16 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit houdende de basisbankdienst voor ondernemingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-01-2023 en tekstbijwerking tot 25-07-2024)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - De basisbankdienst-kamer
Afdeling 1. - De bevoegdheden
Art. 2
Afdeling 2. - De wijze van spreiding
Art. 3
Afdeling 3. - De leden
Art. 4-7
Afdeling 4. - De werking
Art. 8-9
HOOFDSTUK 3. - Specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen
Art. 10-11
HOOFDSTUK 4. - Beperkingen nodig om risico's verbonden aan het gebruik van contanten te beperken
Art. 12-13
HOOFDSTUK 5. - Bijkomende voorwaarden voor verrichtingen in Amerikaanse dollar [1 of andere valuta]1
Art. 14-15
HOOFDSTUK 6. - De vermeldingen op het aanvraagformulier en de erbij te voegen stukken
Art. 16
HOOFDSTUK 7. - Werkingskosten van de basisbankdienst-kamer
Art. 17-18
HOOFDSTUK 8. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 19-20
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° wet van 18 september 2017: de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
2° lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie of in zoverre het akkoord over de Europese Economische Ruimte het voorziet, een Staat die dit akkoord heeft ondertekend;
3° derde land: een Staat die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
4° verordening (EG) nr. 2368/2002: Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot uitvoering van het Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant;
5° uiteindelijk begunstigden: de personen vermeld in artikel 4, eerste lid, 27°, a) en c), van de wet van 18 september 2017;
6° koninklijk besluit van 7 oktober 2013: het koninklijk besluit van 7 oktober 2013 tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002;
7° diamanthandelaar: de handelaren in diamant bedoeld in artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002.
HOOFDSTUK 2. - De basisbankdienst-kamer
Afdeling 1. - De bevoegdheden
Art.2.§ 1. Overeenkomstig artikel VII.59/4, § 3, zevende lid, van het Wetboek van economisch recht wordt een basisbankdienst-kamer opgericht die belast is met het aanwijzen van een basisbankdienst-aanbieder voor ondernemingen.
§ 2. De basisbankdienst-kamer oordeelt over de ontvankelijkheid en de volledigheid van een aanvraag tot het verkrijgen van de basisbankdienst.
Een aanvraag is ontvankelijk [2 en volledig]2 wanneer zij volgende elementen bevat:
1° een verklaring op eer dat de onderneming of diplomatieke zending niet reeds beschikt over een basisbankdienst of een betaalrekening waarmee zij gebruik kan maken van de in artikel VII.59/4, § 2, bedoelde diensten, noch bij een kredietinstelling naar Belgisch recht, noch bij een kredietinstelling gevestigd in een andere lidstaat;
2° een bevestiging, gestaafd met de nodige bewijsstukken, van het feit dat de onderneming of diplomatieke zending ten minste driemaal een aanvraag tot betalingsdiensten zoals bepaald in artikel VII.59/4, § 1, van het Wetboek van economisch recht, is geweigerd en, in voorkomend geval, dat zij ervan in kennis werd gesteld dat haar rekeningen zullen worden opgezegd;
3° een volledig aanvraagformulier, bedoeld in artikel 16, dat werd bezorgd aan de basisbankdienst-kamer;
[2 4° een uittreksel uit het strafregister, bedoeld in artikel VII.59/5, vierde lid, van het Wetboek van economisch recht, op naam van de onderneming, de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding;]2
§ 3. De basisbankdienst-kamer controleert of alle vereiste documenten, zoals vermeld in het aanvraagformulier bedoeld in artikel 16, aanwezig zijn.
§ 4. [2 Overeenkomstig artikel VII.59/4, § 3, vierde lid, van het Wetboek van economisch recht, weigert de basisbankdienst-kamer een basisbankdienst-aanbieder aan te wijzen indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de onderneming of een lid van het wettelijk bestuursorgaan van de onderneming is veroordeeld voor oplichting, misbruik van vertrouwen, bedrieglijke bankbreuk, valsheid in geschrifte, sociale fraude, ernstige fiscale fraude, corruptie, een beursmisdrijf of witwassen van geld, gedurende de laatste vijf jaar;
2° de onderneming of een lid van het wettelijk bestuursorgaan van de onderneming wordt vermeld op de lijsten die gepubliceerd worden ter uitvoering van de bindende bepalingen betreffende financiële embargo's als gedefinieerd in artikel 4, 6°, van de wet van 18 september 2017;
3° de diplomatieke zending is, gelet op de internationale verplichtingen die op België rusten, onderworpen aan financiële beperkingen die de toekenning van de basisbankdienst verhinderen.]2
§ 5. [2 ...]2
§ 6. Eens de aanvraag tot het verkrijgen van de basisbankdienst als ontvankelijk en volledig wordt beoordeeld beslist de basisbankdienst-kamer over de aanwijzing van een basisbankdienst-aanbieder.
De beslissing van de basisbankdienst-kamer wordt per aangetekende zending ter kennis gebracht aan de aanvragende onderneming of diplomatieke zending en, in voorkomend geval, aan de basisbankdienst-aanbieder.
§ 7. De basisbankdienst-kamer vraagt aan de ondernemingen bedoeld in artikel 10, § 1, de bijkomende informatie op als bedoeld in artikel 10, §§ 2, 3, en 7, 1° en 3°, en, in voorkomend geval, artikel 11, §§ 2, 3, en 4.
De basisbankdienst-kamer vraagt aan de ondernemingen die gebruik maken van de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a), b) en c), van het Wetboek van economisch recht de informatie op als bedoeld in artikel 12 en, in voorkomend geval, artikel 14.
De aanvragende onderneming verstrekt deze informatie binnen de termijn als vastgelegd in het verzoek.
De basisbankdienst-kamer voert geen inhoudelijke controle uit op de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde informatie.
De basisbankdienst-kamer geeft de in het eerste, tweede en derde lid, bedoelde informatie door aan de basisbankdienst-aanbieder die controleert of de aanvragende onderneming voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.
Indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, motiveert de basisbankdienst-aanbieder op schriftelijke wijze de weigering.
De basisbankdienst-kamer kan bijkomende informatie opvragen in het kader van de naleving van de maatregelen als bedoeld in de artikelen 10, 11, 12 en 14.
§ 8. Onverminderd de verplichtingen van de basisbankdienst-aanbieder in het kader van de wet van 18 september 2017, in het bijzonder met betrekking tot identificatie en identiteitsverificatie, en in voorkomend geval de controle in het kader van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 7, eerste, tweede en derde lid, biedt de basisbankdienst-aanbieder binnen [1 vijfenveertig dagen]1 na kennisgeving van de beslissing van de basisbankdienst-kamer de basisbankdienst aan de aanvragende onderneming of diplomatieke zending aan.
Indien de basisbankdienst-aanbieder de basisbankdienst niet kan verlenen binnen de termijn van [1 vijfenveertig dagen]1 omwille van de verplichtingen in het kader van de wet van 18 september 2017, in het bijzonder met betrekking tot identificatie en identiteitsverificatie, en in voorkomend geval de controle in het kader van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 7, eerste, tweede en derde lid, brengt de basisbankdienst-aanbieder de onderneming of de diplomatieke zending en de basisbankdienst-kamer schriftelijk op de hoogte [1 van de bijkomende termijn die hij nodig heeft. Deze termijn kan de termijn van dertig dagen niet overschrijden]1.
Indien de basisbankdienst-aanbieder de basisbankdienst niet verleent, brengt de basisbankdienst-aanbieder de onderneming of de diplomatieke zending en de basisbankdienst-kamer schriftelijk op de hoogte van deze beslissing.
----------
(1)<W 2024-02-09/19, art. 210, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
(2)<KB 2024-07-17/08, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
Afdeling 2. - De wijze van spreiding
Art.3. De systeemrelevante kredietinstellingen als bedoeld in artikel VII.59/4, § 3, vijfde lid, van het Wetboek van economisch recht komen in aanmerking als basisbankdienst-aanbieder.
De wijze van spreiding voor de aanwijzing gebeurt volgens een proportionele verdeling op basis van volgende criteria:
1° het marktaandeel van betaalrekeningen, als bedoeld in artikel I.9, 8°, van het Wetboek van economisch recht, van het totale aantal ondernemingen binnen de kredietinstelling;
2° de aangevraagde betalingsdiensten;
3° de betalingsdiensten aangeboden door de kredietinstelling;
4° een proportionele verdeling van ondernemingen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 18 september 2017 per kredietinstelling.
De systeemrelevante kredietinstellingen als bedoeld in het eerste lid verlenen de basisbankdienst-kamer de nodige medewerking voor het vervullen van haar opdracht, met inbegrip van het aanleveren van juiste en volledige informatie.
Afdeling 3. - De leden
Art.4. De basisbankdienst-kamer is samengesteld uit:
1° twee ambtenaren aangewezen door de minister bevoegd voor Economie voor een termijn van zes jaar;
2° maximum vier leden die geen ambtenaren zijn en die beschikken over specifieke kennis van betalingsdiensten van ondernemingen en/of voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en/of diplomatieke aangelegenheden, aangewezen door de minister bevoegd voor Economie voor een termijn van zes jaar.
Het mandaat van de leden is hernieuwbaar.
In het geval van vervanging van een lid beëindigt het nieuw aangewezen lid het mandaat van diegene die hij vervangt. De voorzitter wordt gekozen onder de leden. In het geval van vervanging van de voorzitter beëindigt de nieuwbenoemde voorzitter het mandaat van de diegene die hij vervangt.
Het secretariaat van de basisbankdienst-kamer wordt waargenomen door ambtenaren daartoe aangewezen door de minister bevoegd voor Economie.
Art.5. § 1. De basisbankdienst-kamer beraadslaagt geldig indien ten minste de meerderheid van de leden, waaronder de voorzitter, aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
§ 2. Elk lid beschikt over één stem.
De beslissingen worden genomen volgens gewone meerderheid. Bij een gelijk aantal stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art.6. De voorzitter en de leden van de basisbankdienst-kamer zijn gehouden tot een discretieplicht.
Art.7. Er wordt aan de leden van de basisbankdienst-kamer als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, een presentiegeld toegekend, waarvan het bedrag is vastgesteld op 350 euro per vergadering waar het lid aanwezig is geweest.
De leden als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, hebben recht op de terugbetaling van het bedrag van hun werkelijke reiskosten mits voorlegging van bewijskrachtige bescheiden.
De presentiegelden zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van deze bepaling.
Afdeling 4. - De werking
Art.8. De basisbankdienst-kamer bepaalt haar huishoudelijk reglement en legt het ter goedkeuring voor aan de minister bevoegd voor Economie.
Art.9. De kosten van het secretariaat van de basisbankdienst-kamer worden gedragen door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie.
HOOFDSTUK 3. - Specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen
Art.10. § 1. Volgende specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen zijn van toepassing op de ondernemingen handelend in het kader van hun gereglementeerde beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van de wet van 18 september 2017 die een basisbankdienst-aanbieder werden toegewezen door de basisbankdienst-kamer.
De basisbankdienst-aanbieder kan de basisbankdienst weigeren of opzeggen indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in de paragrafen 2 tot 8 of de informatie bedoeld in de paragrafen 2 tot 8 niet verstrekt.
§ 2. Natuurlijke personen die ten minste vijfentwintig procent van de inbreng van de aanvragende onderneming bezitten voldoen aan de volgende betrouwbaarheidsvoorwaarden:
1° niet uit hun burgerlijke of politieke rechten ontzet zijn;
2° niet failliet zijn verklaard zonder eerherstel te hebben verkregen;
3° in België of een andere lidstaat geen van de volgende straffen hebben opgelopen:
a) een criminele straf;
b) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste zes maanden voor een van de strafbare feiten genoemd in artikel 1 van koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het gerechtelijk verbod voor bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen;
c) een strafrechtelijke geldboete van ten minste 2.500 euro, vóór toepassing van de opdeciemen, wegens overtreding van de wet van 18 september 2017 en van de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 3. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 bezorgen een uittreksel uit het strafregister dat betrekking heeft op de veroordelingen overeenkomstig artikel VII.59/6, § 3, 1°, van het Wetboek van economisch recht. De ondernemingen maken een melding indien zij of haar bestuurders het voorwerp uitmaken van een strafrechtelijke procedure.
§ 4. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 wenden zich uitsluitend tot de maatschappelijke zetel van de basisbankdienst-aanbieder via een door hen aangeboden elektronische procedure.
§ 5. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 stellen, in voorkomend geval en op vraag van de basisbankdienst-aanbieder, een lijst op van gebruikelijke tegenpartijen die het mogelijk maakt de herkomst en de bestemming van de middelen nauwkeurig te bepalen.
§ 6. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 documenteren op vraag van de basisbankdienst-aanbieder:
1° elke transactie van meer dan 5.000 euro;
2° transacties verspreid over één jaar die meer dan 20.000 euro bedragen en eenzelfde tegenpartij betreffen;
3° transacties verspreid over één maand die meer dan 5.000 euro bedragen en eenzelfde tegenpartij betreffen.
De basisbankdienst-aanbieder kan de drempels bedoeld in het eerste lid verhogen overeenkomstig het risicoprofiel en de grootte van de aanvragende onderneming.
§ 7. De ondernemingen, bedoeld in paragraaf 1, met rechtspersoonlijkheid stellen de basisbankdienst-aanbieder vooraf of ten minste onverwijld in kennis van:
1° de statuten alsook hun wijziging;
2° elke belangrijke wijziging in het bedrijfsmodel;
3° de structuur van het aandeelhouderschap alsook elke wijziging en de uiteindelijke begunstigden van de vennootschap, alsmede het bewijs van de overeenkomstige actualisering van de informatie in het register van uiteindelijke begunstigden;
4° elke benoeming en/of ontslag van de leden van het bestuursorgaan en van de vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur, alsmede het overleggen van alle bewijsstukken die het mogelijk maken de identiteit van deze personen te verifiëren.
§ 8. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 verstrekken, op vraag van de aanbieder, bewijs dat zij voldoen aan de openbaarmakingsverplichtingen als bedoeld in boek 3, titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 4 en hoofdstuk 2, afdeling 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Art.11. § 1. Onverminderd de naleving van artikel 10, zijn op de diamanthandelaren, bedoeld in artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002, specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen van toepassing.
De basisbankdienst-aanbieder kan de basisbankdienst weigeren of opzeggen indien de diamanthandelaar niet voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in de paragrafen 2 tot 6 of de informatie bedoeld in de paragrafen 2 tot 6 niet verstrekt.
§ 2. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen gekoppeld aan de identificatie en verificatie van de identiteit van cliënten, hun vertegenwoordigers en uiteindelijke begunstigden, wat met name het volgende inhoudt:
1° de diamanthandelaar betaalt zijn werknemers per overschrijving uit. Dit vormt een uitzondering op de beslissing 0406 van het Paritair Comité 324;
2° de diamanthandelaar is een officieel geregistreerde Belgische diamanthandelaar overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 november 2019 houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector;
3° de diamanthandelaar heeft de registratievoorwaarden als bepaald in het koninklijk besluit van 20 november 2019 houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector nageleefd gedurende de laatste vijf jaar, of gedurende de periode van zijn bestaan indien de onderneming nog geen vijf jaar bestaat;
4° de diamanthandelaar als rechtspersoon noch, zijn aandeelhouders, leden van het wettelijk bestuursorgaan of personen belast met de effectieve leiding hebben een criminele straf opgelopen. De diamanthandelaar bezorgt een uittreksel uit het strafregister van zowel de rechtspersoon, indien van toepassing, als van zijn leden van het wettelijk bestuursorgaan en personen belast met de effectieve leiding dat niet ouder is dan drie maanden;
5° de diamanthandelaar bezorgt een bewijs dat zijn cliënten gescreend zijn op specifieke risico's;
6° ter waarborging van het naleven van de wet van 18 september 2017 alsook sancties en embargo's, legt de diamanthandelaar een kopie van een deelnamecertificaat voor van een door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie goedgekeurde anti-witwasopleiding waarbij de verplichtingen van een diamanthandelaar worden toegelicht overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 oktober 2013, van niet ouder dan één jaar, op naam van een anti-witwasverantwoordelijke van de diamanthandelaar die op het moment van de verstrekking van deze informatie nog steeds werkzaam is bij de diamanthandelaar alsook een schriftelijk anti-witwas beleid,dat ook een cliëntacceptatiebeleid bevat, van de diamanthandelaar en een kopie van het laatste anti-witwasverslag ingediend bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie;
7° ter waarborging van het naleven van beste praktijken in de diamantsector door de diamanthandelaar, legt hij een deelnamecertificaat voor van een opleiding "beste praktijken in de diamantsector" niet ouder dan één jaar op naam van alle werknemers van de diamanthandelaar die op het moment van de verstrekking van deze informatie nog steeds werkzaam zijn bij de diamanthandelaar.
§ 3. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen gekoppeld aan de identificatie van de karakteristieken van de cliënt en het voorwerp en de aard van de zakenrelatie, wat met name het volgende inhoudt:
1° de diamanthandelaar legt een certificaat voor waaruit blijkt dat de diamanthandelaar voldoende verzekerd is in het kader van zijn handelsactiviteiten bij een verzekeringsonderneming van eerste rang en/of gespecialiseerd in de diamantsector;
2° de diamanthandelaar bezorgt een duidelijk overzicht met informatie over het soort handel dat hij drijft;
3° de diamanthandelaar beschrijft duidelijk op zijn facturen de classificatie van zijn goederen, alsook het aantal karaat, de waarde en indien mogelijk de kwaliteit van de diamanten. Ook bevestigt hij op zijn factuur dat de verhandelde diamanten geen conflictdiamanten zijn aan de hand van de volgende clausule:
" The diamonds herein invoiced have been (sourced) purchased from legitimate sources not involved in funding conflict, in compliance with United Nations Resolutions and corresponding national laws (where the invoice is generated). The seller hereby guarantees that these diamonds are conflict free and confirms adherence to the WDC SoW Guidelines. ";
"De hierbij gefactureerde diamanten zijn (afkomstig) verkregen uit legitieme bronnen, derhalve niet betrokken bij de financiering van conflicten en zijn in overeenstemming met de resoluties van de Verenigde Naties en overeenkomstige nationale wetten (waar de factuur wordt gegenereerd). De verkoper garandeert hierbij dat deze diamanten conflictvrij zijn en bevestigt de naleving van de WDC SoW-richtlijnen.";
" Les diamants facturés par la présente sont (originaires) obtenus de sources légitimes, ne sont donc pas impliqués dans le financement de conflits et sont conformes aux résolutions des Nations Unies et aux lois nationales correspondantes (où la facture est générée). Le vendeur garantit par la présente que ces diamants sont sans conflit et confirme la conformité avec les directives du WDC SoW. " ;
4° de diamanthandelaar bezorgt een ondertekende kopie van de "Diamond Terminology Guideline" en verklaart hierbij schriftelijk dat hij de juiste terminologie gebruikt op zijn facturen en andere documenten om diamanten van synthetische diamanten te onderscheiden.
§ 4. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen om de risico's gekoppeld aan de karakteristieken van de cliënt te verminderen, wat met name het volgende inhoudt:
1° de diamanthandelaar heeft geen wisselbrieven uitgegeven die geprotesteerd werden en is niet betrokken geweest bij enig faillissement;
2° de diamanthandelaar is lid van een erkende diamantbeurs opgenomen in bijlage V van verordening (EG) nr. 2368/2002 en bezorgt een kopie van een lidmaatschapskaart van de beurs.
§ 5. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen om de risicofactoren te verminderen gekoppeld aan de karakteristieken van het soort betalingsdiensten geleverd, wat met name het volgende inhoudt:
1° de diamanthandelaar verbindt zich ertoe de betaalrekening exclusief te gebruiken voor zijn professionele activiteiten als diamanthandelaar en niet voor enige andere professionele activiteiten en/of niet te gebruiken voor verrichtingen met privéfondsen en/of aan te wenden voor privéverrichtingen van aandeelhouders, medewerkers of bestuurders;
2° de diamanthandelaar verricht geen transacties in andere vreemde munten, met uitzondering van betalingen in Amerikaanse dollar onder de voorwaarden en de nadere regels vermeld in dit besluit.
§ 6. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen die toelaten of faciliteren om een bestendige waakzaamheid uit te voeren gerelateerd aan de zakenrelaties en transacties, wat met name het volgende inhoudt:
de diamanthandelaar garandeert per transactie de volledige traceerbaarheid van de onderliggende goederenstroom en verstrekt daartoe alle informatie die de basisbankdienst-aanbieder opvraagt.
De basisbankdienst-aanbieder kan de volgende documenten opvragen van de diamanthandelaar, dewelke de diamanthandelaar onmiddellijk ter beschikking stelt:
1° identificatiedocumenten van de cliënten en/of leveranciers van de diamanthandelaar, tenzij deze cliënten of leveranciers Belgisch geregistreerde diamanthandelaren zijn welke terug te vinden zijn via de website www.registereddiamondcompanies.be;
2° kopie van de verkoop- of aankoopfactuur van diamanten en/of andere documenten die de transactie staven;
3° voor transacties met derde landen in ruwe diamant een gevalideerde kopie van het Kimberley Process Certificaat, zoals bedoeld in artikel 2, d) van de verordening (EG) nr. 2368/2002, afgestempeld door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie.
HOOFDSTUK 4. - Beperkingen nodig om risico's verbonden aan het gebruik van contanten te beperken
Art.12. De betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a) en b), van het Wetboek van economisch recht worden door de basisbankdienst-aanbieder slechts aangeboden aan de onderneming voor zover:
1° de onderneming transparantie biedt over:
a) de grootorde van het gebruik van contanten;
b) verantwoording van het gebruik van contanten en conformiteit aan het profiel en de activiteit van de onderneming;
2° het opnemen van contanten van een betaalrekening beperkt is tot een bedrag dat, rekening houdend met het profiel van de onderneming, strikt noodzakelijk is om courante betalingen voor dagelijkse behoeften contant te kunnen betalen wanneer een elektronische betaling niet mogelijk blijkt;
3° de onderneming haar cliënteel steeds de mogelijkheid biedt een elektronische betaling te verrichten;
4° de diamanthandelaar geen contanten gebruikt voor de aan- of verkoop van diamanten.
Art.13. De basisbankdienst-aanbieder kan de basisbankdienst weigeren of opzeggen indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 12 of de informatie bedoeld in artikel 12 niet verstrekt.
HOOFDSTUK 5. - Bijkomende voorwaarden voor verrichtingen in Amerikaanse dollar [1 of andere valuta]1
----------
(1)
Art.14.[1 Wanneer de basisbankdienst betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, c), van het Wetboek van economisch recht in Amerikaanse dollar of andere valuta omvat, voldoet de aanvragende onderneming aan volgende bijkomende voorwaarden:
1° de onderneming toont aan dat de Amerikaanse dollar of andere valuta de functionele valuta is van de onderneming;
2° een transactie in Amerikaanse dollar of andere valuta kan worden onderworpen aan een voorafgaandelijke goedkeuring van een hoger leidinggevend personeel van de basisbankdienst-aanbieder als bedoeld in artikel 4, 31°, van de wet van 18 september 2017;
3° de onderneming documenteert precies en nauwkeurig de legitimiteit van elke transactie in Amerikaanse dollar of andere valuta;
4° de transacties blijven beperkt tot de betalingsdiensten zoals bedoeld in artikel I.9, 1°, c), van het Wetboek van economisch recht.]1
[1 Wanneer het verlenen van verrichtingen in Amerikaanse dollar of andere valuta onverenigbaar is met de vereisten opgelegd door een correspondentinstelling in de zin van artikel 4, 34°, a) en b), van de wet van 18 september 2017 van de basisbankdienst-aanbieder zal deze betalingsdienst in Amerikaanse dollar of andere valuta niet of niet langer aangeboden worden door de basisbankdienst-aanbieder die zijn beslissing op onderbouwde wijze rechtvaardigt.]1
----------
(1)<KB 2024-07-17/08, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
Art.15. De basisbankdienst-aanbieder kan de basisbankdienst weigeren of opzeggen indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 14 of de informatie bedoeld in artikel 14 niet verstrekt.
HOOFDSTUK 6. - De vermeldingen op het aanvraagformulier en de erbij te voegen stukken
Art.16. Naast de documenten bedoeld in artikel VII.59/5, tweede en derde lid, van het Wetboek van economisch recht, wordt het volgende vermeld op het aanvraagformulier:
1° de naam van de aanvragende onderneming of diplomatieke zending;
2° in voorkomend geval de rechtsvorm van de aanvragende onderneming of diplomatieke zending;
3° het adres van de hoofdzetel van de aanvragende onderneming of diplomatieke zending;
4° het ondernemingsnummer van de aanvragende onderneming of een bewijs van een aanvraag van inschrijving bij de Kruispuntbank van ondernemingen;
5° in voorkomend geval de naam en hoedanigheid van de vertegenwoordiger(s) van de aanvragende onderneming of diplomatieke zending;
6° het e-mailadres en het telefoonnummer waarop de aanvragende onderneming of diplomatieke zending bereikt kan worden;
7° de modaliteiten waarvan de aanvragende onderneming of diplomatieke zending gebruik wil maken.
Het aanvraagformulier bevat eveneens de mededeling dat de verwerking van persoonsgegevens door derden wordt geregeld in een protocol gesloten tussen de verwerkingsverantwoordelijke en de derden.
HOOFDSTUK 7. - Werkingskosten van de basisbankdienst-kamer
Art.17. De bijdragen worden betaald door de kredietinstellingen als bedoeld in artikel VII.59/11, eerste lid, van het Wetboek economisch recht, die minstens 0,1 procent marktaandeel bezitten.
De werkingskosten bestaan uit de personeelskosten, de kosten voor het ontwikkelen en beheren van de informaticasystemen en de kosten voor de experten en permanente leden als bedoeld in artikel 4, 2°.
Art.18. Het bedrag van de bijdrage wordt omgeslagen over alle kredietinstellingen als bedoeld in artikel 17 naar verhouding van hun marktaandeel.
HOOFDSTUK 8. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.19. In het jaar van de inwerkingtreding van dit besluit wordt het bedrag van de bijdrage bedoeld in artikel 18 vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer twaalf is en de teller het aantal maanden van het kalenderjaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, waarbij elke begonnen maand voor een volle maand wordt geteld.
Art. 20. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.