Details





Titel:

23 FEBRUARI 2023. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-07-2023 en tekstbijwerking tot 12-03-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Elementen betreffende de begripsomschrijvingen
Afdeling 1. - Criteria om het landbouwareaal in een zodanige staat te houden dat het geschikt is voor begrazing of teelt
Art. 2-4
Afdeling 2. - Aanvullende criteria waaraan arealen met een grasbedekking van meer dan 50% en minder dan 90% moeten voldoen om te worden beschouwd als blijvend grasland
Art. 5
Afdeling 3. - Begraasbaar land dat deel uitmaakt van de gangbare plaatselijke praktijken
Art. 6
Afdeling 4. - Voor hakhout met korte omlooptijd in aanmerking komende bossoorten
Art. 7
HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten betreffende de verstrekking van de documenten
Art. 8
HOOFDSTUK 4. - Uiterste datum voor indiening
Art. 9
HOOFDSTUK 5. - Voor de regeling van de rechtstreekse betalingen subsidiabele hectaren en daarbinnen subsidiabele arealen
Afdeling 1. - Percelen ter beschikking van de landbouwer
Art. 10
Afdeling 2. - Toelating van niet-landbouwactiviteiten op landbouwarealen
Art. 11-12
Afdeling 3. - Arealen die geacht worden niet hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden te worden gebruikt
Art. 13
Afdeling 4. - Bepaling van de subsidiabele arealen binnen de subsidiabele hectaren
Art. 14
HOOFDSTUK 6. - Actieve landbouwer
Art. 15
HOOFDSTUK 7. - Jonge landbouwer en nieuwe landbouwer
Afdeling 1. - Criteria betreffende het bedrijfshoofd
Art. 16
Afdeling 2. - kwalificaties met een agrarische oriëntatie
Art. 17
Afdeling 3. - Bepaling van het aantal jaren ervaring
Art. 18
HOOFDSTUK 8. - Vastgestelde leden van de partner
Art. 19
HOOFDSTUK 9. - Toepassing van de maximumaantallen hectaren of dieren op houders van rechtspersonen, verenigingen of vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid
Art. 20
HOOFDSTUK 10. - Gewichtspercentage aan zaden
Art. 21
HOOFDSTUK 11. - Conditionaliteit
Afdeling 1. - Individuele vergunningen voor de omschakeling van blijvend grasland
Art. 22-24
Afdeling 2. - Omschakeling van bouwland of blijvende teelten naar blijvend grasland
Art. 25
Afdeling 2. - Bescherming van koolstofrijke bodems (GLMC 2)
Art. 26
Afdeling 4. - Criteria voor laboratoria voor bodemanalyse
Art. 27
Afdeling 5. [1 Erosiebestrijdingsstrook en ruggenteeltgewassen of soortgelijke gewassen. ]1
Art. 28-31
Afdeling 3.
Art. 32-33, 33/1, 33/2, 33/3, 34-35
HOOFDSTUK 12. - Slotbepaling
Art. 36
BIJLAGEN.
Art. N1-N7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2024002164 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder:
  1° besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011: het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
  2° besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023: het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit;
  3° "CESS": het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs;
  4° Vestigingscomité: het Vestigingscomité opgericht bij artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  5° "CQ6": het kwalificatiegetuigschrift afgegeven aan het einde van het zesde jaar van het secundair onderwijs;
  6° organisatie: de organisatie waaraan de Minister de opdracht heeft toevertrouwd om de ontwikkeling van instrumenten voor de controle van de kwaliteit van de analyses en adviezen voor geïntegreerde landbouw in Wallonië te waarborgen;
  7° ecologische compensatiearealen: landbouwarealen waar een specifieke beperking geldt en waarvoor een landbouwer financiële steun ontvangt op basis van een overeenkomst met een private derde;
  8° titularis: de titularis in de zin van artikel 1, 7°, van het besluit van de Waalse Regering van 17 december 2015 betreffende de identificatie in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, de toekenning van een landbouwernummer tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 12 februari 2015 tot uitvoering van het systeem van de rechtstreekse betalingen ten gunste van de landbouwers en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 7 mei 2015 tot toekenning van een gekoppelde steun aan de landbouwers voor vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen.

HOOFDSTUK 2. - Elementen betreffende de begripsomschrijvingen
Afdeling 1. - Criteria om het landbouwareaal in een zodanige staat te houden dat het geschikt is voor begrazing of teelt
Art.2. § 1. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 moet de landbouwer, wat betreft het behoud van het landbouwareaal in een staat die begrazing of teelt mogelijk maakt, de overwoekering en de verwildering met struik- en houtgewassen van zijn akkerland tegengaan, en daarbij natuurlijk de bijzondere topografische kenmerken van zijn land in acht nemen en in stand houden.
  De landbouwer kapt de struik- en houtgewassen na 31 juli.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, wordt het kappen van de struik- en houtgewassen geregeld volgens de volgende elementen:
  1° de specificatie van de agromilieu- en klimaatmaaregelen bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen op bouwland;
  2° de specificatie van de ecoregelingen bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor ecoregelingen op bouwland;
  3° de artikelen 72, 74 en 75 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  4° de overeenkomsten betreffende het beheer van de ecologische compensatiearealen.
  § 3. Paragraaf 1, eerste lid, is niet van toepassing op gronden waarop de landbouwer overeenkomstig artikel D.33/3, derde lid, van boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, een permanent plantendek heeft aangebracht.

Art.3. § 1. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, wordt het niet-productief blijvend grasland, wat betreft het behoud van het landbouwareaal in een staat die begrazing of teelt mogelijk maakt, ten minste eenmaal per jaar gemaaid zonder uitvoer van het maaiproduct.
  Het maaien vindt plaats tussen 1 augustus en 30 september.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "niet-productief blijvend grasland" verstaan blijvend grasland dat niet wordt begraasd of gemaaid, alsmede gemaaid blijvend grasland waarvan het maaiproduct niet wordt uitgevoerd.
  § 2. Indien het blijvend grasland gelegen is in een van de volgende gebieden, wordt de in paragraaf 1 van het eerste lid bedoelde verplichting uitgevoerd overeenkomstig de relevante regelgeving:
  1° de Natura 2000-locaties;
  2° de domaniale natuurreservaten bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, de erkende natuurreservaten bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, de vochtige gebieden met een biologisch belang bedoeld in het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 8 juni 1989 betreffende de bescherming van de vochtige gebieden met een biologisch belang en percelen onder beheersovereenkomst met het departement Natuur en Bossen van de administratie in de zin van artikel 3, 3° van het Waalse Landbouwwetboek of met een erkende vereniging voor natuurbehoud;
  3° weiden met een hoge biologische waarde die het voorwerp uitmaken van een verbintenis voor agromilieu- en klimaatmaatregel nr. 4 overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen.
  Het maaien gebeurt in elk geval ten minste één jaar op twee.

Art.4. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 kapt de landbouwer, wat betreft het behoud van het landbouwareaal in een staat die begrazing of teelt mogelijk maakt, de struik- en houtgewassen tussen de productieve bomen minstens één keer per jaar in de percelen met blijvende teelten.
  De blijvende gewassen geven er duidelijk blijk van dat ze minstens een keer om de twee jaar worden gesnoeid en onderhouden.
  De tekenen van snoei of onderhoud die ten minste eenmaal per twee jaar worden uitgevoerd zijn de volgende:
  1° voor meerjarige laagstammige fruitteelten, afwezigheid van dode, gebroken, beschadigde of zieke takken alsook van boomstronken;
  2° voor de frambozenstruiken (Rubus idaeus) worden de rieten die fruit hebben gedragen, gesnoeid;
  3° voor de wijnstokken (Vitis spp.), worden de stekken zodanig gesnoeid dat het productiepotentieel en de structuur van de plant worden gehandhaafd;
  4° voor de teelt van hop (Humulus lupulus) worden de lianen zodanig gesnoeid dat het productiepotentieel en de structuur van de plant worden gehandhaafd.
  De verplichting, bedoeld in het tweede lid, geldt niet voor :
  1° de bosgewassen met korte rotatie en de kreupelbossen met zeer korte rotatie;
  2° de meerjarige hoogstammige fruitteelten;
  3° de miscanthus (Miscanthus spp.) ;
  4° de hazelaar (Corylus spp.);
  5° walnoot (Juglans spp.);
  6° de kwekerijen van bosplanten.

Afdeling 2. - Aanvullende criteria waaraan arealen met een grasbedekking van meer dan 50% en minder dan 90% moeten voldoen om te worden beschouwd als blijvend grasland
Art.5.Krachtens artikel 2, § 2, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 moeten arealen met een grasbedekking van meer dan 50% en minder dan 90% aan een van de volgende criteria voldoen om als blijvend grasland te worden beschouwd:
  1° zij worden aangewezen als "prioritair open milieus" (UG 2), "weiland habitats van soorten" (UG 3), "extensieve stroken" (UG 4), "verbindingsweiden" (UG 5), "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) overeenkomstig artikel 2, 2° tot 5°, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011;
  2° zij vallen onder een verbintenis voor de agromilieu- en klimaatmaatregel nr. 4 "weiden met een hoge biologische waarde", overeenkomstig artikel 3, lid 1, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen;
  3° zij zijn gelegen in een site met een hoge biologische waarde uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van de verzamelaanvraag.
  [1 Voor de toepassing van lid 1, 1°, komen gebieden aangewezen als "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) overeenkomstig respectievelijk artikel 2, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 in aanmerking als ze zich buiten bossen bevinden.]1
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. - Begraasbaar land dat deel uitmaakt van de gangbare plaatselijke praktijken
Art.6.Overeenkomstig artikel 2, § 2, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de begraasbare arealen die deel uitmaken van de gangbare plaatselijke praktijken, waar kruidachtige overheerst, hetgeen dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1° hun bedekkingsgraad met gras en andere kruidachtige voedergewassen is gelijk aan of kleiner dan 50% van hun in aanmerking komende oppervlakte;
  2° zijn hebben één van de volgende kenmerken:
  1° zij worden aangewezen als "prioritair open milieus" (UG 2), "weiland habitats van soorten" (UG 3), "extensieve stroken" (UG 4), "verbindingsweiden" (UG 5), "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) overeenkomstig artikel 2, 2° tot 5°, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011;
  b) zij vallen onder een verbintenis voor de agromilieu- en klimaatmaatregel nr. 4 "weiden met een hoge biologische waarde", overeenkomstig artikel 3, lid 1, 2°, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen;
  c) zij zijn gelegen in een site met een hoge biologische waarde uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van de verzamelaanvraag.
  [1 Voor de toepassing van lid 1, 2°, a), komen gebieden aangewezen als "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) overeenkomstig respectievelijk artikel 2, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 in aanmerking als ze zich buiten bossen bevinden.]1
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 4. - Voor hakhout met korte omlooptijd in aanmerking komende bossoorten
Art.7. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de soorten die gebruikt kunnen worden voor hakhout met korte omlooptijd de volgende :
  1° de zwarte els (Alnus glutinosa);
  2° de ruwe berk (Betula pendula) ;
  3° de haagbeuk (Carpinus betulus) ;
  4° de Amerikaanse eik (Quercus rubra) ;
  5° eldesdoorn (Acer campestre);
  6° de Noorse esdoorn (Acer platanoides);
  7° de zoete kers (Prunus avium) ;
  8° de hazelaar (Corylus avellana.);
  9° de populieren (Populus spp.);
  10° de wilgen (Salix spp.);
  11° de Lijsterbes (Sorbus spp.);
  12° de Zomerlinde (Tilia platyphyllos)
  13° de Winterlinde (Tilia cordata).

HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten betreffende de verstrekking van de documenten
Art.8.Overeenkomstig artikel 3, § 1, derde lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 geschiedt de overmaking van de bewijstukken van de verzamelaanvraag [1 uiterlijk tegen 30 juni]1 volgens de volgende modaliteiten:
  1° ofwel op een papieren informatiedrager gezonden bij aangetekend schrijven of overhandigd tegen aflevering van een ontvangstbewijs bij het betaalorgaan;
  2° ofwel in elektronische vorm via het door de administratie ter beschikking gestelde geïnformatiseerde elektronische loket;
  3° ofwel per e-mail, elektronisch ondertekend of met de gescande ondertekening, gezonden aan het betaalorgaan.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 4. - Uiterste datum voor indiening
Art.9.Overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 wordt de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag op 30 april van elk jaar vastgesteld.
  De uiterste datum voor de indiening van wijzigingen van de verzamelaanvraag die tot een verhoging van de aanvraag leiden, wordt vastgesteld op 31 mei van elk jaar.
  Wijzigingen die niet onder lid 2 vallen, kunnen tot en met 30 september van elk jaar worden ingediend tenzij het betaalorgaan de aanvrager reeds in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om een controle ter plaatse van de aangevraagde interventie te verrichten of de controle een geval van niet-naleving aan het licht brengt. Dit verbod geldt alleen voor het gedeelte van het document waarop de bij de controle ter plaatse geconstateerde niet-naleving betrekking heeft.
  [1 In afwijking van de leden 2 en 3 wordt de uiterste datum voor de indiening op 30 september van elk jaar vastgesteld wanneer de wijzigingen het gevolg zijn van een aan de aanvrager meegedeeld verzoek van het betaalorgaan dat voortvloeit uit een administratieve controle of uit een controle van het areaalmonitoringsysteem als bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2023 betreffende de controles, administratieve sancties en terugvordering die van toepassing zijn op interventies in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en in het kader van de conditionaliteit.]1

  ----------
  (1)<MB 2025-02-06/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK 5. - Voor de regeling van de rechtstreekse betalingen subsidiabele hectaren en daarbinnen subsidiabele arealen
Afdeling 1. - Percelen ter beschikking van de landbouwer
Art.10. In toepassing van artikel 13, § 2, lid 4, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 staan de aangegeven percelen op 31 mei van het kalenderjaar ter beschikking van de landbouwer.

Afdeling 2. - Toelating van niet-landbouwactiviteiten op landbouwarealen
Art.11. § 1. Overeenkomstig artikel 14, § 2, lid 3, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de gymkhana-, mountainbike-, crossfiets-, karting-, motocross-, quadcross-, autocross- of stockcar-activiteiten, concentraties van landbouwtractors, buiten het kader van een tractorpulling, en van ander landbouwmateriaal toegelaten onder de volgende voorwaarden:
  1° zij worden slechts eenmaal per jaar gehouden;
  2° zij worden beperkt tot hoogstens vier dagen per jaar;
  3° ze veroorzaken geen onomkeerbare wijziging van het bodemreliëf, tenzij vooraf een stedenbouwkundige vergunning voor die activiteiten werd afgeleverd ;
  4° de verantwoordelijke of de aanvrager verwijdert binnen acht dagen na het einde van de activiteit alle mobiele installaties en verwijdert hij in voorkomend geval het afval;
  5° de organisator beschikt over adequate voorzieningen tegen verontreiniging waarmee hij accidenteel gemorste koolwaterstoffen kan recupereren. De organisator neemt de nodige maatregelen om vervuiling van het grondwater te voorkomen.
  Als het landbouwareaal waarop de toelating betrekking heeft, gelegen is in een dichtbijgelegen of verwijderd preventiegebied bedoeld in artikel R.156 van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, moet de brandstof- en oliebevoorrading van de motorvoertuigen, alsook het bijstellen en onderhoud ervan plaatsvinden in een daartoe ingerichte dichte ruimte.
  § 2. In toepassing van artikel 14, § 2, derde lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, moeten de aanvragen tot toelating van de activiteiten bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, uiterlijk dertig werkdagen voor de geplande datum van de niet-landbouwactiviteit bij de administratie worden ingediend door middel van het formulier dat is opgenomen in de toelichting bij de verzamelaanvraag overeenkomstig artikel D.32 van het Waalse landbouwwetboek. De administratie beslist over de aanvraag tot toelating voor de uitoefening van de niet-landbouwactiviteit op de betrokken landbouwarealen aan de hand van de in paragraaf 1 vermelde criteria.

Art.12.In toepassing van artikel 14, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de toegelaten activiteiten, mits voorafgaande kennisgeving aan de administratie, de volgende:
  1° de georganiseerde wandeling alsook de doorgang van paardrijders of fietsers, agrogolf of een soortgelijke activiteit ;
  2° de organisatie van de volgende activiteiten, voor zover de duur ervan niet langer is dan één week per jaar:
  a) animaties, voorstellingen of wandelingen ;
  b) historische herdenkingen of reconstituties ;
  c) fancy-fairs, rommelmarkten, familiefeesten of feesten op de hoeve ;
  d) landbouwbeurzen of landbouwevenementen ;
  e) culturele, artistieke, folkloristische of muzikale evenementen ;
  f) socioculturele bijeenkomsten;
  g) sporttornooien, jogging- en hardloopwedstrijden, hindernislopen of hondenrennen ;
  3° hoogstens een weekend per maand de volgende activiteiten :
  a) vliegtuigmodelbouw ;
  b) paardrijden, koetsrijden, paardenshows;
  c) golf;
  d) schieten;
  e) vliegen met ultralichte gemotoriseerde toestellen, paragliders en paramotors;
  4° de installatie [1 en de aanwezigheid]1, gedurende hoogstens vijftien dagen per jaar, van een circustent of een parkeerzone, een circus, stands en kiosken ;
  5° de installatie van kampen van jeugdbewegingen of soortgelijke bewegingen gedurende hoogstens anderhalve maand per jaar.
  [1 6° in het kader van grootschalige muziekfestivals, de opbouw, aanwezigheid en afbraak van het festivalterrein, waaronder met name podia en decors, catering- en drankzones, kampeerterreinen, ontspannings- en publiekszones, diverse stands en sanitaire voorzieningen, voor een periode van maximaal dertig dagen.]1

  ----------
  (1)<MB 2025-02-06/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 3. - Arealen die geacht worden niet hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden te worden gebruikt
Art.13. Krachtens artikel 14, § 4, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de arealen die geacht worden niet hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden te worden gebruikt, arealen die, wegens hun ligging, hun historische context, de beperkte beschikbaarheid voor landbouwactiviteiten of de aanwezigheid van vaste installaties of voorzieningen, onmiskenbaar en permanent voor andere primaire doeleinden dan landbouwactiviteiten worden gebruikt. Deze doeleinden sluiten niet uit dat op de betrokken arealen bepaalde onderhouds- of nevenactiviteiten van agrarische aard worden verricht.
  De in het eerste lid bedoelde arealen zijn met name:
  1° bermen;
  2° watertorens, reservoirs en waterwinningswerken alsmede de omheiningen daarvan
  3° brandgangen;
  4° tuinen;
  5° percelen die bestemd zijn voor de productie van energie door middel van fotovoltaïsche panelen;
  6° openbare parken en groene ruimten;
  7° grasvelden;
  8° golfterreinen;
  9° havengebieden.
  Voor de toepassing van lid 2, 1°, wordt onder "berm" verstaan de strook grond, bestaande uit een grasbedekking, die de scheiding vormt tussen enerzijds een infrastructuur zoals een weg of een spoorweg en anderzijds een andere vaste grens zoals een waterloop, een talud of een eigendomslijn.
  Voor de toepassing van het tweede lid, 2°, wordt onder waterwinningswerken verstaan de werken, bedoeld in artikel D.2, 65°, van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt.

Afdeling 4. - Bepaling van de subsidiabele arealen binnen de subsidiabele hectaren
Art.14.In toepassing van artikel 16, § 2, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de arealen die worden ingenomen door de volgende elementen binnen het landbouwperceel beschouwd als niet-subsidiabele arealen:
  1° wegen van meer dan twee meter breed met een harde of aarden bodem;
  2° stortingen van mest, landbouwproducten en diverse producten, met inbegrip van landbouwwerktuigen, hout, bouw- en grondwerkafval, diverse afvalstoffen, banden en dekzeilen, die gedurende één jaar of langer op hun plaats blijven en een oppervlakte hebben van meer dan honderd vierkante meter;
  3° grindhopen met een oppervlakte van meer dan honderd vierkante meter.
  Voor de toepassing van lid 1, 1°, zijn wegen met een aarden ondergrond uitgesloten indien zij het perceel van de ene naar de andere zijde doorkruisen.
  [1 4° oppervlakten met stilstaand water groter dan dertig are;
   5° beboste oppervlakten met de volgende cumulatieve kenmerken:
   a) een oppervlakte van meer dan dertig are;
   b) meer dan tien meter breed;
   c) maximaal vijf meter afstand tussen de kronen van de bomen of struiken.]1
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 6. - Actieve landbouwer
Art.15.§ 1. In toepassing van artikel 21, tweede lid, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de kwalificaties met een agrarische oriëntatie die toelaatbaar zijn in het kader van het begrip actieve landbouwer de volgende:
  1° een master in een agronomische oriëntatie;
  2° een bachelor in een agronomische oriëntatie;
  3° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het technisch secundair doorstromingsonderwijs in een agronomische oriëntatie;
  4° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het hoger secundair onderwijs alsook een "CQ6" met een landbouworiëntatie;
  5° een certificaat van bedrijfshoofd van het landbouwbedrijf behaald op het einde van een in de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde post-schoolse landbouwopleiding [ 1of een certificaat van bedrijfshoofd behaald na een post-schoolse opleiding tot biologisch tuinbouwer of wijnbouwer georganiseerd door het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" (Waals Instituut voor Alternerende Vorming, Zelfstandigen en Kleine en Middelgrote Ondernemingen) ]1.
  [1 Diploma's en certificaten die door een lidstaat van de Europese Unie zijn gelijkgesteld met de in lid 1 genoemde diploma's en certificaten, worden op dezelfde wijze in aanmerking genomen als deze laatste. ]1
  § 2. In toepassing van artikel 21, tweede lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 wordt de minimumervaring van drie jaar bepaald door rekening te houden met de periode die verstreken is tussen de datum van inschrijving van de natuurlijke persoon als lid van een partner in het GBCS en de datum van indiening van de steunaanvraag.
  Indien de toepassing van lid 1 echter niet toelaat de minimumervaring van drie jaar aan te tonen, kan de landbouwer aan het in artikel 26 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 bedoelde Vestigingscomité elk document overleggen waaruit zijn ervaringsjaren blijken.
  Indien de toepassing van lid 2 het niet mogelijk maakt de minimumervaring van drie jaar aan te tonen, kan de landbouwer die rechtstreekse betalingen voor het aanvraagjaar 2020, 2021 of 2022 heeft ontvangen, verzoeken om te worden gehoord door het in artikel 26 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 bedoelde Vestigingscomité.
  Het overeenkomstig lid 2 en lid 3 uitgebrachte advies van het Vestigingscomité bindt het betaalorgaan slechts wat de praktische ervaring betreft.
  [1 § 3. Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 is 31 mei de uiterste datum waarop de landbouwer die steun aanvraagt een actieve landbouwer moet zijn.
   Lid 1 is niet van toepassing in het kader van de steun voorzien in het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende vestigings- en investeringssteun voor de landbouw-, aquacultuur- en tuinbouwsector, alsmede voor coöperaties en andere vennootschappen die zich bezighouden met de eerste verwerking en de afzet van voedings- en bosbouwproducten, de landbouwer die steun aanvraagt is actief voor elke steunaanvraag.
   In afwijking van paragraaf 1 is de ervaring die door het Vestigingscomité is gevalideerd op grond van paragraaf 2, lid 2 en 3, geldig voor het jaar waarin het comité advies uitbrengt.]1
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 7. - Jonge landbouwer en nieuwe landbouwer
Afdeling 1. - Criteria betreffende het bedrijfshoofd
Art.16. In toepassing van de artikelen 24, tweede lid, 1°, en 25, derde lid, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 wordt de natuurlijke persoon die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet, geacht het enige bedrijfshoofd te zijn:
  1° hij verklaart zich als natuurlijke persoon, particulier of zelfstandige, of bekleedt de functie bedoeld in artikel 19, 2°, b) of c) ;
  2° zijn bedrijf beantwoordt aan de definitie van landbouwer bedoeld in artikel D.3, 4°, van het Waalse landbouwwetboek;
  3° hij bezit 100% van de aandelen van het bedrijf bezit;
  4° alleen zijn handtekening kan het bedrijf verbinden.
  Als niet-enig bedrijfshoofd wordt beschouwd, de natuurlijke persoon die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
  1° hij vervult een van de functies bedoeld in artikel 19 ;
  2° zijn bedrijf beantwoordt aan de definitie van landbouwer bedoeld in artikel D.3, 4°, van het Waalse landbouwwetboek;
  3° zijn handtekening is noodzakelijk of voldoende voor het beheer van het bedrijf;
  4° zijn deelname is niet beperkt in de tijd;
  5° zijn deelname aan de risico's en winsten is ten minste evenredig aan zijn deelname in de entiteit ;
  6° hij bezit ten minste 25% van de aandelen van het bedrijf of, indien het bedrijf meer dan vier titularissen telt, ten minste een percentage aandelen dat overeenstemt met de verhouding tussen het aantal titularissen van het bedrijf en het totale aantal aandelen van het bedrijf;
  7° hij verbindt zich ertoe, door middel van een verklaring op erewoord, de punten 1° tot en met 6° na te leven.

Afdeling 2. - kwalificaties met een agrarische oriëntatie
Art.17.In toepassing van de artikelen 24, tweede lid, 2°, en 25, derde lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de kwalificaties met een agrarische oriëntatie die toelaatbaar zijn in het kader van het begrip actieve landbouwer de volgende:
  1° een master in een agronomische oriëntatie;
  2° een bachelor in een agronomische oriëntatie;
  3° een diploma van het hoger of universitair onderwijs in een niet-agronomische oriëntatie;
  4° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het technisch secundair doorstromingsonderwijs in een agronomische oriëntatie;
  5° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het hoger secundair onderwijs;
  6° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het hoger secundair onderwijs alsook een "CQ6" met een landbouworiëntatie;
  7° een "CQ6" in een agronomische oriëntatie;
  8° een certificaat van bedrijfshoofd van het landbouwbedrijf behaald op het einde van een in de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde post-schoolse landbouwopleiding [1 of een certificaat van bedrijfshoofd behaald na een post-schoolse opleiding tot biologisch tuinbouwer of wijnbouwer georganiseerd door het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" (Waals Instituut voor Alternerende Vorming, Zelfstandigen en Kleine en Middelgrote Ondernemingen]1;
  9° een ervaring van ten minste vijf jaar, vastgesteld overeenkomstig artikel 18 en gecombineerd met het behalen van een van de in het tweede lid bedoelde getuigschriften.
  De opleidingen bedoeld in het eerste lid, 3°, 5° en 7° worden in aanmerking genomen door het behalen van een van de volgende certificaten, samen met twee jaar overeenkomstig artikel 18 bepaalde minimumervaring :
  1° een certificaat van [2 post-schools certificaat behaald na een opleiding agrarisch bedrijfsbeheer en agrarische bedrijfseconomie]2
  2° een aanvullend beroepsopleidingsgetuigschrift voor landbouwers uitgereikt aan het einde van een programma van minstens honderd vijftig uren.
  [1 Diploma's en certificaten die door een lidstaat van de Europese Unie zijn gelijkgesteld met de in lid 1 genoemde diploma's en certificaten, worden op dezelfde wijze in aanmerking genomen als deze laatste. ]1
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2024-01-12/28, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. - Bepaling van het aantal jaren ervaring
Art.18.§ 1. In toepassing van artikel 24, tweede lid, 4°, en 25, derde lid, 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de minimale ervaringsjaren bepaald door rekening te houden met de periode die verstreken is tussen de datum van inschrijving van de natuurlijke persoon als lid van een partner in het GBCS en de datum van indiening van de steunaanvraag.
  § 2. Wanneer de toepassing van paragraaf 1 het niet mogelijk maakt het minimumaantal jaren ervaring dat op grond van artikel 17, lid 1, 9°, en lid 2, vereist is, aan te tonen, kan de landbouwer aan het Vestigingscomité elk document overleggen waaruit zijn ervaringsjaren blijken.
  Bovendien kan de landbouwer, wanneer de toepassing van lid 1 het niet mogelijk maakt het vereiste minimumaantal jaren ervaring als bedoeld in [1 artikel 17, lid 1, 9° en 2]1, aan te tonen, verzoeken om door het Vestigingscomité te worden gehoord. Alleen de landbouwer die een [1 ...]1, heeft gevolgd, of beschikt over een [2 post-schools certificaat behaald na een opleiding agrarisch bedrijfsbeheer en agrarische bedrijfseconomie]2 of een getuigschrift van aanvullende landbouwberoepsopleiding, afgegeven na voltooiing van een programma van ten minste honderdvijftig uur, kan verzoeken om te worden gehoord door het Vestigingscomité.
  Het overeenkomstig lid 1 en lid 2 uitgebrachte advies van het Vestigingscomité bindt het betaalorgaan slechts wat de praktische ervaring betreft.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2024-01-12/28, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 8. - Vastgestelde leden van de partner
Art.19. In toepassing van de artikelen 23, tweede lid, 24, tweede lid, 3°, en 25, derde lid, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, zijn de leden van de partner die zijn vastgesteld en aan wie alle criteria met betrekking tot de begrippen actieve landbouwer, jonge landbouwer en nieuwe landbouwer kunnen worden getoetst, de volgende:
  1° voor de groeperingen van natuurlijke personen :
  a) de vennoot of het lid ;
  b) de echtgenoot medetitularis ;
  c) de oprichter van een geregistreerde entiteit natuurlijke persoon;
  d) de oprichter van een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid;
  2° voor de vennootschappen:
  a) wat betreft BVBA, CVBA en VBA, de bestuurder ;
  b) de afgevaardigd bestuurder;
  c) de persoon die belast is met het dagelijks bestuur;
  d) de beheerder.

HOOFDSTUK 9. - Toepassing van de maximumaantallen hectaren of dieren op houders van rechtspersonen, verenigingen of vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid
Art.20.§ 1. In toepassing van artikel 27, § 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 wordt het aantal hectaren of dieren waarop een titularis aanspraak kan maken met toepassing van artikel 27, § 1, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 bepaald volgens de volgende formule A * H.
  Voor de toepassing van de formule bedoeld in paragraaf 1:
  1° stemt A overeen met het percentage aandelen of de inbreng van de titularis in het kapitaal van de partner uitgedrukt in percentage;
  2° stemt "H" overeen met het aantal hectaren of dieren van de partner dat potentieel voor steun in aanmerking komt.
  Het aantal hectaren of dieren waarop een titularis aanspraak kan maken, is beperkt tot het maximum dat in de wetgeving betreffende de betrokken interventie is vastgesteld.
  De titularissen dragen de last van het bewijs van hun respectievelijke aandelen.
  Het aantal subsidiabele hectaren of dieren op partnerniveau is de som van het aantal hectaren of dieren waarop alle titularissen van de partner overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aanspraak kunnen maken. Deze som dient als basis voor de berekening van het betrokken steunbedrag op het niveau van de partner.
  Indien het overeenkomstig lid 6 berekende betrokken steunbedrag op partnerniveau lager is dan het betrokken steunbedrag dat is berekend zonder toepassing van de in lid 1 bedoelde formule, wordt de steun op partnerniveau toegekend voor het aantal hectaren of dieren dat is berekend zonder toepassing van de in lid 1 bedoelde formule.
  § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 kunnen de titularis en zijn meewerkende echtgeno(o)t(e), in het geval van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid opgericht door een titularis en zijn meewerkende echtgeno(o)t(e) bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Waalse Regering van 17 december 2015, en als de echtgenoten hun respectievelijke aandelen of inbrengen niet via andere elementen wegens bijzondere omstandigheden kunnen bewijzen, een verdelingsovereenkomst voorleggen, waarin de volgende gegevens worden vermeld:
  1° de volledige identificatie van de titularis en van zijn meewerkende echtgeno(o)t(e);
  2° de volledige identificatie van de betrokken partner;
  3° de raming van de verdeling van de respectievelijke aandelen van de betrokken titularissen alsook, in voorkomend geval, de bewijsstukken van die raming.
  De in lid 1 bedoelde verdelingsovereenkomst wordt uiterlijk op de uiterste datum voor wijziging van de verzamelaanvraag geregistreerd door [1 de Algemene administratie van de erfgoeddocumentatie]1 en wordt aan het betaalorgaan bezorgd via het door de administratie beschikbaar gestelde geautomatiseerde elektronische loket of op papier per aangetekende post.
  § 3. In toepassing van artikel 27, § 2, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de gebruiksrechten gewaardeerd volgens hun normale marktwaarde op het ogenblik van de inbreng in de activiteit.
  In afwijking van het eerste lid wordt de inbreng van gebruiksrechten in geld beoordeeld volgens de nominale waarde bij de inbreng.
  [1 § 4. Overeenkomstig de toepassing van artikel 27, § 2, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, zijn de soorten documenten die aanvaard worden om de aandelen, de verdeling van de gebruiksrechten en de inbreng in het bedrijf van de partner vast te stellen, de volgende:
   1° een oprichtingsakte die is geregistreerd of gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad;
   2° een geregistreerde overnameovereenkomst;
   3° een geregistreerde partnerschapovereenkomst;
   4° een geregistreerde overeenkomst voor de verdeling van gebruiksrechten;
   5° een aandelenregister op naam.
   Voor de toepassing van lid 1 gebeurt de registratie bij de Algemene administratie van de erfgoeddocumentatie. ]1
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 10. - Gewichtspercentage aan zaden
Art.21.Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 worden de gewichten aan zaden die gewoonlijk worden gebruikt voor de inzaai van planten in zuivere teelt, vermeld in bijlage 1 [1 en is de gebruikelijke dichtheid voor het inzaaien van planten in zuivere teelt opgenomen in bijlage 7]1.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 11. - Conditionaliteit
Afdeling 1. - Individuele vergunningen voor de omschakeling van blijvend grasland
Art.22. Krachtens artikel 44, § 2, eerste lid, 2°, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 worden de aanvragen voor individuele omschakelingsvergunningen, op straffe van niet-ontvankelijkheid, bij het betaalorgaan ingediend uiterlijk op 30 september van het jaar waarin de verlaging van de jaarlijkse ratio meer dan 2,5% bedraagt. De aanvragen worden ingediend met behulp van het formulier dat de landbouwers ter beschikking wordt gesteld in het door de overheid ter beschikking gestelde geïnformatiseerde loket voor maatregelen betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Art.23. In toepassing van artikel 44, § 2, eerste lid, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 kunnen individuele omschakelingsvergunningen worden verleend binnen de limiet van artikel 43 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, rekening houdend voor blijvend grasland met een van de volgende kenmerken
  1° blijvend grasland met een bodem die wordt gekenmerkt door een van de volgende natuurlijke afwateringsklassen:
  a) vrij slechte afwatering, zonder verminderde horizont;
  b) slechte afwatering, zonder verminderde horizont;
  c) vrij slechte afwatering, met verminderde horizont;
  d) slechte afwatering, met verminderde horizont;
  2° blijvend grasland gelegen in gebieden met een gemiddeld overstromingsrisico door overloop;
  3° percelen blijvend grasland met een hoge of zeer hoge erosiegevoeligheid;
  4° blijvend grasland dat geheel of gedeeltelijk binnen de ecologische hoofdstructuur ligt;
  5° percelen blijvend grasland waarvan de bodem tot een van de volgende categorieën behoort:
  a) losse bodems met rotsachtig substraat binnen 40 cm van het oppervlak;
  b) stenige bodems met rotsachtig of los substraat op minder dan 40 cm van het oppervlak;
  c) zeer stenige bodems met een rotsachtig of los substraat tussen 20 en 80 cm van het oppervlak;
  d) losse bodems met een rotsachtig substraat tussen 20 en 80 cm van het oppervlak;
  e) bodems met rotsachtige uitlopers.
  De specifieke kenmerken van elke klasse van afwatering, bedoeld in het eerste lid, 1°, zijn opgenomen in bijlage 2.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, wordt verstaan onder:
  1° steenachtige bodems: bodems met een steenachtige belasting van meer dan 15% en minder dan of gelijk aan 50%;
  2° zeer stenige bodems: bodems met een stenige belasting van meer dan 50%.

Art.24. Overeenkomstig artikel 44, § 2, eerste lid, 3°, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 deelt het betaalorgaan de individuele omschakelingsvergunningen uiterlijk op 31 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, mee aan de betrokken landbouwers.

Afdeling 2. - Omschakeling van bouwland of blijvende teelten naar blijvend grasland
Art.25. § 1. De in artikel 45, lid 2, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 bedoelde omschakelingsverplichting geldt in eerste instantie voor elke landbouwer die arealen laat omschakelen van blijvend grasland naar voor andere doeleinden gebruikte landbouwarealen zonder een overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 24 verkregen individuele omschakelingsvergunning.
  In het in lid 1 bedoelde geval zetten de landbouwers alle omgeschakelde blijvende graslanden om zonder voorafgaande individuele omschakelingsvergunning.
  § 2. Indien de toepassing van paragraaf 1 niet volstaat om de vermindering van het jaarlijkse verhoudingscijfer tot 5% of minder van het referentiecijfer te beperken, geldt de omschakelingsverplichting ook voor elke landbouwer die gedurende de drie jaar voorafgaand aan de datum van de laatste berekening van het jaarlijkse verhoudingscijfer landbouwarealen heeft omgeschakeld van blijvend grasland naar andere vormen van agrarisch gebruik.
  In het in lid 1 bedoelde geval kan de landbouwer kiezen tussen:
  1° een percentage van de oppervlakte die van blijvend grasland is omgeschakeld in landbouwgrond voor andere doeleinden omzetten;
  2° op landbouwgrond die voor andere doeleinden wordt gebruikt, een areaal blijvend grasland creëren dat met dit percentage overeenkomt.
  Het in lid 2 bedoelde percentage wordt berekend op basis van het areaal dat de landbouwer ter beschikking stond, omgeschakeld in de drie jaren vóór de datum van de laatste berekening van het jaarlijkse verhoudingscijfer en de totale oppervlakte die nodig is om de daling van het jaarlijkse verhoudingscijfer te beperken tot 4% of minder van het referentiecijfer.
  § 3. Lid 1 is van toepassing ongeacht de overdracht tussen landbouwers van oppervlakten blijvend grasland die na de datum van de omschakeling in landbouwgrond met een andere bestemming zijn omgezet.
  § 4. Blijvend grasland wordt uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar van kennisgeving van de omschakelingsverplichting omgezet overeenkomstig de leden 1 en 2.

Afdeling 2. - Bescherming van koolstofrijke bodems (GLMC 2)
Art.26. In toepassing van artikel 47, § 1, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de eigenschappen van de zeer slechte afwateringsklasse met beperkte horizont bepaald in bijlage 2.

Afdeling 4. - Criteria voor laboratoria voor bodemanalyse
Art.27.
  <Opgeheven bij MB 2024-01-12/28, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 5. [1 Erosiebestrijdingsstrook en ruggenteeltgewassen of soortgelijke gewassen. ]1   ----------   (1)
Art.28.[1 Overeenkomstig artikelen 54, § 2, en 62, § 2, lid 3, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de in aanmerking komende ruggenteelten en soortgelijke teelten de volgende:
   1° maïs;
   2° bieten;
   3° aardappelen;
   4° cichorei;
   5° voederwortelen;
   6° bewaarbonen;
   7° vlinderbloemigen;
   8° andere teelten zoals gedefinieerd in het verzamelaanvraagformulier. ]1.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.29.[1 In toepassing van artikel 55, § 2, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 voldoet de erosiebestrijdingsstrook aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
   1° de strook wordt aangelegd op het betrokken perceel, onderaan de helling, zodat de risico's in verband met het weglopen van water buiten het perceel worden beperkt;
   2° de strook is minstens negen meter breed;
   3° de strook bestaat uit weidegrassen die als zuivere teelt of gemengd met vlinderbloemigen of wintergranen worden geplant;
   4° de strook wordt aangelegd voordat de ruggenteelt of soortgelijke teelt wordt geplant;
   5° de strook wordt ten minste onderhouden totdat de ruggenteelt of soortgelijke teelt is geoogst;
   6° [2 ...]2;
   7° maaien is verboden vóór 1 juli als de strook is aangeplant na 30 november van het voorgaande jaar ]1.
  ----------
  (1)<MB 2024-01-12/28, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2025-02-06/07, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.30.
  <Opgeheven bij MB 2024-01-12/28, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.31.
  <Opgeheven bij MB 2024-01-12/28, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3.   
Art.32.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.33.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 33/1.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 33/2.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 33/3.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.34.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.35.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK 12. - Slotbepaling
Art.36. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2023.


BIJLAGEN.
Art. N1.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-07-2023, p. 60694)
  Gewijzigd bij :
  <MB 2024-01-12/28, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. N2.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-07-2023, p. 60697)

Art. N3.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. N4.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. N5.
  <Opgeheven bij MB 2025-02-06/07, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. N6.[1 Lijst van graansoorten voor het aanplanten van percelen met staand graan in zuivere teelt
   1° winter- of voorjaarsspelt (Triticum spelta);
   2° winter- of voorjaarstarwe (Triticum aestivum);
   3° winter- of voorjaarstriticale (xTriticosecale). " ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2024-01-12/28, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. N7.[1 {/art}. Gebruikelijke zaaidichtheid voor gewassen in zuivere teelt


Plantensoort of -geslacht Gebruikelijke zaaidichtheid in aantal zaden/m2
Grassen  
Haver (Avena sativa) 350
Gepelde spelt (Triticum spelta) 325
Tarwe (Triticum aestivum) 350
Gerst (Hordeum vulgare) 290 (winter), 285 (voorjaar)
Rogge (Secale cereale) 285
Triticale (xTriticosecale) 310
Vlinderbloemigen  
Fenegriek (Trigonella foenum-graecum) 400
Tuin- en veldbonen (Vicia faba) 35 (winter), 45 (voorjaar)
Linzen (Lens culinaris) 325
Witte lupine (Lupinus albus) 60
Blauwe lupine (Lupinus angustifolius) 100
Gele lupine (Lupinus luteus) 100
Erwt (Pisum sativum) 50 (voeder), 80 (eiwit)
Kikkererwt (Cicer arietinum) 60
Soja (Glycine max) 70
Wikke (Vicia spp.) 100 (gewone wikke), 80 (Franse wikke)
]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2024-01-12/28, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>