27 JUNI 2022. - Decreet betreffende het zorgbudget voor ouderen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-07-2022 en tekstbijwerking tot 06-06-2025)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-5
HOOFDSTUK 2. - Zorgbudget voor ouderen
Afdeling 1. - Basiszorgbudget
Art. 6-7
Afdeling 2. - Sociale bijslag
Art. 8-9
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 10-14
HOOFDSTUK 3. - Bepaling van de zorgbudgetcategorieën
Art. 15
HOOFDSTUK 4. - Toekenningsprocedure en terugvorderingsprocedure
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 16
Afdeling 2. - Aanvragen
Art. 17-18
Afdeling 3. - Beslissingen
Art. 19-25
Afdeling 4. - Uitbetaling
Art. 26-31
Afdeling 5. - Terugvordering
Art. 32-36
Afdeling 6. - Verjaring
Art. 37-38
HOOFDSTUK 5. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens
Art. 39-46
HOOFDSTUK 6. - Strafbepalingen
Art. 47-51
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 52-60
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voorwerp
Het zorgbudget is een niet-doelgebonden, financiële ondersteuning voor ouderen met ondersteuningsbehoefte die periodiek wordt uitbetaald en tot doel heeft de zelfredzaamheid van die ouderen te versterken en hen te helpen om een zelfbeschikkend leven te leiden.
Art.2. Hoedanigheden
De verwijzingen naar personen in dit decreet gelden voor alle geslachten.
Art.3.Definities
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:
1° aanvrager : de natuurlijke persoon die recht heeft op een zorgbudget, aanspraak maakt of kan maken op een zorgbudget, zijn wettelijke vertegenwoordigers en gevolmachtigden, alsook de werkelijke of mogelijke ontvanger van het zorgbudget;
2° BelRAI-Screener : wetenschappelijk gefundeerd, globaal evaluatie-instrument dat op het internationale Resident Assessment Instrument steunt. Het gaat om een gevalideerd elektronisch instrument dat gestandaardiseerde inlichtingen over de oudere met ondersteuningsbehoefte of over een persoon met ondersteuningsbehoefte genereert, om de begeleiding te verbeteren;
3° Algemene Verordening Gegevensbescherming: de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
4° [1 ...]1;
5° zorgbudget: het basiszorgbudget vermeld in hoofdstuk 2 en de sociale bijslag;
6° oudere: elke persoon die de pensioenleeftijd overschreden heeft en recht op het zorgbudget heeft;
7° deelentiteiten: de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie;
8° Verordening (EG) nr. 883/2004: de verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.
----------
(1)<DDG 2023-11-13/18, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.4. Toepassingsgebied
§ 1 - Dit decreet is van toepassing op personen die :
1° hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied;
2° voldoen aan de toekenningsvoorwaarden vermeld in de artikelen 7 of 9.
In afwijking van het eerste lid is dit decreet niet van toepassing op personen die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied en :
1° op basis van de bepalingen van de Verordening (EG) nr. 883/2004 onder het socialezekerheidsstelsel vallen van een andere lidstaat van de Europese Unie, of
2° onder het socialezekerheidsstelsel vallen van een ander land dat partij is bij de Europese Economische Ruimte, van Zwitserland of van het Verenigd Koninkrijk, of
3° op basis van de Europese rechtsvoorschriften of een internationaal verdrag of protocol niet onder de Belgische sociale zekerheid vallen.
§ 2 - Onder voorbehoud van de toepassing van het desbetreffende samenwerkingsakkoord is dit decreet ook van toepassing op personen die hun woonplaats hebben in het Franse taalgebied, in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en :
1° gebruik hebben gemaakt van het door de Europese Unie gewaarborgde recht op het vrije verkeer van werknemers of de vrijheid van vestiging en die om de volgende redenen op basis van de Verordening (EG) nr. 883/04 onder het Belgische socialezekerheidsstelsel vallen:
a) ze zijn tewerkgesteld bij een werkgever met exploitatiezetel op het grondgebied van het Duitse taalgebied of, naargelang van het geval, ze oefenen een zelfstandige activiteit uit in het Duitse taalgebied en hebben op basis van de Verordening (EG) nr. 883/2004 recht op tegemoetkomingen in het kader van dit decreet, of;
b) ze ontvangen een Belgisch pensioen en waren laatst tewerkgesteld bij een werkgever met exploitatiezetel in het Duitse taalgebied of, naargelang van het geval, oefenden laatst een zelfstandige activiteit uit in het Duitse taalgebied en hebben op basis van de Verordening (EG) nr. 883/2004 recht op tegemoetkomingen in het kader van dit decreet;
2° voldoen aan de toekenningsvoorwaarden vermeld in de artikelen 7 of 9.
§ 3 - Dit decreet is ook van toepassing op personen die hun woonplaats hebben in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een ander land dat partij is bij de Europese Economische Ruimte, in Zwitserland of in het Verenigd Koninkrijk en die:
1° zich in één van de twee volgende situaties bevinden :
a) ze zijn tewerkgesteld bij een werkgever met exploitatiezetel op het grondgebied van het Duitse taalgebied of, naargelang van het geval, ze oefenen een zelfstandige activiteit uit in het Duitse taalgebied en hebben op basis van de Verordening (EG) nr. 883/2004 recht op tegemoetkomingen in het kader van dit decreet, of
b) ze ontvangen een Belgisch pensioen en waren laatst tewerkgesteld bij een werkgever met exploitatiezetel in het Duitse taalgebied of, naargelang van het geval, oefenden laatst een zelfstandige activiteit uit in het Duitse taalgebied en hebben op basis van de Verordening (EG) nr. 883/2004 recht op tegemoetkomingen in het kader van dit decreet;
2° voldoen aan de toekenningsvoorwaarden vermeld in de artikelen 7 of 9.
§ 4 - Met behoud van de toepassing van de § § 1 tot 3 geldt dit decreet onder voorbehoud van het recht van de Europese Unie en de internationale verdragen en protocollen.
De Regering wordt ertoe gemachtigd het toepassingsgebied van dit decreet zo nodig in overeenstemming te brengen met het internationaal en Europees recht.
Art.5. Bepaling van de woonplaats
Voor de toepassing van dit decreet wordt de woonplaats van een persoon als volgt bepaald :
1° in België geldt als woonplaats de plaats waar een persoon zijn hoofdverblijfplaats heeft overeenkomstig de bevolkingsregisters bepaald in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten of zijn referentieadres heeft overeenkomstig artikel 1, § 2, van die wet;
2° in het buitenland geldt als woonplaats de plaats die als zodanig wordt vermeld in de documenten van de buitenlandse bevolkingsdienst of van de buitenlandse autoriteit of instantie bevoegd voor de burgerlijke stand.
HOOFDSTUK 2. - Zorgbudget voor ouderen
Afdeling 1. - Basiszorgbudget
Art.6. Basiszorgbudget
De Regering kent een maandelijks basiszorgbudget toe, waarvan het bedrag afhangt van de zorgbudgetcategorie van de oudere.
Het bedrag van het basiszorgbudget per zorgbudgetcategorie die in artikel 15 van dit decreet wordt gedefinieerd, wordt als volgt bepaald :
1° ouderen voor wie de ondersteuningsbehoefte overeenstemt met zorgbudgetcategorie 1 ontvangen een maandelijks zorgbudget ten belope van 45 euro;
2° ouderen voor wie de ondersteuningsbehoefte overeenstemt met zorgbudgetcategorie 2 ontvangen een maandelijks zorgbudget ten belope van 152 euro;
3° ouderen voor wie de ondersteuningsbehoefte overeenstemt met zorgbudgetcategorie 3 ontvangen een maandelijks zorgbudget ten belope van 190 euro;
4° ouderen voor wie de ondersteuningsbehoefte overeenstemt met zorgbudgetcategorie 4 ontvangen een maandelijks zorgbudget ten belope van 268 euro.
Art.7. Toekenningsvoorwaarden
Het basiszorgbudget wordt toegekend aan elke oudere die de pensioenleeftijd overschreden heeft en in een zorgbudgetcategorie werd ingeschaald.
Afdeling 2. - Sociale bijslag
Art.8. Sociale bijslag
De Regering kent een maandelijkse sociale bijslag toe, waarvan het bedrag afhangt van de zorgbudgetcategorie van de oudere.
Het bedrag van de sociale bijslag per zorgbudgetcategorie die in artikel 15 van dit decreet wordt gedefinieerd, wordt als volgt bepaald :
1. ouderen voor wie de ondersteuningsbehoefte overeenstemt met zorgbudgetcategorie 1 ontvangen een maandelijkse sociale bijslag ten belope van 30 euro;
2. ouderen voor wie de ondersteuningsbehoefte overeenstemt met zorgbudgetcategorie 2 ontvangen een maandelijkse sociale bijslag ten belope van 102 euro;
3. ouderen voor wie de ondersteuningsbehoefte overeenstemt met zorgbudgetcategorie 3 ontvangen een maandelijkse sociale bijslag ten belope van 127 euro;
4. ouderen voor wie de ondersteuningsbehoefte overeenstemt met zorgbudgetcategorie 4 ontvangen een maandelijkse sociale bijslag ten belope van 179 euro.
Art.9. Toekenningsvoorwaarden
De sociale bijslag wordt toegekend aan elke oudere die recht heeft op het basiszorgbudget en op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in de zin van artikel 37, § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.10. Onverenigbaarheden met het zorgbudget
Het recht op het zorgbudget wordt geschorst gedurende de periode waarin de oudere een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming ontvangt in de zin van artikel 2, § 1 en § 2, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, voor zover die tegemoetkoming hoger is dan het bedrag van het zorgbudget.
Voor zover de oudere een tegemoetkoming als gevolg van een invaliditeit, een arbeidsongeval of een erkende beroepsziekte ontvangt, wordt het recht op het zorgbudget verminderd met het bedrag van die tegemoetkoming gedurende de periode waarin de oudere die tegemoetkoming ontvangt.
De Regering bepaalt hoe het zorgbudget geschorst of verlaagd wordt.
Art.11. Herziening van het recht
Het recht op het zorgbudget kan op verzoek van de aanvrager of ambtshalve worden herzien.
De Regering bepaalt :
1° in welke gevallen, door wie en hoe een aanvraag om herziening kan worden ingediend, alsook vanaf wanneer de desbetreffende beslissing uitwerking heeft;
2° in welke gevallen, door wie en hoe een herziening van ambtswege geschiedt, alsook vanaf wanneer de desbetreffende beslissing uitwerking heeft.
Art.12.Indexering
[1 Met behoud van de toepassing van het tweede lid bepaalt de Regering]1 de nadere regels voor de indexering van de verschillende uitkeringen.
[1 In de jaren 2025 en 2026 worden de uitkeringen niet geïndexeerd.]1
----------
(1)<DDG 2024-12-23/09, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.13. Tijdstip van de opening en van de uitdoving van het recht
Bij een eerste aanvraag gaat het recht op het zorgbudget met terugwerkende kracht in op de datum van de aanvraag, voor zover de toekenningsvoorwaarden op dat tijdstip vervuld zijn.
Afhankelijk van het feit of een wijziging voordelig of nadelig voor de oudere is, werken wijzigingen als volgt :
1° in het geval van gebeurtenissen die tot een hoger zorgbudget voor de oudere leiden: vanaf de maand waarin die gebeurtenis zich heeft voorgedaan;
2° in het geval van gebeurtenissen die tot een lager zorgbudget voor de oudere leiden: vanaf de eerste dag van de volgende maand.
Het recht op het zorgbudget dooft uit op de eerste dag van de maand na de maand waarin de daarvoor geldende voorwaarden niet meer vervuld zijn. Het recht op zorgbudget dooft in elk geval uit wanneer de oudere overlijdt of vermist verklaard wordt.
Art.14. Cumulatie van vergelijkbare uitkeringen
Onder voorbehoud van de bepalingen van geldende samenwerkingsovereenkomsten tussen de Duitstalige Gemeenschap en de deelentiteiten en met behoud van de toepassing van het recht van de Europese Unie, wordt het zorgbudget niet toegekend als de oudere al een met het zorgbudget vergelijkbare uitkering ontvangt krachtens andere wetten, decreten, ordonnanties, reglementaire bepalingen of krachtens buitenlandse wetgeving.
Onder 'met het zorgbudget vergelijkbare uitkeringen' vallen in elk geval de uitkeringen die de deelentiteiten hebben ingesteld in de vorm van of in navolging van de 'tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden' bedoeld in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.
Zonder afbreuk te doen aan het tweede lid kan de Regering, naast de daarin bepaalde vergelijkbare uitkeringen, nog andere met het zorgbudget vergelijkbare uitkeringen bepalen en verduidelijken.
De Regering bepaalt de nadere regels bij cumulatie van uitkeringen die met het zorgbudget vergelijkbaar zijn.
HOOFDSTUK 3. - Bepaling van de zorgbudgetcategorieën
Art.15.Zorgbudgetcategorieën
De zorgbudgetcategorieën zijn afhankelijk van de mate waarin de oudere nog autonoom is en worden ingedeeld als volgt :
1° zorgbudgetcategorie 1: die zorgbudgetcategorie wordt toegekend als in het kader van de BelRAI-screener in de modules IADL (Instrumentele dagelijkse activiteiten) en ADL (dagelijkse activiteiten) samen een waarde van minstens 3 bereikt wordt;
2° zorgbudgetcategorie 2: die zorgbudgetcategorie wordt toegekend als in het kader van de BelRAI-screener een waarde tussen 6 en 12,99 bereikt wordt;
3° zorgbudgetcategorie 3: die zorgbudgetcategorie wordt toegekend als in het kader van de BelRAI-screener een waarde tussen 13 en 30 bereikt wordt of als in de modules IADL (Instrumentele dagelijkse activiteiten) en ADL (dagelijkse activiteiten) samen een waarde van minstens 6 bereikt wordt;
4° zorgbudgetcategorie 4: deze zorgbudgetcategorie wordt toegekend als in het kader van de BelRAI-screener een waarde tussen 13 en 30 en minstens een waarde tussen 5 en 18 wordt bereikt in de modules cognitie, psychische stoornissen en gedragsstoornissen.
De[1 door de Regering bepaalde dienst]1 bepaalt de ondersteuningsbehoefte op basis van de BelRAI-screener.
De Regering bepaalt hoe de [1 door de Regering bepaalde dienst]1 de ondersteuningsbehoefte bepaalt.
----------
(1)<DDG 2023-11-13/18, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 4. - Toekenningsprocedure en terugvorderingsprocedure
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.16. Afwijking van het handvest van de sociaal verzekerde
Dit hoofdstuk is van toepassing in afwijking van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde.
Afdeling 2. - Aanvragen
Art.17. Indienen van de aanvraag
Het zorgbudget wordt op aanvraag uitbetaald.
De Regering zendt of overhandigt de aanvrager een ontvangstbevestiging of een bevestiging dat zijn recht onderzocht wordt. In elke ontvangstbevestiging moet vermeld worden binnen welke termijn de aanvraag behandeld wordt en welke verjaringstermijn in acht moet worden genomen. Een betaling of een verzoek om aanvullende inlichtingen wordt als een ontvangstbevestiging beschouwd.
De Regering bepaalt :
1° de inhoud van de aanvraag voor een zorgbudget;
2° in welke vorm en hoe de aanvraag wordt ingediend.
Art.18. Behandeling van de aanvraag
De Regering verzamelt voor de behandeling van de aanvraag op eigen initiatief alle noodzakelijke inlichtingen om het recht van de oudere te kunnen beoordelen. Indien die inlichtingen ontbreken, vraagt ze die aan bij de aanvrager, overeenkomstig de door haar vastgestelde nadere regels.
Indien de aanvrager die inlichtingen niet binnen een maand verstrekt, krijgt hij twee aanmaningen. Indien de aanvrager de aanvullende inlichtingen ondanks aanmaning na meer dan een maand, te rekenen vanaf verzending van de tweede aanmaning, nog altijd niet heeft verstrekt, weigert de Regering de aanvraag, behalve indien de aanvrager een reden opgeeft die een langere antwoordtermijn rechtvaardigt.
De Regering bepaalt de verdere procedure voor de behandeling van de aanvraag en in het bijzonder :
1° hoe en door wie de aanvraag behandeld wordt;
2° welke inlichtingen de aanvrager bij een wijziging van zijn situatie moet meedelen, alsook in welke vorm en binnen welke termijn dit moet gebeuren.
Afdeling 3. - Beslissingen
Art.19. Termijn waarbinnen een beslissing wordt genomen
De Regering neemt haar beslissing binnen zestig werkdagen na ontvangst van de aanvraag vermeld in artikel 17.
Indien de Regering binnen die termijn geen beslissing kan nemen, deelt ze dit aan de aanvrager mee, met vermelding van de redenen. De termijn waarbinnen een beslissing wordt genomen, wordt daardoor niet verlengd.
Indien de aanvraag de tussenkomst vereist van een instelling die onder een andere deelentiteit ressorteert, vraagt de Regering die tussenkomst aan. De aanvrager wordt daarvan op de hoogte gebracht.
De termijn waarbinnen een beslissing wordt genomen, wordt geschorst zolang de aanvrager of een instelling die onder een andere deelentiteit ressorteert, de Regering niet alle inlichtingen heeft bezorgd die de Regering heeft aangevraagd en die noodzakelijk zijn om een beslissing te kunnen nemen.
Art.20. Kennisgeving van beslissingen
De Regering stelt de aanvragers uiterlijk op het ogenblik van de uitvoering in kennis van elke beslissing die hen betreft.
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen geschiedt de kennisgeving aan de aanvrager schriftelijk.
De Regering bepaalt :
1° de nadere regels en termijnen voor de kennisgeving;
2° de gevallen waarin geen kennisgeving vereist is of de gevallen waarin de kennisgeving op het ogenblik van de uitvoering moet plaatsvinden;
3° de gevallen waarin de kennisgeving aangetekend geschiedt.
Art.21. Berekeningswijze
In beslissingen over de toekenning van zorgbudget waarin geldbedragen worden genoemd, wordt vermeld hoe die bedragen berekend zijn.
De Regering bepaalt welke vermeldingen op de betalingsformulieren verplicht zijn.
Art.22. Vereisten waaraan de beslissingen inhoudelijk moeten voldoen De kennisgeving van beslissingen over de toekenning of weigering van het zorgbudget bevat de volgende vermeldingen :
1° de mogelijkheid om beroep in te stellen bij het bevoegde rechtscollege;
2° het adres van de bevoegde rechtscolleges;
3° de termijnen en nadere regels die in geval van beroep moeten worden nageleefd;
4° de inhoud van de artikelen 728 en 1017 van het Gerechtelijk Wetboek;
5° het referentienummer van het dossier en de medewerker of de dienst die het dossier beheert;
6° de mogelijkheid om bij de dienst die het dossier beheert of bij een daartoe aangewezen informatiedienst alle uitleg over de beslissing te krijgen.
Indien de kennisgeving de in het eerste lid bepaalde vermeldingen niet bevat, gaan de beroepstermijnen vermeld in de artikelen 25 en 37 niet in.
Art.23. Onwettige beslissingen
Indien vastgesteld wordt dat de beslissing aangetast is door een onregelmatigheid of een materiële vergissing, neemt de Regering op eigen initiatief een nieuwe beslissing die uitwerking heeft op de datum waarop de onwettige beslissing werkzaam had moeten worden, onverminderd de toepasselijke verjaringsbepalingen.
Onverminderd de toepassing van artikel 24 heeft de nieuwe beslissing, indien de vergissing aan de Regering te wijten is, uitwerking vanaf de maand die volgt op de kennisgeving van die beslissing, als het recht op het zorgbudget kleiner is dan het aanvankelijk toegekende recht.
Het tweede lid is niet van toepassing indien de aanvrager :
1° weet of moest weten dat hij geen recht heeft of meer heeft op het gehele bedrag van een uitkering;
2° niet alle toelichtingen heeft gegeven die voortvloeien uit zijn vroegere verplichtingen of die bij een wettelijke, decretale of reglementaire bepaling worden voorgeschreven.
Art.24. Intrekking van beslissingen en herziening van beslissingen
Onverminderd de toepasselijke verjaringsbepalingen kan de Regering - binnen de termijn waarbinnen bij het bevoegde rechtscollege een rechtsvordering kan worden ingesteld of verzet kan worden aangetekend of, wanneer al een rechtsvordering is ingesteld of al verzet is aangetekend, tot de sluiting van de debatten - haar beslissing intrekken en een nieuwe beslissing nemen indien :
1° op de datum waarop de uitkering is ingegaan, het recht door een wettelijke, decretale of reglementaire bepaling is gewijzigd;
2° een nieuw feit of nieuw bewijsmateriaal dat uitwerkingen heeft op de rechten van de verzoeker, tijdens het geding wordt ingeroepen.
Art.25. Mogelijkheid om beroep in te stellen
De aanvrager kan bij de Regering beroep instellen tegen beslissingen tot toekenning of afwijzing van zijn zorgbudgetaanvraag, tegen een beslissing tot herziening of tegen een beslissing tot herziening van ambtswege. Het beroep is niet opschortend.
De Regering bepaalt de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld en de nadere regels voor de beroepsprocedure.
Afdeling 4. - Uitbetaling
Art.26. Nadere regels voor de uitbetaling § 1 - Met inachtneming van artikel 19 geschiedt de uitbetaling van het zorgbudget in de loop van de maand waarop het zorgbudget betrekking heeft.
De Regering bepaalt de datum waarop het zorgbudget wordt uitbetaald.
§ 2 - De bedragen worden overgemaakt op een rekening van de oudere waarvan het rekeningnummer in SEPA-formaat is.
Bij de rekening vermeld in het eerste lid gaat het om een rekening die geopend werd op naam van de oudere.
De Regering kan nadere regels voor de uitbetaling bepalen die daarvan afwijken.
Art.27. Te late uitbetaling
Indien het zorgbudget niet vanaf het in artikel 26 voorgeschreven tijdstip wordt betaald, stelt de Regering de aanvrager daarvan in kennis, met vermelding van de redenen van de vertraging, onverminderd het recht van de aanvrager om de zaak voor de bevoegde rechtscolleges te brengen.
Zolang de betaling niet is gedaan, wordt de aanvrager maandelijks over de redenen van die vertraging ingelicht.
Art.28. Opschorting van betaling
Onverminderd het recht op terugvordering vermeld in artikel 32 kan de betaling opgeschort worden als er ernstige en eensluidende aanwijzingen zijn dat de door de aanvrager meegedeelde informatie om het zorgbudget te krijgen, gebaseerd zijn op arglist, bedrog of bedrieglijke handelingen of vals zijn. De betaling kan opgeschort worden tot de verdenking niet meer bestaat en dit hoogstens zes maanden, één keer hernieuwbaar.
Art.29. Verrekening met buitenlandse verstrekkingen
Onverminderd de in het Duitse taalgebied geldende bepalingen van de internationale verdragen en Europese verordeningen over de sociale zekerheid wordt het bedrag van het zorgbudget verminderd met het bedrag van soortgelijke verstrekkingen die de oudere ontvangt met toepassing van andere buitenlandse wettelijke of reglementaire bepalingen of op grond van regels die van toepassing zijn op het personeel van een volkenrechtelijke instelling, zelfs als de toekenning ervan krachtens de voormelde bepalingen of regels met toepassing van dit decreet als een aanvulling op het zorgbudget wordt beschouwd.
De Regering bepaalt het voorlopig uit te betalen verschilbedrag van het zorgbudget voor de gevallen waarin het bedrag van de buitenlandse verstrekkingen nog niet bekend is.
Art.30. Overschrijding van de termijn waarbinnen een beslissing wordt genomen
Indien de beslissing vermeld in artikel 19 door toedoen van de Regering niet wordt genomen binnen de in dat artikel gestelde termijn, brengen de uitkeringen van rechtswege interest op voor de rechthebbende aanvrager en dit ten laatste vanaf het verstrijken van de termijn waarbinnen een beslissing moet worden genomen en ten vroegste vanaf de datum van opeisbaarheid van die interest. Het toepasselijke tarief bedraagt 1,75 procent per jaar op de verschuldigde uitkeringen.
De interesten vermeld in het eerste lid zijn niet verschuldigd indien vooruitbetalingen zijn gedaan en de definitieve beslissing afhangt van inlichtingen die meegedeeld moeten worden door de aanvrager zelf of door een instelling die onder een andere territoriale entiteit ressorteert.
Art.31. Voorschotten
Het zorgbudget kan worden uitbetaald in de vorm van een voorschot.
De Regering bepaalt :
1° onder welke voorwaarden een voorschot kan worden betaald;
2° hoe, door wie en tot welk bedrag voorschotten kunnen worden toegekend;
3° hoe de voorschotten met het toegekende zorgbudget worden verrekend.
Afdeling 5. - Terugvordering
Art.32. Voorwaarden
Als de Regering vaststelt dat het zorgbudget ten onrechte is uitbetaald, vordert ze het zorgbudget met behoud van de toepassing van artikel 36 terug. Het zorgbudget geldt als ten onrechte uitbetaald indien :
1° de informatie die tot de toekenning van het zorgbudget geleid heeft, frauduleus of vals is, of
2° de oudere op grond van dit decreet een zorgbudget heeft ontvangen, hoewel dit decreet niet of niet langer op hem van toepassing is.
Art.33. Procedure
Artikel 1410, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op terugvorderingen van ten onrechte betaalde uitkeringen. Met inachtneming van artikel 1410, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het zorgbudget teruggevorderd door later verschuldigde uitkeringen geheel of gedeeltelijk in te houden.
Indien de bedragen niet overeenkomstig het eerste lid teruggevorderd konden worden, vordert de Regering de ten onrechte uitbetaalde bedragen bij de oudere in. Indien de bedragen niet worden terugbetaald, onderneemt de Regering gerechtelijke stappen tegen de oudere om ze terug te vorderen.
De Regering bepaalt :
1° de nadere regels omtrent de aanmaning tot terugbetaling;
2° de nadere regels en termijnen voor het instellen van het rechtsgeding.
Art.34. Kennisgeving
Naast de vermeldingen omschreven in artikel 22, eerste lid, van dit decreet bevat de kennisgeving van beslissingen tot terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen de volgende gegevens :
1° de vaststelling dat onverschuldigde bedragen zijn betaald;
2° het totale bedrag van wat onverschuldigd is betaald, alsook de berekeningswijze ervan;
3° de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen zijn gedaan;
4° de in aanmerking genomen verjaringstermijn;
5° in voorkomend geval, de mogelijkheid voor de Regering om van de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en van de hiervoor te volgen procedure af te zien;
6° de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven in te dienen.
Indien de vermeldingen bepaald in artikel 22, eerste lid, van dit decreet in de kennisgeving ontbreken, gaat de beroepstermijn vermeld in artikel 38 niet in.
Art.35. Niet-invordering
§ 1 - Indien de terugvordering van ten onrechte betaalde sommen technisch onmogelijk blijkt, kan de Regering in de door haar bepaalde gevallen die terug te vorderen bedragen niet-invorderbaar verklaren.
§ 2 - Indien de invorderingskosten voor de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde sommen hoger zijn dan de in te vorderen sommen, kan de Regering, binnen de door haar bepaalde perken, hetzij afzien van de mogelijkheid om een rechtsgeding in te stellen om die sommen terug te vorderen, hetzij afzien van een gedwongen tenuitvoerlegging van de terugvordering van die sommen en de desbetreffende terug te vorderen sommen niet-invorderbaar verklaren.
De Regering kan, binnen de door haar bepaalde perken, afzien van de terugvordering van geringe sommen als die sommen niet teruggevorderd kunnen worden via inhouding op later verschuldigde uitkeringen.
§ 3 - De Regering kan terug te vorderen sommen om sociale redenen geheel of gedeeltelijk niet-invorderbaar verklaren indien :
1° de aanvrager daartoe een aanvraag indient;
2° de ten onrechte uitbetaalde som niet gebaseerd is op arglist, bedrog of bedrieglijke handelingen of niet gebaseerd is op een fout van de aanvrager vermeld in artikel 23, derde lid.
De Regering bepaalt de procedure en de nadere regels voor de afstand van terugvordering om sociale redenen.
§ 4 - Behalve in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen worden terug te vorderen bedragen van ambtswege niet-invorderbaar verklaard, indien de persoon aan wie ze betaald zijn, overleden of vermist verklaard is en de terugvordering op het ogenblik van het overlijden nog niet ter kennis was gebracht van betrokkene.
§ 5 - De Regering vordert ten onrechte uitbetaalde bedragen niet terug indien de betaling te wijten was aan een fout van de Regering.
Art.36. Beroep op de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en invordering van niet-fiscale schuldvorderingen
De terug te vorderen bedragen kunnen worden ingevorderd overeenkomstig artikel 51.1 van het decreet van 25 mei 2009 betreffende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.
In dat geval zijn de artikelen 33 en 35 niet van toepassing.
Afdeling 6. - Verjaring
Art.37. Verjaringstermijn voor de invordering van het zorgbudget
§ 1 - Aanvragen en rechtsvorderingen van personen aan wie het zorgbudget verschuldigd is of uitbetaald moet worden, worden binnen drie jaar, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin het recht geopend wordt, ingediend resp. ingesteld.
§ 2 - Onverminderd de oorzaken vermeld in het Burgerlijk Wetboek wordt de verjaring ook gestuit door een eis of een beroep, bij gewone brief, fax of elektronische post verzonden naar de Regering of door de neerlegging van een dergelijke eis of een dergelijk beroep bij de Regering. De stuiting gebeurt op de datum van het aangetekend schrijven, waarvoor de postdatum als bewijs geldt, of, bij gebrek daaraan, op de datum van het ontvangstbewijs dat door de Regering wordt afgegeven aan de persoon die de uitkeringen aanvraagt of aanspraak op de uitkeringen maakt.
De stuiting is drie jaar geldig. Ze kan verlengd worden.
Art.38. Verjaringstermijn voor de terugvordering van het zorgbudget
Onverschuldigd betaald zorgbudget kan niet meer teruggevorderd worden na verloop van een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarop de onverschuldigde betaling betrekking heeft.
Onverminderd de oorzaken vermeld in het Burgerlijk Wetboek wordt de verjaring ook gestuit door de terugvordering van onverschuldigd betaalde sommen die aangetekend ter kennis wordt gebracht van de schuldenaar.
HOOFDSTUK 5. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens
Art.39. Vertrouwelijkheid
Onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de Regering en andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.
Art.40. Verwerking van persoonsgegevens
Onverminderd artikel 41 is de Regering verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in artikel 42 in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De Regering wordt voor hun verwerking beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
De Regering verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van de taken vermeld in de hoofdstukken 2, 3 en 4. Zij mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van die decretale opdrachten gebruiken.
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de toepasselijke regelgeving inzake bescherming bij de verwerking van persoonsgegevens.
Art.41. Verwerking van gezondheidsgegevens
De verwerking van gegevens over de gezondheid van de betrokken personen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar uit de gezondheidszorg.
Art.42. Gegevenscategorieën
Voor de uitvoering van hun opdrachten krachtens artikel 40, tweede lid, kunnen de Regering en de andere personen die bij de uitvoering van dit decreet betrokken zijn, persoonsgegevens van de volgende gegevenscategorieën verwerken :
1° over de oudere :
a) identiteitsgegevens, leeftijd en contactgegevens, datum van overlijden of datum van verdwijning;
b) gezondheidsgegevens;
c) gegevens over de verzekeringsstatus;
d) rekeninggegevens;
e) gegevens over verzekeringsuitkeringen in het buitenland;
f) gegevens over tegemoetkomingen in het binnenland;
2° gegevens ter identificatie van de aanvrager of van de gemachtigde contactpersoon van de aanvrager.
De Regering preciseert de gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid na een voorafgaand advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Art.43. Duur van de gegevensverwerking
Onverminderd andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens vermeld in artikel 42 als volgt bewaard :
1° voor een oudere die nooit werkelijk recht op uitbetaling van het zorgbudget had : tot vijf jaar na het einde van de maand waarin het zorgbudget werd aangevraagd;
2° voor een oudere die recht op uitbetaling van het zorgbudget had : tot vijf jaar na het einde van de maand waarin het recht voor de laatste keer bestond;
3° voor een oudere die het voorwerp is van een administratieve of gerechtelijke procedure : tot vijf jaar na het einde van de maand waarin de procedure beëindigd werd.
Art.44.Doorgifte aan derden
De volgende persoonsgegevens kunnen worden doorgegeven aan de instellingen vermeld in het tweede lid :
1° over de oudere :
a) identiteitsgegevens, leeftijd en contactgegevens;
b) gezondheidsgegevens;
c) gegevens over de verzekeringsstatus;
d) gegevens over het zorgbudget;
e) rekeninggegevens;
2° gegevens ter identificatie van de aanvrager of van de gemachtigde contactpersoon van de aanvrager.
De gegevens vermeld in het eerste lid worden doorgegeven aan de volgende instellingen en instanties voor de volgende doeleinden :
1° [1 de door de Regering bepaalde dienst om de ondersteuningsbehoefte te bepalen in het kader van het decreet van 13 december 2016 houdende maatregelen inzake zelfbeschikkend leven;]1;
2° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor de volgende doeleinden :
a) voor zover de oudere de betaling van een voorschot op het zorgbudget via een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft aangevraagd met het oog op de uitbetaling van het voorschot;
b) voor zover een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de oudere begeleidt of opvangt met het doel hem te informeren over het bestaan van een recht op zorgbudget;
3° buitenlandse verzekeringsinstellingen in het kader van de afweging van rechten overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 883/2004;
4° de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid in het geval van de opening van het recht met het oog op de doorgifte van de gegevens aan instellingen en instanties die bij of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie belast zijn met een opdracht van algemeen belang, voor zover die doorgifte noodzakelijk is voor de uitvoering van de opdracht van algemeen belang van de betrokken instanties en instellingen en voor zover dit noodzakelijk is voor de opening van de uit het zorgbudget afgeleide rechten, voor uitsluitende rechten of om in het kader van hun bevoegdheden de oudere te begeleiden of in zijn opvang te voorzien.
----------
(1)<DDG 2023-11-13/18, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.45.Gebruik van gegevens voor onderzoek en statistieken
Om analyses en statistieken op te stellen, gebruikt de Regering gepseudonimiseerde gegevens over het aantal behandelde aanvragen. Die zijn opgesplitst naar :
1° toekenning of weigering per uitkering;
2° leeftijd en zorgbudgetcategorie van de ouderen.
[1 Onverminderd het eerste lid verwerkt de Regering de volgende geanonimiseerde gegevens om statistieken op te stellen over de aanwending van het zorgbudget:
1° het aantal rechthebbenden, opgesplitst naar geslacht en gemeente waar de rechthebbende zijn woonplaats heeft;
2° aantal en aandeel personen die tegelijk recht hebben op het basiszorgbudget en op de sociale bijslag, in verhouding tot alle rechthebbenden per zorgbudgetcategorie.]1
----------
(1)<DDG 2025-02-24/04, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 06-06-2025>
Art.46. Veiligheidsmaatregelen
De Regering legt in voorkomend geval de nodige veiligheidsmaatregelen vast voor de verwerking van de persoonsgegevens bepaald in dit hoofdstuk.
HOOFDSTUK 6. - Strafbepalingen
Art.47. Valsheid en gebruik van valse stukken
Wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro eenieder die, met het oogmerk een onverschuldigde uitbetaling van het zorgbudget te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden :
1° valsheid in geschrifte heeft gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akte ten doel had op te nemen of vast te stellen;
2° zich bediend heeft van een valse akte of een vals stuk;
3° valsheid heeft gepleegd, door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met enig ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van dergelijke gegevens verandert;
4° gebruik heeft gemaakt van die gegevens, terwijl hij weet dat de aldus verkregen gegevens vals zijn.
Art.48. Onjuiste of onvolledige verklaringen
Wordt gestraft overeenkomstig artikel 47 eenieder die wetens en willens :
1° een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd om een onverschuldigde uitbetaling van het zorgbudget te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden;
2° heeft nagelaten of geweigerd om een verplichte verklaring af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken om een onverschuldigde uitbetaling van het zorgbudget te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden;
3° ingevolge een verklaring bedoeld in 1°, ingevolge het nalaten of het weigeren om een verklaring af te leggen of inlichtingen te verstrekken bedoeld in 2°, of ingevolge een akte bedoeld in artikel 47, een uitkering heeft ontvangen waarop hij geen aanspraak had of waarop hij slechts gedeeltelijk aanspraak had.
Art.49. Oplichting
Overeenkomstig artikel 47 wordt gestraft, eenieder die, met het oogmerk een onverschuldigde uitbetaling van het zorgbudget te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden, gebruik heeft gemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen, of enige andere bedrieglijke handeling aangewend heeft om te doen geloven aan het bestaan van een valse persoon, een valse onderneming, of enige andere fictieve gebeurtenis of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.
Art.50. Opdeciemen
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bedoeld in dit hoofdstuk.
In geval van een administratieve geldboete maakt de Regering in haar beslissing melding van de vermenigvuldiging ingevolge de voormelde wet van 5 maart 1952 en vermeldt het getal dat het gevolg is van deze verhoging.
Art.51. Regels voor de bestraffing van overtredingen
Op de bestraffing van de overtredingen vermeld in dit hoofdstuk zijn de bepalingen van boek I, titel 6, hoofdstukken 3 en 4, van het Sociaal Strafwetboek van toepassing.
Strafrechtelijke vervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, ook als de vervolging tot een vrijspraak leidt.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.52. Wijzigingsbepaling
In artikel 580, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 23 april 2018, wordt een bepaling onder g) ingevoegd, luidende :
"g) het decreet van 27 juni 2022 betreffende het zorgbudget voor ouderen;"
Art.53. Wijzigingsbepaling
In artikel 1, eerste lid, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, vervangen bij de wet van 22 december 1989 en gewijzigd bij de wet van 24 december 2002, worden de woorden "en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden" opgeheven.
Art.54. Wijzigingsbepaling
Artikel 2, § 3, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 9 juli 2004, wordt opgeheven.
Art.55. Wijzigingsbepaling
Artikel 6, § 3, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 december 2002, wordt opgeheven.
Art.56. Wijzigingsbepaling
In artikel 7, § 1, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 9 juli 2004, worden de woorden "of een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden" opgeheven.
Art.57. Wijzigingsbepaling
Artikel 8, § 1, vierde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 december 2002, wordt opgeheven.
Art.58.[1 § 1.]1 Overgangsbepaling
Ouderen die in december 2022 een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ontvangen krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, blijven vanaf 1 januari 2023 het bedrag ontvangen waarop zij krachtens artikel 6, § 3, van diezelfde wet recht hadden.
Op dat bedrag zijn niet langer de indexeringsmodaliteiten van artikel 6, § 5, van dezelfde wet van toepassing, noch de indexeringsmodaliteiten die op basis van artikel 12 zijn vastgesteld.
Dat bedrag wordt betaald in plaats van de krachtens de artikelen 6 en 8 toegekende uitkeringen, totdat de som van de krachtens de artikelen 6 en 8 toegekende uitkeringen waarop de in het eerste lid bedoelde oudere recht heeft, voordeliger is dan het in het eerste lid vastgestelde bedrag.
Uiterlijk op 30 juni 2023 wordt onderzocht welk bedrag bij inwerkingtreding van dit decreet voordeliger is in de zin van het derde lid. Zolang dit niet is onderzocht, wordt het bedrag vermeld in het eerste lid doorbetaald. Indien uit het onderzoek blijkt dat de uitkeringen vermeld in de artikelen 6 en 8 gedurende die periode voordeliger waren, doet de Regering een dienovereenkomstige nabetaling.
Zodra een van de situaties vermeld in het derde lid zich voordoet, worden de krachtens de artikelen 6 en 8 toegekende uitkeringen uitbetaald overeenkomstig de nadere regels bepaald in dit decreet.
[1 § 2 - Paragraaf 1 is niet van toepassing op ouderen die overeenkomstig artikel 4 buiten het toepassingsgebied van dit decreet vallen.
Artikel 10, tweede lid, is van toepassing op ouderen die het overeenkomstig paragraaf 1 berekende bedrag ontvangen.
Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid gelden de bedragen die een oudere tot en met 1 maart 2025 op grond van paragraaf 1 heeft ontvangen, als verworven en die bedragen worden niet teruggevorderd.]1
----------
(1)<DDG 2025-02-24/04, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 06-06-2025>
Art.59. Overgangsbepaling
Alle aanvragen voor een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden die op of na 1 december 2022 worden ingediend, worden met ingang van 1 januari 2023 overeenkomstig de bepalingen van dit decreet behandeld, waarbij het recht op het zorgbudget pas met ingang van 1 januari 2023 wordt geopend.
Art. 60. Inwerkingtreding
Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2023.