20 NOVEMBER 2022. - Wet houdende maatregelen aangaande de personeelsschaarste in de zorgsector(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-11-2022 en tekstbijwerking tot 17-01-2025)
TITEL 1. - Algemene bepalingen en toepassingsgebied
Art. 1-2
TITEL 2. - Sociale Zaken
HOOFDSTUK 1. - Uitbreiding van de mogelijkheden tot studentenarbeid in de zorgsector
Art. 3
HOOFDSTUK 2. - Vermindering van werknemersbijdragen voor gepensioneerden die werken in de zorgsector
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Tijdelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers tot de organisaties die door de bevoegde overheid zijn erkend voor de bijstand aan en de zorg voor bejaarden en voor de opvang en de huisvesting van bejaarden in de private commerciële sector
Art. 6
TITEL 3. - Werk
HOOFDSTUK 1. - Arbeidsrechtelijke bepalingen inzake tewerkstelling van gepensioneerden in de zorgsector
Art. 7-9
HOOFDSTUK 2. - Tijdelijke tewerkstelling bij werkgevers uit de zorgsector
Art. 10-15
TITEL 4. - Pensioenen
HOOFDSTUK 1. - Uitzonderlijke maatregelen inzake wettelijke pensioenen
Art. 16-18
TITEL 5. - Fiscale bepalingen
HOOFDSTUK 1. - Bestaansmiddelen uit studentenarbeid in de zorgsector
Art. 19
HOOFDSTUK 2. - Belastingstelsel van de bezoldigingen van gepensioneerden die werken in de zorgsector
Art. 20
TITEL 6. - Inwerkingtreding en temporele toepassing
Art. 21
TITEL 1. - Algemene bepalingen en toepassingsgebied
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder de zorgsector verstaan: de private en openbare diensten en organisaties voor zorg, opvang en bijstand voor personen, voor oudere personen, voor minderjarigen, voor personen met een handicap en voor kwetsbare personen, met inbegrip van slachtoffers van intra-familiaal geweld.
Voor de private sector behoren deze diensten of organisaties tot de volgende paritaire comités:
-318 Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
- 319 Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten;
- 330 Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;
- 331 Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector;
- 332 Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector;
- 322 Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, voor zover de uitzendkracht wordt tewerkgesteld bij een gebruiker die ressorteert onder één van de hierboven vermelde paritaire comités.
Onder de openbare zorgsector wordt verstaan de openbare instellingen en diensten met als NACE-code 86101, 86102, 86103, 86104, 86109, 86210, 86901, 86903, 86904, 86905, 86906, 86909, 87101, 87109, 87201, 87202, 87203, 87204, 87205, 87209, 87301, 87302, 87303, 87304, 87309, 87901, 87902, 87909, 88101, 88102, 88103, 88104, 88109, 88911, 88912, 88919, 88991, 88992, 88993, 88994, 88996 en 88999.
Voor de toepassing van deze wet wordt onder de zorgsector eveneens verstaan:
- de private en openbare instellingen en centra die belast zijn met contactopsporing om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
- de private en openbare instellingen of diensten die belast zijn met de exploitatie van vaccinatiecentra in het kader van de strijd tegen het coronavirus COVID-19 en dit voor alle activiteiten die verband houden met de exploitatie van een vaccinatiecentrum.
TITEL 2. - Sociale Zaken
HOOFDSTUK 1. - Uitbreiding van de mogelijkheden tot studentenarbeid in de zorgsector
Art.3.In afwijking van artikel 17bis, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, worden de tijdens het derde en vierde kwartaal van 2022 [1 en het eerste kwartaal 2023]1 gepresteerde uren in de zorgsector als bedoeld in artikel 2, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het jaarlijkse contingent [1 van 475 uren in 2022 van 600 uren in 2023]1.
----------
(1)<W 2022-12-26/01, art. 151, 002; Inwerkingtreding : 09-01-2023>
HOOFDSTUK 2. - Vermindering van werknemersbijdragen voor gepensioneerden die werken in de zorgsector
Art.4. Het opschrift van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen, aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering en aan de betaalde sportbeoefenaars, wordt vervangen als volgt:
"Wet tot toekenning van een werkbonus aan werknemers met lage lonen en van andere verminderingen van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid.".
Art.5. In dezelfde wet, waarvan het opschrift vervangen werd bij artikel 4, wordt een artikel 3bis/3 ingevoegd, luidende:
"Art. 3bis/3. In afwijking van de artikelen 38, § 2, en 23, negende lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, genieten de gepensioneerden een vrijstelling van de persoonlijke socialezekerheidsbijdragen op het loon, betaald ingevolge hun tewerkstelling als gepensioneerde bij een werkgever uit de zorgsector.
Deze vrijstelling van de persoonlijke bijdragen gebeurt na toepassing van de werkbonus bedoeld in artikel 2 en kan niet worden gecumuleerd met de verminderingen van de persoonlijke bijdragen zoals bedoeld in artikel 3bis en 3bis/2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
1° "werkgevers uit de zorgsector": de werkgevers behorend tot de zorgsector zoals gedefinieerd in artikel 2;
2° "gepensioneerde": een effectief gerechtigde op een rust- of overlevingspensioen op datum van 1 juli 2022 of een effectief gerechtigde op een rust- of overlevingspensioen die leeftijd van 65 jaar heeft bereikt voorafgaand aan de eerste dag van de betrokken maand.".
HOOFDSTUK 3. - Tijdelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers tot de organisaties die door de bevoegde overheid zijn erkend voor de bijstand aan en de zorg voor bejaarden en voor de opvang en de huisvesting van bejaarden in de private commerciële sector
Art.6. § 1. De definitie van de term "organisatie" zoals vermeld in artikel 3, 3°, van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers wordt uitgebreid tot de organisaties die niet als vereniging zonder winstoogmerk zijn opgericht en die door de bevoegde overheid zijn erkend voor de bijstand aan en de zorg voor bejaarden en voor de opvang en de huisvesting van bejaarden.
§ 2. De organisaties bedoeld in paragraaf 1 zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de voormelde wet van 3 juli 2005 voor de periodes waarin zij een werknemer die in tijdelijke werkloosheid wordt gesteld in de door hem uitgeoefende functie vervangen door een vrijwilliger.
TITEL 3. - Werk
HOOFDSTUK 1. - Arbeidsrechtelijke bepalingen inzake tewerkstelling van gepensioneerden in de zorgsector
Art.7. In afwijking van artikel 6, § 1, 1°, derde lid, d), van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, bedraagt de termijn voor de bekendmaking van de individuele werkroosters drie werkdagen voor de werknemers bedoeld in artikel 3bis/3 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus aan werknemers met lage lonen en van andere verminderingen van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid.
Art.8. In afwijking van artikel 11bis, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, mag de wekelijkse arbeidsduur van de werknemers bedoeld in artikel 3bis/3 van de voornoemde wet van 20 december 1999, die deeltijds zijn tewerkgesteld, lager liggen dan een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemers die in de onderneming tot dezelfde categorie behoren.
Art.9. De werkgever moet over de maatregelen in dit hoofdstuk overleg plegen met de ondernemingsraad, of bij ontstentenis, met het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij ontstentenis, met de vakbondsafvaardiging.
De werkgever die gebruik maakt van de maatregelen bedoeld in deze wet informeert hierover de ondernemingsraad, of bij ontstentenis, het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij ontstentenis, de vakbondsafvaardiging, en agendeert de bespreking ervan op de eerstvolgende vergadering volgend op het eerste gebruik. De bespreking binnen het betrokken inspraakorgaan wordt verder maandelijks geagendeerd, zolang het gebruik aanhoudt, en een laatste keer op de vergadering volgend op het einde van het gebruik.
HOOFDSTUK 2. - Tijdelijke tewerkstelling bij werkgevers uit de zorgsector
Art.10. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1° bruggepensioneerde: de werkloze die uitkeringen geniet in toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
2° tijdelijk werkloze: de werkloze die uitkeringen geniet in toepassing van de artikelen 106 tot 108bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
3° werkloze met bedrijfstoeslag: de werkloze die uitkeringen geniet in toepassing van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag;
4° de factor X: het aantal dagen, behalve de zondagen, in een bedoelde kalendermaand die gelegen zijn in de kalenderperiode gedekt door een tewerkstelling in de zorgsector, zoals aangegeven in toepassing van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Art.11. § 1. Een werknemer, tewerkgesteld bij een werkgever uit de zorgsector, die zijn arbeidsprestaties onderbreekt of heeft verminderd in het kader van hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, kan met zijn werkgever overeenkomen om de betrokken onderbreking of vermindering van arbeidsprestaties tijdelijk te schorsen. Na afloop van de tijdelijke schorsing, wordt de oorspronkelijke onderbreking of vermindering van arbeidsprestaties onder de oorspronkelijke voorwaarden verdergezet voor de resterende duur.
De tijdelijke schorsing van de onderbreking of vermindering van arbeidsprestaties is slechts mogelijk tot en met de datum van buitenwerkingtreding van dit hoofdstuk.
De werknemer deelt de schorsing van de onderbreking of vermindering van arbeidsprestaties schriftelijk mee aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Deze Rijksdienst kan voorzien in een modelformulier om deze mededeling te verrichten.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van diverse koninklijke besluiten in uitvoering van voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, behoudt de werknemer het recht op de onderbrekingsuitkering tijdens de schorsing van de onderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties.
Het bedrag van die onderbrekingsuitkering wordt evenwel met een kwart verminderd.
Art.12. § 1. Een werknemer die zijn arbeidsprestaties onderbreekt of heeft verminderd in het kader van hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, kan, tijdens de duur van deze onderbreking of vermindering van arbeidsprestaties, tijdelijk tewerkgesteld worden bij een andere werkgever uit de zorgsector.
De arbeidsovereenkomst bij de andere werkgever wordt schriftelijk vastgesteld en bevat een einddatum die de dag van buitenwerkingtreding van deze wet niet overschrijdt.
De werknemer brengt de Rijksdienst voor Arbeids-voorziening schriftelijk op de hoogte van elke nieuwe tewerkstelling. Deze Rijksdienst kan voorzien in een modelformulier om deze mededeling te verrichten.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van diverse koninklijke besluiten tot uitvoering van voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, behoudt de werknemer het recht op de onderbrekingsuitkering indien hij in toepassing van de eerste paragraaf een nieuwe tewerkstelling aanvangt bij een andere werkgever uit de zorgsector.
Het bedrag van die onderbrekingsuitkering wordt evenwel met een kwart verminderd voor de duur van de arbeidsovereenkomst.
Art.13. Wanneer een tijdelijk werkloze het werk tijdelijk hervat bij een andere werkgever uit de zorgsector, wordt, in afwijking van de artikelen 44, 45, 46 en 106 tot 108bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het aantal uitkeringen per kalendermaand verkregen in toepassing van de artikelen 106 tot 108bis van hetzelfde koninklijk besluit, verminderd met een vierde van de factor X.
Wanneer de decimale breuk van het resultaat van de deling van X door 4 minder dan 0,25 bedraagt, wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond; wanneer die breuk gelijk is aan of meer bedraagt dan 0,25 zonder 0,75 te bereiken, wordt het resultaat naar 0,50 afgerond; wanneer die breuk gelijk is aan of meer bedraagt dan 0,75, wordt het resultaat naar de hogere eenheid afgerond.
De regeling bedoeld in het eerste lid is slechts van toepassing op de tewerkstelling gelegen in de periode tot en met de datum van buitenwerkingtreding van dit artikel.
Art.14. § 1. Wanneer een bruggepensioneerde of een werkloze met bedrijfstoeslag het werk tijdelijk hervat bij een werkgever uit de zorgsector, wordt, in afwijking van de artikelen 44, 45 en 46 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het aantal uitkeringen per kalendermaand verminderd met een vierde van de factor X.
Wanneer de decimale breuk van het resultaat van de deling van X door 4 minder dan 0,25 bedraagt, wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond; wanneer die breuk gelijk is aan of meer bedraagt dan 0,25 zonder 0,75 te bereiken, wordt het resultaat naar 0,50 afgerond; wanneer die breuk gelijk is aan of meer bedraagt dan 0,75, wordt het resultaat naar de hogere eenheid afgerond.
De regeling bedoeld in het eerste lid is slechts van toepassing op de tewerkstelling gelegen in de periode tot en met de datum van buitenwerkingtreding van dit artikel.
§ 2. De eerste paragraaf is eveneens van toepassing als een bruggepensioneerde of een werkloze met bedrijfstoeslag het werk tijdelijk hervat in een sector of instelling die onder het toepassingsgebied van deze wet valt, bij de werkgever die de debiteur is van de aanvullende vergoeding in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Art.15. Voor de toepassing van het koninklijk besluit van 29 maart 2010 tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van Titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), betreffende de socialezekerheidsbijdragen en de inhoudingen verschuldigd in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen, wordt een tewerkstelling als bedoeld in artikel 14, § 2, in afwijking van artikel 3 van voornoemd besluit van 29 maart 2010 beschouwd als een werkhervatting van het type 1 en niet van het type 2.
TITEL 4. - Pensioenen
HOOFDSTUK 1. - Uitzonderlijke maatregelen inzake wettelijke pensioenen
Art.16. In afwijking van artikel 2 wordt het toepassingsgebied van deze titel uitgebreid tot het toepassingsgebied van artikel 3/1 van de wet van 7 mei 2020 houdende uitzonderlijke maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie inzake pensioenen, aanvullende pensioenen en andere aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, met uitzondering van lid 1, 4°, van het voormelde artikel.
Art.17. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende uitkeringen en hun bijkomende voordelen:
1° de rust- en overlevingspensioenen bedoeld in artikel 38 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, en artikel 80 van de wet van 3 februari 2003 houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector;
2° de rust- en overlevingspensioenen voor werknemers bedoeld in het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;
3° de rust- en overlevingspensioenen en de pensioenen van uit de echt gescheiden echtgenoot voor zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten bedoeld in het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
4° de inkomensgarantie voor ouderen bedoeld in de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen;
5° het gewaarborgd inkomen voor bejaarden bedoeld in de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
Art.18. Voor de regeling van de cumulatie van de in artikel 17, 1° tot 3°, bedoelde uitkeringen met inkomsten uit een beroepsactiviteit wordt geen rekening gehouden met de inkomsten uit een beroepsactiviteit uitgeoefend door de gerechtigde van de uitkering of zijn echtgenoot voor zover die inkomsten voortvloeien uit een beroepsactiviteit die aangevat of uitgebreid werd in toepassing van deze wet of de wet van 7 mei 2020 houdende uitzonderlijke maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie inzake pensioenen, aanvullende pensioenen en andere aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en voor zover die inkomsten voortvloeien uit een beroepsactiviteit uitgeoefend in een van de sectoren, instellingen of diensten bepaald in artikel 2 van deze wet of in artikel 3/1, lid 1, 1°, 2° en 3°, van de voormelde wet van 7 mei 2020.
De inkomsten uit een beroepsactiviteit uitgeoefend door de gerechtigde of elke andere persoon van wie de bestaansmiddelen en de pensioenen in aanmerking genomen worden voor de in artikel 17, 4° en 5°, bedoelde uitkeringen, worden voor het vaststellen van die uitkeringen als volledig vrijgestelde inkomsten beschouwd, voor zover die inkomsten voortvloeien uit een beroepsactiviteit die aangevat of uitgebreid werd in toepassing van deze wet of de wet van 7 mei 2020 houdende uitzonderlijke maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie inzake pensioenen, aanvullende pensioenen en andere aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en voor zover die inkomsten voortvloeien uit een beroepsactiviteit die wordt uitgeoefend in een van de sectoren, instellingen of diensten bepaald in artikel 2 van deze wet of in artikel 3/1, lid 1, 1°, 2° en 3°, van de voormelde wet van 7 mei 2020.
TITEL 5. - Fiscale bepalingen
HOOFDSTUK 1. - Bestaansmiddelen uit studentenarbeid in de zorgsector
Art.19. In artikel 16, § 3, tweede lid, van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2022, worden de woorden "en in het eerste en tweede kwartaal van 2022" vervangen door de woorden "en in 2022" en worden de woorden "of artikel 13 van de wet van 8 mei 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding" vervangen door de woorden ", artikel 13 van de wet van 8 mei 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding of artikel 3 van de wet van 20 november 2022 houdende maatregelen aangaande de personeelsschaarste in de zorgsector.".
HOOFDSTUK 2. - Belastingstelsel van de bezoldigingen van gepensioneerden die werken in de zorgsector
Art.20.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 171, 5°, b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en in afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156 van hetzelfde Wetboek, zijn de bezoldigingen in de zorgsector die bij toepassing van artikel 3bis/3 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus aan werknemers met lage lonen en van andere verminderingen van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid vrijgesteld van persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen en uiterlijk op [2 31 december 2025]2 worden betaald of toegekend, afzonderlijk belastbaar tegen de in artikel 171, 1°, van het voormelde Wetboek, bedoelde aanslagvoet, behalve wanneer de som van de aldus berekende belasting en de overeenkomstig artikel 171 van hetzelfde Wetboek berekende belasting op de aldaar vermelde inkomsten, vermeerderd met de belasting Staat op de andere inkomsten, meer bedraagt dan de belasting berekend overeenkomstig de voormelde artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156 met betrekking tot de inkomsten bedoeld in artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, eerste lid, 6° en 9° van hetzelfde Wetboek en op de meerwaarden op roerende waarden en titels die op grond van artikel 90, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek belastbaar zijn, vermeerderd met de belasting Staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare inkomsten.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bezoldigingen in de zorgsector verstaan, de in artikel 30, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde bezoldigingen van werknemers voor prestaties in de zorgsector als bedoeld in artikel 2, met inbegrip van het vakantiegeld, maar met uitsluiting van de vergoedingen tot geheel of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen en de vergoedingen die al of niet contractueel betaald zijn ten gevolge van stopzetting van arbeid of beëindiging van een arbeidsovereenkomst.
----------
(1)<W 2023-12-21/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2023>
(2)<W 2024-12-15/03, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 30-09-2024>
TITEL 6. - Inwerkingtreding en temporele toepassing
Art. 21.[1 Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2022.
De artikelen 3, 6 en 10 tot en met 18, treden buiten werking op 31 maart 2023.
De artikelen 7, 8 en 9, treden buiten werking [2 op 31 maart 2025]2.
Artikel 20 treedt buiten werking op 31 december 2025.
Artikel 3bis/3 van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus aan werknemers met lage lonen en van andere verminderingen van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid, ingevoegd bij artikel 5 van deze wet, treedt buiten werking [2 op 31 maart 2025]2.
De Koning kan, ten hoogste tweemaal, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de maatregelen bedoeld in het derde en het vorige lid verlengen met een periode van maximum drie maanden door het wijzigen van de data van buitenwerkingtreding.]1
----------
(1)<W 2024-12-15/03, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 30-09-2024>
(2)<KB 2025-01-12/01, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 31-12-2024>