Details





Titel:

9 DECEMBER 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders en de interdisciplinaire samenwerking in de praktijkvoering en tot uitbreiding van de opdrachten van de huisartsenkringen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-2022 en tekstbijwerking tot 12-07-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Renteloze lening
Art. 6-9
HOOFDSTUK 4. - Tegemoetkoming in interdisciplinaire praktijkvoering
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 10
Afdeling 2. - Tegemoetkoming in de loonkosten
Art. 11-16
Afdeling 3. - Tegemoetkoming in kosten voor diensten
Art. 17-20
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Art. 21
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 22-28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012022120  2015035893 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° actieve huisarts: een erkende huisarts die praktijk voert als huisarts in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
  2° [1 administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg ]1
  3° huisarts in opleiding: een arts die een theoretische en praktische opleiding tot de specialisatie huisarts volgt bij stagemeesters die daarvoor erkend zijn conform een goedgekeurd stageplan;
  4° installatie: de datum vanaf wanneer de erkende huisarts deelneemt aan de medische permanentie conform artikel 21 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg;
  5° startende huisarts: elke huisarts die zich voor de eerste keer installeert in een nieuwe of bestaande individuele praktijk of groepspraktijk op een van de volgende tijdstippen:
  a) maximaal vijftien jaar na de erkenning als huisarts;
  b) binnen twee jaar na de terugkeer uit het buitenland, op voorwaarde dat de arts gedurende meer dan één jaar actief was in het buitenland.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 678, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen
Art.2.De aanvragen van een tegemoetkoming als vermeld in artikel 10, of een renteloze lening als vermeld in artikel 6 of 7, worden ingediend met een formulier dat of een webapplicatie die [1 de administratie]1 daarvoor ter beschikking stelt op zijn website.
  In het formulier of de webapplicatie, vermeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens opgenomen:
  1° de volgende identificatiegegevens van de aanvrager:
  a) de voor- en achternaam;
  b) het domicilieadres;
  c) het RIZIV-nummer;
  d) het Rijksregisternummer;
  2° de volgende gegevens over de praktijk:
  a) het adres van de praktijk;
  b) het KBO-nummer;
  c) het aanbod en de aanwezige disciplines;
  d) het aantal tewerkgestelden en hun tewerkstellingsgraad;
  3° de aanduiding van de tegemoetkoming waarvoor de aanvraag wordt ingediend;
  4° het rekeningnummer waarop de tegemoetkoming kan worden overgemaakt;
  5° als het een aanvraag betreft van een renteloze lening als vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, of een bijkomende renteloze lening als vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, de documenten en bewijsstukken, vermeld in artikel 9;
  6° als het een aanvraag betreft van een tegemoetkoming in de loonkosten als vermeld in artikel 11, de documenten en bewijsstukken vermeld in artikel 14, en, in voorkomend geval, vermeld in artikel 16;
  7° als het een aanvraag betreft van een tegemoetkoming voor diensten als vermeld in artikel 17, de documenten en gegevens, vermeld in artikel 19, tweede lid;
  8° de volgende contactgegevens van de aanvrager:
  a) het telefoonnummer;
  b) het e-mailadres;
  9° de datum waarop de aanvrager als huisarts is erkend;
  10° de datum van terugkeer in België als de aanvragende arts gedurende meer dan één jaar actief was in het buitenland;
  11° als het een aanvraag betreft van een renteloze lening als vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, of een bijkomende renteloze lening als vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid:
  a) de burgerlijke staat van de aanvrager;
  b) als de aanvrager gehuwd is, de volgende gegevens van de partner van de aanvrager:
  1) de voor- en achternaam;
  2) het Rijksregisternummer;
  3) het e-mailadres;
  12° als het een aanvraag betreft van een tegemoetkoming in de loonkosten als vermeld in artikel 11:
  a) de volgende identificatiegegevens van de werknemer of werknemers waarvoor de tegemoetkoming wordt gevraagd:
  1) de voor- en achternaam;
  2) het Rijksregisternummer;
  3) het domicilieadres;
  b) de volgende tewerkstellingsgegevens van de werknemer of werknemers waarvoor de tegemoetkoming wordt gevraagd:
  1) het aantal volledige maanden tewerkstelling in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;
  2) het tewerkstellingspercentage, uitgedrukt in het gemiddeld aantal uren tewerkstelling per week.
  Het formulier, vermeld in het eerste lid, wordt ondertekend door de aanvrager.
  Als het een aanvraag betreft van een renteloze lening als vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, of een bijkomende renteloze lening als vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, en de aanvrager gehuwd is, wordt het formulier eveneens ondertekend door de partner van de aanvrager.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 679, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (2)<BVR 2024-04-26/66, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 15-08-2024>

Art.3.§ 1. [1 [1 De administratie]1]1 wijst, voor de verwerking en de opvolging van de aanvragen van een tegemoetkoming of een renteloze lening, vermeld in dit besluit, inclusief de uitbetaling aan de rechthebbenden, een of meer organisaties aan.
  § 2. De organisatie of organisaties die conform paragraaf 1 worden aangewezen, worden belast, voor rekening van het agentschap, met het dagelijks beheer van de tegemoetkomingen en de renteloze lening aan de individuele huisartsen en met de financierings- en controlemodaliteiten van dat dagelijks beheer.
  Het dagelijks beheer, vermeld in het eerste lid, omvat al de volgende aspecten:
  1° de individuele kredietovereenkomsten beheren;
  2° de toegekende middelen overmaken;
  3° de terugbetalingen en de algemene opvolging van de kredieten, de fase van geschil daarin begrepen;
  4° de individuele tegemoetkomingen aan de huisartsen verwerken en opvolgen en die individuele tegemoetkomingen beheren.
  De organisatie of organisaties die conform paragraaf 1 worden aangewezen, rapporteren maandelijks inhoudelijk en financieel over het dagelijks beheer, vermeld in het eerste en tweede lid, via de maandelijkse boekingsstaten. Om het dagelijks beheer op te volgen legt de voormelde organisatie of leggen de voormelde organisaties per kwartaal een gedetailleerde kostenstaat en kwartaalconciliatie voor over hun financiële werking van dat dagelijks beheer ter goedkeuring aan het agentschap.
  De individuele kredietovereenkomst, vermeld in het tweede lid, 1°, bevat al de volgende informatie:
  1° het bedrag van de lening;
  2° de bestemming;
  3° de duur;
  4° de intrestvoet;
  5° de commissies en alle lasten;
  6° het terugbetalingsprogramma;
  7° de modaliteiten voor het ter beschikking stellen van de fondsen;
  8° de voorwaarden en modaliteiten van de vervroegde opeisbaarheid.
  De kwartaalconciliatie, vermeld in het derde lid, bevat een verklaring voor alle verrichtingen op de financiële rekening van de Vlaamse Gemeenschap voor de tegemoetkomingen of renteloze leningen, vermeld in dit besluit, waar de organisatie of organisaties die conform paragraaf 1 worden aangewezen, het beheer over hebben.
  § 3. De organisatie of organisaties die conform paragraaf 1 worden aangewezen bezorgen jaarlijks voor het einde van de derde maand die volgt op het afsluiten van een boekjaar, een inhoudelijk en financieel jaarverslag aan het agentschap.
  Het inhoudelijk jaarverslag, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende elementen:
  1° een overzicht van het aantal artsen dat een renteloze lening als vermeld in artikel 6, en een bijkomende renteloze lening als vermeld in artikel 7, heeft aangevraagd;
  2° een overzicht van het aantal artsen dat een tegemoetkoming voor interdisciplinaire praktijkvoering als vermeld in artikel 10, heeft aangevraagd. Dat overzicht wordt opgesplitst in de volgende delen:
  a) een overzicht van de aanvragen van een tegemoetkoming in de loonkosten als vermeld in artikel 11. In dat overzicht wordt een opdeling gemaakt tussen een tegemoetkoming voor een praktijkondersteuner en/of een praktijkverpleegkundige, en ook op basis van de tewerkstellingsgraad van die praktijkondersteuner of praktijkverpleegkundige;
  b) een overzicht van de aanvragen van een tegemoetkoming voor diensten als vermeld in artikel 17;
  3° voor de gegevens, vermeld in punt 1° en punt 2°, a) en b), een overzicht van het aantal geweigerde aanvragen;
  4° een overzicht van het aantal toegekende renteloze leningen, bijkomende renteloze leningen, tegemoetkomingen in de loonkosten en tegemoetkomingen in de kosten van diensten als vermeld in artikel 6, 7, 11 en 17, per eerstelijnszone en per provincie.
  De gegevens, vermeld in het tweede lid, 1° tot en met 3°, worden onderverdeeld in aanvragen van solo-artsen en aanvragen van artsen in een groepspraktijk. De aanvragen van artsen in een groepspraktijk worden verder onderverdeeld naar grootte van de groepspraktijk. De grootte van de groepspraktijk wordt berekend op basis van het aantal artsen dat binnen de groepspraktijk een tegemoetkoming in de loonkosten als vermeld in artikel 11, aanvraagt.
  Het financieel verslag, vermeld in het eerste lid, wordt bezorgd in de vorm van een kostenanalytische boekhouding.
  De organisatie of organisaties die conform paragraaf 1 worden aangewezen, houden de bewijsstukken die de werkelijk gemaakte kosten aantonen, ter beschikking van het agentschap. Die bewijsstukken worden op verzoek aan [1 [1 de administratie]1]1voorgelegd.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 679, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.4.[1 Om recht te hebben op een tegemoetkoming als vermeld in artikel 10 van dit besluit, of een renteloze lening als vermeld in artikel 6 of 7 van dit besluit, bezorgt de huisarts jaarlijks aan de administratie de gegevens, vermeld in artikel 23, § 2, tweede lid, 2°, a) tot en met d), van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders, voor het doeleinde, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 2°, van het voormelde decreet.
   Het eerste lid is niet van toepassing op de huisartsen die niet actief zijn in het Nederlandse taalgebied.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, kan de technische modaliteiten bepalen van de wijze waarop de gegevens, vermeld in het eerste lid, aan de administratie worden bezorgd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-04-26/66, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 15-08-2024>

Art.5.[1 De administratie]1] evalueert binnen zes jaar na het in voege treden van dit besluit het effect van de ondersteuningsmaatregelen, vermeld in dit besluit. De Vlaamse Regering wordt op de hoogte gebracht van de resultaten van de voormelde evaluatie en van de eventuele voorstellen tot wijziging van dit besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 679, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK 3. - Renteloze lening
Art.6. § 1. Een renteloze lening van maximaal 35.000 euro voor de uitbouw van een huisartsenpraktijk kan eenmalig worden toegekend aan elke startende, actieve huisarts binnen vijf jaar na de installatie.
  In afwijking van het eerste lid kan de renteloze lening, vermeld in het eerste lid, ook worden toegekend aan een huisarts in opleiding die aantoont dat hij zich binnen een jaar na de aanvraag zal installeren en die op het moment van de aanvraag een aankoopbewijs kan voorleggen van een pand dat daarvoor is vergund.
  § 2. De renteloze lening, vermeld in paragraaf 1, kan alleen gebruikt worden om de kosten te vergoeden die rechtstreeks verbonden zijn aan de installatie in de praktijk.
  § 3. De startende, actieve huisarts die de renteloze lening, vermeld in paragraaf 1, aanvraagt, is toegetreden tot de huisartsenkring, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen, die de huisartsenzone waar de praktijk ligt, als werkgebied heeft.

Art.7. § 1. De startende, actieve huisarts kan naast de renteloze lening, vermeld in artikel 6, ook een eenmalige bijkomende renteloze lening van maximaal 10.000 euro ontvangen als de betrokken huisarts bijkomend investeert in samenwerking.
  De bijkomende renteloze lening, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden ingezet voor een bijkomende ruimte of bijkomende infrastructuur en niet voor het vergoeden van personeelskosten.
  § 2. Een huisarts komt in aanmerking voor de bijkomende renteloze lening, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
  1° de huisartsenpraktijk gaat een samenwerking aan met een praktijkondersteuner of een praktijkverpleegkundige;
  2° de praktijkondersteuner en de praktijkverpleegkundige, vermeld in punt 1°, werken in loondienst;
  3° de huisarts die de lening aanvraagt, draagt bij in de kosten voor een bijkomende ruimte of bijkomende infrastructuur voor de praktijkondersteuner en de praktijkverpleegkundige, vermeld in punt 1° ;
  4° de huisarts die de lening aanvraagt, is toegetreden tot de huisartsenkring, vermeld in artikel 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen, die de huisartsenzone waar de praktijk ligt, als werkgebied heeft.

Art.8. De lening die is toegekend met toepassing van artikel 6, § 1, eerste lid, en artikel 7, § 1, eerste lid, is terugbetaalbaar in vijf jaar, met een vrijstelling van één jaar voor de terugbetaling van het kapitaal.
  Als de huisarts de activiteit beëindigt of verplaatst buiten het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor het einde van de terugbetalingstermijn, vermeld in het eerste lid, wordt het resterende bedrag onmiddellijk en volledig terugbetaald.
  Als een huisarts in opleiding zich niet installeert in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad binnen een jaar nadat die huisarts de renteloze lening, vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, heeft verkregen, of als die huisarts binnen de voormelde termijn niet voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 6, § 3, wordt het volledige bedrag onmiddellijk en volledig terugbetaald.

Art.9.Bij de aanvraag van een renteloze lening als vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, van dit besluit, en bij de aanvraag van een bijkomende renteloze lening als vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, van dit besluit, worden de volgende bewijsstukken gevoegd:
  1° voor de renteloze lening, vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, van dit besluit, worden de volgende bewijsstukken aan [1 de administratie]1] bezorgd:
  a) de gegevens van de huisartsenpraktijk, vermeld in [2 artikel 4, eerste lid]2, van dit besluit;
  b) een omschrijving van de kosten die verbonden zijn aan de installatie van de huisarts. Die omschrijving wordt gestaafd met bewijsstukken die de huisarts ter beschikking houdt en die kunnen worden opgevraagd door [1 de administratie]1;
  c) een bewijs van toetreding tot de huisartsenkring die de huisartsenzone waar de betrokken huisarts praktijk voert, als werkgebied heeft, inclusief een verklaring van de huisartsenkring dat de aanvragende arts effectief praktijk voert;
  d) een bewijs van de deelname van de betrokken huisarts aan de medische permanentie, vermeld in artikel 21 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, waarop de startdatum van de deelname aan die medische permanentie vermeld wordt;
  2° voor de bijkomende renteloze lening, vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, van dit besluit, worden de volgende bewijsstukken aan het agentschap bezorgd:
  a) de gegevens van de huisartsenpraktijk, vermeld in [2 artikel 4, eerste lid]2, van dit besluit;
  b) een bewijs van toetreding tot de huisartsenkring die de huisartsenzone waar de betrokken huisarts praktijk voert, als werkgebied heeft, inclusief een verklaring van de huisartsenkring dat de aanvragende arts effectief praktijk voert;
  c) het arbeidscontract dat is gesloten tussen de betreffende praktijk en een praktijkondersteuner of een praktijkverpleegkundige;
  d) een overzicht van de verdeling van de kosten voor de bijkomende ruimte of bijkomende infrastructuur voor een praktijkondersteuner of een praktijkverpleegkundige en, als er verschillende huisartsen in de praktijk aanwezig zijn, de verdeling van de kosten tussen de aanwezige huisartsen.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 679, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
  (2)<BVR 2024-04-26/66, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 15-08-2024>

HOOFDSTUK 4. - Tegemoetkoming in interdisciplinaire praktijkvoering
Afdeling 1. - Algemeen
Art.10. Actieve huisartsen kunnen een tegemoetkoming ontvangen voor interdisciplinaire praktijkvoering. De voormelde tegemoetkoming kan bestaan uit:
  1° een tegemoetkoming in de loonkosten van een extra medewerker of extra medewerkers;
  2° een tegemoetkoming voor een telesecretariaat.
  De tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, kunnen niet door een individuele huisarts voor dezelfde maand gecumuleerd worden.
  Actieve huisartsen die praktijk voeren in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kunnen de tegemoetkomingen, vermeld in het eerste lid, niet cumuleren met tegemoetkomingen in de loonkosten van een extra medewerker of extra medewerkers of tegemoetkomingen voor een telesecretariaat die worden toegekend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad.

Afdeling 2. - Tegemoetkoming in de loonkosten
Art.11. § 1. Een actieve huisarts kan aanspraak maken op een tegemoetkoming in de loonkosten van minstens een derde vte extra medewerker of meerdere extra medewerkers. De tegemoetkoming kan nooit meer bedragen dan 50% van het aandeel dat de aanvragende arts bijdraagt in de totale loonkosten van de medewerker of medewerkers tot maximaal 7400 euro per jaar.
  De maximale tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast op basis van de evolutie tussen 30 juni van het voorlaatste jaar en 30 juni van het vorige jaar van de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, die wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 tot en met 2quater van het voormelde besluit.
  De maximale tegemoetkoming wordt een eerste keer op 1 januari 2024 geïndexeerd conform het tweede lid.
  § 2. Als verschillende huisartsen dezelfde medewerker of medewerkers in loondienst hebben, kan de tegemoetkoming van elk van de huisartsen, vermeld in paragraaf 1, niet hoger zijn dan het resultaat van de formule [T x A /13]/ B, waarbij:
  1° A: het aantal uren tewerkstelling per week van de medewerker of medewerkers in loondienst;
  2° B: het aantal huisartsen dat dezelfde medewerker of medewerkers in loondienst heeft;
  3° T: het bedrag van de maximale tegemoetkoming, vermeld in paragraaf 1.
  Als het resultaat van de formule, vermeld in het eerste lid, hoger ligt dan het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1, wordt de tegemoetkoming beperkt tot het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1.
  § 3. Het plafond van 7400 euro, vermeld in paragraaf 1, kan worden verhoogd met 800 euro als de huisarts of de huisartsenpraktijk waarvan de aanvragende huisarts deel uitmaakt, inzet op extra vorming voor de verdere professionalisering van de medewerkers.
  Als verschillende huisartsen dezelfde medewerker of medewerkers in loondienst hebben, kan de tegemoetkoming, vermeld in paragraaf 1, van elk van de huisartsen die in aanmerking komt voor de plafondverhoging, vermeld in het eerste lid, niet hoger zijn dan het resultaat van de formule [C/B x ((T+800) x A /13)]/ C, waarbij:
  1° A: het aantal uren tewerkstelling per week van de medewerker of medewerkers in loondienst;
  2° B: het aantal huisartsen dat dezelfde medewerker of medewerkers in loondienst heeft;
  3° C: het aantal huisartsen dat voor de plafondverhoging, vermeld in het eerste lid, in aanmerking komt;
  4° T: het bedrag van de maximale tegemoetkoming, vermeld in paragraaf 1.
  Als het resultaat van de formule, vermeld in het tweede lid, hoger ligt dan het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1, vermeerderd met 800, wordt de tegemoetkoming beperkt tot het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1, verhoogd met 800 euro.
  Als verschillende huisartsen dezelfde medewerker of medewerkers in loondienst hebben, kan de tegemoetkoming, vermeld in paragraaf 1, van elk van de huisartsen die niet in aanmerking komt voor de plafondverhoging, vermeld in het eerste lid, niet hoger zijn dan het resultaat van de formule: [D/B x (T x A/ 13)]/ D, waarbij:
  1° A: het aantal uren tewerkstelling per week van de medewerker of medewerkers;
  2° B: het aantal huisartsen dat dezelfde medewerker of medewerkers in loondienst heeft;
  3° D: het aantal artsen dat niet voor de plafondverhoging, vermeld in het eerste lid, in aanmerking komt;
  4° T: het bedrag van de maximale tegemoetkoming, vermeld in paragraaf 1.
  Als het resultaat van de formule, vermeld in het vierde lid, hoger ligt dan het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1, wordt de tegemoetkoming beperkt tot het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1.
  § 4. De totale loonkosten van de medewerker of de medewerkers, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, zijn gelijk aan het totale brutoloon zoals aangegeven op de afrekening, vermeld in artikel 15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, vermeerderd met de werkgeversbijdragen die op dat totale brutoloon zijn verschuldigd.

Art.12. Een actieve huisarts komt in aanmerking voor de tegemoetkoming, vermeld in artikel 11, § 1, van dit besluit, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
  1° in de huisartsenpraktijk is minstens een praktijkondersteuner of een praktijkverpleegkundige aanwezig, naast de aanwezige huisarts of huisartsen;
  2° de praktijkondersteuner of de praktijkverpleegkundige, vermeld in punt 1°, werkt in loondienst;
  3° de huisarts die de tegemoetkoming aanvraagt, is toegetreden tot de huisartsenkring, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen, die de huisartsenzone waar de betrokken huisarts praktijk voert, als werkgebied heeft.
  Als de aanvragende huisarts gedurende een deel van het kalenderjaar niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is de tegemoetkoming, vermeld in artikel 11, § 1, verschuldigd naar rato van het aantal maanden waarin er wel aan de voorwaarden voldaan is.

Art.13. De aanvraag van de tegemoetkomingen, vermeld in artikel 11, § 1 en § 2, wordt ingediend uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar waarop de loonkosten betrekking hebben.

Art.14. De aanvraag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 11, § 1, bevat al de volgende elementen:
  1° een kopie van het arbeidscontract met de praktijkondersteuner of de praktijkverpleegkundige, vermeld in artikel 12, eerste lid, 1° ;
  2° het bedrag van de globale loonkosten, op basis van de loonstaat van het jaar waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd, van de werknemer of werknemers waarvoor de tegemoetkoming wordt gevraagd. In de berekening wordt rekening gehouden met het bedrag van de andere tegemoetkomingen die een vermindering van de totale loonkosten tot gevolg hebben;
  3° een opsomming van de namen en de RIZIV-nummers van de huisartsen, andere dan de aanvrager, die dezelfde medewerker of medewerkers in loondienst hebben, samen met een verklaring op eer van de aanvrager dat de gegevens van dit document overeenstemt met de werkelijkheid;
  4° een bewijs van aansluiting van de huisarts bij de huisartsenkring van de huisartsenzone waar de praktijk van de huisarts ligt die de aanvraag heeft ingediend.

Art.15. De aanvragende huisarts komt in aanmerking voor de bijkomende verhoging van 800 euro, vermeld in artikel 11, § 3, als binnen de praktijk van de aanvragende huisarts geïnvesteerd wordt in bijkomende navorming die gericht is op de volgende aspecten:
  1° de competenties versterken van de praktijkondersteuner of de praktijkverpleegkundige;
  2° bijkomende competenties ontwikkelen op het vlak van geïntegreerd samenwerken, zorgcoördinatie en populatiegerichte zorg.
  De navorming, vermeld in het eerste lid, bedraagt minimaal vier uur per jaar. Minstens één uur per jaar wordt samen met de aanvragende huisarts gevolgd.

Art.16. De aanvraag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 11, § 3, bevat al de volgende elementen:
  1° een overzicht van de navorming, vermeld in artikel 15, die in het afgelopen jaar is gevolgd;
  2° per gevolgde opleiding, een opsomming van de deelnemers die verbonden zijn aan de praktijk en die de navorming, vermeld in artikel 15, gevolgd hebben.

Afdeling 3. - Tegemoetkoming in kosten voor diensten
Art.17. Een startende actieve huisarts komt in aanmerking voor een tegemoetkoming van maximaal 3400 euro per jaar voor de investering in een telesecretariaat.
  De tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, kan worden aangevraagd voor maximaal vijf opeenvolgende jaren.

Art.18. Een huisarts komt in aanmerking voor de tegemoetkoming, vermeld in artikel 17, als hij een contractuele verbintenis heeft gesloten, waardoor hij kan beschikken over een dienst voor medisch telesecretariaat die tot doel heeft te helpen bij het administratieve beheer van de praktijk.
  De dienst voor medisch telesecretariaat beschikt over al de volgende functies:
  1° een onlineagenda;
  2° het beantwoorden en triëren van telefonische oproepen voor de huisarts.
  De huisarts die de tegemoetkoming, vermeld in artikel 17 van dit besluit, aanvraagt, is toegetreden tot de huisartsenkring, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen, die de huisartsenzone waar de betrokken huisarts praktijk voert, als werkgebied heeft.

Art.19. De aanvraag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 17, wordt uiterlijk ingediend op 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar waarop de bedragen van de facturen voor de dienst voor medisch telesecretariaat betrekking hebben.
  De eerste aanvraag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 17 van dit besluit, bevat al de volgende documenten en gegevens:
  1° een kopie van het contract, vermeld in artikel 18, eerste lid, van dit besluit;
  2° inlichtingen over de inhoud van de aangeboden diensten;
  3° een bewijs van aansluiting van de huisarts bij de huisartsenkring van de huisartsenzone waar de praktijk van de huisarts ligt die de aanvraag heeft ingediend;
  4° een bewijs van deelname van de betrokken huisarts aan de medische permanentie, vermeld in artikel 21 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, waarop de startdatum van de deelname aan die medische permanentie vermeld wordt.
  Alle aanvragen van de tegemoetkoming die volgen op de eerste aanvraag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 17, bevatten de documenten en gegevens, vermeld in het tweede lid, als er wijzigingen zijn in de documenten en gegevens, vermeld in het tweede lid, ten opzichte van de voorafgaande aanvraag.

Art.20. Het jaarlijkse bedrag van de tegemoetkoming is gelijk aan de helft van de reële kosten tot maximaal 3400 euro.
  Als de contractuele verbintenis, vermeld in artikel 18, eerste lid, zich niet over het volledige kalenderjaar uitstrekt, is de tegemoetkoming verschuldigd naar rato van het aantal volledige maanden dienstverlening.

HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Art.21. In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° er wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "8° rapporteert de huisartsenkring jaarlijks aan het agentschap over het totale aantal actieve huisartsen en huisartsen in opleiding in zijn werkingsgebied, met het oog op het nemen van beleidsmaatregelen om de huisartsengeneeskunde en de eerstelijnszorg te versterken. In het kader van die opdracht worden de volgende gegevens bezorgd:
  a) de voor- en achternaam van de huisarts;
  b) het beroepsadres van de huisarts;
  c) de samenstelling van de huisartsenpraktijk met een overzicht van het aantal disciplines en het tewerkstellingspercentage van de verschillende disciplines;
  d) de volgende aanvullende gegevens van de praktijk als dat van toepassing is: de praktijknaam, de praktijkwebsite en het praktijkmailadres;
  e) een overzicht van de huisartsenpraktijken met een patiëntenstop, met de vermelding van de aard en de duur van die patiëntenstop;
  f) de demografische leeftijdsverdeling van de actieve huisartsen in het werkingsgebied.
  Het agentschap is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in punt a) tot en met f). De persoonsgegevens, vermeld in punt a) tot en met f), worden door het agentschap bewaard gedurende een termijn van maximaal 18 maanden na de ontvangst van de gegevens.";
  2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "In het eerste lid, 8°, wordt verstaan onder:
  1° huisarts in opleiding: een arts die een theoretische en praktische opleiding tot de specialisatie huisarts volgt bij een stagemeester die daarvoor erkend is conform een goedgekeurd stageplan;
  2° actieve huisarts: een erkende huisarts die effectief praktijk voert als huisarts in de huisartsenzone.".

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.22. Het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 en 26 juni 2020, wordt opgeheven.

Art.23. De renteloze leningen die zijn aangevraagd voor 1 januari 2023, worden toegekend conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan, zoals van kracht op 31 december 2022.
  De renteloze leningen waarvan de termijn van de terugbetaalbaarheid, vermeld in artikel 6, § 1, van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 2012, zoals van kracht op 31 december 2022, nog niet verlopen is op 1 januari 2023, blijven onderworpen aan de regelgeving, zoals van kracht op 31 december 2022.
  Een huisarts aan wie een renteloze lening is toegekend voor 1 januari 2023, op basis van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 2012, zoals van kracht op 31 december 2022, komt niet meer in aanmerking voor de renteloze lening, vermeld in artikel 6, § 1, van dit besluit.

Art.24. De tegemoetkoming in de loonkosten die gedragen zijn in het jaar 2022, wordt aangevraagd en toegekend conform het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan, zoals van kracht op 31 december 2022.
  In afwijking van het eerste lid kan de tegemoetkoming worden aangevraagd conform dit besluit als de aanvragende huisarts voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 12 tot en met 16 van dit besluit.

Art.25. De tegemoetkoming in de kosten van diensten, vermeld in artikel 17 van dit besluit, die gedragen zijn in het jaar 2022, wordt aangevraagd en toegekend conform het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan, zoals van kracht op 31 december 2022.

Art.26. Een huisarts die op 1 januari 2023 al een tegemoetkoming in de kosten voor diensten heeft ontvangen conform artikel 14 tot en met 16 van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan, zoals van kracht op 31 december 2022, komt alleen in een van de volgende gevallen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten voor diensten conform de bepalingen van dit besluit:
  1° de huisarts heeft op 1 januari 2023 al in vijf kalenderjaren of meer een volledige of gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten voor diensten ontvangen met toepassing van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 2012, zoals van kracht op 31 december 2022. In dit geval kan de betrokken huisarts alleen een vergoeding aanvragen voor een tegemoetkoming in de kosten voor diensten voor maximaal twee opeenvolgende kalenderjaren vanaf 1 januari 2023;
  2° de huisarts heeft op 1 januari 2023 minder dan vijf kalenderjaren een volledige of gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten voor diensten ontvangen met toepassing van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 2012, zoals van kracht op 31 december 2022. In dit geval kan de betrokken huisarts alleen een tegemoetkoming met toepassing van dit besluit aanvragen voor maximaal zes opeenvolgende kalenderjaren vanaf 1 januari 2023, verminderd met het aantal kalenderjaren waarvoor de betrokken arts een tegemoetkoming in de kosten voor diensten volledig of gedeeltelijk al heeft ontvangen voor 1 januari 2023 met toepassing van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 2012, zoals van kracht op 31 december 2022.

Art.27. Met uitzondering van artikel 21 treedt dit besluit in werking op 1 januari 2023.

Art. 28. De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit.