15 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-07-2002 en tekstbijwerking tot 05-07-2022)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bepalingen die van toepassing zijn op de maximumfactuur bedoeld in hoofdstuk III bis van titel III van de wet.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Maximumfactuur, vastgesteld op grond van de sociale categorie van de rechthebbenden.
Afdeling I. - De rechthebbenden.
Art. 5-7, 7bis
Afdeling II. - Bepalingen betreffende de samenstelling van het gezin.
Art. 8-12
Afdeling III. - Bepalingen betreffende de toepassingsmodaliteiten van de maximumfactuur in het raam van dit hoofdstuk.
Art. 13, 13bis
HOOFDSTUK IV. - Maximumfactuur, vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende (...). <KB 2007-03-06/32, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Afdeling I. - De rechthebbenden.
Art. 14-15
Afdeling II. - Vaststellen van de procedure voor het bepalen van het gezinsinkomen.
Art. 16-21
Afdeling III. - Behartigenswaardige situaties.
Art. 22-24
Afdeling IV. - Bepalingen betreffende de toepassingsmodaliteiten van de maximumfactuur in het kader van dit hoofdstuk.
Art. 25
Art. 25 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 25bis
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen.
Art. 26
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen betreffende de maximumfactuur voor 2001.
Art. 27-32
HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding.
Art. 33-34
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
2002023099 2003022397 2003022508 2004022067 2004022091 2006022420 2007022348 2007022999 2008022455 2009022607 2010022203 2013022636 2014022284 2015022377 2017013193 2022032579
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " de wet " : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
2° " de Minister " : de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft;
3° " persoonlijk aandeel " : het in artikel 37sexies van de wet bedoelde persoonlijk aandeel;
4° " Instituut " : het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
5° " verzekeringsinstelling die het dossier beheert " : de verzekeringsinstelling waarbij alle leden van het betrokken gezin zijn aangesloten of ingeschreven of, in het geval dat de leden van dat gezin bij verschillende verzekeringsinstellingen zijn aangesloten of ingeschreven, de verzekeringsinstelling waarbij de oudste persoon van het betrokken gezin is aangesloten of ingeschreven.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen die van toepassing zijn op de maximumfactuur bedoeld in hoofdstuk III bis van titel III van de wet.
Art.2. Het in aanmerking genomen persoonlijk aandeel blijft gelijk aan het persoonlijk aandeel met betrekking tot de kinesitherapieverstrekking waarvoor een maximale betrekkelijke waarde is voorzien in artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, wanneer aan een bepaalde rechthebbende kinesitherapieverstrekkingen geleverd worden boven het maximum aantal zittingen voorzien in het voormelde artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 september 1984 en voorzover het gaat om verstrekkingen die overeenstemmen met zittingen met een zelfde omschrijving.
Art.3. Bij het uitreiken van de getuigschriften van verstrekte hulp en de getuigschriften voor aflevering die zijn vermeld (in de bijlagen 1, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 26 en 27 van de verordening van de 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11° van de wet betreffende verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994), moet de zorgverlener in het daartoe vermelde vakje vermelden : <KB 2004-01-22/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
(NOTA : Voor het artikel 3 heeft de wetgever geen rekening gehouden met de vroegere wijziging gebracht door KB 2004-01-22/34)
- hetzij het bedrag van de door de rechthebbende betaalde honoraria;
- hetzij het woord " JA ", indien de rechthebbende het volledige bedrag van het reglementair persoonlijk aandeel heeft betaald of het woord " NEEN ", indien de rechthebbende geen persoonlijk aandeel heeft betaald.
Art.4. Het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging stelt het nieuwe model vast van de in artikel 3 bedoelde getuigschriften.
De getuigschriften die vóór de inwerkingtreding van deze verordening werden gebruikt, mogen worden gebruikt zolang de voorraad strekt. De zorgverlener moet evenwel de vereiste vermeldingen erop aanbrengen.
HOOFDSTUK III. - Maximumfactuur, vastgesteld op grond van de sociale categorie van de rechthebbenden.
Afdeling I. - De rechthebbenden.
Art.5. De in artikel 37novies van de wet opgesomde rechthebbenden moeten zich, op een tijdstip van het jaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend, in één van de daarin bedoelde situaties bevinden.
Art.6.
<Opgeheven bij KB 2015-10-08/10, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 02-11-2015>
Art.7. In afwachting dat de krachtens artikel 5 vereiste bewijsmiddelen door de Minister zijn vastgesteld, kan de maximumfactuur worden toegekend overeenkomstig de door de Dienst voor administratieve controle van het Instituut vastgestelde bewijsmiddelen.
De rechthebbenden op tegemoetkomingen voor gehandicapten bewijzen evenwel op grond van de door de Minister vastgestelde modaliteiten, dat ze zich in een situatie bevinden die de toekenning van de maximumfactuur in het raam van dit hoofdstuk mogelijk maakt. De bevoegde organen kunnen worden verzocht de desbetreffende getuigschriften af te leveren of de gegevens langs elektronische weg over te maken.
Art. 7bis.[1 Wanneer het totaal van de persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37octies, § 2, tweede lid, van de wet, die daadwerkelijk door eenzelfde rechthebbende ten laste zijn genomen voor verstrekkingen die zijn verricht tijdens de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 euro per jaar bedraagt, [2 of wanneer een rechthebbende van het gezin geniet van het statuut bedoeld in artikel 37vicies/1 van de wet in de loop van het jaar waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht,]2 wordt voor de toepassing van artikel 37octies, § 1 van de wet, het referentiebedrag met betrekking tot de verstrekkingen die tijdens het lopende jaar zijn verricht en die daadwerkelijk ten laste zijn genomen door het gezin dat wordt gevormd door de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, verminderd met 100 EUR.
Deze vermindering van het totaal van de persoonlijke aandelen met betrekking tot de verstrekkingen die tijdens het lopende jaar zijn verricht, kan voor dat jaar slechts éénmaal worden toegepast, ook al bevindt zich in het gezin dat wordt gevormd door de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, meer dan één rechthebbende wiens totaal aan persoonlijke aandelen gedurende de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 EUR per jaar bedraagt [2 of die genieten van het statuut bedoeld in artikel 37vicies/1 van de wet]2.
[2 ...]2
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-03-22/03, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2014-05-22/10, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 23-06-2014>
Afdeling II. - Bepalingen betreffende de samenstelling van het gezin.
Art.8. (opgeheven) <KB 2007-03-06/32, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Art.9. § 1. Als de rechthebbende op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, zijn (haar) hoofdverblijfplaats heeft in een rustoord voor bejaarden, een rust- en verzorgingstehuis, een psychiatrisch verzorgingstehuis, een initiatief voor beschut wonen, een centrum voor sociaal verweer of een gevangenis, vormt hij (zij) een eenpersoonsgezin.
(Op dezelfde wijze vormt de rechthebbende een eenpersoonsgezin, indien hij op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend, zijn hoofdverblijfplaats heeft in een kloostergemeenschap.
(Onder " kloostergemeenschap " wordt de gemeenschap verstaan die in aanmerking wordt genomen voor de inschrijving in de hoedanigheid van gerechtigde in de zin van artikel 32, eerste lid, 21° van de wet.) <KB 2008-08-12/33, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Het bewijs daarvan wordt geleverd met elk document uit het dossier van de rechthebbende of met elk bewijsmiddel dat door hem (haar) wordt aangebracht.
§ 2. In afwijking van § 1, vormt een rechthebbende die dezelfde hoofdverblijfplaats heeft als zijn (haar) echtgenoot (echtgenote) of (hun personen ten laste), met die personen een gezin. <KB 2007-03-06/32, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Dat geldt eveneens als een rechthebbende dezelfde hoofdverblijfplaats heeft als de persoon met wie hij (zij) een feitelijk gezin vormt. Vormen een feitelijk gezin, de personen die samen onder hetzelfde dak wonen en de huishoudelijke problemen hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen.
De situatie die in aanmerking wordt genomen is de situatie op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend.
Art.10. § 1. (Als het gezin dat conform artikel 37decies, § 1, van de wet is samengesteld, een persoon bevat die zich wegens zijn gezondheidstoestand in een afhankelijkheidssituatie bevindt of in een daarmee gelijkgestelde situatie, kan die persoon een gezin op zich alleen vormen.) <KB 2007-03-06/32, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
§ 2. Bevinden zich in een afhankelijkheidssituatie wegens hun gezondheidstoestand (of in een daarmee gelijkgestelde situatie), de rechthebbenden die zich in één van de hierna beoogde situaties bevinden : <KB 2007-03-06/32, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
a) hij heeft tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, de instemming van de adviserend geneesheer gekregen voor een periode van ten minste 3 maanden voor een verpleegkundige verzorging die aanleiding geeft tot de betaling van het forfaitair honorarium, het zogenaamde forfait B, bedoeld in artikel 8, § 1, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen; wordt eveneens in aanmerking genomen voor de vaststelling van de periode van drie maanden, de periode waarin hij zich in de situatie bevindt die bedoeld wordt in het hieronder vermelde punt b) ;
b) hij heeft tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, de instemming van de adviserend geneesheer gekregen voor een periode van ten minste 3 maanden voor een verpleegkundige verzorging die aanleiding geeft tot de betaling van het forfaitair honorarium, het zogenaamde forfait C, bedoeld in artikel 8, § 1, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen; wordt eveneens in aanmerking genomen voor de vaststelling van de periode van drie maanden, de periode waarin hij zich in de situatie bevindt die bedoeld wordt in het voormelde punt a) ;
c) hij heeft tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, de instemming van de adviserend geneesheer gekregen voor een periode van ten minste zes maanden voor een kinesitherapiebehandeling, bedoeld in artikel 7, § 1, (2°) van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, of een fysiotherapiebehandeling, bedoeld in artikel 22, II, van voormelde nomenclatuur, wat een vermindering mogelijk maakt van het persoonlijk aandeel ten gevolge van het derde lid, c , van artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1982 tot vaststelling van het persoonlijk aandeel van de rechthebbenden of van de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in het honorarium voor bepaalde verstrekkingen, (...); <KB 2003-04-08/69, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
d) (hij vervult de voorwaarden voor de toekenning van de integratietegemoetkoming, vastgesteld krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de (tegemoetkomingen aan personen met een handicap), aan de persoon met een handicap waarvan de graad van zelfredzaamheid op ten minste 12 punten is vastgesteld. De personen die niet voldoen aan de inkomensvoorwaarde, opgelegd bij voormeld koninklijk besluit, terwijl zij beantwoorden aan de afhankelijkheidsvoorwaarden, worden in aanmerking genomen); <KB 2003-04-08/69, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <KB 2007-06-03/57, art. 3, 1°, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
e) (hij vervult de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, vastgesteld krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de (tegemoetkomingen aan personen met een handicap), aan de persoon met een handicap waarvan de graad van zelfredzaamheid op ten minste 12 punten is vastgesteld. De personen die niet voldoen aan de inkomensvoorwaarde, opgelegd bij voormeld koninklijk besluit, terwijl zij beantwoorden aan de afhankelijkheidsvoorwaarden, worden in aanmerking genomen); <KB 2003-04-08/69, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <KB 2007-06-03/57, art. 3, 1°, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
f) hij geniet een tegemoetkoming voor hulp van een derde persoon toegekend op basis van de wet van 27 juni 1969 betreffende de toekenning van tegemoetkomingen aan gehandicapten;
g) (hij geniet uitkeringen als gerechtigde met gezinslast op basis van de erkenning van de behoefte aan andermans hulp, in de situatie bedoeld in artikel 215bis, § 3, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;) <KB 2007-06-03/57, art. 2, 2°, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
h) (hij geniet de forfaitaire tegemoetkoming voor hulp van derden bedoeld in artikel 215bis, § 1, van het voormelde koninklijk besluit van 3 juli 1996, en in artikel 12 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;) <KB 2007-06-03/57, art. 3, 3°, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
i) hij werd opgenomen in een ziekenhuis gedurende een totale duur van ten minste 120 dagen die bereikt werd in een referentieperiode die bestaat uit twee kalenderjaren welke voorafgaan aan het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, ofwel is hij gedurende diezelfde referentieperiode ten minste zesmaal opgenomen in een ziekenhuis; in dezelfde hypothese die hiervoor in laatste instantie wordt bedoeld, worden eveneens de dagen in aanmerking genomen waarvoor de bedragen werden toegekend die vastgesteld zijn bij artikel 4, §§ 4, 5 of 6 van de Nationale overeenkomst van 24 januari 1996 tussen de verpleeginrichtingen en de verzekeringsinstellingen, (de dagen waarvoor het bedrag per opnamedag verschuldigd is ingeval van een opname in een chirurgisch dagziekenhuis tijdens welke een verstrekking wordt verricht die is opgenomen in de bijlage 3,6. (lijst A) van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen) alsook de (de dagen waarvoor de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in de kostprijs van de dialyse, bedoeld in het koninklijk besluit van 23 juni 2003 tot uitvoering van artikel 71bis, §§ 1 en 2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, is toegekend). <KB 2003-04-08/69, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <KB 2007-06-03/57, art. 3, 4°, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
(j) hij is op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend in het raam van een gereglementeerde vorm van gezinsplaatsing in een bepaald gezin geplaatst. Het bewijs daarvan wordt geleverd met elk document uit het dossier van de rechthebbende of met elk bewijsmiddel dat door hem wordt aangebracht.) <KB 2007-03-06/32, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
§ 3. (Indien § 1 van toepassing is, vormt de betrokken persoon toch een gezin met zijn (haar) echtgenote (echtgenoot) of de persoon waarmee hij (zij) een feitelijk gezin vormt, alsook met hun personen ten laste in de hypothese dat die personen dezelfde hoofdverblijfplaats hebben als hij (zij).) <KB 2007-03-06/32, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
De persoon met wie hij (zij) een feitelijk gezin vormt, is de persoon die de voorwaarden vervult, bedoeld in artikel 9, § 2.
De in aanmerking genomen situatie is die welke bestaat op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend.
Art.11. Worden beschouwd als zijnde voor de eerste maal ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen, de pasgeborenen alsook de personen die uit het buitenland aankomen en een inschrijving in het Rijksregister van de natuurlijke personen aanvragen.
Art.12.§ 1. Tonen de samenstelling aan van het gezin waarvan zij deel uitmaken door middel van een verklaring op erewoord met vermelding van de identificatiegegevens van de personen die met hen onder hetzelfde dak wonen, de volgende rechthebbenden :
1° [1 de rechthebbenden van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging woonachtig in het buitenland die, in toepassing van een Verordening van de Europese Unie of een overeenkomst betreffende de sociale zekerheid, gesloten tussen België en één of meerdere Staten, in het land waar zij wonen en gedurende hun tijdelijk verblijf in België, recht hebben op geneeskundige verstrekkingen voor rekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging;]1
2° personen die zijn vrijgesteld van elke inschrijving in het Rijksregister van de natuurlijke personen overeenkomstig artikel 19 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister;
§ 2. Wat de toepassing van de maximumfactuur betreft, wordt voor de hierna bedoelde personen het gezin in aanmerking genomen dat gevormd wordt door de gerechtigde en de personen die te zijnen laste zijn ingeschreven :
1° personen die over een referentieadres beschikken overeenkomstig artikel 20, § 1 van het bovenbedoelde koninklijk besluit van 16 juli 1992;
2° personen die zijn ingeschreven op het adres van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig artikel 20, § 3, van het bovenbedoelde koninklijk besluit van 16 juli 1992.
§ 3. Voor de toepassing van de §§ 1 en 2 is de samenstelling van het gezin die welke bestaat op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend.
----------
(1)<KB 2013-12-15/11, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 30-12-2013>
Afdeling III. - Bepalingen betreffende de toepassingsmodaliteiten van de maximumfactuur in het raam van dit hoofdstuk.
Art.13.Zodra het toepasselijke referentiebedrag is bereikt [1 in het raam van artikel 37octies, § 1 van de wet]1, reikt de verzekeringsinstelling aan de rechthebbenden een getuigschrift uit, waarvan het model door de Minister na advies van de Dienst voor administratieve controle van het RIZIV zal worden vastgelegd.
[1 De verzekeringsinstelling doet hetzelfde zodra [2 het met 100 euro verminderde]2 referentiebedrag is bereikt ingevolge de toepassing van artikel 37octies, § 2 van de wet.]1
Dat getuigschrift bevat daarenboven alle vermeldingen van artikel 14, 5° en 6°, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van " het handvest " van de sociaal verzekerde. De kennisgeving vermeld in artikel 7 van de wet van 11 april 1995, is in dat geval niet vereist.
----------
(1)<KB 2010-03-22/03, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2017-09-05/09, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 13bis. [1 De verzekeringsinstelling die met het oog op de toepassing van artikel 37octies § 2 van de wet het recht op maximumfactuur onderzoekt voor het gezin waarbinnen zich een rechthebbende bevindt die bij één of meerdere andere verzekeringsinstellingen was aangesloten in de loop van de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, vraagt die verzekeringsinstellingen(en) om het bedrag van de daadwerkelijk ten laste genomen persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37octies, § 2 tweede lid van de wet van die rechthebbende voor de betrokken kalenderjaren mee te delen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-03-22/03, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK IV. - Maximumfactuur, vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende (...).
Afdeling I. - De rechthebbenden.
Art.14.(Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk III, kunnen) de maximumfactuur voor een bepaald kalenderjaar genieten, de rechthebbenden die op 1 januari van dat jaar een gezin vormen waarvan het netto-jaarinkomen lager is dan de in [1 artikel 37undecies, § 1]1 van de wet bedoelde inkomensgrensbedragen, voorzover het bedrag van de persoonlijke aandelen die daadwerkelijk door hen ten laste zijn genomen en die betrekking hebben op de tijdens het vorenbedoelde kalenderjaar verrichte verstrekkingen het referentiebedrag bereikt dat, overeenkomstig artikel 37 undecies van vorenbedoelde wet, op dat gezin van toepassing is. <KB 2007-06-03/57, art. 4, 1°, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
[1 Het referentiebedrag dat overeenkomstig artikel 37undecies, § 1, eerste lid van de wet op dat gezin van toepassing is, wordt verminderd met een bedrag van 100 EUR wanneer het totaal van de persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37 undecies , § 2, derde lid van de wet die daadwerkelijk door eenzelfde rechthebbende van dat gezin ten laste zijn genomen voor verstrekkingen die zijn verricht tijdens de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 EUR per jaar bedraagt [2 of wanneer een rechthebbende van het gezin geniet van het statuut bedoeld in artikel 37vicies/1 van de wet in de loop van het jaar waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht]2.
De in het vorige lid bedoelde vermindering van het totaal van de persoonlijke aandelen met betrekking tot de verstrekkingen die tijdens het lopende jaar zijn verricht, kan voor dat lopende jaar slechts éénmaal worden toegepast, ook al bevindt zich in het gezin meer dan één rechthebbende wiens totaal aan persoonlijke aandelen gedurende de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 EUR per jaar bedraagt [2 of die genieten van het statuut bedoeld in artikel 37vicies/1 van de wet]2.
[2 ...]2]1
De bepalingen van Afdeling II van (Hoofdstuk III) zijn van toepassing op de in het raam van dit hoofdstuk toegekende maximumfactuur. <KB 2007-03-06/32, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
(Derde lid opgeheven) <KB 2007-06-03/57, art. 4, 2°, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
----------
(1)<KB 2010-03-22/03, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2014-05-22/10, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 23-06-2014>
Art.15.Kan de maximumfactuur genieten op grond van de bepalingen van [1 artikel 37undecies, § 1, derde lid van de wet]1, het kind dat op 1 januari van het kalenderjaar waarin de maximumfactuur is toegekend, jonger is dan (negentien) jaar. <KB 2004-02-02/33, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[1 Het referentiebedrag dat overeenkomstig artikel 37undecies, § 1, derde lid van de wet van toepassing is op dit kind, wordt verminderd met een bedrag van 100 EUR wanneer het totaal van de persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37undecies, § 2 derde lid van de wet, die daadwerkelijk door dit kind ten laste zijn genomen voor verstrekkingen die zijn verricht tijdens de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 euro per jaar bedraagt [2 of wanneer dit kind geniet van het statuut bedoeld in artikel 37vicies/1 van de wet in de loop van het jaar waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht]2.
[2 ...]2]1
----------
(1)<KB 2010-03-22/03, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2014-05-22/10, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 23-06-2014>
Afdeling II. - Vaststellen van de procedure voor het bepalen van het gezinsinkomen.
Art.16.Als de persoonlijke aandelen die daadwerkelijk door de rechthebbenden van een bepaald gezin ten laste zijn genomen en die betrekking hebben op de verstrekkingen die zijn verricht tijdens het jaar van toekenning van de maximumfactuur, [3 250 euro bereiken]3, (...) maakt de verzekeringsinstelling die het dossier beheert, de identiteit en het identificatienummer inzake sociale zekerheid van de rechthebbenden die het vorenbedoelde gezin vormen, aan de Dienst voor administratieve controle over volgens de modaliteiten die door die dienst zijn vastgesteld [3 ...]3. [2 Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel 37quaterdecies, § 2, van de wet.]2 <KB 2007-03-06/32, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
[1 Wanneer tijdens het jaar waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, het in artikel 14, tweede lid bedoelde verminderde referentiebedrag is bereikt door het gezin bedoeld in artikel 37decies, § 1 van de wet dat een rechthebbende telt wiens totaal aan daadwerkelijk ten laste genomen persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37undecies, § 2, derde lid van de wet, ten minste 450 EUR per jaar bedraagt voor de verstrekkingen die zijn verricht tijdens de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, [2 of een rechthebbende van het statuut bedoeld in artikel 37vicies/1 van de wet]2 maakt de verzekeringsinstelling die het dossier beheert, de identiteit en het identificatienummer inzake sociale zekerheid van de rechthebbenden die het vorenbedoelde gezin vormen, over aan de Dienst voor administratieve controle volgens de modaliteiten die door die dienst zijn vastgesteld [3 ...]3.]1
----------
(1)<KB 2010-03-22/03, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2017-09-05/09, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2022-06-14/03, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.17.
<Opgeheven bij KB 2022-06-14/03, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.18.Als de Administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit aan de vorenbedoelde Dienst voor administratieve controle meedeelt dat één of meer rechthebbenden van het betrokken gezin niet belastingplichtig is, stuurt de Dienst voor administratieve controle die informatie door naar de verzekeringsinstelling die het dossier beheert. In dat geval maakt de voormelde dienst tevens het totaal over van de inkomens van de andere rechthebbenden die het gezin vormen, zoals dit totaal voortvloeit uit de informatie die werd overgemaakt door de voormelde administratie. Het totaalbedrag van de inkomens moet nochtans niet worden meegedeeld in de hypothese, voorzien in artikel 20, 2°.
De rechthebbenden van het betrokken gezin voor wie de vorenbedoelde administratie geen inlichtingen kan meedelen, ondertekenen een verklaring op erewoord waarin [1 per soort in aanmerking genomen inkomen wordt vermeld of zij dat hebben genoten]1 tijdens het kalenderjaar waarop de informatie betrekking heeft die door de in het eerste lid bedoelde administratie is meegedeeld. De verklaring op erewoord is conform het model dat als bijlage I gaat.
De voormelde dienst voor administratieve controle kan wijzigingen aanbrengen in het model van de verklaring op erewoord, gevoegd in bijlage I.
Wordt in aanmerking genomen, het belastbare bruto-inkomen van de betrokken rechthebbende.
[1 Onder belastbare bruto-inkomsten moet worden verstaan het bedrag van de inkomsten zoals ze zijn vastgesteld inzake de inkomstenbelasting, vóór elke aftrek, vermindering, vrijstelling, immunisatie.
Worden eveneens in aanmerking genomen, de inkomsten die in België van belasting zijn vrijgesteld krachtens internationale overeenkomsten ter preventie van de dubbele belastingheffing of andere internationale verdragen of akkoorden, of ze nu gelden voor de berekening van de belasting van andere inkomsten of niet, alsook de inkomsten van de personen bedoeld in artikel 227, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 die van belasting worden vrijgesteld in overeenstemming met de artikelen 230 of 231, § 1, 2° van hetzelfde Wetboek.
Worden eveneens in aanmerking genomen, de inkomsten van buitenlandse oorsprong van dezelfde aard als deze hiervoren bedoeld, ontvangen door personen bedoeld in artikel 227, 1°, van het WIB/92.
Evenwel wordt, ter bepaling van de hoegrootheid van het inkomen van de betrokken rechthebbende als volgt rekening gehouden met de volgende inkomsten :
1. de inkomsten uit roerende goederen vastgesteld in overeenstemming met artikel 22, § 1, eerste lid van het WIB/92;
2. de inkomsten waarvan de aangifte aan de belastingadministratie niet verplicht is, in toepassing van artikel 313 van het WIB/92;
3. het brutobedrag van de beroepsinkomsten, bedoeld in artikel 23, § 1, 1° tot 3°, van het WIB/92, fictief vastgesteld op 100/80 van het verschil tussen de brutowinsten of -baten en de beroepslasten die daaraan zijn verbonden;
4. het brutobedrag van de spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden, bedoeld in artikel 171, 1°, d tot h, 2°, b tot e, 2° quater, 3° bis, 4°, f tot h en de artikelen 515bis, vijfde lid, 515quater en 515octies van het WIB/92 voor het bedrag van de rente die voortvloeit uit de omzetting ervan volgens de coëfficiënt, bedoeld in artikel 73 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB/92 gedurende een periode van tien jaar vanaf het jaar waarin het kapitaal of de afkoopwaarde is uitgekeerd.]1
Het bedrag van alle andere voordelen die verbonden zijn aan het beroeps- en het vervangingsinkomen, wordt in aanmerking genomen.
[1 Er wordt geen rekening gehouden met het kadastraal inkomen, de huur of de huurwaarde van de woning die is vrijgesteld krachtens artikel 12, § 3 van het WIB/92.]1
----------
(1)<KB 2015-10-08/10, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 02-11-2015>
Art.19. Als de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit aan de voormelde Dienst voor administratieve controle laat weten dat zij geen informatie bezit over een of andere rechthebbende van het gezin, bezorgt de voornoemde Dienst die informatie aan de verzekeringsinstelling die het dossier beheert, en desgevallend het totale bedrag van de inkomens van de andere rechthebbenden die het gezin vormen, welk bedrag voortvloeit uit de informatie die de vorenbedoelde administratie heeft bezorgd. Nochtans moet dit totaalbedrag van de inkomens niet worden meegedeeld in de hypothese, voorzien in artikel 20, 2°.
De betrokken rechthebbende ondertekent een verklaring op erewoord met vermelding van het inkomen waarover hij beschikte tijdens het jaar dat in aanmerking genomen wordt in de gegevens die door voormelde administratie zijn bezorgd. (De verklaring op erewoord is conform het model dat in de bijlage I is opgenomen.) <KB 2003-04-08/69, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Worden inzonderheid in aanmerking genomen, de inkomsten uit het buitenland die niet belastbaar zijn in België, de inkomsten van de in artikel 227, 1° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde personen die overeenkomstig artikel 230, 1° tot 4°, of artikel 231, § 1, 2° van hetzelfde wetboek van belastingen zijn vrijgesteld, alsmede de inkomsten die, ongeacht of ze voor de berekening van de belasting betreffende de andere inkomsten van het gezin worden meegeteld of niet, op grond van een overeenkomst in België zijn vrijgesteld.
Art.20. De verklaringen op erewoord, bedoeld in de artikelen 18 en 19, moeten echter niet worden opgesteld wanneer blijkt :
1° uit het dossier van de betrokken rechthebbende betreffende de verhoogde verzekeringstegemoetkoming dat de verzekeringsinstelling informatie heeft over het inkomen waarover de betrokken rechthebbende beschikte tijdens het jaar bedoeld in de informatie die bezorgd werd door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit;
2° uit de informatie van voormelde administratie dat het netto-inkomen van het betrokken gezin het (hoogste) referentiegrensbedrag overschrijdt; <KB 2007-03-06/32, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
3° dat de niet-belastbare persoon een kind is jonger dan zestien jaar.
Art.21. De verzekeringsinstelling kan het recht op de maximumfactuur slechts toekennen nadat is nagegaan of het gezinsinkomen van de rechthebbenden voldoet aan de voorwaarden die in dit besluit zijn vastgesteld.
Dat nazicht gebeurt op grond van het gezinsinkomen vermeld in de gegevens van de Administratie van de Ondernemings- en de Inkomensfiscaliteit, en in de verklaring op erewoord, bedoeld in de artikelen 18 en 19, en desgevallend rekening houdende met (de toepassing van) artikel 10, § 1. <KB 2007-03-06/32, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
De verzekeringsinstelling die het dossier beheert, deelt aan de betrokken verzekeringsinstellingen de informatie mee die haar door de Dienst voor administratieve controle is bezorgd.
De verzekeringsinstelling die het dossier beheert, licht de Dienst voor administratieve controle in over de genomen beslissing, volgens de modaliteiten die deze dienst heeft vastgesteld.
Afdeling III. - Behartigenswaardige situaties.
Art.22.[1 De rechthebbenden van wie het gezinsinkomen sinds het jaar waarop de informatie van de FOD Financiën betrekking heeft, is gedaald tot onder een van de eerste drie inkomensgrensbedragen, bedoeld in artikel 37undecies, § 1 van de wet, bevinden zich in een behartigenswaardige situatie.]1
----------
(1)<KB 2022-06-14/03, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.23.[1 De in artikel 22 bedoelde rechthebbenden kunnen aan de verzekeringsinstelling waarbij ze zijn ingeschreven of aangesloten vragen dat hun recht op de maximumfactuur opnieuw wordt onderzocht. In dat geval ondertekenen ze een verklaring op erewoord conform het model dat als bijlage I gaat. Bij de verklaring op erewoord worden alle bewijsdocumenten betreffende de in aanmerking te nemen inkomsten gevoegd.
Om vast te stellen dat het inkomen van dat gezin lager is dan een van de eerste drie inkomensgrensbedragen, bedoeld in artikel 37undecies, § 1 van de wet, wordt rekening gehouden met de in artikel 18 bedoelde inkomsten van dat gezin tijdens een referentieperiode van zes maanden die voorafgaat aan de indiening van de verklaring op erewoord.
Wat betreft beroeps- en vervangingsinkomens wordt rekening gehouden met de bedragen van elke maand van die referentieperiode, vermeerderd met het bedrag vermenigvuldigd met 6 van de laatste maand van die periode en verhoogd met het bedrag van alle andere voordelen die daaraan zijn verbonden.
Wanneer de verklaring op erewoord is ingediend tijdens het jaar dat volgt op het jaar van toekenning van de maximumfactuur, worden alle inkomsten van het jaar van toekenning van de maximumfactuur in aanmerking genomen.
De minister bevoegd voor Sociale Zaken kan wijzigingen aanbrengen in het model van de verklaring op erewoord, gevoegd in bijlage I.]1
----------
(1)<KB 2022-06-14/03, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-08-2022>
Art.24. Op basis van de elementen die zijn opgenomen in de verklaring op erewoord, bedoeld in artikel 23, en desgevallend rekening houdende met (de toepassing van) artikel 10, § 1, onderzoeken de verzekeringsinstellingen opnieuw het recht op de maximumfactuur van het betrokken gezin. <KB 2007-03-06/32, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
De verzekeringsinstelling die het dossier beheert, brengt de Dienst voor administratieve controle van het Instituut op de hoogte van de genomen beslissing, volgens de modaliteiten die deze Dienst heeft vastgesteld.
Afdeling IV. - Bepalingen betreffende de toepassingsmodaliteiten van de maximumfactuur in het kader van dit hoofdstuk.
Art.25.Het getuigschrift, bedoeld in artikel 13 wordt afgeleverd door de verzekeringsinstelling van zodra vastgesteld wordt dat de maximumfactuur [1 in het raam van artikel 37undecies, § 1 van de wet]1 kan verleend worden aan de rechthebbenden van het betrokken gezin voor het kalenderjaar van toekenning. Indien dit niet het geval is, deelt de verzekeringsinstelling aan de rechthebbenden van het betrokken gezin, op basis van de informatie in zijn bezit en voor het betrokken jaar, elke informatie mee (...) met betrekking tot hun recht op de maximumfactuur op grond van het tweede referentiebedrag, bedoeld in artikel 37 undecies (...) <KB 2007-03-06/32, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[1 De verzekeringsinstelling doet hetzelfde zodra [2 het met 100 euro verminderde]2 referentiebedrag is bereikt ingevolge de toepassing van artikel 37undecies, § 2 van de wet.]1
----------
(1)<KB 2010-03-22/03, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2017-09-05/09, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.25 TOEKOMSTIG RECHT. Het getuigschrift, bedoeld in artikel 13 wordt afgeleverd door de verzekeringsinstelling van zodra vastgesteld wordt dat de maximumfactuur [1 in het raam van artikel 37undecies, § 1 van de wet]1 kan verleend worden aan de rechthebbenden van het betrokken gezin voor het kalenderjaar van toekenning. Indien dit niet het geval is, deelt de verzekeringsinstelling aan de rechthebbenden van het betrokken gezin, op basis van de informatie in zijn bezit en voor het betrokken jaar, elke informatie mee (...) met betrekking tot hun recht op de maximumfactuur op grond van [3 een ander referentiebedrag]3, bedoeld in artikel 37 undecies (...). [3 De informatie met betrekking tot hun recht op de maximumfactuur op grond van een ander referentiebedrag kan op elektronische wijze ter beschikking worden gesteld.]3 <KB 2007-03-06/32, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[1 De verzekeringsinstelling doet hetzelfde zodra [2 het met 100 euro verminderde]2 referentiebedrag is bereikt ingevolge de toepassing van artikel 37undecies, § 2 van de wet.]1
(1)<KB 2010-03-22/03, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2017-09-05/09, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2022-06-14/03, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 25bis. [1 De verzekeringsinstelling die met het oog op de toepassing van artikel 37undecies, § 2, van de wet het recht op maximumfactuur onderzoekt voor gezin waarin zich een rechthebbende bevindt die bij één of meerdere andere verzekeringsinstellingen was aangesloten in de loop van de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, vraagt die verzekeringsinstelling(en), om het bedrag van de daadwerkelijk gedragen persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37undecies, § 2, derde lid, van de wet van die rechthebbende voor de betrokken kalenderjaren mee te delen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-03-22/03, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen.
Art.26.Het gehandicapte kind waarvoor een beslissing tot toekenning van verhoogde kinderbijslag is genomen vanwege zijn handicap, [1 of dat voldoet aan de medisch-sociale voorwaarden om recht te geven op de verhoogde kinderbijslag overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van gezinsbijslagen ten voordele van zelfstandigen,]1 heeft recht op de maximumfactuur, ongeacht het inkomen van het gezin waarvan het deel uitmaakt, voorzover alle volgende voorwaarden zijn vervuld :
1° de datum van inwerkingtreding van de voormelde beslissing tot toekenning van de verhoogde kinderbijslag valt uiterlijk op de datum van bekendmaking van de wet betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging;
2° het kalenderjaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend, omvat een periode tijdens welke een beslissing tot toekenning van verhoogde kinderbijslag uitwerking heeft [1 of omvat een periode waarbinnen het kind voldoet aan de medisch-sociale voorwaarden om recht te geven op de verhoogde kinderbijslag overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van gezinsbijslagen ten voordele van zelfstandigen]1;
3° het betrokken gehandicapte kind heeft daadwerkelijk persoonlijke aandelen ten belope van 450 EUR betaald voor verstrekkingen die zijn verricht tijdens het kalenderjaar van toekenning van de maximumfactuur.
----------
(1)<KB 2010-03-22/03, art. 10, 010; Inwerkingtreding : onbepaald ; van toepassing is vanaf de maximumfactuur van het jaar 2008>
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen betreffende de maximumfactuur voor 2001.
Art.27. De bepalingen van artikel 6, § 2, van de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging moeten worden toegepast onder de voorwaarden die in de volgende artikelen zijn bepaald voor de rechthebbenden die deel uitmaken van een gezin, waarvan het netto-jaarinkomen niet hoger ligt dan 13.730,98 EUR, op voorwaarde dat ze daadwerkelijk een minimumbedrag van 446 EUR aan persoonlijke aandelen hebben betaald voor in 2001 verrichte verstrekkingen.
Art.28. De informatie betreffende de in artikel 27 bedoelde gezinnen is die welke op 1 januari 2002 is opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art.29. De in aanmerking genomen persoonlijke aandelen hebben betrekking op de verstrekkingen die in 2001 ten gunste van de leden van het betrokken gezin zijn verricht.
Art.30. § 1. De maximumfactuur wordt toegekend aan de rechthebbenden van de gezinnen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 zijn samengesteld, voor zover de twee hierna opgesomde voorwaarden zijn vervuld :
1° alle leden van het gezin zijn bij dezelfde verzekeringsinstelling aangesloten;
2° geen enkele verzekeringstegemoetkoming tegen 100 % is toegekend aan een lid van dat gezin in het raam van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Die tweede voorwaarde is evenwel niet van toepassing voor de gezinnen met een gehandicapt kind, dat op grond van die handicap een verhoogde kinderbijslag geniet.
§ 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing voor de gezinnen waarvan één van de in artikel 12 bedoelde personen deel uitmaakt.
Het is evenmin van toepassing wanneer de door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit verstrekte gegevens onvolledig zijn of wanneer ze niet op alle gezinsleden betrekking hebben.
Art.31. § 1. Het in aanmerking genomen gezinsinkomen is het in artikel 6, tweede lid, van het wetboek van de inkomstenbelastingen bedoelde netto-inkomen betreffende het recentste jaar waarvoor een belasting is ingekohierd.
§ 2. De gezinsinkomens worden berekend op grond van de door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit verstrekte gegevens.
Worden proportioneel toegewezen aan het beroepsinkomen van elk van de echtgenoten van het betrokken gezin : de inkomsten uit onroerende goederen, de inkomsten uit kapitaal en roerende goederen en de diverse inkomsten.
Art.32. De verzekeringsinstellingen sturen de Dienst voor administratieve controle van het Instituut de identificatiegegevens door van de rechthebbenden die de in artikel 26 bedoelde gezinnen vormen die daadwerkelijk een minimumbedrag van 446 EUR aan persoonlijke aandelen hebben betaald.
De gegevens die voor de uitvoering van dit hoofdstuk noodzakelijk zijn, worden conform de bepalingen van artikel 37duodecies, § 2, van de wet doorgestuurd. De Dienst voor administratieve controle bezorgt de gegevens evenwel rechtstreeks aan de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit en omgekeerd, zonder langs de Kruispuntbank van de sociale zekerheid te gaan.
HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding.
Art.33. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Nochtans
- heeft hoofdstuk VI uitwerking op 1 januari 2001;
- heeft artikel 2 uitwerking op 1 mei 2002.
Art.34. Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage I.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 23-10-2015, p. 65489-65490)]1
Gewijzigd door:
<KB 2022-06-14/03, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-08-2022>
----------
(1)<KB 2015-10-08/10, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 02-11-2015>
Art. N2.
<Opgeheven bij KB 2015-10-08/10, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 02-11-2015>