23 FEBRUARI 2023. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het reglementair gedeelte van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wat betreft het duurzame beheer van stikstof in de landbouw
Art. 1-33
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt bij dit besluit gedeeltelijk omgezet.
Art.2. In artikel R.188 van het reglementair gedeelte van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) punt 2° wordt vervangen als volgt :
"2° Administratie: de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu;";
b) er wordt een punt 2° bis ingevoegd, luidend als volgt:
"2° bis "landbouwer" : landbouwer in de zin van artikel D.3, 4°, van het Waals Landbouwwetboek;";
c) punt 8° wordt vervangen als volgt:
"8° "compost" : de stof verkregen door een gecontroleerd aeroob biologisch proces van ontbinding van organisch materiaal door micro- en macro-organismen, met uitzondering van de gecomposteerde mest in de zin van 10°, i)";
d) in 9° worden de woorden "of CIPAN" ingevoegd na de woorden "nitraat vasthoudend tussengewas";
e) er worden de punten 9° bis, 9° ter en 9° quater ingevoegd, luidend als volgt:
"9° bis "Wit water": water afkomstig van de reiniging van het melkmateriaal en de melkopslagapparatuur;
9° ter "Groen water": water uit de schoonmaak van mobiele melkstallen;
9° "bruin water": water uit niet-overdekte, regelmatig door dieren bevuilde zones waar deze rondlopen, zich voeden of op verdere behandeling wachten.
f) punt 12° wordt vervangen als volgt:
"12° "landbouwbedrijf" of "bedrijf": het bedrijf zoals bedoeld in artikel D.3, 15°, van het Landbouwwetboek;";
g) punt 13° wordt opgeheven;
h) in 14° worden de volgende wijzigingen aangebracht :
(1) in de inleidende zin worden de woorden "elke stof die één of meer stikstofverbindingen inhoudt en bestemd is voor de bemesting van de gewassen" vervangen door de woorden "een stof, mengsel, micro-organisme of elk ander stof dat wordt toegepast of bestemd is om te worden toegepast op planten of hun rhizosfeer of op schimmels of hun mycosfeer, of bestemd is om de rhizosfeer of de mycosfeer te vormen, alleen of in combinatie met een ander stof, teneinde planten of schimmels van voedingsstoffen te voorzien";
(2) in a) worden de woorden "bijlage XXVIIIbis" vervangen door de woorden "bijlage XXV";
i) er worden de punten 20° bis en 20° ter ingevoegd, luidend als volgt:
"20° bis "weiland": grond met een vegetatie van gras of andere overblijvende kruidachtige voedergewassen of voor de productie van hoogstammige fruitbomen van vijftig tot tweehonderdvijftig bomen per hectare met uitzondering van weiden voor varkens en pluimvee; zonder verdere specificatie verwijst de term weiland naar alle permanente en tijdelijke weilanden ;";
20° ter "tijdelijk weiland": grond met een vegetatie van grassen of andere overblijvende kruidachtige voedergewassen die nu of die minder dan vijf jaar geleden onderdeel zijn of waren van het rotatiesysteem;";
j) er wordt een punt 22° bis ingevoegd, luidend als volgt :
"22° bis: directe lozing": alle lozingen die vanuit de exploitatie- of opslaglocatie in het externe milieu terechtkomen zonder dat zij door een inrichting gaan die de lozing onschadelijk maakt;";
k) er wordt een punt 23° bis ingevoegd, luidend als volgt :
"23° bis "opslag op een waterdoorlatend oppervlak": het opslaan gedurende meer dan een week op een waterdoorlatend oppervlak;";
l) er worden de punten 24° bis en een 24° ter ingevoegd, luidend als volgt:
"24° "waterdoorlatend oppervlak": gedeelte van een terrein waarop een vloeistof waarschijnlijk in de bodem kan insijpelen;
24° ter "survey landbouwarealen": netwerk van representatieve punten waarmee jaarlijkse referentiewaarden worden vastgesteld voor potentieel uitspoelbare stikstof";.
Art.3. In artikel R.190, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de woorden "op de bedrijven die op het grondgebied van het Waalse Gewest gevestigd zijn" worden vervangen door de woorden "op de bedrijven waarvan minstens één productie-eenheid op het grondgebied van het Waalse Gewest gevestigd is";
Art.4. In artikel R.191 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. Elke rechtstreekse lozing van meststoffen en afvloeisel in oppervlaktewater of grondwater, in een aansluitpunt voor waterwinning, in een gemachtigde piëzometer of in een inlaat voor een riool is verboden.";
2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt:
" § 3. Voor de opslag van groen en bruin water van onoverdekte wacht- en voederplaatsen, alsmede van wit water wanneer dit samen met mest wordt opgeslagen, gelden dezelfde regels als voor de opslag van dierlijk afvalwater.".
Art.5. Artikel R.192 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, wordt vervangen als volgt:
"Art. R.192. § 1. De opslag van dierlijke mest en compost op een waterdoorlatend oppervlak voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° met uitzondering van de mest waarvan in bijlage XXII vermeld is dat hij rechtstreeks op een waterdoorlatend oppervlak opgeslagen kan worden, wordt mest eerst gedurende een periode van minstens drie maanden op de mestvaalt opgeslagen, overeenkomstig artikel R. 194 ;
2° de opslag op een waterdoorlatend oppervlak van compost die gekenmerkt is door een gehalte aan droge stoffen dat lager is dan 35 %, is verboden;
3° op een waterdoorlatend oppervlak mag geen compost of mest opgeslagen worden :
a) op de natuurlijke lijn waarlangs water afloopt;
b) in gebieden met overstromingsrisico zoals bedoeld bij artikel D.53-2 van het Waterwetboek;
c) op minder dan 20 meter van gewoon oppervlaktewater, een aansluitpunt voor waterwinning, een gemachtigde piëzometer of een inlaat van een riolering;
4° elke opslagplaats voor mest wordt ontruimd na afloop van een periode van maximum negen maanden. De Minister bevoegd voor het waterbeleid kan deze termijn met een maand verlengen in geval van opslag in de vorm van compost;
5° de opslag van compost of mest is verboden op een oppervlakte die sinds minder dan één jaar is ontruimd en op minder dan 10 meter van de uiterste limiet van de vorige oppervlakte.
§ 2. Dierlijke mest kan eveneens worden opgeslagen op een waterdichte betonnen mestvaalt uitgerust met een waterdichte opslagtank zonder overlooppijp, bestemd voor het opvangen of het tegenhouden van afvloeisel, met inachtneming van de voorwaarden bedoeld in artikel R.194, §§ 2 tot 8.
Compost kan ook opgeslagen worden op een waterdichte betonnen mestvaalt uitgerust met een waterdichte opslagtank zonder overlooppijp, bestemd voor het opvangen of het tegenhouden van afvloeisel, met inachtneming van de voorwaarden bedoeld in artikel R.194, §§ 2, 3, 5 en 6.
§ 3. De ligging en de datum van compost- of mestopslag op een waterdoorlatend oppervlak wordt jaarlijks opgetekend in een register dat door de landbouwer ter beschikking van de administratie wordt gehouden. De inhoud en het model van het register kunnen door de voor het waterbeleid bevoegde Minister worden vastgesteld na overleg met de beroepsorganisaties in de landbouwsector.".
Art.6. Artikel R.193 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, wordt vervangen als volgt:
"Art. R.193. § 1. De opslag van aalt van pluimvee op een waterdoorlatend oppervlak voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° de opslag op een waterdoorlatend oppervlak van aalt van pluimvee die gekenmerkt is door een gehalte aan droge stoffen dat lager is dan 55 %, is verboden;
2° op een waterdoorlatend oppervlak mag geen aalt van pluimvee opgeslagen worden :
a) op de natuurlijke lijn waarlangs water afloopt;
b) in gebieden met overstromingsrisico zoals bedoeld bij artikel D.53-2 van het Waterwetboek;
c) op minder dan 20 meter van gewoon oppervlaktewater, een aansluitpunt voor waterwinning, een gemachtigde piëzometer of een inlaat van een riolering;
3° elke opslagplaats voor aalt van pluimvee wordt ontruimd na afloop van een periode van maximum zes maanden;
4° elke opslagplaats voor aalt van pluimvee wordt ontruimd na afloop van een periode van maximum één maand;
5° de opslag van aalt van pluimvee is verboden op een oppervlakte die sinds minder dan één jaar is geruimd, en op minder dan tien meter van de uiterste limiet van bedoelde oppervlakte;
§ 2. Aalt van pluimvee kan ook opgeslagen worden op een waterdichte betonnen mestvaalt uitgerust met een waterdichte opslagtank zonder overlooppijp, bestemd voor het opvangen en het tegenhouden van afvloeisel, met inachtneming van de voorwaarden bedoeld in artikel R.195, §§ 2 tot 8.
§ 3. De ligging en de datum van opslag van pluimveemest op een waterdoorlatend oppervlak wordt jaarlijks opgetekend in een register dat door de landbouwer ter beschikking van de administratie wordt gehouden. De inhoud en het model van het register kunnen door de voor het waterbeleid bevoegde Minister worden vastgesteld na overleg met de beroepsorganisaties.".
Art.7. In artikel R.193bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "op het veld" vervangen door de woorden "op een waterdoorlatend oppervlak";
2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
" § 2. De ligging en de datum van opslag van de vaste fase van de aalt op een waterdoorlatend oppervlak wordt jaarlijks opgetekend in een register dat door de landbouwer ter beschikking van de administratie wordt gehouden. De inhoud en het model van het register kunnen door de voor het waterbeleid bevoegde Minister worden vastgesteld na overleg met de beroepsorganisaties.".
Art.8. In artikel R.194 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de §§ 1 en 4 worden de woorden "op de hoeve" telkens vervangen door de woorden "binnen de gebouwen van het bedrijf";
2° in paragraaf 5 wordt het woord "mestopslagplaatsen" vervangen door de woorden "mest- en compostopslagplaatsen".
Art.9. In artikel R.195 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de woorden "op de hoeve" telkens vervangen door de woorden "binnen de gebouwen van het bedrijf".
Art.10. In artikel R.198 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. Landbouwers die fokdieren houden, beschikken over een conformiteitsattest voor de opslagaccommodatie voor dierlijke mest, met name het "ACISEE". Het "ACISEE" wordt door de administratie afgeleverd voor een periode van vijf jaar en kan om de vijf jaar worden verlengd.
Het toont aan dat de artikelen R.194 tot R.197 in acht worden genomen. Er wordt één "ACISEE" afgeleverd per landbouwbedrijf dat, desgevallend, verschillende productielocaties dekt..
Het model, de nadere aanvraagregels en de inhoud van het "ACISEE" worden door de directeur-generaal van de administratie bepaald, na raadpleging van de beroepsorganisaties voor landbouw.";
2° paragraaf 2 wordt opgeheven ;
3° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen als volgt:
"De landbouwer vraagt de hernieuwing van het "ACISEE" aan op verzoek van de administratie, minstens om de vijf jaar, of op eigen initiatief wanneer één van de volgende gevallen zich voordoet :
1° de gegevens betreffende de veestapel op grond waarvan het "ACISEE" afgeleverd werd zijn voor 15 percent niet meer geldig over een periode van één jaar ;
2° de capaciteit van de opslagaccommodatie is beperkt;
3° de door het "ACISEE" gedekte accommodatie is zodanig beschadigd dat de dichtheid niet meer gegarandeerd wordt ;
4° de stallingen ondergaan een verbouwing die de staat van de voortgebrachte mest beïnvloedt of huisvesten een ander soort dieren.";
4° artikel 5 wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt :
" § 5. De krachtens de artikelen R. 194, § 7, R. 195, § 8, en R. 196, § 3, verleende afwijkingen zijn geldig vanaf het bezoek aan het bedrijf, in het kader van het krachtens artikel R. 198 afgegeven attest. Zij eindigen met de verlenging van het certificaat, hetzij aan het einde van de geldigheidsduur bepaald in artikel R. 198, § 1, hetzij in het geval van verlengingen die vereist zijn in toepassing van artikel R. 198, § 3. De oude afwijkingen die vóór deze wijziging van de regelgeving zonder tijdslimiet werden toegekend, eindigen eveneens met het einde van de geldigheidsduur van het attest waarvoor zij werden aangevraagd.".
Art.11. In artikel R.199 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden volgende wijzigingen aangebracht :
a) in lid 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
(1) het woord "landbouwexploitant" wordt vervangen door het woord "landbouwer";
(2) de woorden "een overeenkomst sluiten met een derde voor de verhuring van" vervangen door de woorden "een overeenkomst sluiten met een derde voor precaire bewoning van";
b) in lid 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
(1) in de Franse versie worden de woorden "le contrat" vervangen door de woorden "la convention";
(2) punt 1° wordt opgeheven;
(3) in 2° worden de woorden "de accomodatie voldoet" vervangen door de woorden "de accommodatie die het voorwerp uitmaakt van de overeenkomst, voldoet" en in 3° worden de woorden "de verhuurde accomodatie" vervangen door de woorden "de accommodatie die het voorwerp uitmaakt van de overeenkomst,";
(4) in de Franse versie worden de woorden "du contrat" vervangen door de woorden " de la convention";
2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. De Minister bevoegd voor het waterbeleid bepaalt de vorm van die overeenkomst alsook de modaliteiten voor de uitvoering van en de controle op de overeenkomsten voor precaire bewoning en van de documenten voor de opvolging van de opslag, na raadpleging van de professionele landbouworganisaties.".
Art.12. In artikel R.199bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt: "R. 199bis. De artikelen R.194 tot R.198 zijn niet van toepassing op de bedrijven die minder dan 500 kg stikstof per jaar voortbrengen.".
Art.13. In artikel R.200 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 2014 juni, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden volgende wijzigingen aangebracht :
a) het woord "gewoon" wordt toegevoegd vóór het woord "oppervlaktewater";
b) de woorden "vanaf de hoge oever" worden vervangen door de woorden "vanaf de oeverrug";
2° in paragraaf worden volgende wijzigingen aangebracht :
a) punt 1° wordt vervangen als volgt : "1° op het gedeelte van de grond of het perceel dat volledig wit is geworden na sneeuwval, ongeachte de dikte van de sneeuwlaag";
b) punt 3° wordt vervangen als volgt: "3° op zuivere peulgewassen of fabaceae, buiten een akker aangelegd met meerjarige peulgewassen als veevoeder, waarbij een jaarlijkse inbreng van maximum 115 kg organische stikstof per hectare toegelaten is;";
c) punt 4° wordt vervangen als volgt: "4° in een gebied met hoog overstromingsrisico, in geval van een waarschuwing voor zware regenval.";
3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt:
" § 3. Het spreiden van meststoffen in het tussenseizoen voorafgaande aan het inzaaien van peulgewassen wordt enkel toegelaten op basis van een bemestingsadvies opgesteld ten vroegste één maand voor het inzaaien van het gewas. Bedoeld bemestingsadvies wordt opgesteld op grond van stikstofprofielen en wordt bekrachtigd door de begeleidingsstructuur overeenkomstig artikel R.229.
Het aanbrengen van traag inwerkende organische meststoffen kan evenwel zonder bemestingsadvies worden verricht, tussen een gewas dat voor 31 augustus wordt geoogst en een nitraat vasthoudend tussengewas dat voorafgaat aan de teelt van een peulgewas.
Na het teelten van een peulgewas wordt de spreiding van een traag inwerkende organieke meststof zonder bemestingsadvies toegelaten voor een nitraat vasthoudend tussengewas dat voorafgaat aan een lentegewas of aan winterkoolzaad.
Het spreiden van meststoffen is verboden tussen een teelt van peulgewassen en een teelt van wintergraan, ook als laatstgenoemde teelt wordt voorafgegaan door een nitraat vasthoudend gewas. In deze teeltsituaties waarbij de teelt van een wintergraangewas betrokken is kan het spreiden van een meststof evenwel worden toegelaten op grond van een ten vroegste op 1 februari vastgesteld bemestingsadvies op grond van stikstofprofielen en bekrachtigd door de begeleidingsstructuur overeenkomstig artikel R.229.".
Art.14. In artikel R.201 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
§ 2. De percelen die een hellingsgraad vertonen die niet nul is, worden door de administratie onderverdeeld in verschillende risicoklassen inzake het wegspoelen van nitraten. De toegelaten spreidingspraktijken op grasland en op akkerland in bijlage XXIIbis omschreven. In de risicoklasse "zeer hoog" wordt het verbod op bemesting met minerale meststoffen opgeheven wanneer de maatregelen bedoeld in de artikelen 56 tot en met 60 en artikel 62 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de randvoorwaarden, en in de daaruit voortvloeiende ministeriële besluiten, worden toegepast.
Op akkerland wordt een onbemest niet-permanent plantendek aangelegd op een 6m brede strook langs een gewoon oppervlaktewater.
Op akkerland wordt het spreiden van snelle organieke meststoffen, zachte mest en minerale meststoffen op niet-gedekte bodem op de dag van toepassing gevolgd door de inwerking in de bodem of door injectie uitgevoerd, ongeacht het risiconiveau inzake wegspoelen van nitraten.
Bodem wordt als bedekt beschouwd als de aanwezige teelt volgend ontwikkelingsstadium heeft bereikt:
Gewas | Stadium |
Graangewas of tijdelijk weiland Bieten Koolzaad Maïs: Aardappel | aanvang uitstoelen (stadium 21 op BBCH-schaal) stadium "12 bladen" stadium "frezen" (stadium 20 op BBCH-schaal) minstens 9 opengevouwen bladen (stadium 19 op BBCH-schaal) minstens 10 opengevouwen bladen hoofdstam (stadium 110 op BBCH-schaal) |