5 JULI 2022. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 338quater, § 1, derde lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en artikel 63ter, § 1, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde tot vaststelling van de voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding waaraan een ambtenaar van de fiscale administraties die bijstand levert aan de multidisciplinaire onderzoeksteams moet voldoen om bekleed te kunnen worden met de hoedanigheid van Officier van Gerechtelijke Politie Hulpofficier van de Procureur des Konings
Art. 1-5
Artikel 1. § 1. Om in toepassing van artikel 338quater, § 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en artikel 63ter, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, te worden bekleed met de hoedanigheid van Officier van Gerechtelijke Politie Hulpofficier van de Procureur des Konings, voldoet de ambtenaar aan de volgende voorwaarden:
1° ten minste 4 jaar relevante ervaring inzake het opsporen, vaststellen en administratief bestraffen van fiscale fraude kunnen aantonen;
2° basiskennis van het strafprocesrecht kunnen aantonen.
§ 2. De ambtenaren die in aanmerking wensen te komen om bekleed te worden met de hoedanigheid van Officier van Gerechtelijke Politie Hulpofficier van de Procureur des Konings, stellen een dossier samen waarin zij aantonen dat ze voldoen aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°.
Art.2. De minister van Financiën of zijn gedelegeerde wijst de ambtenaren aan die met de hoedanigheid van Officier van Gerechtelijke Politie Hulpofficier van de Procureur des Konings worden bekleed op voordracht van de Administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie.
Van de ambtenaren die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1, § 1, stelt de Administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie een lijst van de ambtenaren op waarbij hij zijn beslissing steunt op het belang van de dienst. Hij motiveert het op basis van organisatorische en operationele redenen. De aanwijzing van de ambtenaren door de minister van Financiën of zijn gedelegeerde vindt plaats volgens de volgorde van deze lijst.
Het overeenkomstig artikel 2, eerste lid, aangewezen ambtenaren worden voor een periode van vijf jaar met de hoedanigheid van Officier van Gerechtelijke Politie Hulpofficier van de Procureur des Konings bekleed. Deze aanwijzing is hernieuwbaar.
De minister van Financiën bepaalt tevens welke gegevens moeten worden vermeld op de legitimiteitskaart van de overeenkomstig artikel 2, eerste lid, aangewezen ambtenaren van de fiscale administraties die bijstand leveren aan de multidisciplinaire onderzoeksteams.
Art.3. De eventuele toegekende machtigingen tot cumulatie, zoals bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, dienen opnieuw beoordeeld te worden op het ogenblik dat een ambtenaar bekleed wordt met de hoedanigheid van Officier van Gerechtelijke Politie Hulpofficier van de Procureur des Konings.
Art.4. De ambtenaar bekleed met de hoedanigheid van Officier van Gerechtelijke Politie Hulpofficier van de Procureur des Konings die bijstand levert aan de multidisciplinaire onderzoeksteams wordt voorzien van een legitimatiekaart waaruit zijn hoedanigheid van Officier van Gerechtelijke Politie blijkt.
Art. 5. De minister bevoegd voor Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding, is belast met de uitvoering van dit besluit.