Details





Titel:

14 JUNI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2002 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002022611 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 16 van het koninklijk besluit van 15 juli 2002 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 maart 2007, 22 maart 2010 en 5 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "450 euro bereiken" vervangen door de woorden "250 euro bereiken";
  2° in het eerste lid en in het tweede lid worden de woorden ", behalve wanneer het gezin bedoeld in artikel 37decies, § 1, van de wet enkel is samengesteld uit de personen bedoeld in artikel 37octies, § 1, eerste lid van de wet" opgeheven.

Art.2. Artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 maart 2007, wordt opgeheven.

Art.3. Artikel 22 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 22. De rechthebbenden van wie het gezinsinkomen sinds het jaar waarop de informatie van de FOD Financiën betrekking heeft, is gedaald tot onder een van de eerste drie inkomensgrensbedragen, bedoeld in artikel 37undecies, § 1 van de wet, bevinden zich in een behartigenswaardige situatie."

Art.4. Artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 2003, 6 maart 2007, 22 maart 2010 en 8 oktober 2015, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 23. De in artikel 22 bedoelde rechthebbenden kunnen aan de verzekeringsinstelling waarbij ze zijn ingeschreven of aangesloten vragen dat hun recht op de maximumfactuur opnieuw wordt onderzocht. In dat geval ondertekenen ze een verklaring op erewoord conform het model dat als bijlage I gaat. Bij de verklaring op erewoord worden alle bewijsdocumenten betreffende de in aanmerking te nemen inkomsten gevoegd.
  Om vast te stellen dat het inkomen van dat gezin lager is dan een van de eerste drie inkomensgrensbedragen, bedoeld in artikel 37undecies, § 1 van de wet, wordt rekening gehouden met de in artikel 18 bedoelde inkomsten van dat gezin tijdens een referentieperiode van zes maanden die voorafgaat aan de indiening van de verklaring op erewoord.
  Wat betreft beroeps- en vervangingsinkomens wordt rekening gehouden met de bedragen van elke maand van die referentieperiode, vermeerderd met het bedrag vermenigvuldigd met 6 van de laatste maand van die periode en verhoogd met het bedrag van alle andere voordelen die daaraan zijn verbonden.
  Wanneer de verklaring op erewoord is ingediend tijdens het jaar dat volgt op het jaar van toekenning van de maximumfactuur, worden alle inkomsten van het jaar van toekenning van de maximumfactuur in aanmerking genomen.
  De minister bevoegd voor Sociale Zaken kan wijzigingen aanbrengen in het model van de verklaring op erewoord, gevoegd in bijlage I."

Art.5. In artikel 25, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 maart 2007 en 22 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "het tweede referentiebedrag" worden vervangen door de woorden "een ander referentiebedrag".
  2° het lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De informatie met betrekking tot hun recht op de maximumfactuur op grond van een ander referentiebedrag kan op elektronische wijze ter beschikking worden gesteld."

Art.6. In bijlage I van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 oktober 2015, worden de woorden "huidige maand" vervangen door de woorden "zes maanden".

Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022, met uitzondering van:
  1° artikel 4 en artikel 6, die in werking treden op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad;
  2° artikel 5, dat in werking treedt op 1 januari 2023.

Art. 8. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.