8 FEBRUARI 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register
Art. 1-18
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2018/843/EU van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU.
Art.2. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
"3° "informatieplichtige": de entiteiten bedoeld in artikel 74, § 1, van de wet van 18 september 2017 en hun wettelijke vertegenwoordigers. Worden beschouwd als de wettelijke vertegenwoordigers:
a) voor de vennootschappen, (internationale) verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen: het bestuursorgaan en zijn leden zoals bedoeld in artikelen 1:35 en 1:36 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
b) voor de trusts, fiducieën en soortgelijke juridische constructies: de trustees, de fiduciebeheerders of personen die vergelijkbare posities hebben in soortgelijke juridische constructies;
c) voor entiteiten of constructies van een derde land: de organen of personen aangeduid in het recht dat op hen van toepassing is;";
b) de bepaling onder 7° /1 wordt ingevoegd, luidende:
"7° /1 "op elektronische wijze":
a) via de elektronische diensten die door de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking worden gesteld voor elke uitwisseling van informatie of documenten met de Administratie van de Thesaurie en dit tot de inwerkingtreding van het gehele hoofdstuk 11 van de wet van 26 januari 2021 betreffende de dematerialisatie van de relaties tussen de Federale Overheidsdienst Financiën, de burgers, rechtspersonen en bepaalde derden en tot wijziging van diverse fiscale wetboeken en wetten, zoals bepaald in artikel 219 van deze wet;
b) via een elektronisch beveiligd platform met toepassing van hoofdstuk 11 van de wet van 26 januari 2021 betreffende de dematerialisatie van de relaties tussen de Federale Overheidsdienst Financiën, de burgers, rechtspersonen en bepaalde derden en tot wijziging van diverse fiscale wetboeken en wetten, vanaf de inwerkingtreding van dit gehele hoofdstuk 11, zoals bepaald in artikel 219 van deze wet;";
c) de bepalingen onder 17° /1 en 17° /2 worden ingevoegd, luidende:
"17° /1 "sanctieautoriteiten" : de autoriteiten bevoegd voor de toepassing en de controle van de verplichtingen inzake embargo's, bevriezingen van tegoeden en andere beperkende maatregelen bedoeld in de resoluties aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in het kader van Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, bedoeld in de Europese verordeningen, richtlijnen en besluiten en bedoeld in andere wettelijke bepalingen;
17° /2 "andere autoriteiten": de autoriteiten die uitgaan van de federale overheid of de Gemeenschappen en Gewesten belast met het opsporen of controleren van uiteindelijke begunstigden, zoals gedefinieerd in Europese Verordeningen, in artikel 4, 27° van de wet van 18 september 2017 of in andere wettelijke bepalingen, om te voldoen aan de verplichtingen die op hen rusten krachtens deze Verordeningen en andere wettelijke bepalingen;"."
Art.3. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in paragraaf 1, inleidende zin, worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen de woorden "aan het register" en de woorden "de volgende informatie";
b) in paragraaf 1, 15°, c) worden de woorden "b), c) en d)" ingevoegd tussen de woorden "artikel 4, 27°, a), ii)," en de woorden "van de wet van";
c) in paragraaf 2, inleidende zin, worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen de woorden "aan het register" en de woorden "de volgende informatie";
d) in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 12° /1 ingevoegd, luidende:
"12° /1 in het geval van een onrechtstreekse uiteindelijke begunstigde bedoeld in artikel 4, 27°, a), ii), b), c) en d) van de wet van 18 september 2017, de manier(en) waarop de uiteindelijke begunstigde de informatieplichtige controleert;";
e) in paragraaf 2, 13° wordt het woord "12° " vervangen door het woord "12° /1".
Art.4. In artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden in de inleidende zin de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen de woorden "aan het register" en de woorden "mee wanneer".
Art.5. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen het woord "jaarlijks" en de woorden "door de informatieplichtigen".
Art.6. In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen het woord "informatieplichtigen" en het woord "toegankelijk";
b) de bepalingen onder 1° /1 en 1° /2 worden ingevoegd, luidende:
"1° /1 de sanctieautoriteiten, tijdig en zonder enige beperking;
1° /2 de andere autoriteiten, tijdig en zonder enige beperking;";
c) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
"3° elke natuurlijke of rechtspersoon die een legitiem belang kan aantonen.".
Art.7. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 3, § 2 en 4," en het woord "toegankelijk";
b) de bepalingen onder 1° /1 en 1° /2 worden ingevoegd, luidende:
"1° /1 de sanctieautoriteiten, tijdig en zonder enige beperking;
1° /2 de andere autoriteiten, tijdig en zonder enige beperking;";
c) de bepaling onder 2° /1 wordt opgeheven;
d) in de bepaling onder 4° worden de woorden "een schriftelijke" vervangen door de woorden "op elektronische wijze een";
e) de bepaling onder 4° wordt aangevuld met de volgende zin:
"De natuurlijke persoon die niet over de nodige informaticamiddelen beschikt, kan zijn aanvraag indienen op papier via aangetekende zending.".
Art.8. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden ", de sanctieautoriteiten, de andere autoriteiten" ingevoegd tussen de woorden "bevoegde autoriteiten" en de woorden "en de onderworpen" en de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen het woord "entiteiten" en de woorden "een toegangsaanvraag";
2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen het woord "Thesaurie" en de woorden "de lijst mee".
Art.9. Artikel 9 wordt opgeheven.
Art.10. In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " § 1, 1°, 4° tot 7°, 9° en 11° tot 15° en" ingevoegd tussen de woorden "artikelen 3," en de woorden " § 2 1°, 4°, ";
2° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "artikel 7, 3° " vervangen door de woorden "artikelen 6, 3° en 7, 3° ";
3° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen het woord "Thesaurie" en de woorden "een specifieke";
4° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De natuurlijke persoon die niet over de nodige informaticamiddelen beschikt, kan zijn aanvraag indienen op papier via aangetekende zending.";
5° in paragraaf 2 worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen het woord "rechtspersonen" en de woorden "elk bijkomend";
6° paragraaf 2 wordt aangevuld met de volgende zin:
"In het geval van een natuurlijk persoon die niet over de nodige informaticamiddelen beschikt, kan dit gebeuren op papier via aangetekende zending.";
7° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De aanvraag tot toegang kan worden toegekend onder één van de volgende voorwaarden die als een legitiem belang worden beschouwd:
1° de aanvrager heeft een doel of voert op duurzame en effectieve wijze activiteiten uit in verband met de strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en de verbonden onderliggende criminele activiteiten zoals gedefinieerd in artikel 4, 23° van de wet van 18 september 2017;
2° de aanvrager treedt op in rechte in het kader van het doel of activiteiten bedoeld in 1°, met het oog op de verdediging van een belang dat verband houdt met dat doel of die activiteiten;
3° de aanvrager zal een economische relatie aangaan of verrichtingen uitvoeren met een informatieplichtige en de aanvrager is betrokken in activiteiten relevant ter voorkoming van of de strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en de verbonden onderliggende criminele activiteiten zoals gedefinieerd in artikel 4, 23° van de wet van 18 september 2017 en hij heeft nog geen toegang tot het register krachtens artikelen 6, 1° tot 2° of 7, 1° tot 2°. ".
8° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
" § 4. De Administratie van de Thesaurie kan de aanvraag tot toegang weigeren als:
1° de aanvraag niet overeenkomstig paragraaf 1 is ingediend; of
2° de aanvrager niet de nodige informatie verstrekt overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2° en § 2; of
3° de aanvrager reeds over een toegang beschikt krachtens artikelen 6, 1° tot 2° of 7, 1° tot 2° ; of
4° zij vaststelt of vermoedt dat de aanvraag andere doeleinden beoogt dan die vermeld in artikel 74, § 1, tweede lid, 1°, 3° en 4° van de wet van 18 september 2017; of
5° zij vaststelt of vermoedt dat de aanvraag niet in overeenstemming is met één van de voorwaarden in paragraaf 3, vierde lid, 1° tot 3° ; of
6° per geval en na gedetailleerde analyse van het uitzonderlijke karakter van de omstandigheden vaststelt dat die toegang voor de betrokken uiteindelijk begunstigde overeenkomstig artikel 16 een blootstelling inhoudt aan een onevenredig risico, een risico op fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie inhoudt of indien de uiteindelijke begunstigde minderjarig of anderszins handelingsonbekwaam is.
Wanneer de Administratie van de Thesaurie de aanvraag weigert, kan de persoon bedoeld in paragraaf 1 die overeenkomstig deze paragraaf de aanvraag indiende, binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van de beslissing tot weigering, een schriftelijk verzoek tot herziening van deze beslissing voorleggen aan de Administratie van de Thesaurie en dit op elektronische wijze. De natuurlijke persoon die niet over de nodige informaticamiddelen beschikt, kan zijn verzoek indienen op papier via aangetekende zending. Hij kan ook binnen de voornoemde termijn steeds verzoeken om mondeling gehoord te worden. De Administratie van de Thesaurie neemt een definitieve beslissing na een onderzoek van het verzoek tot herziening. De Minister kan voor de toepassing van dit lid aanvullende modaliteiten en procedureregels bepalen.".
Art.11. In artikel 11, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "op elektronische wijze" ingevoegd tussen het woord "Thesaurie" en de woorden "een specifieke";
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De natuurlijke persoon die niet over de nodige informaticamiddelen beschikt, kan zijn aanvraag indienen op papier via aangetekende zending.".
Art.12. In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de woorden "personen" vervangen door de woorden "autoriteiten en entiteiten" en worden de woorden "artikelen 6, 1° en 2° en 7, 1° en 2° " vervangen door de woorden "artikelen 6, 1° tot 2° en 7, 1° tot 2° ";
2° wordt voor de bestaande tekst van het tweede lid een paragraaf 2 ingevoegd, luidende:
" § 2. De logbestanden van de registratie, als bedoeld in artikel 15, § 2, van de raadpleging door de autoriteiten en entiteiten die krachtens artikelen 6, 1° tot 2° en 7, 1° tot 2° toegang hebben tot het UBO-register maken het mogelijk om het volgende te achterhalen:
1° dat de raadpleging via het systeem van het UBO-register plaatsvond;
2° de categorie van autoriteit of entiteit die krachtens artikelen 6, 1° tot 2° en 7, 1° tot 2° heeft geraadpleegd;
3° de identificatie van de autoriteit of entiteit die krachtens artikelen 6, 1° tot 2° en 7, 1° tot 2° heeft geraadpleegd;
4° de identiteit van de persoon die in naam van de in punt 3° vermelde autoriteit of entiteit het register heeft geraadpleegd;
5° de redenen, de datum en het tijdstip van de raadpleging.
Deze logbestanden kunnen maandelijks op elektronische wijze ter beschikking gesteld worden van de autoriteiten en entiteiten bedoeld in paragraaf 1 voor wat betreft hun eigen raadplegingen. Zij doen hiertoe op elektronische wijze een aanvraag bij de Administratie van de Thesaurie. Deze aanvraag bevat alle nodige informatie die aantoont dat de aanvrager gerechtigd is om de logbestanden op te vragen. De logbestanden worden door deze autoriteiten en entiteiten uitsluitend gebruikt om te controleren of de verwerking rechtmatig is, voor interne controles en ter waarborging van de integriteit en de beveiliging van de persoonsgegevens. Deze autoriteiten en entiteiten melden aan de Administratie van de Thesaurie op elektronische wijze elke vastgestelde discrepantie of inbreuk op de toegangsrechten bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 3° en in artikelen 6, 1° tot 2° en 7, 1° tot 2°. ".
3° de bestaande tekst van het tweede lid zal paragraaf 3 vormen.
Art.13. In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 23 september 2020, wordt paragraaf 1 aangevuld met een lid, luidende:
"Dit verzoek gebeurt op elektronische wijze. De betrokken uiteindelijke begunstigde die niet over de nodige informaticamiddelen beschikt of waarvoor de omstandigheden bedoeld in paragraaf 2 een te hoog risico voor een verzoek op elektronische wijze vormen, kan zijn aanvraag indienen op papier via aangetekende zending of met een koerier.".
Art.14. In artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 september 2020 en 6 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "artikelen 3 en 4" vervangen door de woorden "3 tot 5";
2° in paragraaf 2, 1° en 2° worden de woorden "na advies van de gegevensbeschermingsautoriteit," opgeheven.
Art.15. Artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, wordt vervangen als volgt:
"Art. 18. § 1. De Minister of zijn gedelegeerde kan overeenkomstig artikel 133, § 3, eerste lid van de wet van 18 september 2017 aan de informatieplichtigen, in geval van een inbreuk op artikelen 3 tot 5, de administratieve geldboetes opleggen vermeld in artikel 132, § 6, van dezelfde wet.
De formele vaststelling door de Administratie van de Thesaurie van het mogelijk bestaan van een inbreuk door de informatieplichtige en dat de administratieve geldboete kan worden opgelegd bij het definitief vaststellen van de inbreuk, wordt op elektronische wijze ter kennis gebracht van de informatieplichtige binnen een termijn van dertig dagen volgend op deze formele vaststelling.
De informatieplichtige wordt in deze kennisgeving uitgenodigd om zijn verweermiddelen te doen gelden bij de Administratie van de Thesaurie met toepassing van artikel 133, § 3, tweede lid, van de wet van 18 september 2017. De Minister of zijn gedelegeerde neemt een definitieve beslissing na een onderzoek van de verweermiddelen van de betrokken informatieplichtige en de definitieve bevinding dat een inbreuk is gepleegd door de betrokken informatieplichtige.
De informatieplichtige wordt door de Administratie van de Thesaurie op elektronische wijze in kennis gesteld van de definitieve vaststelling van de inbreuk en de definitieve beslissing om een administratieve geldboete op te leggen binnen een termijn van drie maanden volgend op deze beslissing. Deze beslissing vermeldt ook het bedrag van de opgelegde administratieve boete en de uiterste datum voor de betaling ervan.
De natuurlijke of rechtspersonen die bestuurders of zaakvoerders zijn van de informatieplichtige of de personen belast met het dagelijks beheer ervan, zijn solidair aansprakelijk voor de betaling van elke administratieve geldboete die aan de informatieplichtige wordt opgelegd.
§ 2. De administratieve geldboetes die met toepassing van dit artikel worden opgelegd, worden voor inning en invordering overgemaakt aan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen.
Deze administratie verzendt onverwijld aan elke informatieplichtige waaraan een administratieve geldboete wordt opgelegd een bericht tot betaling waarin wordt gevraagd de administratieve geldboete te betalen binnen vijftien dagen te rekenen van de ontvangst ervan. Het bericht tot betaling wordt geacht te zijn ontvangen op de derde werkdag volgend op de afgifte ervan bij de universele postdienst of de elektronische ter beschikking stelling ervan.
Het betalingsbericht vermeldt:
1° de identificatie van de informatieplichtige waaraan een administratieve geldboete wordt opgelegd;
2° het bedrag van de administratieve geldboete;
3° de datum waarop de administratieve geldboete uitvoerbaar is geworden;
4° het rekeningnummer waarop het verschuldigde bedrag moet worden betaald;
5° de gegevens betreffende de dienst die toelichting kan geven bij het bericht.
De administratieve geldboetes die niet betaald zijn binnen de vijftien dagen bedoeld in het tweede lid worden ingevorderd overeenkomstig artikel 134 van de wet van 18 september 2017.
De administratieve geldboetes verjaren na 5 jaar te rekenen van de datum waarop deze boetes opeisbaar zijn geworden.
§ 3. Elk overeenkomstig dit artikel door de Administratie van de Thesaurie verzonden bericht, bevat een vaste datum die geldt als datum van de terbeschikkingstelling van het bericht, die de van toepassing zijnde termijnen doet lopen. Elk overeenkomstig dit artikel verzonden bericht door de informatieplichtige maakt het voorwerp uit van een automatische elektronische ontvangstbevestiging. De datum van de ontvangstbevestiging geldt als datum van de ontvangst van de informatie door de Administratie van de Thesaurie. In toepassing van artikel 7 van de wet van 27 februari 2019 inzake de uitwisseling van berichten door middel van de eBox, komt de notificatie door middel van de eBox die aangeeft dat het bericht ter beschikking gesteld is door de Federale Overheidsdienst Financiën, overeen met een aangetekende zending van het bericht, al dan niet met ontvangstbewijs.".
Art.16. In artikel 20, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 september 2020, worden de woorden "en tweede" ingevoegd tussen de woorden "artikelen 1, 64 en 74, § 1, eerste" en de woorden "lid, van de wet van 18 september 2017".
Art.17. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 18. De minister bevoegd voor financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.