Details





Titel:

27 JANUARI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003012302 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt:
  "11° Deeltijds leerplichtige: de werknemer bedoeld bij artikel 5bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;"
  b) de bepalingen onder 12° en 13° worden toegevoegd, luidende:
  "12° Gelegenheidswerknemer: de werknemer bedoeld in artikel 8bis en 31ter van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  13° Flexi-jobwerknemer: de werknemer met een flexi-job bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken."

Art.2. In artikel 2, 4°, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder c) wordt aangevuld met een bepaling csedecies, luidende:
  "csedecies G18 = het forfaitair bedrag bedoeld in artikel 336 van de programmawet van 24 december 2002."
  2° in de bepaling onder g) worden de woorden "of G16" vervangen door de woorden ", G16 of G18."

Art.3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 15/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 15/1. In toepassing van artikel 344 van de wet van 24 december 2002, moet men, voor het bepalen van de hoedanigheid van vervanger van een werknemer, het volgende vergelijken:
  - A: het maximum aantal werknemers dat gelijktijdig bij de technische bedrijfseenheid in dienst was in de loop van de twaalf maanden die de indiensttreding voorafgaan, waarbij geen rekening wordt gehouden met het hoogste aantal werknemers dat tewerkgesteld was op eenzelfde kalenderdag en dit voor maximum 5 dagen in diezelfde referteperiode van 12 maanden;
  - B: het totale aantal werknemers dat bij de technische bedrijfseenheid in dienst is op de datum dat de nieuwe werknemer in dienst treedt.
  Als B niet groter is dan A, dan wordt de nieuw aangeworven werknemer beschouwd als een vervanger.
  Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een werknemer beschouwd als zijnde in dienst wanneer hij op grond van zijn tewerkstelling onderworpen is aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met uitzondering van de werknemers die niet in aanmerking worden genomen voor het onderzoek naar de hoedanigheid van nieuwe werkgever zoals bedoeld in artikel 343, § 1, 2° en 3°, van de wet van 24 december 2002.".

Art.4. In artikel 16 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1, 1° wordt het woord "G7" vervangen door het woord "G18" en worden de woorden "artikel 343, § 1" vervangen door de woorden "artikel 343, § 1, 2°";
  b) in paragraaf 1, 2° worden de woorden "artikel 343, § 2," vervangen door de woorden "artikel 343, § 1, 3°";
  c) in paragraaf 1, 3° worden de woorden "artikel 343, § 3," vervangen door de woorden "artikel 343, § 1, 3°";
  d) in paragraaf 1, 4° worden de woorden "artikel 343, § 3/1," vervangen door de woorden "artikel 343, § 1, 3°";
  e) in paragraaf 1, 5° worden de woorden "artikel 343, § 3/2," vervangen door de woorden "artikel 343, § 1, 3°";
  f) in paragraaf 1, 6° worden de woorden "artikel 343, § 3/3," vervangen door de woorden "artikel 343, § 1, 3°";
  a) in paragraaf 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "gelegenheidsarbeiders bedoeld in artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en gelegenheidswerknemers bedoeld in artikel 8quater van het voornoemd koninklijk besluit van 28 november 1969" vervangen door de woorden "gelegenheidswerknemers en flexi-jobwerknemers".
  h) het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 3 tot 7, luidende:
  " § 3. Per werkgever kan de vermindering voor de n-de werknemer, bedoeld in § 1, telkens maar één keer per kwartaal worden genoten.
  § 4. De verminderingen bedoeld in § 1, kunnen telkens maar voor één werknemer per simultane technische bedrijfseenheid genoten worden.
  De bepaling van het vorige lid is niet van toepassing op de vóór 1 januari 2022 reeds aangevatte verminderingen voor simultane technische bedrijfseenheden die als dusdanig bestonden op 1 januari 2022.
  § 5. In afwijking van § 3, wanneer de n-de werknemer bedoeld in § 1, in de loop van het betrokken kwartaal uit dienst gaat en een andere n-de werknemer in datzelfde kwartaal in dienst komt, dan kan de werkgever voor deze laatste werknemer de vermindering voor de n-de werknemer verder toepassen.
  § 6. Wanneer werknemers deel uitmaken van een historische technische bedrijfseenheid, wordt de waarde n-1, bedoeld in artikel 343, § 1, 3°, van de wet van 24 december 2002, verhoogd met het aantal werknemers die op dezelfde dag in dienst treden als deze waarop de n-de werknemer in dienst treedt, en die vervanger zijn in de zin van artikel 15/1.
  § 7. De verminderingen voor de n-de werknemer, bedoeld in § 1, 2° tot 6°, kunnen maar genoten worden indien de betrokken werkgever in het betrokken kwartaal gelijktijdig minstens n werknemers tewerkstelt en de bijkomende tewerkstelling minstens één maand na de datum van indiensttreding aanhoudt."

Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.

Art. 6. De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.