareaal van een bedrijf verkregen door alle elementen bedoeld in artikel 11, § 1, die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen en waarop omrekenings-, wegings- en eventueel bonuscoëfficiënten worden toegepast, samen te voegen]2:
  1° [2 zij voldoen aan de relevante kenmerken en eisen van het bestek voor elk element, die bedoeld zijn in de artikelen 11/1 tot 11/7"]2;
  2° zij voldoen aan de relevante eisen van de basislijn bedoeld in [2 bijlage 3]2;
  3° zij zijn aanwezig op het bedrijf.
  De lijst van [2 omrekenings-, wegings- en bonuscoëfficiënten]2 is opgenomen in bijlage 1.
  De bonuscoëfficiënten worden toegepast op de elementen bedoeld in artikel [2 artikel 11, eerste lid, 1° tot 5° en 7°,]2, die zich geheel of gedeeltelijk binnen de ecologische hoofdstructuur bevinden.
  § 4. Overeenkomstig artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 kan het in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde bedrag worden aangepast binnen de volgende grenzen:
  1° minimum [1 [2 350 euro]2]1 minimum per hectare;
  2° maximum [2 600 euro]2 per hectare.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2025-02-27/10, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.11.§ 1. De elementen die in aanmerking worden genomen om de omvang van het milieuareaal van het bedrijf te bepalen zijn de volgende:
  1° braakland;
  2° braakland met drachtplanten;
  3° de volgende landschapselementen:
  a) heggen en bomen in rij;
  b) geïsoleerde bomen;
  c) dichtstbijzijnde bomen
  e) bosjes;
  e) vijvers.
  4° geïsoleerde struiken en heesters;
  5° akkerranden ;
  6° de weiden aangewezen als "verbindingsweiden" (UG5) overeeenkomstig artikel 2, 5°, van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie zouden kunnen worden afgebakend, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn.
  [1 7° percelen met staand graan.]1
  [1 [2 Voor de toepassing van het eerste lid worden de elementen als volgt geboekt:
   1° geïsoleerde bomen en dichtstbijzijnde bomen worden bij elkaar opgeteld en in groepen van twintig in aanmerking genomen;
   2° geïsoleerde struiken en heesters worden bij elkaar opgeteld en in groepen van twintig in aanmerking genomen;
   3° heggen en bomen in rij worden in stroken van tien meter in aanmerking genomen;
   4° braakland, braakland met drachtplanten, bosjes, akkerranden, weiden aangewezen als "verbindingsweiden" (UG5) en percelen met staand graan worden op basis van hun oppervlakte in aanmerking genomen;
   5° waterpoelen worden per eenheid in aanmerking genomen]2.]1
  § 2.[2 ...]2
  § 3.[2 ...]2
  § 4. [2 ...]2
  § 5.
  § 6.
  § 7.
  § 8.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2025-02-27/10, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.11/1. [1 Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 1°, heeft een braakland een van de volgende bodembedekkingen:
   1° kaal land zonder gewassen;
   2° grond met natuurlijke kruidachtige vegetatie;
   3° grond uitsluitend ingezaaid met de soorten bedoeld in bijlage 4 of bijlage 5.
   Voor de toepassing van het eerste lid voldoet braakland aan de volgende eisen en verbodsbepalingen:
   1° het wordt gehandhaafd van 15 februari tot en met 15 augustus;
   2° het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen of bodemverbeteraars is verboden;
   3° het wordt niet voor landbouwproductiedoeleinden gebruikt.
   In afwijking van het tweede lid, 1°, mag in het eerste jaar waarin braakland met meerjarige gewassen wordt gebruikt, tot 1 mei worden ingezaaid.
   In afwijking van het tweede lid, 3°, zijn het versnipperen en maaien van kruidachtige vegetatie en de begrazing vanaf 16 juli toegestaan.
   Percelen bouwland die in de vijf jaar voorafgaand aan de aangifte via de verzamelaanvraag vanuit blijvend grasland zijn omgezet in braakblijvende arealen, worden niet in aanmerking genomen. Het betaalorgaan kent een informatiecode toe aan elk betrokken perceel. De informatiecode wordt op het formulier van de verzamelaanvraag naar de landbouwers gestuurd.
   In afwijking van artikel 2, § 1, eerste lid, 35°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, blijft bouwland dat langer dan vijf jaar braak ligt en in aanmerking wordt genomen om de omvang van de milieuoppervlakte van het bedrijf te bepalen overeenkomstig artikel 11, bouwland ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 11/2. [1 § 1. Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 2°, voldoet braakland aan de volgende technische eisen:
   1° wat de zaaiperiode betreft:
   a) voorjaarzaai wordt uitgevoerd tussen 1 maart en 15 mei;
   a) herfstzaai wordt uitgevoerd tussen 1 augustus en 30 september;
   2° wat de aanplantingsmodaliteiten betreft:
   a) de landbouwer zaait ten minste vijf soorten van de hoofdlijsten in bijlage 4;
   b) de landbouwer mag soorten van de secundaire lijst in bijlage 4 toevoegen aan de gebruikte mengsels.
   Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, worden de hoofdlijsten en de secundaire lijsten van soorten drachtplanten die erkend zijn voor het inzaaien van lente- en herfstsoorten, in bijlage 4 nader bepaald.
   Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, a), bedraagt het gewicht van de zaden voor elke ingezaaide soort tussen 10% en 30% inclusief het gewicht van zaadgoed, bedoeld in artikel 30 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, die normaal worden gebruikt voor het inzaaien van de soort in zuivere teelt.
   Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, b), bedraagt voor elke ingezaaide soort het gewicht van de zaden niet meer dan 10% van het gewicht van zaadgoed bedoeld in artikel 30 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, dat normaal wordt gebruikt voor het inzaaien van de soort in zuivere teelt.
   Percelen bouwland die in de vijf jaar voorafgaand aan de aangifte via de verzamelaanvraag zijn omgezet vanuit blijvend grasland zijn omgezet in braakblijvende arealen met drachtplanten, worden niet in aanmerking genomen. Het betaalorgaan kent een informatiecode toe aan elk betrokken perceel. De informatiecode wordt op het formulier van de verzamelaanvraag naar de landbouwers gestuurd.
   In afwijking van artikel 2, § 1, eerste lid, 35°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, blijft bouwland blijft bouwland dat langer dan vijf jaar braakgelegd is voor areaal met drachtplanten, bouwland.
   § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde braakland met drachtplanten voldoet aan de volgende eisen en verbodsbepalingen:
   1° het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen of bodemverbeteraars is verboden;
   2° het wordt niet voor landbouwproductiedoeleinden gebruikt;
   3° de bedekking wordt gehandhaafd gedurende ten minste zes maanden vanaf de datum van de voorjaarzaai, zoals bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1°, a) ;
   4° de bedekking wordt gehandhaafd tot ten minste 15 september van het jaar dat volgt op de herfstzaai bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, b);
   In afwijking van het eerste lid, 2°, zijn het versnipperen en het maaien van kruidachtige vegetatie en de begrazing vanaf 16 juli toegestaan.
   De landbouwer kan de in lid 1, 4°, bedoelde oppervlakte voor een tweede jaar als braakland met drachtplanten aangeven zonder in het najaar opnieuw in te zaaien. De in het najaar ingezaaide bodembedekking mag echter vanaf 1 augustus van het jaar na de inzaai worden vernietigd als de landbouwer op hetzelfde perceel een braakland met drachtplanten opnieuw zaait. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 11/3. [1 Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 3°, a) tot en met d), en 4°, zijn heggen en bomen in rij, geïsoleerde bomen, dichtstbijzijnde bomen, bosjes en geïsoleerde struiken en heesters gelegen op de landbouwgronden van het landbouwbedrijf of op de aangrenzende gronden.
   Bij blijvende teelten worden heggen en bomen in rij, geïsoleerde bomen, dichtstbijzijnde bomen, bosjes en geïsoleerde struiken en heesters alleen in aanmerking genomen als ze op percelen met hoogstamfruitbomen staan, op voorwaarde dat de plantdichtheid tussen vijftig en tweehonderdvijftig bomen per hectare ligt.
   Voor oppervlakten met blijvende teelten die niet bedoeld zijn in het tweede lid, worden heggen en bomen in rij, geïsoleerde bomen, dichtstbijzijnde bomen, bosjes en geïsoleerde struiken en heesters alleen in aanmerking genomen als ze zich aan de rand van het perceel bevinden.
   § 2. Heggen en bomen in rij alsmede bosjes kunnen in aanmerking worden genomen vanaf het eerste jaar dat ze geplant worden.
   Geïsoleerde bomen en dichtstbijzijnde bomen kunnen in aanmerking worden genomen vanaf het eerste jaar dat ze geplant worden als ze op percelen met hoogstamfruitbomen staan, op voorwaarde dat de plantdichtheid tussen vijftig en tweehonderdvijftig bomen per hectare ligt.
   § 3. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is verboden binnen een meter van de voet van heggen en bomen in rij, van geïsoleerde bomen, dichtstbijzijnde bomen, bosjes en geïsoleerde struiken en heesters. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 11/4. [1 Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 3°, e), voldoen de waterpoelen aan de volgende eisen en verbodsbepalingen:
   1° ze hebben een oppervlakte tussen vijfentwintig vierkante meter en dertig are, waaronder een oppervlakte open water van ten minste vijfentwintig vierkante meter;
   2° ze liggen minstens zes meter uit elkaar.
   3° ploegen is verboden bop een afstand van minder dan zes meter van de waterpoel;
   4° het maaien van vegetatie met het opvangen van maaisel, het begrazen en het verbouwen van gewassen zijn verboden op een afstand van minder dan één meter van de waterpoel;
   5° het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen op minder dan twaalf meter van de waterpoel is verboden;
   6° elke storting van materiaal of afval in de waterpoel is verboden;
   7° bij dicht- of aanslibbing moet de landbouwer de waterpoel ruimen;
   8° ze bevinden zich op de landbouwgronden van het landbouwbedrijf of op de aangrenzende gronden.
   Bij toepassing van lid, 1°, kan de waterpoel een begroeide strook bevatten. Naast de eisen in het eerste lid, 3° tot 5°, moet de begroeide strook aan de volgende voorwaarden voldoen:
   1° de strook mag beplant worden met bomen;
   2° het maaien met het opvangen van maaisel en het begrazen van de strook zijn verboden;
   3° het ploegen van de strook is verboden op een afstand van minder dan zes meter van de waterpoel.
   In afwijking van lid 1, 4°, mag de waterpoel toegankelijk zijn voor het drenken van vee, op voorwaarde dat het voor dit doel toegankelijke gedeelte niet groter is dan 25% van de omtrek van de waterpoel.
   Wanneer op een landbouwbedrijf meer dan tien poelen aanwezig zijn, vraagt het betaalorgaan een advies aan een deskundige die is aangewezen overeenkomstig artikel 5, § 1, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen. De deskundige bepaalt welke poelen op grond van hun milieubelang in aanmerking kunnen worden genomen1. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 11/5. [1 Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 5°, voldoen de akkerranden aan de volgende eisen en verbodsbepalingen:
   1° ze zijn minstens zes meter breed;
   2° zij worden ten minste tot de oogstdatum van het hoofdgewas op het aangrenzende bouwland gehandhaafd;
   3° het wordt niet voor landbouwproductiedoeleinden gebruikt;
   4° het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen of bodemverbeteraars is verboden;
   5° ze zijn niet gelegen in landbouwarealen aangewezen als "extensieve stroken" (UG 4) bij artikel 2, 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie zouden kunnen worden afgebakend, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn.
   Voor de toepassing van het eerste lid, wordt rekening gehouden met akkerranden tot een maximale breedte van twintig meter.
   In afwijking van het eerste lid, 3°, zijn het versnipperen en het maaien van kruidachtige vegetatie en de begrazing vanaf 16 juli toegestaan.
   Wanneer de in lid 1 bedoelde akkerrand een erosiebestrijdingsstrook is in de zin van artikel 55, § 3, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, wordt bedoelde akkerrand gedurende ten minste één maand na de vernietiging van het aangrenzende gewas gehandhaafd. Als het aangrenzende gewas vóór 1 juli wordt geoogst, blijft de erosiebestrijdingsstrook tot minstens 15 juli gehandhaafd.
   In afwijking van artikel 2, § 1, eerste lid, 35°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 blijft bouwland dat meer dan vijf jaar aan een akker grenst, bouwland. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 11/6.[1 Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 6°, worden weiden aangewezen als "verbindingsweiden" (UG5) niet gebruikt voor landbouwproductie.
   In afwijking van het eerste lid zijn het versnipperen en maaien van kruidachtige vegetatie en de begrazing van 1 april tot en met 30 november toegestaan op weiden die worden aangewezen als "verbindingsweiden" (UG5).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 11/7. [1 . § 1. Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 7°, bestaan de percelen met staand graan uit een zuiver graangewas, een mengsel van granen of een mengsel van granen en peulvruchten ingezaaid in de gebruikelijke dichtheden.
   Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "gebruikelijke dichtheden" verstaan de gebruikelijke dichtheid van het zaaien van granen of peulvruchten in zuivere teelt bepaald in toepassing van artikel 30 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023.
   Voor de toepassing van het eerste lid is de lijst van de voor zuivere teelt toegestane granen opgenomen in bijlage 6. In het geval van een mengsel van granen en peulvruchten komt het totale gewicht van de granen overeen met ten minste 50% van het gewicht zaadgoed zoals gedefinieerd in artikel 30 van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023, dat normaal wordt gebruikt voor zaaien in zuivere teelt.
   Het totale gewicht zaadgoed van peulvruchten komt overeen met minstens 20 % van het gewicht zoals gedefinieerd in artikel 30 van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023, dat normaal wordt gebruikt voor zaaien in zuivere teelt. De keuze van het mengsel is aan de landbouwer.
   De subsidiabiliteit van een gewas wordt bepaald op basis van de bedekking op 31 mei.
   Percelen met staand graan worden niet in aanmerking genomen voor de bepaling van de omvang van de milieuoppervlakte van het bedrijf overeenkomstig artikel 11 wanneer de landbouwer zich heeft verbonden tot agromilieu- en klimaatmaatregel nr. 12 "Percelen met staand graan" overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 7°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen.
   § 2. De in paragraaf 1 bedoelde percelen met staand graan voldoen aan de volgende eisen en verbodsbepalingen:
   1° zij hebben een oppervlakte tussen twee are en één hectare;
   2° de percelen die door eenzelfde landbouwer zijn aangegeven, liggen ten minste honderd meter uit elkaar en ten minste vijftig meter van een bebost gebied;
   3° ze zijn het voorgaande jaar niet aangegeven als percelen met staand graan met toepassing van artikel 11, eerste lid, 7° ;
   4° ze zijn niet gelegen op percelen bouwland die in de vijf jaar voorafgaand aan het jaar waarin de steunaanvraag wordt ingediend, vanuit blijvend grasland zijn omgezet;
   5° de landbouwer oogst het lopende gewas niet en laat het gewas te velde op de volledige oppervlakte van het perceel tot de laatste dag van februari;
   6° onverminderd 7° is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verboden van 1 juli tot en met de laatste dag van februari van het daaropvolgende jaar;
   7° het gebruik van insecticiden en groeiregulatoren is verboden vanaf de zaaidatum;
   8° de landbouwer voert op elk perceel onder verbintenis één van de volgende handelingen uit:
   a) de plaatsing van ten minste twee veldleeuwerikvensters op een afstand van de rand van het perceel, elk meer dan drie meter breed en elk tussen tien en vijftig vierkante meter groot;
   b) de installatie van ten minste twee zitplaatsen voor roofvogels.
   Voor de toepassing van lid 1, 2°, wordt verstaan onder "beboste oppervlakten", de gebieden die bestaan uit bomen of struiken die op korte afstand van elkaar zijn geplant zodat ze een dicht struikgewas vormen, met de volgende kenmerken :
   1° ze hebben een oppervlakte groter dan 30 are;
   2° ze zijn minstens tien meter breed;
   3° de afstand tussen de kronen van de bomen of struiken bedraagt ten hoogste vijf meter.
   Gebieden die als bijkomstig bij beboste oppervlakten worden beschouwd, zoals gebieden bedekt met natuurlijke vegetatie, houtvelden, weilanden, moerassen, vijvers, brandgangen en paden, worden gelijkgesteld met beboste oppervlakten.
   § 3. Percelen met staand graan worden meegerekend tot maximaal vijf hectare. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.12.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-27/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.13.
  <Opgeheven bij MB 2024-01-12/27, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 4. - Ecoregeling "onderhoud van grasland en vermindering van de veebezetting"
Art.14.§ 1. Een jaarlijkse steun, waarvan de bedragen als volgt worden vastgesteld, wordt toegekend voor de totale oppervlakte grasland van het bedrijf aan landbouwers die zich ertoe verbinden de specificaties bedoeld in artikel 17:
  1° een basissteun van 40 euro per hectare;
  2° een aanvullende steun per hectare, gebaseerd op de gemiddelde veebezetting per hectare voederareaal en als volgt vastgesteld:
  a) 18 euro als de bezetting groter is dan 2,8 en kleiner dan of gelijk aan 3 GVE ;
  b) 28 euro als de bezetting groter is dan 2,6 en kleiner dan of gelijk aan 2,8 GVE ;
  c) 38 euro als de bezetting groter is dan 2,4 en kleiner dan of gelijk aan 2,6 GVE ;
  d) 28 euro als de bezetting groter is dan 2,2 en kleiner dan of gelijk aan 2,4 GVE ;
  e) 58 euro als de bezetting groter is dan 2,2 en kleiner dan of gelijk aan 2,2 GVE ;
  f) 68 euro als de bezetting tussen 0,6 en 2 GVE ligt.
  Met ingang van 1 januari 2025 wordt geen aanvullende steun meer verleend op grond van lid 1, 2°, a). Vanaf 1 januari 2027 wordt geen aanvullende steun verleend op grond van het eerste lid, 2°, b).
  § 2. Indien de gemiddelde veebezetting minder dan 0,6 GVE per hectare voederareaal bedraagt, worden de basissteun en de aanvullende steun, bedoeld in lid 1, 2°, f), slechts toegekend voor de oppervlakte grasland die nodig is om een veebezetting van 0,6 GVE per hectare te bereiken.
  [1 § 2/ 1. In afwijking van paragraaf 1, lid 1, 2°, f), en paragraaf 2, geldt voor bedrijven die alleen schapen of geiten tot hun gemiddelde veebezetting rekenen, voor de toepassing van dit artikel een minimale veebezetting van 0,4 GVE per hectare voederareaal.
   Lid 1 is niet van toepassing in het geval van een landbouwer-pachter die gedurende het kalenderjaar van de steunaanvraag een begrazingscontract in de zin van artikel R. 211 van Boek II van het Milieuwetboek houdende het Waterwetboek heeft gesloten.
   Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "landbouwer-pachter" verstaan een landbouwer van wie een of meer percelen voederareaal door dieren van een andere landbouwer worden begraasd.]1
  § 3. De steun wordt niet verleend voor een areaal van minder dan één hectare, berekend op bedrijfsniveau.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.15. Voor de toepassing van de artikelen 14, 16 en 17 wordt de gemiddelde veebezetting berekend overeenkomstig artikel 28 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023.

Art.16. Overeenkomstig artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor ecoregelingen kunnen de in artikel 14, eerste lid, bedoelde bedragen worden aangepast binnen de volgende grenzen:
  1° wat de basissteun betreft: tussen 36 en 80 euro;
  2° wat de aanvullende steun betreft:
  a) tussen 16 en 20 euro als de bezetting groter is dan 2,8 en kleiner dan of gelijk aan 3 GVE ;
  b) tussen 25 en 31 euro als de bezetting groter is dan 2,6 en kleiner dan of gelijk aan 2, 8 GVE ;
  c) tussen 34 en 42 euro als de bezetting groter is dan 2,4 en kleiner dan of gelijk aan 2,6 GVE ;
  d) tussen 43 en 53 euro als de bezetting groter is dan 2,2 en kleiner dan of gelijk aan 2,4 GVE ;
  e) tussen 52 en 64 euro als de bezetting groter is dan 2 en kleiner dan of gelijk aan 2,2 GVE ;
  f) tussen 61 en 75 euro als de bezetting tussen 0,6 en 2 GVE ligt.

Art.17.[1 § 1.]1 De specificatie van de ecoregeling "onderhoud van grasland en vermindering van de veebezetting" bestaat uit de volgende eisen en verboden:
  1° ten minste 80% van de gecumuleerde oppervlakte van de percelen die in het voorgaande jaar grasland waren, moet in het jaar waarin de steunaanvraag wordt ingediend, in stand zijn gehouden;
  2° met betrekking tot de aanvullende steun bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, 2°, is het gebruik van andere organische meststoffen of andere organische bodemverbeteraars dan die welke geproduceerd worden door de dieren [1 van het bedrijf]1, op subsidiabel grasland verboden;
  3° het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is verboden op subsidiabel grasland;
  4° [1 Onverminderd artikel 28, § 5, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023,]1 voor wat betreft de aanvullende steun bedoeld in artikel 14, § 1, eerste lid, 2°, is de aanwezigheid van dieren die niet voldoen aan de eisen bedoeld in artikel 28, [1 § 3]1, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 op het subsidiabele grasland van het bedrijf verboden;
  De volgende graslanden worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het percentage bedoeld in lid 1, 1° :
  1° de graslanden waarop het verbod van artikel 47 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 van toepassing is;
  2° de graslanden aangewezen als "prioritair open milieus" (UG 2), "weiland habitats van soorten" (UG 3), "extensieve stroken" (UG 4), "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) in artikel 2, 2° tot 5°, 14° en 15°, van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn.
  [1 ...]1.
  [1 § 2. In afwijking van paragraaf 1, lid 1, 2°, is het gebruik van organische meststoffen of andere organische toevoegingen behalve deze die door de dieren van het bedrijf worden geproduceerd, toegelaten op subsidiabel grasland indien het grondgebondenheidscijfer van het bedrijf, berekend in het jaar dat voorafgaat aan dat van de steunaanvraag, lager is dan of gelijk is aan 0,8.
   Het grondgebondenheidscijfer dat voor de toepassing van lid 1 in aanmerking wordt genomen is dat van het totale grondgebondenheidscijfer en het grondgebondenheidscijfer in kwetsbare gebieden bedoeld in respectievelijk de artikelen R.210, § 4, en R.214, § 2, van Boek II van het Milieuwetboek houdende het Waterwetboek, met de hoogste waarde.]1

  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.18.
  <Opgeheven bij MB 2024-01-12/27, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 5. - Ecoregeling "vermindering van productiemiddelen"
Art.19. § 1.Een jaarlijkse steun van 80 euro per hectare areaal onder verbintenis wordt toegekend aan landbouwers die bouwland of blijvende teelten in cultuur brengen overeenkomstig de in artikel 20 bedoelde specificatie.
  De steun wordt niet verleend voor percelen met blijvende teelten die met kerstbomen zijn beplant en percelen bouwland die zijn aangegeven als :
  1° braakland ;
  2° tijdelijk grasland;
  3° grasland dat bestemd is om blijvend te worden;
  4° gewas van klaver (Trifolium spp.), luzerne (Medicago sativa), hopklaver (Medicago lupulina), gewone rolklaver (Lotus corniculatus), esparcette (Onobrychis viciifolia) of wikke (Vicia spp.);
  5° elk ander areaal dat bestaat uit gras of andere kruidachtige voedergewassen.
  § 2. De steun wordt niet verleend voor een totaal vastgelegd areaal van minder dan één hectare, berekend op bedrijfsniveau.
  § 3. Overeenkomstig artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor ecoregelingen kan het in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde bedrag worden aangepast binnen de volgende grenzen:
  1° minimum 16 euro minimum per hectare;
  2° maximum 150 euro per hectare.

Art.20.[1 Op elk perceel bouwland of blijvende teelten waarvoor de verbintenis geldt, heeft de landbouwer de keuze om:
   1° de in bijlage 2 vermelde producten niet te sproeien gedurende de periode waarin het hoofdgewas wordt behouden;
   2° ten minste tweemaal mechanisch te wieden gedurende de periode waarin het hoofdgewas wordt behouden.
   In het geval bedoeld in lid 1, 2°, en onverminderd de inachtneming van de vereiste in lid 1, 1°, wordt de verbintenis onderbroken zonder betaling van de steun indien de weersomstandigheden het mechanisch wieden onder geschikte agronomische omstandigheden niet toelaten. ]1
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/27, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.21.
  <Opgeheven bij MB 2024-01-12/27, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 3. - Slotbepaling
Art.22. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2023.


BIJLAGEN.
Art. N1.[2 Bijlage nr. 1. Bijlage 1. Omrekenings-, wegings- en bonuscoëfficiënten voor de bepaling van het milieuareaal]2.


<td colspan="5" valign="top">(<font color="red">1</font>)<AM 2024-01-12/27, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
[<font color="red">1</font> ElementenOmrekeningscoëfficiëntenWegingscoëfficiëntAreaalBonuscoëfficiënten
Braakland (per vierkante meter)n.v.t.11 m2n.v.t.
Braakliggende grond met wilde bloemen (per vierkante meter)n.v.t.22 m21,5
Topografische kenmerken:    
Hagen en bomenrijen (per strekkende meter)5210 m21,5
Solitaire bomen (per boom)201,530 m21,5
Bomen op korte afstand van elkaar (per boom)201,530 m21,5
Bosjes (per vierkante meter)n.v.t.1,51,5 m21,5
Poelen (per poel)400156000 m21,5
Alleenstaande struiken of heesters (per struik of heester)5210 m21,5
Akkerranden (per vierkant meter)n.v.t.1,51,5 m2n.v.t.
Blijvend grasland aangewezen als ''verbindingsweiden'' (BE 5) (per vierkante meter)n.v.t.0,40,4 m2n.v.t.
Percelen met staand graan (per vierkante meter)n.v.t.33 m2n.v.t.]<font color="red">1</font>

  (2)<MB 2025-02-27/10, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. N2.[1 "Bijlage nr. 2. Producten die onder de ecoregeling "vermindering van productiemiddelen" verboden zijn"
   1° Aclonifen ;
   2° Benzovindiflupyr ;
   3° Bifenox ;
   4° Bromuconazool ;
   5° Chloortoluron ;
   6° Cypermethrin (met uitzondering voor koolzaadgewassen die zijn opgenomen in de verzamelaanvraag in 2025)
   7° Cyprodinil ;
   8° Difenoconazole ;
   9° Diflufenican ;
   10° Emamectin benzoaat ;
   11° Esfenvalerate ;
   12° Etoxazole ;
   13° Flufenacet ;
   14° Fluopicolide ;
   15° Gamma-cyhalothrin ;
   16° Koperhydroxide ;
   19 Imazamox ;
   18° Lambda-cyhalothrin ;
   19° Lenacil ;
   20° MCPA ;
   21° Metamkalium en natrium) ;
   22° Metazachloor (met uitzondering voor koolzaadgewassen die zijn opgenomen in de verzamelaanvraag in 2025)
   23° Metconazool ;
   27 Methoxyfenozide ;
   25° Metribuzin ;
   26° Metsulfuron-methyl ;
   27° Nicosulfuron ;
   28° Koperoxychloride ;
   29° Paclobutrazol ;
   30° Pendimethalin ;
   31° Pirimicarb ;
   32° Propyzamide ;
   33° Prosulfuron ;
   34° Sulcotrione ;
   35° Tebuconazool ;
   36° Tebufenpyrad ;
   37° Tembotrione ;
   38° Terbuthylazine ;
   39° Triallaat ]1;
  ----------
  (1)<MB 2025-02-27/10, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. N3. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)[1 Bijlage 3. Basisvereisten van de conditionaliteit voor elke ecoregeling.
   1А Ecoregeling "Langdurige bodembedekking":
   a) RBE 2: inachtneming van de periode voor het vernietigen van blijvend grasland voor het aanplanten van een nieuw plantendek (van 1 februari tot en met 31 mei).
   b) GLMC 6:
   i) van 15 september tot en met 15 november bodembedekking aanwezig op 80% van het bouwland van het bedrijf;
   ii) van 15 september tot en met 31 december bodembedekking aanwezig op bouwland dat zeer, zeer sterk of extreem gevoelig is voor erosie.
   2А Ecoregeling "Milieuvriendelijke teelten":
   a) RBE 1: voor bouwland, aanwezigheid van een blijvend plantendek van houtachtige of grasachtige vegetatie over een breedte van zes meter vanaf de oeverkruin van een waterloop.
   b) GLMC 4: geen besproeiing met pesticiden binnen zes meter van de oeverkruin van een waterloop.
   3А Ecoregeling "Ecologisch netwerk":
   GLMC 8:
  [2 ...]2
  [2 ...]2
  [2 ...]2
  [2 ...]2
  [2 ...]2
   f) geen vernietiging van inheemse bomen of hagen zonder stedenbouwkundige vergunning, met inbegrip van het snoeien van hagen tot minder dan een meter hoogte zonder bescherming tegen vee;
   g) behoud van sloten, taluds en poelen;
   h) naleving van het verbod op het kappen of wijzigen van het uiterlijk van opmerkelijke bomen, struiken en hagen zonder stedenbouwkundige vergunning;
   i) inachtneming van het verbod op werkzaamheden ie het wortelgestel van opmerkelijke bomen, struiken en hagen aantasten;
   j) inachtneming van het verbod op het rooien of wijzigen van vegetatie in gebieden waarvan de Regering de bescherming noodzakelijk acht, behalve in het geval van een beheerplan of een stedenbouwkundige vergunning;
   k) geen snoeien van bomen en hagen van 1 april tot en met 31 juli.
   4А Ecoregeling "Behoud van grasland en vermindering van de veebezetting":
   a) GLMC 1:
   i) indien de aandeelvermindering gelijk is aan of groter is dan 2,5% maar kleiner is dan 5% van het referentieaandeel, is individuele toestemming vereist alvorens blijvend grasland om te zetten in landbouwgrond voor andere doeleinden;
   ii) indien de aandeelvermindering gelijk is aan of groter is dan 5%, inachtneming van het verbod op de omzetting van blijvend grasland in landbouwgrond voor andere doeleinden voor alle landbouwers, en op de omzetting van bouwland of blijvende teelten in grasland voor aangewezen landbouwers.
   b) GLMC 2: geen ploegen of ondiepe grondbewerking op percelen landbouwgrond met veengrond, para-veengrond of zeer slecht afwaterende grond met een beperkte horizon, en op blijvend grasland dat gelegen is in gebieden met een hoog risico op overstroming door overlopen.
   c) RBE 2:
   i) elke overdracht van organische meststof is onderworpen aan een strooi- of begrazingscontract;
   ii) inachtneming van de strooiperioden;
   iii) grondgebondenheidscijfer kleiner dan 1;
   iv) inachtneming van de periode voor het vernietigen van blijvend grasland voor het aanplanten van een nieuw plantendek (van 1 februari tot en met 31 mei).
   d) GLMC 9: behoud van blijvend grasland dat is aangewezen als ecologisch kwetsbaar.
   5А Ecoregeling "vermindering van productiemiddelen":
   a) GLMC 4: geen besproeiing met pesticiden binnen zes meter van de oeverkruin van een waterloop.
   b) RBE 7:
   i) geen verouderde of niet langer toegelaten producten buiten de ruimte voorzien voor de opslag ervan;
   ii) geen producten die nooit toegelaten zijn geweest in Belgiы.
   c) RBE 8:
   i) het bezit van de juiste fytolicentie voor elke persoon die met gewasbeschermingsmiddelen omgaat;
   ii) technische controle en kalibratie van sproeiers die ontworpen zijn om pesticiden in vloeibare vorm toe te passen voor gebruik in de landbouw;
   iii) invullen van de jaarlijkse aangifte voor het beheer van effluent van gewasbeschermingsmiddelen;
   iv) aanwezigheid van een volledig register van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met inbegrip van datums, doses, gebruikte middelen, behandelingen en behandelde oppervlakten;
   v) verzekeringsdekking;
   vi) inachtneming van de afstands- en tijdslimieten met betrekking tot beschermde gebieden die toegankelijk zijn voor een kwetsbaar publiek;
   vii) inachtneming van de voorwaarden voor de locatie van de opslagplaats;
   viii) de opslagplaats en eventuele tijdelijke opslagplaats voldoet aan de eisen (geventileerd, droog, onderhouden, schoon, afgesloten, voorzien van de verplichte wettelijke vermeldingen);
   ix) geschikt retentiesysteem aanwezig;
   x) geen geneesmiddelen, voedingsstoffen, levensmiddelen, diervoeder of andere materialen die bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie aanwezig, geen producten aanwezig die een brand- of explosiegevaar inhouden;
   xi) de toegang tot de opslagplaats is beperkt tot bevoegde personen;
   xii) inachtneming van de maatregelen voor brandpreventie;
   xiii) absorberende producten aanwezig;
   xiv) de ruimte waar gewasbeschermingsmiddelen worden gehanteerd, voldoet aan de eisen;
   xv) inachtneming van de voorwaarden voor het vullen van sproeiers (er wordt geen water gebruikt dat rechtstreeks afkomstig is van oppervlaktewater of grondwater voor de sproeier, geen verontreiniging van oppervlaktewater, grondwater of openbare riolering door water dat verontreinigd is met gewasbeschermingsmiddelen);
   xvi) inachtneming van de voorwaarden voor het inwendig en uitwendig schoonmaken van sproeiertanks (er wordt geen water gebruikt dat rechtstreeks afkomstig is van oppervlaktewater of grondwater voor de sproeier, geen verontreiniging van oppervlaktewater, grondwater of openbare riolering door water dat verontreinigd is met gewasbeschermingsmiddelen);
   xvii) correct beheer van verpakkingsafval van gewasbeschermingsmiddelen;
   xvii) correct beheer van effluent van gewasbeschermingsmiddelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2024-01-12/27, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2025-02-27/10, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. N4. [1 Bijlage nr 4. Lijst van soorten die rijk zijn aan stuifmeel en nectar voor de aanleg van braakland en braakland met drachtplanten
   1. Lijst voor in te zaaien lentesoorten :
   a) Hoofdlijst voor in te zaaien lentesoorten :
   - Witte mosterd (Sinapis alba);
   - Bijenbrood (Phacelia tanacetifolia);
   - Radijs (Raphanus sativus);
   - Boekweit (Fagopyrum esculentum);
   - Zonnebloem (Helianthus annuus);
   - Witte klaver (Trifolium repens);
   - Alexandrijnse klaver (Trifolium alexandrinum);
   - Perzische klaver (Trifolium resupinatum);
   - Voederwikke (Vicia sativa).
   b) Secundaire lijst voor in te zaaien lentesoorten :
   - Bernagie (Borago officinalis);
   - Koriander (Coriandrum sativum);
   - Vlas (Linum usitatissimum);
   - Nigelle (Nigella spp.).
   2. Lijst voor in te zaaien herfstsoorten :
   a) Hoofdlijst voor in te zaaien herfstsoorten :
   - Koolzaad (Brassica napus);
   - Roodzwenkgras (Festuca rubra);
   - Rolklaver (Lotus corniculatus);
   - Geteelte luzerne (Medicago sativa);
   - Hopklaver (Medicago lupulina);
   - Witte honigklaver (Melilotus albus);
   - Witte klaver (Trifolium repens);
   - Inkarnaatklaver (Trifolium incarnatum).
   b) Secundaire lijst voor in te zaaien herfstsoorten :
   - Korenbloem (Centaurea cyanus);
   - Centaurie (Centaurea spp.);
   - Cichorei (Cichorium spp.);
   - Grote klaproos (Papaver rhoeas);
   - Kaasjeskruid (Malva spp.). ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>



Art. N5. [1 "Bijlage nr. 5. Lijst van plantensoorten voor het inzaaien van braakland
   Categorie A. Gramineeën, waaronder graangewassen:
   1° Gecultiveerde haver (Avena sativa) ;
   2° Ruwe of schrale haver (Avena strigosa) ;
   3° Dactylis (Dactylis spp.) ;
   4° Festuca (Festuca spp.) ;
   5° Tarwe (Triticum aestivum);
   6° Engels raaigras (Lolium perenne) ;
   7° Italiaans raaigras (Lolium multiflorum) ;
   8° Rogge (Secale cereale);
   9° Triticale (xTriticosecale).
   Categorie B. Peulvruchten :
   1° Tuin- en veldbonen (Vicia faba) ;
   2° Graserwt (Lathyrus sativus) ;
   3° Rolklaver (Lotus spp.) ;
   4° Erwt (Pisum sativum) ;
   5° Klavers (Trifolium spp.) ;
   6° Voederwikke of gekweekte wikke (Vicia sativa) ;
   7° Zachte wikke (Vicia villosa).
   Categorie C. Kruisbloemigen :
   1° Huttentut (Camelina sativa);
   2° Kkool (Brassica oleacea) ;
   3° Witte mosterd (Sinapis alba);
   4° Radijs (Raphanus sativus);
   Categorie D. Andere families:
   1° Gingellikruid (Guizotia abyssinica) ;
   2° Vlas (Linum usitatissimum);
   3° Phacelia (Phacelia tanacetifolia);
   4° Boekweit (Fagopyrum esculentum) ;
   5° Zonnebloem (Helianthus annuus). ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>



Art. N6.[1 Bijlage nr. 6. Lijst van graansoorten voor de beplanting van percelen met staand graan in zuivere teelt
   1° Winter- of lentespelt (Triticum spelta) ;
   2° Winter- of lentetarwe (Triticum spelta) ;
   3° Winter- of lentetriticale (Triticum spelta) . ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2025-02-27/10, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>