4 SEPTEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 29 januari 1985 tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van sommige bepalingen van Boek I van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 januari 1985 tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van sommige bepalingen van Boek I van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, wordt vervangen als volgt:
" § 1. Voor de toepassing van artikel 4, § 3, vijfde lid, artikel 5/3, derde lid, artikel 6, eerste lid, en artikel 6/1, vierde lid, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen en artikel 107 van de programmawet van 27 december 2021, wordt verstaan onder:
1° kind ten laste: elk kind waarvoor de overleden of langstlevende echtgenoot kinderbijslag of een als zodanig geldende tegemoetkoming ontving;
2° kind met een handicap: elk kind zoals bedoeld in artikel 135, lid 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 2. Het kind wordt eveneens beschouwd als ten laste van de overleden of langstlevende echtgenoot wanneer hij zijn eigen of geadopteerd kind opvoedt, waarvoor hij geen aanspraak kan maken op kinderbijslag of een als zodanig geldende tegemoetkoming, indien:
1° het kind jonger is dan 14 jaar;
2° de begunstigde of zijn echtgenoot voor het kind van 14 jaar of ouder wezenuitkeringen ten laste van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geniet;
3° het kind van 14 jaar of ouder waarvoor niet is voldaan aan de onder 2° vermelde voorwaarde:
a) jonger is dan 21 jaar en verbonden is door een leerovereenkomst of een andere als zodanig geldende verbintenis;
b) jonger is dan 25 jaar en leergangen in het dagonderwijs volgt waarvan de duur ten minste gelijk is aan die vastgesteld bij de regelgeving tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt;
c) minstens 66 % arbeidsongeschikt is."
Art.2. Het opschrift van hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden "en de overgangsuitkeringen".
Art.3. Het opschrift van hoofdstuk I, afdeling 3, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden "en op de overgangsuitkering".
Art.4. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "Iedere aanvraag tot het bekomen van een overlevingspensioen vermeld" vervangen door de woorden "Iedere aanvraag tot het bekomen van een overlevingspensioen of een overgangsuitkering vermeldt".
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2021.
Art. 6. De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.