Artikels:
HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen en toepassingsgebied
Artikel 1. Bij dit besluit wordt Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen, laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2021/415 van de Commissie van 8 maart 2021 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG en 66/402/EEG van de Raad teneinde de taxonomische groepen en namen van bepaalde soorten zaden en onkruid aan de ontwikkeling van wetenschappelijke en technische kennis aan te passen, omgezet.
Bij dit besluit wordt tevens Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2021/2171 van de Commissie van 7 december 2021 tot wijziging van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad wat betreft het gewicht van de partij zaad en van de monsters van Avena nuda, omgezet.
Art.2. Dit besluit heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van zaaigranen binnen de Europese Unie.
Voor zaaigranen die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen, zijn, voor zover de bestemming kan worden bewezen en het zaaigraan aldus wordt geïdentificeerd, alleen de bepalingen van de hoofdstukken 11 en 12 van bijlage 6 van toepassing.
Art.3. § 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder:
1° in de handel brengen: de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding;
2° granen: planten van de volgende gewassen, bestemd voor land- of tuinbouw, met uitzondering van de sierteelt:
1 | Avena nuda L. | Naakte haver |
2 | Avena sativa L. (incl. A. byzantina K. Koch) | Haver en Byzantijnse haver |
3 | Avena strigosa Schreb. | Magere haver, ruwe haver |
4 | Hordeum vulgare L. | Gerst |
5 | Oryza sativa L. | Rijst |
6 | Phalaris canariensis L. | Kanariezaad |
7 | Secale cereale L. | Rogge |
8 | Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor | Sorgho |
9 | Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse | Soedangras |
10 | x Triticosecale Wittm. ex A. Camus | Hybriden die het gevolg zijn van de kruising van een soort van het geslacht Triticum met een soort van het geslacht Secale |
11 | Triticum aestivum L. subsp. aestivum | Zachte tarwe |
12 | Triticum turgidum L. subsp. durum (Desf.) van Slageren | Harde tarwe |
13 | Triticum aestivum L. subsp. spelta | Spelt |
14 | Zea mays L. (partim) | Mais, met uitzondering van popcorn en suikermais |
15 | Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor x Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davids | Hybriden die het product zijn van een kruising van sorgho en Soedangras |
3° rassen, hybriden en inteeltlijnen van maïs en Sorghum spp. :
a ) vrij bestoven ras : voldoende homogeen en bestendig ras;
b) ingeteelde stam: voldoende homogene en bestendige lijn, die gedurende verscheidene opeenvolgende generaties door kunstmatige zelfbevruchting onder gelijktijdige selectie of door gelijkwaardige maatregelen is verkregen;
c) enkele hybride: eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee ingeteelde stammen;
d) dubbele hybride: eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee enkele hybriden;
e) drieweg-hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam en van een enkele hybride;
f) inteelt-rassen-hybride ( topkruising ) : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam of van een enkele hybride en van een vrij bestoven ras;
g) rassen-hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van planten uit basiszaad van twee vrij bestoven rassen;
4° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;
5° basiszaad (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, rogge, kanariezaad, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) : zaad :
a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad;
b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad, hetzij van de categorie "gecertificeerd zaad", hetzij van de categorieën "gecertificeerd zaad van de eerste nabouw" of "gecertificeerd zaad van de tweede nabouw";
c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, § 1, voldoet aan de in bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden, en
d) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden, bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;
6° basiszaad (hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, rogge, harde tarwe en zelfbestuivende rassen van triticale), zaad :
a) dat is bestemd voor de voortbrenging van hybriden;
b) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden en
c) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a) en b) vastgestelde voorwaarden voldoet;
7° basiszaad (maïs en Sorghum spp.) :
a) vrij bestoven ras : zaad:
i) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad;
ii) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van dit ras, van een inteelt-rassen-hybride of een rassen-hybride,
iii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5 voldoet aan de in bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden, en
iv) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;
b) ingeteelde stam : zaad :
i) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5 voldoet aan de in bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden, en
ii) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punt i) vastgestelde voorwaarden voldoet;
c) van enkele hybriden : zaad
i) dat is bestemd voor de voortbrenging van dubbele hybriden, drieweg-hybriden of inteelt-rassen-hybriden;
ii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5 voldoet aan de in bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden, en
iii) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punt i) en ii) vastgestelde voorwaarden voldoet;
8° gecertificeerd zaad (kanariezaad, ander dan hybriden, rogge, sorgho, Soedangras, maïs en hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, harde tarwe en zelfbestuivende rassen van triticale) : zaad :
a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de in de bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen;
c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, §§ 1 en 2, voldoet aan de in bijlagen 1 en 2, voor gecertificeerd zaad, vastgestelde voorwaarden, en
d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;
9° gecertificeerd zaad van de eerste nabouw (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) : zaad:
a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat heeft voldaan aan de in de bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad van de tweede nabouw" of voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen,
c ) dat voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor gecertificeerd zaad van de eerste nabouw opgesomde voorwaarden en
d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;
10° gecertificeerd zaad van de tweede nabouw (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft), zaad:
a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad, eerste nabouw of, op verzoek van de kweker, van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat heeft voldaan aan de in de bijlagen envoor basiszaad op gesomde voorwaarden en waar]een officieeonderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen;
c ) dat voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor gecertificeerd zaad van de tweede nabouw opgesomde voorwaarden en
d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;
11° officiële maatregelen: maatregelen die genomen zijn:
a) autoriteiten van een staat of
b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een Staat mits deze personen geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen.
c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een staat, mits deze personen geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregelen;
12° gemeenschappelijke rassenlijst : de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen zoals beschreven in richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002;
13° nationale rassenlijst: de nationale rassenlijst voor landbouwgewassen vastgesteld bij het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2014 betreffende de rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen en tot opheffing van verschillende desbetreffende bepalingen;
14° de Dienst : de Directie Kwaliteit en Dierenwelzijn van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de administratie die is aangewezen als bevoegde autoriteit voor de productie en het in de handel brengen van zaaigranen;
15° Verordening (EU) 2016/2031van 26 oktober 2016: Verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad;
16° Verordening (EU) 2017/625 van 15 maart 2017: Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles).
Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, kan de productie van basiszaad gebeuren in één of twee vermeerderingscycli. In dit geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor de tweede generatie vanaf prebasiszaad.
§ 2. Onder "in de handel brengen" zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen :
a) beschikbaar stellen van zaaizaad van officiële onderzoeks- en controle-instanties;
b) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor het bereiden of de verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.
Onder "in de handel brengen" wordt ook niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voor zover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van zaaizaad verstrekt de Dienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener; daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.
De toepassingsmodaliteiten betreffende het in de handel brengen worden volgens de beslissingen van de Europese Unie door de Minister vastgesteld.
§ 3. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister :
1° wijzigingen aanbrengen aan de in § 1, sub 2°, vermelde rassenlijst;
2° de in paragraaf 1, 3°, bedoelde begripsomschrijvingen aanpassen;
3° wijzigingen aanbrengen aan punten 5°, 6°, 8°, 9° en 10° van § 1, met het oog op het opnemen van hybriden van kanariezaad, rogge of triticale in het toepassingsgebied van dit besluit;
4° specificeren en bepalen welke typen rassen, met inbegrip van de componenten voor goedkeuring, in aanmerking komen voor keuring volgens de voorwaarden van dit besluit.
HOOFDSTUK 2. - De goedkeuring en het in de handel brengen
Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de kwaliteit
Art.4. § 1. Zaaigranen mogen slechts in de handel worden gebracht, indien
1° zij officieel zijn goedgekeurd als "prebasiszaad", "basiszaad", "gecertificeerd zaad", "gecertificeerd zaad van de eerste nabouw" of "gecertificeerd zaad van de tweede nabouw";
2° een vochtgehalte van 16 gewichtspercenten niet werd overschreden bij de officiële goedkeuring en;
3° indien het gaat om rassen die voorkomen op de nationale rassencatalogi of op de gemeenschappelijke rassenlijst.
§ 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1mag niet-bewerkt zaad voor bewerking in de handel worden gebracht, mits de identiteit van het zaad officieel wordt gegarandeerd overeenkomstig bijlage 6, hoofdstuk 7.
Art.5. § 1. Prebasis- en basiszaad dat niet voldoet aan de in bijlage 2 gestelde kiemkrachtvoorwaarden mogen, in afwijking van artikel 4, 1° en 2°, officieel gecertificeerd worden en in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een bepaalde kiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt, voor het in de handel brengen, door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld.
§ 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van artikel 4, prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad, waarvoor het officiële onderzoek in verband met de in bijlage 2 opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, officieel gecertificeerd worden en in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer.
De goedkeuring geschiedt uitsluitend indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld.
De leverancier moet de kiemkracht waarborgen die vastgesteld is bij de voorlopige analyse. Voor het in de handel brengen wordt die kiemkracht op een speciaal etiket met de naam en het adres en van de leverancier en het referentienummer van de partij vermeld.
§ 3. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 17 betreffende de vermeerdering buiten de Europese Unie.
Art.6. § 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 4 kan de directeur van de Dienst de op het grondgebied van het Waalse Gewest gevestigde producenten toestemming verlenen voor het in de handel brengen van:
1° kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen;
2° passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voor zover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming op de nationale rassenlijst voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. De bepalingen van beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd, zijn daartoe van toepassing.
De doeleinden waarvoor de bedoelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder deze toestemming wordt verleend, worden vastgesteld door de Minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
§ 2. In geval van genetisch gemodificeerd materiaal wordt de in paragraaf 1 bedoelde toestemming verleend indien alle nodige maatregelen zijn getroffen om risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen en indien het zaad voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving over de introductie en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerd materiaal.
Art.7. De Minister kan, wat de productie op het Waalse grondgebied betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten bijkomende of strengere voorwaarden stellen dan die opgenomen in bijlagen 1 en 2.
Art.8. De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheimgehouden.
Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de verpakking en de etikettering
Art.9. Prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard mag slechts in de handel worden gebracht in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking die overeenkomstig de artikelen 10, 11 en 12 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding.
De Minister kan afwijkingen van de bepalingen van het eerste lid voorzien voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden van dit zaad ten behoeve van de laatste gebruiker, voor wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding.
Art.10. § 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in de artikelen 11, § 1 en 12 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.
Voor een goede sluiting moet ten minste het officiële etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officiële zegel zoals bedoeld in de artikelen 11, § 1 en 12 worden aangebracht.
De in het tweede lid bedoelde maatregelen zijn niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt.
De sluitsystemen voor verpakkingen die aan de voorwaarden van deze paragraaf voldoen, staan vermeld in bijlage 6, punt 8.4.6.
§ 2. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. In dat geval wordt op het in artikelen 11, § 1 en 12 voorgeschreven officiële etiket ook melding gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, van de datum daarvan en van de dienst die haar heeft verricht.
§ 3. De Minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen voor kleine verpakkingen gesloten op het Waalse grondgebied overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
Art.11. § 1. Verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard :
1° zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage 4, dat nog niet is gebruikt en waarvan de gegevens gesteld zijn in één van de officiële talen van de Europese Unie. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad en gecertificeerd zaad van de eerste nabouw en rood voor gecertificeerd zaad van de tweede nabouw.
Als het etiket van een gaatje voorzien is, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Als, in de gevallen bedoeld in artikel 5, §§ 1 en 2, het basis- of maïszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.
Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegelaten.
De voorgeschreven aanduidingen mogen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;
2° bevatten binnenin een officieel certificaat in de kleur van het op de verpakking gekleefde etiket en met ten minste de in bijlage 4, deel A, sub a), 4°, 6° en 7° voor het etiket voorgeschreven gegevens. Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het in 1° bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer, overeenkomstig 1°, een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.
§ 2. De Minister kan afwijkingen van paragraaf 1 vaststellen voor kleine verpakkingen gesloten op het Waalse grondgebied overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
Art.12. Op de verpakkingen van het prebasiszaad wordt aan de buitenkant in één van de officiële talen van de Europese Unie een officieel etiket aangebracht met ten minste de in bijlage 4, deel A, vermelde gegevens.
Het aantal generaties dat aan zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste generatie" voorafgaat, wordt op het officiële etiket vermeld.
Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.
Als het etiket van een gaatje voorzien is, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Als, in een geval als bedoeld in artikel 5, § 1, het prebasiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage 2 met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.
Art.13. Zaaigraan dat overeenkomstig artikel 4 in de handel wordt gebracht en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, wordt verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage 5, deel A en deel B, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, § 1, en gaat vergezeld van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage 5, deel C.
Art.14. Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk etiket dat op de partij zaad is aangebracht, of op elk al dan niet officieel document dat deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.
Art.15. In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.
Bovendien moet de naam van elke werkzame stof van het gebruikte product vermeld worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.
Afdeling 3. - Overige bepalingen
Art.16. Zaad van een graansoort mag in de handel worden gebracht in de vorm van bepaalde mengsels van zaden van verschillende rassen voor zover deze mengsels volgens de wetenschappelijke of technische kennis terzake bijzonder doeltreffend zijn tegen de verspreiding van bepaalde schadelijke organismen, en voor zover de bestanddelen van het mengsel vóór menging voldoen aan de voorschriften voor het in de handel brengen die daarop van toepassing zijn.
Zaaigranen in de vorm van mengsels van zaden van verschillende soorten mogen slechts in de handel worden gebracht indien de verscheidene samenstellende delen van het mengsel, voor de menging, voldeden aan de regels voor het in de handel brengen die op hen van toepassing zijn.
De bepalingen van artikelen 9, 10, 11, 14 en 15 zijn van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde mengsels. De officiële etiketten zijn evenwel in alle gevallen groen.
Art.17. § 1. Zaaigraan dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste nabouw dat officieel is goedgekeurd in één of meer lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 18, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een dergelijk derde land, en dat in een andere lidstaat geoogst is, kan op verzoek en onverminderd de bepalingen van de bepalingen van Richtlijn 2002/53/EG officieel in elke lidstaat worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage 1, voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage 2 voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.
Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, kan het officieel goedgekeurd worden als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.
§ 2. Zaaigranen die in de Europese Unie zijn geoogst en bestemd zijn voor goedkeuring overeenkomstig paragraaf 1, moeten worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage 5, delen A en B, overeenkomstig artikel 10, § 1, en moeten vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage 5, deel C.
§ 3. Zaaigranen die in een derde land geoogst zijn, kunnen op verzoek officieel worden goedgekeurd indien :
1° ze rechtstreeks gewonnen zijn uit :
a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste nabouw in een of meerdere lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 18, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of
b) kruisingen van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een derde land bedoeld in punt a);
2° ze zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in een krachtens artikel 18, § 1, voor de betrokken categorie vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;
3° bij een officieel onderzoek is gebleken dat de in bijlage 2 voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Art.18. § 1. Zaaigranen, ander dan prebasiszaad, die in een derde land zijn geoogst, mogen enkel in de handel gebracht worden indien de Raad van de Europese Unie vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966, betreffende het in de handel brengen van zaaigranen.
§ 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing :
1° op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld;
2° op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe Lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 66/402/EEG moet voldoen.
Art.19. § 1. Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of in de Europese Unie gecertificeerd zaad en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de Directeur van Dienst, mits hiertoe gemachtigd te zijn door de Europese Commissie volgens de bij Richtlijn 66/402/EG vastgestelde procedure, de vereiste hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de "gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen", noch in de nationale rassenlijst voorkomen, tot de handel toelaten voor een bepaalde duur.
§ 2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven.
Voor zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur.
In alle gevallen vermeldt het etiket dat het zaad in kwestie tot een categorie behoort die aan minder strenge eisen voldoet.
HOOFDSTUK 3. - Controle en onderzoeken onder officieel toezicht
Art.20. De Dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van zaad op het Waalse grondgebied. Deze controle omvat :
1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaad;
2° de keuring van het gewas op het veld;
3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;
4° het onderzoek in laboratoria;
5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6 en 9 tot 14;
6° de in artikel 21 bedoelde inspecties van onderzoeken onder officieel toezicht.
De Dienst is eveneens belast met het toezicht op de bereiding van mengsels en met de controle op het zaaizaad, bedoeld in artikel 4, § 2.
Art.21. Het in artikel 3, § 1, eerste lid, punten 5°, d), 6°, c), 7°, a) iv), 7° , b) ii), 7° , c) iii), 8° , d), 9° , d) en 10°, d) bedoelde onderzoek onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen :
1° wat de veldkeuringen betreft:
a) de keurmeesters:
i) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;
ii) halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;
iii) zijn officieel erkend door de directeur van de Dienst of zijn gemachtigde; deze erkenning omvat de ondertekening van een schriftelijke verbintenis om de regels betreffende officiële onderzoeken na te leven;
iv) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;
b) het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;
c) een gedeelte minstens 5 % van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd;
d) een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.
e) de toepasselijke sancties en de wijze waarop deze moeten worden toegepast indien een officieel erkend keurmeester opzettelijk of uit onachtzaamheid de regels betreffende de officiële onderzoeken overtreedt, zijn vastgesteld in bijlage 6, hoofdstuk 2, punt 2.1.3. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Ze kunnen intrekking inhouden van de in punt 1°, a), iii) bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van de onderzochte gewassen nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet;
2° wat de zaadproeven betreft:
a) de zaadproeven worden uitgevoerd onder de voorwaarden bedoeld in b) tot d) door proeflaboratoria die door de Dienst daartoe erkend zijn;
b) het laboratorium belast met zaadproeven moet beschikken over een hoofd zaadanalist die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische verrichtingen van het laboratorium en die de vereiste bekwaamheden heeft voor het technisch beheer van een dergelijk laboratorium.
De zaadanalisten hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële zaadanalisten en afgesloten met officiële examens.
Het laboratorium is gevestigd in lokalen en voorzien van uitrustingen die door de Dienst officieel beschouwd zijn als voldoende voor het zaadonderzoek, in het toepassingsgebied van de goedkeuring.
Het laboratorium voert het zaadonderzoek uit volgens de gangbare internationale methoden;
c) het laboratorium belast met de zaadproeven is een zelfstandig laboratorium of een laboratorium dat toebehoort aan een zaadbedrijf.
Indien het laboratorium toebehoort aan een zaadbedrijf, mag het enkel zaadproeven uitvoeren op partijen die geproduceerd worden in naam van het zaadbedrijf waaraan het toebehoort, behoudens andersluidende bepalingen overeengekomen tussen genoemd bedrijf, de aanvrager van de certificering en de Dienst;
d) de door het laboratorium uitgevoerde zaadonderzoeken worden onderworpen aan een gepaste controle van de Dienst;
e) met het oog op de in d) bedoelde controle maakt een bepaald deel minstens 5 % van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleonderzoek in de vorm van een officieel onderzoek van zaad; Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken;
f) de toepasselijke sancties en de wijze waarop deze moeten worden toegepast indien een officieel erkend laboratorium opzettelijk of uit onachtzaamheid de regels betreffende de officiële onderzoeken overtreedt, zijn vastgesteld in bijlage 6, hoofdstuk 2, punt 2.3.3. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Ze kunnen intrekking inhouden van de in 1°, c bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van de betrokken onderzochte gewassen nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
Art.22. § 1. Bij de procedure voor het onderzoek van de rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring worden officieel of onder officieel toezicht monsters genomen volgens geschikte methoden. De monsterneming met het oog op controles overeenkomstig artikel 25 wordt evenwel officieel uitgevoerd.
De bemonstering gebeurt uit homogene partijen; het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage 3 vermeld.
Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder homogene partijen verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.
§ 2. De bemonstering onder officieel toezicht moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de bemonstering van het zaad wordt verricht door monsternemers die daartoe door de Dienst erkend zijn, onder de voorwaarden bedoeld in de punten 2°, 3° en 4° ;
2° de monsternemers hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële monsternemers van zaad en afgesloten met officiële examens;
De bemonstering wordt uitgevoerd overeenkomstig de vigerende internationale methoden.
3° monsternemers van zaad zijn :
a) zelfstandige natuurlijke personen of
b) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten geen aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad of
c) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad. Ze nemen enkel monsters op zaadpartijen geproduceerd op naam van zijn werkgever, behoudens andersluidende beschikkingen overeengekomen tussen zijn werkgever, de aanvrager van een certificering en de Dienst;
4° het werk van monsternemers is onderworpen aan een door de Dienst uitgevoerde geschikte controle. Wat de automatische monsterneming betreft, moeten gepaste procedures worden nageleefd en het voorwerp uitmaken van een officiële controle;
5° met het oog op de in 4° bedoelde controle maakt een bepaald deel minstens 5 % van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleproef door officiële monsternemers. Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Die controleproeven zijn niet van toepassing op de automatische monsterneming;
6° de toepasselijke sancties en de wijze waarop deze moeten worden toegepast indien een officieel erkende monsternemer opzettelijk of uit onachtzaamheid de regels betreffende de officiële onderzoeken overtreedt, zijn vastgesteld in bijlage 6, hoofdstuk 2, punt 2.2.3. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Ze kunnen intrekking inhouden van de in 1°, c bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van de betrokken onderzochte gewassen nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet;
7° overeenkomstig de beslissingen van instellingen van de Europese Unie kan de Minister andere maatregelen nemen voor de bemonsteringen van zaad onder officieel toezicht.
Art.23. Het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld.
Voor zaaigranen kan de directeur van de Dienst echter beslissen dat de officiële onderzoeken naar de kiemkracht en mechanische zuiverheid bedoeld in het eerste lid ter gelegenheid van de goedkeuring niet is vereist, behoudens indien eraan wordt getwijfeld dat aan de desbetreffende voorwaarden vervat in bijlage 2 is voldaan.
Art.24. § 1. De algemene en specifieke bepalingen betreffende de verordening inzake de controle en certificering van zaaigranen zijn opgenomen in bijlage 6 en betreffen:
1° de procedures en bepalingen met betrekking tot de controle, bedoeld in artikel 20;
2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn, om een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad, en om de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 20.
§ 2. De Dienst deelt de praktische modaliteiten voor de in artikelen 20 en 21 bedoelde controles mede.
HOOFDSTUK 4. - Controle van de handel en strafbepalingen
Art.25. Bij het in de handel brengen worden steekproefsgewijs officiële onderzoeken verricht om na te gaan of het zaaigraan voldoet aan de eisen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen.
Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Unie neemt de Dienst de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld :
1° de soort;
2° het ras;
3° de categorie;
4° het land van productie en de officiële controledienst;
5° het land van verzending;
6° de invoerder;
7° de hoeveelheid zaaizaad.
Art.26. § 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister specifieke voorwaarden vaststellen :
1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;
2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en seminatuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;
3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.
§ 2. De in paragraaf 1, 2°, bedoelde voorwaarden omvatten met name de volgende punten:
1° het zaad van deze soorten is van een bekende herkomst die erkend is door de Dienst voor het in de handel brengen in bepaalde gebieden;
2° passende kwantitatieve beperkingen worden toegepast.
Art.27. De facturen, contracten, catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijksoortige documenten moeten de aanduidingen dragen, die naar gelang van het geval, zijn voorgeschreven in bijlage 4, A, a) 5°, 6°, 7° en 10° of in bijlage 4, A, b), 6°, 7° en 9°.
Art.28. Voorbereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, gedurende drie jaar, vanaf de lste januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren ten einde ze zonder verplaatsing aan de beambten belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op dezes verzoek voor te leggen.
Art.29. De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig titel XIII van het Waals Landbouwwetboek.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.30. Overeenkomstig de beschikkingen van de instellingen van de Europese Unie kan de Minister, om wetenschappelijke of technische redenen, wegens administratieve vereenvoudiging of om het controlesysteem te verbeteren, het geheel of een deel van de bijlagen bij dit besluit opheffen, aanvullen of vervangen.
Art.31. Opgeheven worden :
1° het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 27 november 2006, 23 september 2008, 16 april 2010, 7 juni 2012, 19 juli 2013, 2 juni 2016, 12 augustus 2016, 11 mei 2017, 15 oktober 2018 en 15 mei 2020;
2° het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor zaaizaad van groenvoedergewassen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 oktober 2010.
Art.32. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2022.
Art.33. De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I - VOORWAARDEN WAARAAN HET GEWAS MOET VOLDOEN
1) Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas. Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.
2) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:
| Teelt | Minimumafstand |
1 | Phalaris canariensis, Secale cereale andere dan hybriden : | |
2 | - voor de productie van basiszaad | 300 m |
3 | - voor de productie van gecertificeerd zaad | 250 m |
4 | Sorghum spp. | |
5 | - voor de productie van basiszaad (*) | 400 m |
6 | - voor de productie van gecertificeerd zaad (*) | 200 m |
7 | xTriticosecale, zelfbestuivende rassen | |
8 | - voor de productie van basiszaad | 50 m |
9 | - voor de productie van gecertificeerd zaad | 20 m |
10 | Zea mays | 200 m |
(*) In gebieden waar de aanwezigheid van S. halepense of van S. bicolor subsp. drummondii een specifiek probleem met betrekking tot kruisbestuiving vormt, gelden de volgende bepalingen:
a) gewassen voor de productie van basiszaad van Sorghum bicolor subsp. bicolor of hybriden daarvan worden geïsoleerd op een afstand van minimaal 800 m van enige bron van dergelijk verontreinigend stuifmeel;
b) gewassen voor de productie van basiszaad van Sorghum bicolor subsp. bicolor of hybriden daarvan worden geïsoleerd op een afstand van minimaal 400 m van enige bron van dergelijk verontreinigend stuifmeel.
De minimumafstanden in de tabel tabel in punt 2), eerste lid, behoeven niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is.
3) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn; een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Wat de productie van zaad van hybriderassen betreft, gelden genoemde bepalingen ook voor de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.
Gewassen van Oryza sativa, Phalaris canariensis, Secale cereale (andere dan hybriden), Sorghum spp. en Zea mays moeten met name aan de volgende andere normen en voorwaarden voldoen:
A. Oryza sativa :
Het aantal planten dat duidelijk als wilde planten of als planten met rode zaden kan worden herkend, mag niet meer bedragen dan:
1° 0 voor de productie van basiszaad;
2° één plant per 100 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede generatie.
B. Phalaris canariensis, Secale cereale (andere dan hybriden):
Het aantal planten van de gewassoorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan:
1° 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
2° 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
C. Sorghum spp.:
a) Het percentage van het aantal planten van een andere Sorghumsoort dan de soort van het gewas of die duidelijk niet tot de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan:
aa) voor de productie van basiszaad :
i) tijdens de bloeitijd : 0,1 percent;
ii) na rijping: 0,1 percent;
bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
i) planten van de mannelijke kruisingspartner die stuifmeel afgeven wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is: 0,1 percent;
ii) planten van de vrouwelijke kruisingspartner :
- tijdens de bloeitijd : 0,3 percent;
- na rijping: 0,1 percent.
b) Voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen of voorwaarden worden voldaan:
aa) de planten van de mannelijke kruisingspartners moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is;
bb) wanneer de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is, mag het percentage planten van die kruisingspartner die stuifmeel afgeven of hebben afgegeven niet meer bedragen dan 0,1 %.
c) Gewassen van vrij bestoven of kunstmatig verkregen rassen van Sorghum spp. moeten voldoen aan de volgende normen : het aantal planten van de gewassoorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan een plant per 30 m2 voor de productie van basiszaad en een plant per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
D. Zea mays :
a) Het percentage planten die duidelijk niet tot het ras, de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan:
aa) voor de productie van basiszaad :
i) ingeteelde stammen : 0,1 percent;
ii) enkelvoudige hybriden, voor iedere kruisingspartner : 0,1 percent;
iii) vrij bestoven rassen : 0,5 percent.
bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
i) kruisingspartners van hybriderassen :
- ingeteelde stammen: 0,2 percent;
- enkelvoudige hybride : 0,2 percent;
- vrij bestoven ras : 1,0 percent.
ii) vrij bestoven rassen : 1,0 percent.
b) Voor de productie van zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen of voorwaarden worden voldaan:
aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan;
bb) zo nodig moet tot ontpluiming worden overgaan;
cc) wanneer minstens 5 percent van de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is, mag het percentage planten van die kruisingspartner die stuifmeel afgeven of hebben afgegeven niet meer bedragen dan 0,1 percent onder de verschillende officiële veldkeuringen, en 2 percent voor alle officiële veldkeuringen tezamen.
Planten worden geacht stuifmeel te hebben afgegeven of af te geven wanneer op 50 mm of meer van de hoofdas of de zijassen van de pluim de meeldraden uit de kafjes steken en stuifmeel hebben afgegeven of afgeven.
4) Hybriden van Secale cereale:
a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:
Teelt | Minimumafstand |
Voor de productie van basiszaad | |
- Indien gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit 1 | 1 000 m |
- Indien geen gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit | 600 m |
Voor de productie van gecertificeerd zaad | 500 m |
b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit.
Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende andere normen en voorwaarden:
i) het aantal planten van de gewassoorten die duidelijk niet tot de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan een plant per 30 m2 voor de productie van basiszaad en een plant per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad; bij officiële veldkeuringen geldt deze norm alleen voor de vrouwelijke kruisingspartner.
ii) voor basiszaad moet, indien gebruik wordt gemaakt van mannelijke steriliteit, de steriliteit van de mannelijke steriele kruisingspartner ten minste 98 percent bedragen.
c) Zo nodig moet gecertificeerd zaad worden geproduceerd in gemengde teelt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit herstelt.
5) [2 Gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Oryza sativa en zelfbestuivende xTriticosecale en gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum door middel van een andere techniek dan cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS)]2:
a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:
1. de minimumafstand tot de vrouwelijke kruisingspartner is 25 m ten opzichte van ieder ander ras van dezelfde soort, met uitzondering van een gewas van de mannelijke kruisingspartner;
2. deze afstand behoeft niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is.
b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft.
Wanneer het zaad wordt geproduceerd door gebruikmaking van een chemische-hybridisatieagens, moet het gewas voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden:
i) de minimale raszuiverheid van iedere kruisingspartner bedraagt:
- Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum en Triticum aestivum subsp.spelta: 99,7 percent,
- zelfbestuivende xTriticosecale: 99,0 percent;
ii) de minimale hybriditeit moet 95 % bedragen. Het percentage van de hybriditeit moet worden bepaald volgens gangbare internationale methoden voor zover dergelijke methoden bestaan. Als de raszuiverheid wordt bepaald via zaadonderzoek vóór de certificering, hoeft bij de veldkeuring niet de hybriditeit te worden bepaald.
5 bis) Gewassen voor de productie van basiszaad of gecertificeerd hybride zaad Hordeum vulgare via de CMS-techniek :
a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:
Teelt | Minimumafstand |
Voor de productie van basiszaad | 100 m |
Voor de productie van gecertificeerd zaad | 50 m |
b) het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft.
Ze voldoet met name aan de volgende normen:
i) het percentage aan aantal planten die duidelijk niet type-conform zijn is niet hoger dan:
1. voor de gewassen bestemd voor de productie van basiszaad, 0,1 percent voor de instandhoudende lijn en de herstellende lijn en 0,2 percent voor de vrouwelijke CMS-kruisingspartner;
2. voor de gewassen bestemd voor de productie van gecertificeerd zaad, 0,3 percent voor de herstellende lijn en 0,5 percent in de gevallen waarin voor de vrouwelijke CMS-kruisingspartner een enkelvoudige hybride is;
ii) het mannelijk steriliteitspercentage van de vrouwelijke kruisingspartner is minstens gelijk aan:
- 99,7 procent voor de gewassen gebruikt voor de productie van basiszaad;
- 99,5 procent voor de gewassen gebruikt voor de productie van gecertificeerd zaad;
iii) de eisen verwoord in de punten i) en ii) worden in het kader van een officiële nacontrole geëvalueerd;
c) het gecertificeerd zaad kan worden geproduceerd in gemengde teelt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit herstelt;
[2 5ter) Gewassen voor de productie van basiszaad en gecertificeerd zaad van hybriden van Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum door middel van de CMS-techniek:
a). 2) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden :
Gewassen | Minimumafstand |
Voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) voor de productie van basiszaad | 300 meter |
Voor de productie van gecertificeerd zaad | 25 meter |
b). Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft. Het gewas moet voldoen aan de volgende normen :
1.Het percentage aan planten die duidelijk rasafwijkend zijn, mag niet meer bedragen dan :
i) voor de gewassen voor de productie van basiszaad: 0,1 % voor de instandhouder en de hersteller en 0,3 % voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS);
ii) voor de gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad: 0,3 % voor de hersteller en 0,6 % voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) en 1 % voor het geval de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) een enkele hybride is.
2.De mannelijke steriliteit van de vrouwelijke kruisingspartner bedraagt ten minste:
i) 99,7 % voor gewassen voor de productie van basiszaad;
ii) 99 procent voor de gewassen gebruikt voor de productie van gecertificeerd zaad;
3. de naleving van de eisen van de punten 1. en 2. wordt via officiële nacontroles onderzocht.
c). Gecertificeerd zaad mag in gemengde teelt worden geproduceerd van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de fertiliteit herstelt
De Dienst brengt tegen 28 februari van elk jaar bij de Commissie en de andere lidstaten verslag uit van de resultaten van het voorgaande jaar wat betreft de hoeveelheid geproduceerde hybride zaden, de overeenstemming van de veldkeuringen met de respectieve eisen, het percentage van de partijen zaden dat is afgewezen wegens ontoereikende kwaliteitsparameters en alle verdere informatie die deze afwijzing rechtvaardigt. Deze rapportageverplichting is van toepassing tot en met 28 februari 2030.]2
6) Het gewas moet nagenoeg vrij zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad verminderen.
Het gewas moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 2016/2031 26 oktober 2016, alsook aan de krachtens artikel 30, paragraaf 1, van bedoelde Verordening vastgestelde maatregelen.
De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de gewassen moet voldoen aan de eisen in de onderstaande tabel:
<td colspan="5" valign="top">Schimmels en oömycete
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen | Voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) | Drempelwaarden voor de productie van prebasiszaad | Drempelwaarden voor de productie van basiszaad | Drempelwaarden voor de productie van gecertificeerd zaad |
Gibberella fujikuroi Sawada [GIBBFU] | Oryza sativa L. | Niet meer dan 2 planten met symptomen per 200 m2 geconstateerd tijdens veldkeuringen op gepaste tijdstippen van een representatief monster van de planten in elk gewas. | Niet meer dan 2 planten met symptomen per 200 m2 geconstateerd tijdens veldkeuringen op gepaste tijdstippen van een representatief monster van de planten in elk gewas. | Gecertificeerd zaad van de eerste generatie (C1): Niet meer dan 4 planten met symptomen per 200 m2 geconstateerd tijdens veldkeuringen op gepaste tijdstippen van een representatief monster van de planten in elk gewas.Gecertificeerd zaad van de tweede generatie (C2): Niet meer dan 8 planten met symptomen per 200 m2 geconstateerd tijdens veldkeuringen op gepaste tijdstippen van een representatief monster van de planten in elk gewas. |
<td colspan="5" valign="top">Nematoden
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen | Voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) | Drempelwaarden voor de productie van prebasiszaad | Drempelwaarden voor de productie van basiszaad | Drempelwaarden voor de productie van gecertificeerd zaad |
Aphelenchoides besseyi Christie [APLOBE] | Oryza sativa L. | 0 % | 0 % | 0 % |
7) Of aan de bovengenoemde andere normen of voorwaarden is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen hetzij onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen.
Bij deze veldkeuringen, moeten de volgende punten in acht genomen worden :
a) De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken;
b) Het aantal veldkeuringen bedraagt ten minste:
aa) voor Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Phalaris canariensis, xTriticosecale, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp.durum, Triticumaestivum subsp. spelta en Secale cereale : één;
bb) voor Sorghum spp. en Zea mays tijdens de bloeitijd :
i) vrij bestoven rassen: één;
ii) ingeteelde stammen of hybriden: drie.
Wanneer het gewas volgt op in hetzelfde jaar of in het voorafgaande jaar geteelde Sorghum spp. of Zea mays, moet ten minste één bijkomende keuring worden verricht om na te gaan of aan de bepalingen van punt 1 van deze bijlage is voldaan.
c) De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten worden vastgesteld volgens daartoe passende methoden.
[1 8. Wanneer na de toepassing van de punten 3 en 7 twijfel blijft bestaan over de rasechtheid van het zaad, kan de Dienst voor het onderzoek naar die rasechtheid een internationaal erkende en reproduceerbare biochemische of moleculaire techniek gebruiken, overeenkomstig de toepasselijke internationale normen.]1
----------
(1)<MB 2022-03-25/07, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<MB 2022-04-27/05, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. N2. Bijlage 2. - VOORWAARDEN WAARAAN HET ZAAD VOLDOET
1) Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn of, in het geval van zaad van een ingeteelde stam, voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Wat zaad van hybriderassen betreft, gelden genoemde bepalingen ook voor de eigenschappen van de kruisingpartners.
In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden:
A) Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum en Triticum aestivum subsp. spelta, andere dan hybriden in elk geval:
Categorie | Minimale raszuiverheid (%) |
Basiszaad | 99,9 |
Gecertificeerd zaad, eerste generatie | 99,7 |
Gecertificeerd zaad, tweede generatie | 99,0 |
Of aan de eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
B) Zelfbestuivende rassen van xTriticosecale, andere dan hybriden:
Categorie | Minimale raszuiverheid (%) |
Basiszaad | 99,7 |
Gecertificeerd zaad, eerste generatie | 99,0 |
Gecertificeerd zaad, tweede generatie | 98,0 |
Of aan de eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.
C) Hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum, Triticum aestivum subsp.spelta en zelfbestuivende xTriticosecale.
De minimale raszuiverheid van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" moet 90 percent bedragen.
[1 Voor Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum die met CMS is geproduceerd, bedraagt deze 85 % .]1 De andere onzuiverheden dan de hersteller mogen twee percent niet overschrijden.
De minimale raszuiverheid wordt gecontroleerd via officiële nacontroles op een adequaat gedeelte van de zaadmonsters.
[1 De Dienst brengt tegen 28 februari van elk jaar bij de Commissie en de andere lidstaten verslag uit van de resultaten van het voorgaande jaar wat betreft de hoeveelheid geproduceerde hybride zaden van Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum en het percentage van de partijen zaden dat is afgewezen wegens ontoereikende kwaliteitsparameters, de resultaten van de nacontrole en alle verdere informatie die deze afwijzing rechtvaardigt. Deze rapportageverplichting is van toepassing tot en met 28 februari 2030.]1
D) Sorghum spp. en Zea Mays :
Indien voor de productie van gecertificeerd zaad van hybridenrassen gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, wordt het zaad geproduceerd:
1. ofwel door partijen zaaizaad te mengen, in een verhouding die eigen is aan het ras, waarbij enerzijds gebruik wordt gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner, en anderzijds van een vrouwelijke, mannelijke fertiele kruisingspartner;
2. ofwel door de teelt van de vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en de vrouwelijke, mannelijke fertiele kruisingspartner in een verhouding die eigen is aan het ras. De verhouding tussen deze twee kruisingspartners wordt nagegaan door middel van de in bijlage 1 omschreven veldkeuringen.
E) Hybriden van Secale cereale en hybriden van Hordeum vulgare [1 Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum die met CMS is geproduceerd]1
Zaad wordt slechts als "gecertificeerd zaad" gecertificeerd indien terdege rekening is gehouden met de uitkomsten van een officiële nacontrole op officieel genomen monsters van basiszaad, uitgevoerd in de groeiperiode van het zaad dat voor de certificering als "gecertificeerd zaad" werd aangeboden. Deze nacontrole heeft ten doel of het basiszaad heeft voldaan aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen voor basiszaad qua rasechtheid en raszuiverheid wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit.
2) Het zaaizaad moet ten aanzien van de kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen:
A. Tabel :
Rassen en categorieën | Minimum kiemkracht (% van de zuivere zaden) | Minimale mechanische zuiverheid (gewichts-%) | <td colspan="7" valign="top">Maximumgehalte (in aantallen) aan zaden van andere plantensoorten, met inbegrip van rode zaden van Oryza sativa, in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)
| | | Andere planten-soorten | Rode zaden van Oryza sativa | Andere graansoorten | Andere plantensoorten dan graangewassen | Avena fatua, Avena sterilis, Lolium temulentum | Raphanus raphanistrum, Agrostemma githago | Panicum spp. |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
1 Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum, Triticum aestivum subsp. spelta: | | | | | | | | | |
a basiszaad | 85 | 99 | 4 | | 1 (b) | 3 | 0 (c) | 1 | |
b gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede generatie | 85 (d) | 98 | 10 | | 7 | 7 | 0 (c) | 3 | |
2 Avena nuda; | | | | | | | | | |
a basiszaad | 75 | 99 | 4 | | 1 (b) | 3 | 0 (c) | 1 | |
b gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede generatie | 75 | 98 | 10 | | 7 | 7 | 0 (c) | 3 | |
3 Oryza sativa : | | | | | | | | | |
a basiszaad | 80 | 98 | 4 | 1 | | | | | 1 |
B gecertificeerd zaad van de eerste generatie | 80 | 98 | 10 | 3 | | | | | 3 |
C gecertificeerd zaad van de tweede generatie | 80 | 98 | 15 | 5 | | | | | 3 |
4 Secale cereale; | | | | | | | | | |
a basiszaad | 85 | 98 | 4 | | 1 (b) | 3 | 0 (c) | 1 | |
B gecertificeerd zaad | 85 | 98 | 10 | | 7 | 7 | 0 (c) | 3 | |
5 Phalaris canariensis: | | | | | | | | | |
A basiszaad | 75 | 98 | 4 | | 1 (b) | | 0 (c) | | |
b gecertificeerd zaad | 75 | 98 | 10 | | 5 | | 0 (c) | | |
6 Sorghum spp. | 80 | 98 | 0 | | | | | | |
7 xTriticosecale : | | | | | | | | | |
a basiszaad | 80 | 98 | 4 | | 1 (b) | 3 | 0 (c) | 1 | |
b gecertificeerd zaad van de eerste en de tweede generatie | 80 | 98 | 10 | | 7 | 7 | 0 (c) | 3 | |
8 Zea mays | 90 | 98 | 0 | | | | | | |
B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de in punt 2, onder A, van deze bijlage opgenomen tabel:
a) Het in kolom 4 vastgestelde maximumgehalte aan zaden omvat ook de zaden van de in de kolommen 5 tot en met 10 genoemde soorten;
b) De aanwezigheid van een tweede zaadkorrel geldt niet als onzuiverheid, wanneer een tweede monster van hetzelfde voorgeschreven gewicht volledig vrij is van zaden van andere graansoorten;
c) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Avena fatua, Avena sterilis of Lolium temulentum in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid, wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van deze soorten;
d) Voor rassen van Hordeum vulgare (naakte gerst) wordt de vereiste minimumkiemkracht verlaagd tot 75 percent van zuiver zaad. Op het officiële etiket wordt de vermelding "Minimumkiemkracht 75 percent" aangebracht.
3) Het zaad moet nagenoeg vrij zijn van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad verminderen.
Het zaad moet tevens voldoen aan de eisen betreffende EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 van 26 oktober 2016, alsook aan de krachtens artikel 30, paragraaf 1, van bedoelde Verordening vastgestelde maatregelen.
De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het zaad en de respectieve categorieën moet voldoen aan de eisen in de onderstaande tabel:
<td colspan="5" valign="top">Nematoden
Gereguleerde niet-quarantaineorganismen of door gereguleerde niet-quarantaineorganismen veroorzaakte symptomen | Voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) | Drempelwaarden voor prebasiszaad | Drempelwaarden voor basiszaad | Drempelwaarden voor gecertificeerd zaad |
Aphelenchoides besseyi Christie [APLOBE] | Oryza sativa L. | 0 % | 0 % | 0 % |
<td colspan="5" valign="top">Schimmels
Gibberella fujikuroi Sawada [GIBBFU] | Oryza sativa L. | Nagenoeg vrij | Nagenoeg vrij | Nagenoeg vrij |
4) De aanwezigheid van schimmelstructuren op het zaad en de respectieve categorieën moet voldoen aan de eisen in de onderstaande tabel:
Categorie | Maximumaantal schimmelstructuren zoals sclerotiën, of moederkoren, in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage 3, kolom 3 |
Granen andere dan hybriden van Secale cereale: | |
- Basiszaad | 1 |
- Gecertificeerd zaad | 3 |
Hybriden van Secale cereale: | |
- Basiszaad | 1 |
- Gecertificeerd zaad | 4 (*) |
(*) De aanwezigheid van vijf schimmelstructuren zoals sclerotiën of delen van sclerotiën, of moederkoren, in een monster van het voorgeschreven gewicht wordt niet in strijd met de normen geacht, indien een tweede monster van hetzelfde gewicht niet meer dan vier schimmelstructuren bevat. |
----------
(1)<MB 2022-04-27/05, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. N3. Bijlage 3. - GEWICHT VAN DE PARTIJEN EN DE MONSTERS
Soorten | Maximumgewicht van een partij (ton) | Minimumgewicht van een partij dat van een monster wordt genomen (gram) | Gewicht van het monster voor de bepaling van het in de kolommen 4 tot 10 van de tabel in bijlage 2, punt 2, A, en in bijlage 2, punt 3, bedoelde aantal (gram) 1 |
1 | 2 | 3 | 4 |
Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp.durum, Triticum aestivum subsp. spelta, Secale cereale, xTriticosecale | 30 | 1 000 | 500 |
Phalaris canariensis | 10 | 400 | 200 |
Oryza sativa | 30 | 500 | 500 |
Sorghum bicolor (L) Moench subsp. bicolor | 30 | 900 | 900 |
Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse | 10 | 250 | 250 |
Hybriden van Sorghum bicolor (L) Moench subsp. bicolor x Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse | 30 | 300 | 300 |
Zea mays, basiszaad van ingeteelde stammen | 40 | 250 | 250 |
Zea mays, basiszaad van andere dan ingeteelde stammen en gecertificeerd zaad | 40 | 1 000 | 1 000 |
Het maximumgewicht van een partij mag niet met meer dan 5 percent worden overschreden.
Art. N4. Bijlage 4. - ETIKET
A. Te vermelden gegevens :
a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad :
1. "EG-regels en -normen".
2. Certificeringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken.
3. Officieel volgnummer
4. Partijnummer
5. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven: "gesloten in ... (maand en jaar)"; of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering, op de volgende wijze aangegeven: "monster genomen in ........ (maand en jaar)".
6. Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift
7. Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.
8. Categorie.
9. Producerend land.
10. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zaden.
11. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhulsels of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel en de approximatieve verhouding tussen het gewicht zuiver zaad en het totale gewicht.
12. Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn :
- voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn: de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd;
- voor basiszaad in andere gevallen: de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd;
- voor gecertificeerd zaad: de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride".
13. Waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.
b ) Voor zaadmengsels :
1. "Mengsel van... " (soorten of rassen).
2. Dienst die de sluiting heeft verricht en de Lidstaat.
3. Officieel volgnummer
4. Partijnummer
5. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven: "gesloten in ... (maand en jaar)".
6. Soort, categorie, ras, producerend land van de samenstellende bestanddelen en hun gewichtsverhouding; de namen van soorten en rassen moeten ten minste in Latijns schrift worden vermeld.
7. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zaden.
8. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhulsels of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel en de approximatieve verhouding tussen het gewicht zuiver zaad en het totale gewicht.
9. Waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke Dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.
10. De vermelding "Mag uitsluitend in de handel worden gebracht in... " (betrokken Lidstaat).
B. Minimumafmetingen.
110 mm x 67 mm.
Art. N5. Bijlage 5. - ETIKET EN DOCUMENT VOOR NIET-DEFINITIEF GECERTIFICEERD ZAAD DAT IS GEOOGST IN EEN ANDERE LIDSTAAT
A. Op het etiket te vermelden gegevens:
1- Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en Lidstaat of hun kenteken;
2- Officieel volgnummer;
3-. Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
4- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen, wordt het woord "kruisingspartner" toegevoegd;
5- Categorie;
6- Bij hybride rassen, de vermelding "hybride";
7- Referentienummer van het veld of van de partij;
8- Opgegeven netto- of brutogewicht;
9- De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad".
B. Kleur van het etiket:
Het etiket is grijs van kleur.
C. Op het document te vermelden gegevens:
- 1 Instantie die het document afgeeft;
- 2 Officieel volgnummer;
- 3 Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
- 4 Ras tenminste vermeld in Latijns schrift;
- 5 Categorie;
- 6 Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land/de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd;
- 7 Referentienummer van het veld of van de partij;
- 8 Oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij;
- 9 Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen;
- 10 Voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad;
- 11 Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is, aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.
In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.
Art. N6. Bijlage 6. - BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE CONTROLE
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen 1.1. Officiële instanties:
1.1.1° ISTA (International Seed Testing Association) : Internationale vereniging voor zaadtesten die gestandaardiseerde procedures voor zaadbemonstering en -analyse ontwikkelt en publiceert, en laboratoria accrediteert.
1.1.2 Officiële keuringsmeester: de ambtenaar van de Dienst die de in dit besluit beschreven officiële controletaken verricht, de nodige opleiding heeft genoten, technisch bekwaam is en onpartijdig en vrij van elk belangenconflict te werk gaat.
1.1.3. Officiële monsternemer: de ambtenaar van de dienst die officiële monsters neemt en die is opgeleid en technisch bevoegd is om monsters te nemen en controles uit te voeren in verband met de monsterneming.
1.1.4. Officieel laboratorium voor zaadanalyse: het door de ISTA geaccrediteerde laboratorium van de dienst voor zaadanalyse.
1.1.5. Laboratoriumbeheerder: een ambtenaar van de dienst die het officiële zaadcontrolelaboratorium beheert en verantwoordelijk is voor de werking van het officiële zaadcontrolelaboratorium in het algemeen, de instructies en de goede werking van de apparatuur en die verslag uitbrengt over de resultaten voor de certificering van partijen.
1.1.6. Erkend laboratorium: een onafhankelijk laboratorium dat door de Dienst is erkend voor het uitvoeren van controles op de aanwezigheid van schadelijke organismen op zaaizaad, volgens de gangbare internationale methoden.
1.2 Professionele marktdeelnemers in de sector zaaizaad :
Een professionele marktdeelnemer is een publiek- of privaatrechtelijke persoon in de zin van artikel 2, 9°, van Verordening (EU) nr. 2016/2031 van 26 oktober 2016 die actief is in de zaaizaadsector. Het is ook een exploitant in de zin van artikel 3, 29° van Verordening (EU) nr. 2017/625 van 15 maart 2017.
1.2.1. Verantwoordelijken voor de rassen
a) Kweker: een professionele marktdeelnemer, die nieuwe rassen kweekt en ontwikkelt voor de handel en wiens ras voor beproeving wordt toegelaten.
b) Instandhouder: een professionele marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor de instandhouding van een ras en die door de kweker gemachtigd is voor beschermde rassen.
c) Gemachtigde : een professionele marktdeelnemer die door de fokker of door de instandhouder is aangesteld om namens hem op te treden op Waals grondgebied.
1.2.2. Productieleiders:
(a) Inschrijvingsnemer: een professionele marktdeelnemer die gerechtigd is om overeenkomstig punt 5.2.2 gewassen die bestemd zijn voor de productie van zaaizaad, ter keuring aan te bieden.
b) Vermeerderaar: een professionele marktdeelnemer die door de inschrijvingsnemer is aangewezen als verantwoordelijke voor het gewasbeheer en de specifieke zorg voor de productie en tijdelijke opslag van ruw zaad.
c) Stockeerder: een professionele marktdeelnemer die over de faciliteiten beschikt om tijdelijk op Waals grondgebied zaden op te slaan voor rekening van een registratiehouder.
1.2.3. Handelsbeambten:
a) Zaadhandelaar-bereider: een professionele marktdeelnemer die beschikt over de nodige voorzieningen om zaad op te slaan, te schonen, te drogen, te vormen, voor te bereiden, te ontsmetten en te verpakken.
b) bereider van mengsels: een professionele marktdeelnemer die op het Waalse grondgebied over de nodige voorzieningen beschikt om mengsels van zaden van verschillende soorten en rassen te bereiden, te verpakken, op te slaan en te bewaren.
c) Invoerder: een professionele marktdeelnemer die zaaizaad invoert uit een niet-EU-land.
d) Uitvoerder: een professionele marktdeelnemer die zaaizaad uitvoert naar een niet-EU-land.
1.2.4. Personen en instanties die bevoegd zijn voor toezicht onder officieel toezicht
a) Officieel gemachtigde keuringsmeester voor veldkeuring: de keuringsmeester die door de Dienst gemachtigd is om onder officieel toezicht veldkeuringen uit te voeren. Hij is ofwel een onafhankelijke natuurlijke persoon, een werknemer van een onafhankelijke organisatie of een werknemer van een zaadbedrijf; in het laatste geval worden veldkeuringen alleen uitgevoerd voor zaadproducties die voor keuring namens zijn werkgever zijn geregistreerd, tenzij de werkgever, de Dienst en de keurmeester die de keuring aanvraagt anders zijn overeengekomen.
b). Officieel erkend monsternemer: de monsternemer die door de Dienst is erkend om onder officieel toezicht monsters te nemen overeenkomstig de in artikel 22 vastgestelde maatregelen.
c) Officieel erkende monsternemingsleider van een zaadbedrijf: een monsternemingsleider die officieel door de Dienst is erkend en die binnen een zaadbedrijf is aangewezen als verantwoordelijke voor de instructies en de beschikbaarstelling van de benodigde monsternemingsapparatuur voor iedere officieel erkende monsternemer van het zaadbedrijf en die, zo nodig, controleert of een automatisch monsternemingsapparaat naar behoren functioneert.
d) Officieel erkend laboratorium: laboratorium dat door de Dienst is erkend om onder officieel toezicht zaadcontroles uit te voeren volgens de geldende internationale methoden, zoals die van de ISTA; overeenkomstig artikel 21, punt 2, van dit besluit.
e) Hoofdzaadanalist: een persoon die door de Dienst is gekwalificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de goede werking van een officieel erkend laboratorium in het algemeen en voor de instructie en de goede werking van de apparatuur. Deze persoon is in dienst van het zaadbedrijf waartoe het officieel erkende laboratorium behoort. Deze persoon brengt aan de Dienst verslag uit over de behaalde resultaten.
f) Zaadanalist: een door de Dienst gekwalificeerd persoon die proeven verricht in een officieel door de Dienst erkend laboratorium en die in dienst is van het zaadbedrijf waartoe het officieel erkende laboratorium behoort.
1.3 Registratie van een professionele marktdeelnemer
Alle in de punten 1.2.1 tot en met 1.2.3 genoemde professionele marktdeelnemers die op Waals grondgebied zaaigranen in de handel brengen of produceren, worden onder één enkel nummer bij de Dienst geregistreerd.
1.3.1. Registratieprocedure
De professionele marktdeelnemer dient een aanvraag tot registratie in bij de Dienst.
Dit omvat de volgende informatie:
a) de persoonsgegevens van de aanvrager indien de aanvraag tot registratie niet door de te registreren professionele marktdeelnemer wordt ingediend: officiële naam, ondernemingsnummer en contactgegevens; in dit verband kan de registratie van een vermeerderaar of stockeerder worden uitgevoerd op basis van de gegevens die een registrant verstrekt bij de aanvraag tot registratie van een vermeerderingsperceel;
(b) de persoonsgegevens van de te registreren professionele marktdeelnemer: officiële naam, bedrijfsnummer, indien van toepassing, nummer van de vestigingseenheid en de contactgegevens van de verantwoordelijke persoon;
c) de activiteiten waarvoor de professionele marktdeelnemer wenst te worden geregistreerd; Voor een instandhouder of een gemachtigde moet een bewijs van de door de fokker verleende bevoegdheden worden overgelegd, of voor de gemachtigde een bewijs van de door de instandhouder verleende bevoegdheden;
d) indien van toepassing, de FAVV-erkenningsgegevens van de in te schrijven professionele marktdeelnemer;
Het geregistreerde bedrijf dient een bijgewerkte versie van de aanvraaggegevens in uiterlijk op 30 april van het jaar volgend op het jaar waarin de gegevens werden gewijzigd.
De Dienst wordt van elke wijziging van de onder b) bedoelde gegevens in kennis gesteld binnen 30 dagen na de wijziging van die gegevens.
Voor wijzigingen die niet binnen de gestelde termijn aan de Dienst zijn meegedeeld, zal onmiddellijk of binnen een door de Dienst gestelde termijn om correctie worden verzocht. Indien de marktdeelnemer deze gegevens niet binnen de gestelde termijn corrigeert, wijzigt of annuleert de Dienst de registratie.
1.3.2. Registratievereisten :
Elke overeenkomstig dit besluit geregistreerde professionele marktdeelnemer, voor zover het zijn registratie betreft,
- 1° kent en eerbiedigt de geldende reglementering inzake de certificatie en het in de handel brengen van zaaigranen;
- 2° wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de goede werking van de installaties die worden gebruikt voor de productie of de verhandeling van zaden en voor de communicatie met de Dienst;
- 3° laat de Dienst toe controle- of toezichtsactiviteiten uit te voeren op zijn productie, in zijn onderneming en op de productiesites door de nodige uitrusting en voorzieningen ter beschikking te stellen voor de veiligheid van de werkomstandigheden;
- 4° deelt aan de Dienst alle informatie mee die nodig is voor de verschillende fasen van het productie- en marketingproces;
- 5° beschikt over systemen en procedures om de traceerbaarheid van de productie in elk stadium van het productie- en afzetproces te verzekeren;
- 6° brengt de Dienst op de hoogte van het begin en het einde van de activiteiten die hij als geregistreerd professionele marktdeelnemer mag uitoefenen.
1.4. Erkenningen van een professionele marktdeelnemer :[00e2][0080][0088][00e2][0080][0088]
De handelaars-bereiders van zaaizaden en bereiders van mengsels worden door de Dienst erkend.
1.4.1. Erkenningsprocedure:
Om geaccrediteerd te worden, moet de professionele marktdeelnemer :
1) tijdens de procedure tot registratie of na zijn registratie, een schriftelijke aanvraag tot erkenning indienen bij de Dienst;
2) het voorwerp uitmaken van een controle ter plaatse, uitgevoerd door de Dienst waarbij een inventaris wordt opgemaakt van de lokalen en installaties die in het kader van de activiteit gebruikt worden en waarbij vastgesteld wordt dat die lokalen en installaties geschikt zijn voor de betrokken activiteit;
3) bij de controle bedoeld onder 2) de persoon of diens gemachtigde aanwijzen die verantwoordelijk is voor de activiteit.
1.4.2. Erkenningsvoorwaarden:
De professionele marktdeelnemer moet bewijzen dat hij ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:
- 1° beschikken over lokalen en inrichtingen uitsluitend voorbehouden voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning aangevraagd wordt De oppervlakte moet in verhouding staan tot het te voorziene volume van het te produceren zaaizaad. De lokalen zijn proper en zorgen voor een goede bewaring van het zaad. De aanwezigheid van andere producten dan zaden is niet toegestaan. Na een controle ter plaatse kan de Dienst vrijstellingen verlenen voor het gebruik van de lokalen of faciliteiten. Er moet ten minste één schaal aanwezig zijn. Zo nodig moet de inrichting beschikken over apparatuur voor het nemen van representatieve monsters en over een etiketteringsmachine voor het aanbrengen van etiketten overeenkomstig de geldende voorschriften;
- 2° het verschaft de Dienst alle faciliteiten om de controleactiviteiten zelfstandig uit te voeren. De Dienst moet, indien dit noodzakelijk is, in de mogelijkheid gesteld worden om in dit lokaal eigen materiaal en documenten, in een afgesloten kast of ruimte, te bewaren;
- 3° hij identificeert de kritieke punten van het productieproces en ontwikkelt en past methoden toe om deze punten te bewaken en te controleren;
- 4° hij het zaad op de juiste wijze behandelt of zich ervan ontdoet wanneer het niet voldoet aan de wettelijke normen (op basis van zichtbare symptomen) van certificatie;
- 5° hij laat de zaden tijdens het productie- en certificatieproces bemonsteren en laat de zaadmonsters in een erkend laboratorium analyseren op gereguleerde niet-quarantaineorganismen en andere schadelijke organismen;
- 6° hij gebruikt verpakkingen die voldoen aan de geldende regelgeving wat betreft de sluiting en de identificatie;
- 7° hij bewaart de gegevens van de officiële keuringsdocumenten, certificeringsetiketten en andere documenten betreffende het zaaizaad zolang het zaaizaad zich op de productieplaats bevindt en tot ten minste één jaar nadat het de productieplaats heeft verlaten;
- 8° hij moet de verbintenissen nakomen die tegenover de Dienst zijn aangegaan voor activiteiten die onder officieel toezicht worden uitgevoerd.
1.4.3. Handhaving, opschorting of intrekking van de erkenning :
De erkenning is geldig van 1 juli tot en met 30 juni van het jaar dat volgt op de afgifte ervan. Ze wordt stilzwijgend hernieuwd van jaar tot jaar zolang de opgelegde voorwaarden vervuld zijn en de in 1.4.2 vermelde verbintenissen nagekomen worden.
De gemachtigde professionele marktdeelnemer stelt de Dienst onmiddellijk in kennis van elke belangrijke wijziging van de voorzieningen of van elke wijziging van de identiteit van de verantwoordelijke persoon.
In geval van onderbreking van de door de erkenning gedekte activiteiten, die aan de Dienst gemeld moet worden door de verantwoordelijke persoon, wordt de erkenning opgeschort. Bij de hervatting van de activiteiten wordt een controlebezoek zoals bepaald in 1.4.1. gedaan.
De directeur van de Dienst wijzigt de erkenning of trekt deze in wanneer:
- 1 aan de voorwaarden van 1.4.2 niet langer wordt voldaan;
- 2 de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft, niet langer worden uitgevoerd;
- 3 erkenningskosten niet worden betaald;
- 4 de marktdeelnemer erom vraagt;
- 5 inbreuken op de wetgeving betreffende het in de handel brengen van zaaizaad door de professionele marktdeelnemer worden vastgesteld door de officiële overheden van een ander gewest of een andere lidstaat en dat deze inbreuken van invloed kunnen zijn op de activiteiten of het zaaizaad van de professionele marktdeelnemer op het Waalse grondgebied. In dat geval deelt de dienst de professionele marktdeelnemer mee op welke gegevens en bronnen hij zijn beslissing baseert.
Wanneer de Directeur van de Dienst de erkenning van een professionele marktdeelnemer intrekt, stelt hij hem daarvan in kennis op een wijze die de verzending een zekere datum geeft, met opgave van de redenen voor zijn beslissing. Als de professionele marktdeelnemer de beslissing tot intrekking van de erkenning aanvecht, kan hij bij de Inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu een administratief beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem ter kennis is gebracht.
Het administratief beroep vermeldt de verweermiddelen van de professionele marktdeelnemer.
De inspecteur-generaal neemt een beslissing en stelt de betrokkene daarvan in kennis op een wijze die de kennisgeving een bepaalde datum geeft.
1.5. Erkenning van een laboratorium:
De Dienst erkent een laboratorium om de kwaliteit van plantaardig materiaal te testen op de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen en andere schadelijke organismen als het laboratorium voldoet aan de voorwaarden van artikel 37, punt 4, van Verordening (EU) nr. 2017/625 van 15 maart 2017.
1.5.1. Procedures voor het verlenen en behouden van erkenning :
Het laboratorium dient bij de Dienst een erkenningsaanvraag in die de volgende informatie bevat:
1) een accreditatiecertificaat voor EN ISO / IEC 17025 zoals aangegeven in artikel 37, 4, e) van Verordening (EU) nr. 2017/625 van 15 maart 2017, met vermelding van het toepassingsgebied van de accreditatie zoals aangegeven in artikel 34, 5 van Verordening (EU) nr. 2017/625 van 15 maart 2017;
2) een kopie van de statuten van het verantwoordelijke laboratorium of de verantwoordelijke rechtspersoon;
3) de naam en het adres van het laboratorium; identificatie, met inbegrip van een natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor alle uitgevoerde tests;
4) de organen, de soorten tests en de bemonsterings- en vervoersprocedure waarvoor erkenning wordt aangevraagd;
5) bewijs van relevante ervaring met referenties over de uitvoering van tests op plantaardig materiaal om de aanwezigheid van ziekteverwekkers aan te tonen.
De erkenning geldt voor onbepaalde tijd, zolang het laboratorium aan de volgende voorwaarden voldoet:
1 ° het aanvaardt en voert alle soorten analyseaanvragen uit waarvoor het laboratorium erkend is;
2 ° het gebruikt de door de Dienst meegedeelde informatie alleen in het kader van zijn opdracht;
3° het zendt een kopie van de analyseverslagen aan de Dienst toe op de door deze bepaalde wijze;
4 ° indien nodig en op verzoek van de Dienst neemt het deel aan interlaboratoriumproeven die op nationaal of internationaal niveau worden georganiseerd;
5° het brengt de Dienst op de hoogte van elke wijziging in de informatie die in de erkenning is opgenomen;
6° het waarborgt de kwaliteit van de geleverde diensten.
1.5.2. Weigering, opschorting en intrekking van de erkenning :
De Dienst weigert de gehele of gedeeltelijke erkenning van het laboratorium indien niet aan de voorwaarden van punt 1.5.1. is voldaan.
De Dienst weigert de gehele of gedeeltelijke erkenning van het laboratorium of trekt deze in indien niet aan de voorwaarden van lid 2, punt 1.5.1, 1° tot 4° is voldaan.
Op verzoek van het laboratorium trekt de Directeur van de dienst de erkenning geheel of gedeeltelijk in.
De Dienst kan op elk ogenblik van de erkenningsperiode een administratief en technisch onderzoek uitvoeren.
Wanneer de Directeur van de Dienst de erkenning van een laboratorium intrekt, stelt hij hem daarvan in kennis op een wijze die de verzending een zekere datum geeft, met opgave van de redenen voor zijn beslissing. Als het laboratorium de beslissing tot intrekking van de erkenning aanvecht, kan hij bij de Inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu een administratief beroep indienen binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem ter kennis is gebracht.
Het administratief beroep moet de verweermiddelen van het officieel erkende laboratorium vermelden.
De Inspecteur-generaal neemt een beslissing die bij aangetekend schrijven aan de betrokkene wordt meegedeeld.
1.6. Tot de keuring toegelaten rassen
Rassen van de in artikel 3 van dit besluit genoemde soorten in de vorm van openbestoven rassen, hybride (intraspecifiek) rassen, chemische hybride rassen van zelfbestuivende soorten, SMD-hybriden of hybride soorten van kruisbestuivende soorten worden voor bestrijding aanvaard indien zij in de lijst zijn opgenomen :
- 1° in de nationale rassenlijst, of;
- 2° in de gemeenschappelijke rassenlijst, of;
- 3° op de O.E.S.O. lijst (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), als het ras alleen op de O.E.S.O.-lijst voorkomt, de zaadproductie uitsluitend bestemd is voor uitvoer naar derde landen.
Rassen waarvan de inschrijving in de nationale rassenlijst nog in behandeling is of, in het geval van rassen van een Belgische kweker, rassen waarvan de inschrijving in een lijst van een andere Lidstaat van de Europese Unie nog in behandeling is, worden eveneens tot de proeven toegelaten. In dit geval worden de partijen zaad van deze rassen pas officieel gecertificeerd nadat zij daadwerkelijk in een van de bovengenoemde rassenlijsten zijn ingeschreven; het bewijs hiervan wordt door de inschrijver aan de Dienst geleverd.
Onder bepaalde voorwaarden kan de Dienst echter toestemming verlenen voor het in de handel brengen van partijen zaad van rassen die onderworpen zijn aan registratie voor opname in de nationale rassenlijst voor landbouwgewassen.
De toestemming wordt alleen verleend voor tests op het landbouwbedrijf om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen overeenkomstig artikel 4 van Beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd
De bij bovengenoemd beslissing opgelegde verplichtingen zijn van toepassing.
1.7 Categorieën en klassen van certificeerbaar zaad :
Officieel onderzocht en gecertificeerd zaad wordt ingedeeld naar generatie en specifieke kwaliteitseisen overeenkomstig de definities in artikel 3, lid 1, punten 4 tot en met 10, van dit besluit.
Zaad kan worden gecertificeerd in een van de in tabel 1 vermelde categorieën of klassen.
Tabel 1
Categorieën en klassen | <td colspan="4" valign="top">Zelfbestuivende soorten Zelfbestuivende soorten* * * |
| Vrij bestoven rassen | <td colspan="3" valign="top">Hybride ras Vrij bestoven rassen | Hybride ras |
| | CHR* | CSM** | Andere | | |
Prebasiszaad | X | - | - | - | X | - |
Basiszaad | - | - | X | X | - | X |
Basiszaad E2 | X | - | - | - | X | - |
Basiszaad E3 | - | X | X | X | X | X |
Gecertificeerd zaad R1 | X | - | - | - | - | - |
Gecertificeerd zaad R2 | X | - | - | - | - | - |
<td colspan="7" valign="top">*CHR: chemisch-hybride rassen, gebaseerd op rassen en/of lijnen die volgens de normale procedure als basiszaad zijn goedgekeurd en gecertificeerd. Voor de productie van het hybride ras worden de twee ouderrassen (of ouderlijnen) in parallelle stroken geteeld. Voor het vrouwelijke bestanddeel wordt, evenals voor het mannelijke bestanddeel, ten minste één band geïdentificeerd.
<td colspan="7" valign="top">** CSM : Cytoplasmatische mannelijke steriliteit voor de productie van basiszaad of gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare. De vrouwelijke lijn wordt door deze techniek mannelijk-steriel gemaakt. De mannelijke en vrouwelijke componenten worden samen gezaaid.
<td colspan="7" valign="top">* * * worden beschouwd als kruisbestuivende soorten: kanariegras, rogge en maïs.
1.8. Andere categorieën van zaad :
1.8.1. Kwekerszaad : Zaad dat door rasselectie is verkregen en behoort tot de generatie die aan het prebasiszaad voorafgaat.
1.8.2. Niet definitief gecertificeerd zaad:
Niet definitief gecertificeerd zaad van :
- oogsten van percelen die voorlopig zijn geaccepteerd, zijn overgedragen tussen een vermeerderaar, een stockeerder of een handelaar-voorbereider, of zijn verzonden naar een andere lidstaat van de Europese Unie;
- van gewassen in een andere EU-lidstaat, of in een derde land waaraan de EU gelijkwaardigheid voor veldkeuringen heeft toegekend.
HOOFDSTUK 2. - Activiteiten onder officieel toezicht, goedkeuring, voorwaarden en voorschriften De Europese regelgeving staat ondernemingen toe bepaalde controles en onderzoeken zelf uit te voeren onder officieel toezicht, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Ondernemingen die activiteiten onder officieel toezicht wensen uit te oefenen, alsook hun werknemers, dienen zich te houden aan de maatregelen van artikel 21 en artikel 22, § 2, van dit decreet.
2.1. Veldkeuring onder officieel toezicht :
2.1.1. Toepassingsgebied
Voor de productie van zaaigranen van alle klassen van de categorie gecertificeerd zaad kunnen veldkeuringen onder officieel toezicht worden uitgevoerd.
Om veldkeuringen onder officieel toezicht te kunnen uitvoeren, moet de registratiehouder hierom verzoeken bij de registratie van de teeltpercelen voor keuring.
Veldkeuringen onder officieel toezicht worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften voor officiële veldkeuringen in dit besluit.
2.1.2. Erkenning als "officieel erkend keuringsmeester" :
De dienst verleent erkenning als "officieel erkend keuringsmeester" aan de natuurlijke persoon die :
- het bewijs levert van zijn technische kwalificatie voor het uitvoeren van veldkeuringen voor een bepaalde soort, verkregen via officiële examens die door de Dienst worden georganiseerd of indien zijn technische kwalificatie wordt gegarandeerd door andere officiële Europese keuringsdiensten;
- volgt de door de Dienst georganiseerde theoretische of praktische studiedagen;
- voert ten minste om de drie jaar onder officieel toezicht veldkeuringen uit;
- overeenkomstig de instructies van de dienst de keuringsverslagen en andere administratieve documenten met betrekking tot de door hem verrichte gewaskeuringen opstelt.
De officieel erkende keuringsmeester is hetzij een onafhankelijk persoon, hetzij een persoon in dienst van een zaadbedrijf. In het laatste geval worden veldkeuringen onder officieel toezicht alleen uitgevoerd op zaadvermeerderingspercelen die geregistreerd zijn door het zaadbedrijf dat de keurmeester in dienst heeft, tenzij anders is overeengekomen tussen de Dienst, het zaadbedrijf dat de keurmeester in dienst heeft en een ander zaadbedrijf.
De officieel erkende keuringsmeester, niet in dienst van een zaadbedrijf, is belast met de uitvoering van veldkeuringen onder officieel toezicht van de Dienst.
De erkenning is geldig van 1 januari tot en met 31 december; zij wordt van jaar tot jaar stilzwijgend verlengd zolang aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
2.1.3. Weigering, opschorting of intrekking van de erkenning :
De directeur van de Dienst weigert de erkenning van een officieel erkende keuringsmeester geheel of gedeeltelijk indien niet aan de voorwaarden voor erkenning is voldaan. Hij schorst de erkenning van een officieel erkende keuringsmeester geheel of gedeeltelijk indien hij vaststelt dat de officieel erkende keuringsmeester een technische fout heeft begaan of de bepalingen van dit besluit betreffende de keuring van gewassen (veldkeuring) niet heeft nageleefd.
In dit geval krijgt de officieel erkende keuringsmeester een schriftelijke waarschuwing van de Directeur van de dienst waarbij hij gewezen wordt op de vastgestelde nalatigheid en op de opschorting van zijn erkenning.
De opschorting van de erkenning wordt opgeheven als de keuringsmeester een bijscholingscursus gevolgd heeft en geslaagd is voor een officieel examen dat door de Dienst georganiseerd wordt. De opschorting duurt niet langer dan 3 jaar; zoniet wordt de erkenning ingetrokken door de Dienst. In dit geval wordt de certificering van de onderzochte gewassen, wat de betrokken teeltcampagne betreft, nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet;
De directeur van de Dienst trekt de erkenning van een officieel erkende keuringsmeester geheel of gedeeltelijk in indien:
1) de Dienst vaststelt dat de officieel erkende keuringsmeester niet voldoet aan de bepalingen van dit besluit;
2° als de Dienst administratieve nalatigheden (onvolledige, onnauwkeurige of buiten de voorgeschreven termijnen ingediende documenten) bij een officieel erkende keuringsmeester vaststelt
3) de officieel erkende keuringsmeester het vraagt.
In de onder 1) en 2) genoemde gevallen wordt hem een schriftelijke waarschuwing gezonden. Als een keurder drie schriftelijke waarschuwingen toegestuurd krijgt tijdens drie opeenvolgende teeltseizoenen zonder voldoend geachte uitleg, wordt zijn erkenning door de Dienst ingetrokken;
Wanneer de Directeur van de Dienst de erkenning van een officieel erkende keuringsmeester intrekt, stelt hij hem daarvan in kennis op een wijze die de verzending een zekere datum geeft, met opgave van de redenen voor zijn beslissing.
Als de officieel erkende keuringsmeester de beslissing tot intrekking van de erkenning aanvecht, kan hij bij de Inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu een administratief beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem ter kennis is gebracht.
Het administratief beroep moet de verweermiddelen van de officieel erkende keuringsmeester vermelden.
De inspecteur-generaal neemt een beslissing en stelt de betrokkene daarvan in kennis op een wijze die de kennisgeving een bepaalde datum geeft.
Wanneer de erkenning van een officieel erkende keuringsmeester wordt opgeschort of ingetrokken, wordt hij of zij opnieuw erkend om onder officieel toezicht keuringen uit te voeren.
2.2. Bemonstering onder officieel toezicht
2.2.1. Toepassingsgebied
Voor de productie van zaaigranen van alle soorten en klassen kunnen onder officieel toezicht monsters worden genomen.
De handelaar-bereider die handmatige zaadbemonstering onder officieel toezicht wenst, moet zich er elk jaar schriftelijk toe verbinden de zaadmonsters te laten nemen door officieel door de Dienst erkende monsternemers.
Een handelaar-bereider die een automatische zaadbemonstering onder officieel toezicht wenst, moet daartoe een aanvraag indienen bij de dienst en beschikken over technische apparatuur die voldoet aan de door de dienst vastgestelde voorwaarden voor monsterneming.
De bemonstering onder officieel toezicht wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften voor officiële veldkeuringen in dit besluit.
Indien de analyse van het monster door een officieel erkend laboratorium wordt uitgevoerd, moet het monster in voldoende hoeveelheid worden genomen om het te kunnen verdelen in twee deelmonsters, waarvan het ene bestemd is voor analyse in het officieel erkende laboratorium en het andere voor eventuele controle in het officiële laboratorium voor zaadanalyse.
2.2.2. Erkenning als "officieel erkende monsternemer" :
De Directeur van de Dienst verleent een erkenning als "officieel erkend monsternemer" aan de natuurlijke persoon die :
- 1 het bewijs levert van zijn technische kwalificatie voor het uitvoeren van zaadbemonsteringen, gestaafd door officiële examens die door de Dienst worden georganiseerd of indien zijn technische kwalificatie wordt gegarandeerd door andere officiële Europese keuringsdiensten;
- 2 de door de Dienst georganiseerde theoretische of praktische studiedagen volgt;
- 3 ten minste om de drie jaar onder officieel toezicht bemonstering uit;
De erkenning is geldig van 1 januari tot en met 31 december; zij wordt van jaar tot jaar stilzwijgend verlengd zolang aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
De officieel erkende monsternemer haalt geen persoonlijk voordeel uit de resultaten van de monsterneming die hij uitvoert.
De officieel erkende monsternemer moet beschikken over de uitrusting die in de geldende internationale bemonsteringsmethoden wordt aanbevolen voor het nemen van monsters van partijen zaad.
2.2.3. Weigering, opschorting of intrekking van de erkenning:
De Dienst weigert de erkenning van een officieel erkende monsternemer geheel of gedeeltelijk indien niet aan de voorwaarden voor erkenning is voldaan.
De directeur van de Dienst kan de erkenning van een officieel erkende monsternemer geheel of gedeeltelijk schorsen of intrekken indien :
a) de erkenningsvoorwaarden niet langer zijn vervuld;
1) de Dienst vaststelt dat de officieel erkende monsternemer niet voldoet aan de bepalingen van dit besluit;
c) indien van toepassing, de officieel erkende monsternemer daarom verzoekt.
De Dienst verricht audits van de bemonsteringsactiviteiten volgens de modaliteiten die hij bepaalt;
Als de Dienst nalatigheden vaststelt bij de officieel erkende monsternemer, wordt hem een schriftelijke waarschuwing toegestuurd.
Als nalatigheden worden beschouwd :
a) de non-conformiteiten opgespoord tijdens de voornoemde audit;
b) herhaalde administratieve nalatigheden (onvolledige, onnauwkeurige of buiten de voorgeschreven termijnen ingediende documenten);
c) resultaten die buiten de tolerantie vallen en die het resultaat zijn van vergelijkingen van controletests, uitgevoerd op monsters zaad van dezelfde partij door een officieel erkende monsternemer en door een officiële monsternemer.
De officieel erkende monsternemer zet orde op zaken binnen een met de Dienst overeengekomen termijn en vorm. Als de rechtzetting niet binnen de overeengekomen termijn geschiedt, wordt de erkenning door de Dienst opgeschort.
Bij gebrek aan rechtzetting binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de vervaldatum van de overeengekomen termijn, wordt de erkenning ingetrokken door de Dienst. In dit geval wordt de certificering van het afgenomen zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
Wanneer de Directeur van de Dienst de erkenning van een officieel erkende monsternemer intrekt, stelt hij hem daarvan in kennis op een wijze die de verzending een zekere datum geeft, met opgave van de redenen voor zijn beslissing.
Als de officieel erkende monsternemer de intrekking aanvecht, kan hij bij de Inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu een administratief beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem ter kennis is gebracht.
Het administratief beroep moet de verweermiddelen van de officieel erkende monsternemer vermelden.
De inspecteur-generaal neemt een beslissing en stelt de betrokkene daarvan in kennis op een wijze die de kennisgeving een bepaalde datum geeft.
Wanneer de erkenning van een officieel erkende monsternemer wordt opgeschort of ingetrokken, moet hij opnieuw worden erkend om nieuwe monsters te mogen nemen.
2.2.4. Toezicht op de bemonstering onder officieel toezicht :
Bij de controle van de bemonstering onder officieel toezicht worden de in paragraaf 2 van artikel 22 van dit besluit bedoelde maatregelen in acht genomen.
Bij automatische bemonstering behoeven geen controlemonsters te worden genomen, behalve wanneer bij een officiële controle een storing van de apparatuur wordt geconstateerd.
2.3 Zaadcontrole onder officieel toezicht :
2.3.1. Toepassingsgebied
Voor de productie van zaaigranen van alle klassen die gecertificeerd moeten worden, kunnen proeven onder officieel toezicht worden uitgevoerd.
De handelaar-bereider stelt een intern protocol op over het werkproces voor het uitvoeren van de tests onder officieel toezicht.
2.3.2. Erkenning als "officieel erkend laboratorium" :
De Dienst erkent een laboratorium in de zin van punt 1.2.4, c), indien het voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 21, 2°.
De erkenning geldt voor alle graansoorten of voor bepaalde soorten in het bijzonder. De erkenning heeft betrekking op de proeven die vereist zijn voor de certificering van partijen zaaizaad, als bepaald in artikel 4, paragraaf 1, punt 2, en in de punten 2 en 4 van bijlage 2.
Om te worden erkend, moet het laboratorium bij de dienst een aanvraag indienen die vergezeld gaat van informatie over de bekwaamheid van zijn personeel, over de apparatuur en faciliteiten en over de interne procedures voor het uitvoeren van tests onder officieel toezicht. Hij verbindt zich ertoe de geanalyseerde monsters gedurende één jaar ter beschikking van de Dienst te houden en gedurende drie jaar een register bij te houden van de geanalyseerde monsters en de resultaten daarvan.
Op basis van het ingediende dossier en een bezoek om de installaties te controleren, beslist de Dienst of een goedkeuring wordt verleend.
De erkenning geldt van 1 januari tot en met 31 december van het jaar; zij wordt stilzwijgend verlengd zolang aan de erkenningsvoorwaarden wordt voldaan.
De Dienst kan een erkenning van een officieel erkend laboratorium geheel of gedeeltelijk weigeren, opschorten, intrekken of schrappen indien :
- 1 aan bovengenoemde goedkeuringsvoorwaarden niet of niet langer wordt voldaan;
- 2 erkenningskosten niet worden betaald;
- 3 het laboratorium niet langer beschikt over een hoofdanalist of over een voldoende aantal officieel erkende laboratoriumanalisten voor de uit te voeren activiteiten.
De Dienst verricht audits van de activiteiten van het laboratorium volgens de modaliteiten die hij bepaalt.
Indien het officieel erkende laboratorium de werkingssfeer van zijn erkenning tot een nieuwe soort wenst uit te breiden, dient het daartoe een aanvraag in bij de Dienst. De Dienst besluit de uitbreiding toe te staan of te weigeren overeenkomstig de voorwaarden die op de oorspronkelijke erkenning van toepassing waren.
2.3.3. Opschorting of intrekking van de erkenning:
Als de Dienst nalatigheden vaststelt in de activiteiten van het laboratorium, wordt een schriftelijke waarschuwing aan de hoofdonderzoeker gericht.
Als nalatigheden worden beschouwd :
a) de non-conformiteiten opgespoord tijdens de voornoemde audit;
b) herhaalde administratieve nalatigheden (onvolledige, onnauwkeurige of buiten de voorgeschreven termijnen ingediende documenten);
c) resultaten die buiten de tolerantie vallen en die het resultaat zijn van vergelijkingen van controletests die zijn uitgevoerd door het officieel erkende laboratorium en het officieel voor zaadtesten erkende laboratorium.
Het erkende laboratorium zet orde op zaken binnen een met de Dienst overeengekomen termijn. Als de rechtzetting niet binnen de overeengekomen termijn en in de overeengekomen vorm geschiedt, wordt de erkenning door de Dienst opgeschort.
Bij gebrek aan rechtzetting binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de vervaldatum van de overeengekomen termijn, wordt de erkenning ingetrokken door de Dienst. In dit geval wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet.
Wanneer de Directeur van de Dienst de erkenning van een officieel erkend laboratorium intrekt, stelt hij hem daarvan in kennis op een wijze die de verzending een zekere datum geeft, met opgave van de redenen voor zijn beslissing. Als het officieel erkend laboratorium de beslissing tot intrekking van de erkenning aanvecht, kan het bij de Inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu een administratief beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem ter kennis is gebracht.
Het administratief beroep moet de verweermiddelen van het officieel erkende laboratorium vermelden.
De inspecteur-generaal neemt een beslissing en stelt de betrokkene daarvan in kennis op een wijze die de kennisgeving een bepaalde datum geeft.
2.3.4. Het officieel erkend laboratoriumpersoneel :
De hoofd zaad analist en de analisten :
- 1 zijn door de Dienst gekwalificeerd indien deze technische kwalificatie is verkregen door middel van officiële door de Dienst georganiseerde examens of indien deze technische kwalificatie wordt gewaarborgd door andere officiële Europese controlediensten; in het laatste geval wordt de gedetailleerde reikwijdte van de bevoegdheid per analyse en per soort vermeld door de bevoegde officiële Dienst;
- 2 zijn verantwoordelijk voor de correcte toepassing van de richtsnoeren voor zaadcontrole en verbinden zich er schriftelijk toe de officiële regels in detail uit te voeren;
- 3 maken geen enkel persoonlijk voordeel uit de resultaten van de zaadanalyses die zij uitvoeren.
De hoofdzaadanalist fungeert als tussenpersoon tussen het officieel erkende laboratorium en het officiële zaadcontrolelaboratorium.
2.3.5. Controle van zaadtests onder officieel toezicht :
Bij de controle van de tests onder officieel toezicht worden de in punt 2° van artikel 21 bedoelde maatregelen in acht genomen.
HOOFDSTUK 3. - Stelselmatige instandhouding van een ras Elke persoon belast met de instandhouding van een ras in het Waalse Gewest moet elk jaar, op 31 maart, aan de Dienst voor elk van de betrokken rassen het instandhoudingsprogramma schriftelijk voorleggen en daarbij de toegepaste methode en het gebruikte materiaal opgeven (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde hoeveelheden...). Op grond daarvan kan de Dienst keuringen ter plaatse uitvoeren.
Om zaaizaad, vanuit de instandhouding, in de handel te kunnen brengen moet de kweker, de instandhouder of hun de teelt ervan ter keuring aanbieden.
Indien de instandhouding in het buitenland gebeurt, moet het materiaal dat behoort tot een generatie voorafgaand aan het prebasiszaad, ter vermeerdering voorgesteld in Wallonië, vergezeld zijn van een verklaring van de instandhouder die volgende elementen bevat :
-- 1) de geleverde hoeveelheid materiaal;
- 2) het referentienummer van de partij;
- 3) de beschrijving van het etiket op de verpakkingen (of een specimen van dat etiket);
- 4) de categorie en de klasse van het zaaizaad dat met het materiaal mag worden geproduceerd.
Deze gezamenlijke informatie moet uiterlijk bij de inschrijving van het gewas aan de Dienst worden overgemaakt.
HOOFDSTUK 4. - Keuringsveld De Dienst gaat middels de invoering van een keuringsveld na of de partijen verhandeld zaaizaad conform zijn aan de vereisten inzake Europese en Waalse certificatie.
Het keuringsveld wordt gebruikt voor de evaluatie, over de gehele duur van de groeicyclus, van de zuiverheid van de soort, de rasidentiteit en de raszuiverheid van een partij.
Het keuringsveld wordt opgezet vanuit:
- 1 officiële monsters, namelijk: het officiële referentiemonster van de rassen, gebruikt bij het officiële onderzoek op het ras, of een monster genomen in een partij van een hogere klasse waarvoor op een officieel keuringsveld is vastgesteld dat het identiek is met een oorspronkelijk monster, gebruikt bij de inschrijving voor het officieel rasonderzoek, of een officieel referentiemonster, verkregen tijdens de vorige jaren;
- 2 monsters van partijen voor de vermeerdering, precontrole;
- 3 monsters van gecertificeerde partijen, post-controle;
- 4 monsters van partijen in de loop van het certificeringsproces.
Deze monsters worden genomen op homogene partijen door officiële, of officieel erkende, monsternemers. Een keuringsveld, ingericht in opdracht van de Dienst, of een keuringsveld, ingericht door een andere lidstaat door een daartoe bevoegde instantie, wordt ingezaaid.
De inschrijvingsnemer is verantwoordelijk voor het nemen voor een representatief monster van minstens elke partij waarvoor een inschrijving met het oog op vermeerdering bij de Dienst is ingediend.
Op grond van de waarnemingen, verricht op het keuringsveld, kan de beslissing genomen tijdens de veldkeuring worden herzien zonder evenwel gunstiger te kunnen worden.
Wanneer het aantal afwijkende planten, vastgesteld per perceel van X planten, in een monster van zaaizaad dat a posteriori ter controle werd afgenomen, overschreden wordt, dient ter analyse een nieuw monster te worden genomen. Si Als het nieuw monster onmogelijk te nemen is of als het resultaat van de analyse niet overeenstemt met de vereiste normen, wordt de partij niet verhandeld. De reeds verhandelde en niet-ingezaaide delen van de partij worden door de zaadhandelaar-bereider teruggenomen, en de officiële etiketten worden weggehaald. De normen op het vlak van het aantal afwijkende planten per aantal waargenomen planten voor een partij van een gegeven soort en klasse worden opgenomen in tabel 2.
Tabel 2:
Tabel 2 : Normen voor de a posteriori controles van gecertificeerd zaaizaad
Soort | Categorie. | Normen inzake minimale raszuiverheid in % | <td colspan="6" valign="top">Maximumaantal afwijkende planten (op een perceel van x-aantal planten)
| | | 12000 pl | 5000 pl | 4000 pl | 3000 pl | | 1000 pl |
Haver, gerst, rijst, tarwen spelt (andere dan hybriden) | Prebasiszaad en basiszaad : | 99,9 | 18 | 9 | 8 | 6 | 5 | 3 |
| Gecertificeerd zaaigraan 1e reproductie | 99,7 | 46 | 22 | 18 | 14 | 10 | 6 |
| Gecertificeerd zaaigraan 2e reproductie | 99,0 | 138 | 62 | 51 | 39 | 28 | 16 |
Triticale | Prebasiszaad en basiszaad : | 99,7 | 46 | 22 | 18 | 14 | 10 | 6 |
| Gecertificeerd zaaigraan 1e reproductie | 99,0 | 138 | 62 | 51 | 39 | 28 | 16 |
| Gecertificeerd zaaigraan 2e reproductie | 98,0 | 265 | 117 | 95 | 73 | 51 | 28 |
HOOFDSTUK 5. - Inschrijving voor de controle Gewassen bestemd voor de productie van prebasis-, basis- en gecertificeerd zaad worden bij de Dienst ingeschreven voor de datums vermeld in tabel 3.
Tabel 3 : Uiterste datum voor de inschrijving voor de controle
Zaaiperiode | Datum |
Voor 01-01 | 15-01 |
Tussen 01-01 en 31-03 | 15-04 |
Tussen 01-04 en 30-04 | 05-05 |
Na 30-04 | 15 dagen na de inzaaiing |
De Dienst kan na de uiterste datum tot en met 31 mei nog inschrijvingen aannemen als de vertraging gerechtvaardigd zou zijn en op voorwaarde dat de veldkeuringen nog in goede omstandigheden door kunnen gaan. Elke inschrijving die bij de Dienst ingediend worden na deze opgelegde datums worden beschouwd als laattijdige inschrijvingen.
5.1. Ligging van de teelt
Het gewas wordt in Wallonië ingezaaid.
Als het gewas over een gewestelijke of een nationale grens loopt, gebeurt de controle door de bevoegde overheid in het gewest of in het land waar het gewas zal zijn ingeschreven door de inschrijvingsnemer.
5.2. Inschrijvingsvoorwaarden
5.2.1. Fytosanitaire voorwaarden
Voor de inschrijving worden het vermeerderingsperceel en de uitgangspartij van het zaaigraan vrij verklaard van alle plaagorganismen nader omschreven in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie.
5.2.2. Bevoegde personen (inschrijvingsnemers)
De inschrijving van teelten voor de productie van prebasiszaad, evenals deze van rassen in de inschrijvingsprocedure, moet gebeuren door de kweker, de instandhouder of hun mandataris.
De inschrijving van teelten voor de productie van zaad uit de basiscategorie of de gecertificeerde categorie moet gebeuren door de kweker, instandhouder of hun Waalse mandataris of door een daartoe gemandateerde zaadhandelaar-bereider.
Door de inschrijving machtigt de inschrijvingsnemer de Dienst om aan de kwekers, de instandhouders of hun mandatarissen, op hun verzoek, en betreffende hun rassen, mededeling te doen van :
- 1) de identiteit van de inschrijvingsnemer:
- 2) de arealen ter controle voorgesteld en de aanvaarde arealen tijdens de veldkeuring;
- 3) de hoeveelheden zaaigraan gecertificeerd in elke categorie en klasse.
De overdracht van teelten of van hun producties brengt eveneens de overdracht van deze machtiging teweeg.
5.2.3. Oorsprong van het gebruikte zaaizaad (uitgangsmateriaal)
Om een teelt in te schrijven, verstrekt de inschrijvingsnemer de Dienst de identiteit van de gebruikte uitgangspartijen.
Deze identiteit wordt gestaafd door volgende documenten:
- 1 Voor het zaaigraan van de teler: het identificatiedocument van de teler, de instandhouder of hun gemachtigde;
- 2 Voor het prebasiszaaigraan en het zaaigraan van rassen waarvan de inschrijving in de nationale rassenlijst lopende is : de officiële certificeringsetiketten die de gebruikte uitgangspartijen dekken; in het geval van rassen waarvan de inschrijvingsprocedure lopende is, draagt het officiële etiket duidelijk de woorden "bestemd voor vermeerdering";
- 3 Voor het zaaigraan van de basiscategorie en van de gecertificeerde categorie:
Xx ofwel de gezamenlijke officiële etiketten die de gebruikte uitgangspartijen dekken;
Xx ofwel de verkoopsfactuur of de leverbon voor de vermeerderaar, met vermelding van de soort, het ras, de klasse, het referentienummer van het lot, de nummers van alle officiële etiketten die de gebruikte uitgangspartijen dekken en het overeenstemmend gewicht.
Voor het zaaigraan van de teler, het prebasiszaaigraan of het zaaigraan van rassen waarvan de inschrijving in de nationale rassenlijst lopende is, verstrekt de inschrijvingsnemer de officiële documenten of etiketten bij de inschrijving van de teelt voor de controle aan de Dienst.
Voor het basiszaaigraan en het zaaigraan van de gecertificeerde categorie worden, in voorkomend geval, de officiële documenten of etiketten door de vermeerderaar overgemaakt aan de keurmeester belast met de controle over de teelt, bij diens eerste bezoek.
De teelt wordt afgekeurd indien deze officiële documenten of etiketten niet voorhanden zijn bij de inschrijving of, in voorkomend geval, bij de controle.
5.2.4. Uitzaai van de monsters van het uitgangsmateriaal op het keuringsveld
De inschrijvingsnemer is er verantwoordelijk voor dat van elke partij die voor vermeerdering is bestemd een gemiddeld en representatief monster aan de Dienst wordt bezorgd met het oog op zijn inzaai in het keuringsveld.
Elk monster wordt duidelijk geïdentificeerd, waarvoor volgende gegevens nodig zijn:
O de naam van de soort en van het ras;
O het referentienummer van het lot waarvan het afkomstig is;
O het producerend land;
O de categorie en de klasse;
O het registratienummer van de inschrijvingsnummer;
O het gewicht van het monster;
O de bestemming : controle van de uitgangspartij (precontrole) of a posteriori controle.
De monsters, genomen met het oog op het telen ervan op het keuringsveld, zijn uiterlijk in het bezit van de Dienst op de datums vermeld in tabel 4, dan wel uiterlijk op de datums die de verantwoordelijke van het keuringsveld heeft opgegeven. De Dienst kan afwijkingen toestaan, middels een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de inschrijvingsnemer.
Een monster van zaaigraan van een teler weegt 2 500 gram. Een monster van prebasiszaaigraan, basiszaaigraan, zaaigraan E2, E3, gecertificeerd zaaigraan R1 en R2 weegt 2 000 gram. Het gewicht van de monsters kan worden gewijzigd op verzoek van de instanties die de keuringsvelden inricht.
De bemonstering gebeurd door staalafnemers die ofwel officieel ofwel officieel erkend zijn, op aanwijzing van de inschrijvingsnemer.
Voor de productie van chemische hybride rassen van autogame soorten en CMS-hybriden verstuurt de inschrijvingsnemer een staal van elke ouderlijn zoals ingeschreven in de nationale rassenlijst of de gemeenschappelijke rassenlijst. Ze zijn gecertificeerd als basiszaaigraan. De monsters worden tegelijk ingezaaid met het controlemonster van het hybride ras afkomstig van de kruising van deze ouderlijnen.
Tabel 4:
Soort | Datum |
Wintergerst | 5/10 |
Rogge, spelt, tricitale | 25/10 |
Wintertarwe | 15/11 |
Lentetarwe, lentegerst, haver | 15/03 |
Maïs | 15/04 |
5.2.5. Rasbeschrijving
Voor het uitvoeren van veldkeuring dient de Dienst te beschikken over een officiële rasbeschrijving. Wanneer een ras, dat niet opgenomen is in de nationale rassenlijst, voor het eerst in Wallonië vermeerderd wordt, dient de inschrijvingsnemer tegelijkertijd met bovenvermeld monster bestemd voor het keuringsveld, de officiële rasbeschrijving van dit ras, zoals vastgesteld door UPOVInternational Union for the Protection of New Varieties of Plants of door het CPVO, het Communautair Bureau voor plantenrassen, aan de Dienst over te maken.
Elke gebeurlijke wijziging van deze beschrijving moet eveneens worden meegedeeld.
Voor een ras waarvan de inschrijving in de nationale rassenlijst of in de nationale rassenrassenlijst van een andere lidstaat lopende is, maakt de inschrijvingsnemer een voorlopige rasomschrijving zoals ingediend bij de inschrijving van het ras voor opname in bovenvermelde rassenlijst aan de Dienst over.
5.3. Inschrijvingsprocedure
De inschrijving van de vermeerderingspercelen voor de controle bestaat hierin, dat de gemachtigde personen de Dienst, voor de vastgestelde datums, middels de inschrijvingsbulletins, alle gegevens verstrekken die nodig zijn om hem in staat te stellen de teeltcontrole te organiseren en uit te voeren. Deze gegevens zijn:
1 - de identificatie van de teler of diens gemachtigde alsook de aard van het mandaat;
2 - de identificatie van de inschrijvingsnemer : naam, adres, telefoonnummer en ondernemingsnummer;
3 - de identificatie van de vermeerderaar : naam, adres en telefoonnummer en ondernemingsnummer;
4 - de exacte ligging van het vermeerderingsperceel : hoofdnaam gemeente, voormalige gemeente, straat of gehucht en geo-gegevens van het perceel (GPS-coördinaten of Lambert-coördinaten) of het perceelsnummer toegewezen bij de laatste oppervlakte-aangifte aan de administratie voor landbouwsteun en het dienovereenkomstig orthofotovlak;
- 5 - het areaal van het perceel en de voorvruchten;
- 6 - de identificatie van het gebruikte zaaigraan;
- 7 - de soort;
- 8 - het ras;
- 9 - de categorie en de klasse, vermelding van de benaming opgegeven op de etiketten die op de verpakkingen van het gebruikte zaaigraan aanwezig waren;
-10 - nummer van de partij;
-11 - de instantie die de etiketten verstrekt heeft;
-12 - het aantal etiketten en, voor de productie van het zaaigraan, de etiketnummers;
- 13 - de hoeveelheid gebruikt zaaigraan;
-14 - de categorie en de klasse van het te produceren zaaigraan; dit is minstens één rang lager dan het gebruikte zaaigraan;
-15 - de identiteit van de ouderlijnen voor de productie van de hybride rassen.
Er wordt één inschrijvingsbulletin per vermeerderingsperceel opgemaakt. Als perceel wordt beschouwd een niet onderverdeeld stuk land bezaaid met een gewas bestemd om zaaizaad te produceren van een welbepaald ras, categorie en klasse, gescheiden van elk buurgewas overeenkomstig de beschikkingen van dit reglement.
Wanneer bij de veldkeuring vastgesteld wordt dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan één perceel, wordt de aanvankelijke inschrijving van de teelt vervangen door meerdere nieuwe teeltinschrijvingen die in verhouding staan tot het aantal vermeerderingspercelen waarop de initiële teeltinschrijving betrekking had.
De inschrijvingsbulletins gaan vergezeld van een samenvattende lijst van de percelen die opgemaakt is volgens de instructies van de Dienst, en in voorkomend geval:
- de identificatiedocumenten van de uitgangspartijen;
- de officiële of voorlopige rasomschrijving;
- de toelating van de teler, van de instandhouder of van hun gemachtigde voor de producties van zaaigraan in de prebasis en basiscantegorieën;
- de gegevens van de rastests voor de rassen waarvoor een inschrijving lopende is in een rassenlijst of het afschrift van de machtiging tot verhandeling voor de rassen bedoeld in punt 1.6;
- elk ander document dat de Dienst nuttig acht.
5.4. Intrekking van de inschrijving
De vermeerderingspercelen, opgenomen voor de controle waarvoor de veldkeuring niet meer gewenst is, worden door de inschrijvingsnemer ingetrokken indien geen enkele veldkeuring werd uitgevoerd. In dat geval deelt de inschrijvingsnemer schriftelijk de bestemming van het zaaigraan uit het ingetrokken perceel aan de Dienst mee.
HOOFDSTUK 6. - Keuring van de teelten 6.1. Identificatie van de percelen:
Een perceel waarvoor de inschrijving is aanvaard wordt gekeurd indien het duidelijk geïdentificeerd kan worden door de keurmeester.
6.2. Precedent:
De maatregelen bepaald in bijlage 1, punt 1, zijn van toepassing.
Uitgezonderd voor de maïsteelt mag het vermeerderingsperceel geen graangewassen van dezelfde soort gedragen hebben in het voorafgaand jaar, behalve als de inschrijvingsnemer kan bewijzen dat het hetzelfde ras betrof.
6.3. Scheiding
Elk ingeschreven perceel wordt van het naburig perceel afgescheiden via een vrije strook, minstens 0,5m breed, behalve als de vermeerderaar elk risico dat bij de oogst mengsels worden veroorzaakt door mechanische werking.
Deze regel is niet van toepassing op aaneengesloten percelen die door dezelfde inschrijvingsnemer als afzonderlijke percelen werden ingeschreven en bestemd zijn voor de productie van zaaizaad van hetzelfde ras en dezelfde klasse.
6.4. Verwittiging van de vermeerderaar
De veldkeurmeester van een perceel verwittigt tijdig de vermeerderaar dat hij een keuringsbezoek zal afleggen en wijst de vermeerderaar erop, dat het te keuren perceel de voorwaarden naleeft inzake identificatie, scheiding en zuivering. De keurmeester stelt de vermeerderaar ook vragen over het gebruik van pesticiden op het te keuren perceel.
Als het perceel nog niet in orde is met één van de hierboven opgesomde punten, kan de vermeerderaar vragen dat de verldkeuring met maximum zeven dagen wordt uitgesteld.
Wanneer meerdere inspectiebezoeken zijn voorzien, worden de instructies die de keurmeester gegeven heeft bij een vorig bezoek uitgevoerd voor het navolgend bezoek.
Wanneer één enkel bezoek wordt voorzien, wordt geen enkele bijkomende keuring uitgevoerd, behalve als de inschrijvingsnemer daarom verzoekt. In dat geval wordt de bijkomende keuring op kosten van de inschrijvingsnemer uitgevoerd als de keuringsvoorwaarden nog steeds correct zijn.
De vermeerderaar licht de keurmeester daarover in, wanneer een veldkeuring niet meer uitgevoerd hoeft te worden wegens afkeuring of voorlopige declassering van het perceel, vastgesteld bij een vorig bezoek. De schrapping van de voorziene keuringen wordt onmiddellijk door de inschrijvingsnemer bevestigd.
6.5. Identificatie van het gebruikte uitgangszaaigraan
Overeenkomstig punt 5.2.3. maakt de vermeerderaar, bij de eerste (of enige) veldkeuring, de etiketten die op de verpakkingen van het gebruikte zaaigraan stonden, aan de keurmeester over, zorgvuldig gerangschikt per perceel; als de vermeerderaar deze etiketten nog aan andere officiële instanties of personen voorlegt, krijgt hij een ontvangstbewijs.
Als de etiketten niet voorgelegd worden, wordt het perceel onder voorbehoud gekeurd; dat perceel wordt enkel geklasseerd als de identiteit van het gebruikte zaaigraan bewezen kan worden aan de hand van een ander document afkomstig van de inschrijvingsnemer, waarop het partijnummer van het uitgangszaaigraan wordt opgegeven.
6.6. Veldkeuring
Veldkeuringen worden uitgevoerd door officiële inspecteurs of officieel erkende keurmeesters.
De officieel erkende keurmeesters kunnen bemerkingen maken over de teelten bestemd voor de productie van zaaigraan van de "gecertificeerde" categorie, van soorten aangewezen door de Dienst.
De veldkeuring bestaat uit één of meerdere bezoeken van de zaadteelt, met als doel zich te vergewissen van:
- de scheiding tussen de teelten;
- de staat van de teelt;
- de identiteit van de soort en van het ras;
- de zuiverheid van de soort en van het ras;
- de gezondheidstoestand van de teelt;
- de maatregelen, getroffen om te voorkomen dat ongewenste kruisbestuivingen ontstaan;
- de juiste behandeling van het perceel voor de productie van zaaigraan van de beoogde categorie of klasse.
Bij de veldkeuring moet het perceel in een zodanige toestand verkeren dat de waarnemingen juist kunnen worden uitgevoerd.
6.6.1. Aantal en tijdvak van de veldkeuringen
De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoende veldkeuring mogelijk maken.
(a).
- twee voor de productie van prebasiszaaigraan, voor de productie van basiszaaigraan E2 en voor de productie van chemische hybride rassen en hybride CSM-rassen;
- één voor de productie van basiszaaigraan, voor de productie van basiszaaigraan E3 en voor de productie van gecertificeerd zaaigraan.
Wanneer één enkele keuring is voorzien, wordt deze uitgevoerd na de bloei. Wanneer twee keuringen zijn voorzien, worden deze uitgevoerd bij het volledige doorschieten en na de bloei.
(b). Voor Zea mays en Sorghum spp
De veldkeuring gebeurt zodra de eerste pluimen verschijnen en tot aan het einde van de bloei, volgens de nadere regels vastgesteld in punt 7, b), sub bb) van bijlage 1 bij dit besluit.
6.6.2. Buurschap.
Teelten moeten op afstand staan van elke bron van stuifmeel die een ongewenste kruisbestuiving zou kunnen veroorzaken, overeenkomstig de bepalingen van punt 2, punt 4a, punt 5a en punt 5bis van bijlage 1 bij dit besluit.
6.6.3. Zuiverheid van de soort en specifieke zuiverheid:
De keuringsmeester gaat na, of het gewas tot het ingeschreven ras behoort, dat het voldoende homogeen is, dat het ongewenst onkruid niet te talrijk opkomt en dat het teeltveld voldoende vrijstaat van planten uit voorvruchten.
6.6.3.1. Tellingsmethode.
A) Rogge (Secale cereale)
Per hectare : minstens tien tellingen, alle tellingen over 1m2;
Gemiddelde x 100 = X/are
B) Maïs (Zea mays)
Het aantal te onderzoeken planten voor de productie van:
- Basiszaad: 5 x 200 per hectare of breukdeel van een hectare;
- gecertificeerd zaad : 4 x 100 per hectare met een maximum van 2.000 planten per perceel.
C) Andere soorten
Om de onzuiverheden van de soort te bepalen:
- Perceel tot vijf hectare: Vijf tellingen van 10 m2;
- Perceel groter dan 5 hectare: 1 bijkomende telling (van 10 m2) per bijkomende hectare.
Gemiddelde x 10 = X/are
Om de onzuiverheden van het ras te bepalen:
- Perceel tot vijf hectare: 5 tellingen van het aantal aren of kolven, in functie van de te produceren klasse; zoals aangegeven in tabel 5;
- Perceel groter dan 5 hectare: 1 bijkomende telling (van 10 m2) per bijkomende hectare.
Tabel 5:
Te produceren klasse | Minimumaantal aren / kolven per telling |
Prebasiszaad | 10 000 |
Basiszaad E2 | 8 000 |
E3 | 4 000 |
gecertificeerd zaad R1: | 2 000 |
R2 | 1 000 |
Voor de productie van chemische hybride rassen van autogame graangewassen, worden de vrouwelijke en mannelijke stroken gekeurd na het vormen van de aren / kolven.
6.6.3.2. Normen inzake onzuiverheden van de soorten
De geldige principes en toleranties worden in tabel 6 vermeld.
Tabel 6:
Aantal planten van een afwijkende graangewassoort per are | <td colspan="3" valign="top">Ingeschreven voor de productie van:
X ≤ 3 | Prebasiszaad en basiszaad : | R1 | R2 |
X ≤ 6 | | R1 | R2 |
X ≤ 15 | | | R2 |
<td colspan="4" valign="top">Bovenstaande normen worden strikt toegepast voor:- Wilde haver in de haver;- Tarwe en tricitale in spelt;- Tarwe en rogge in tricitale;- Spelt en tricitale in tarwe;- Tricitale in rogge
<td colspan="4" valign="top">In alle andere gevallen: aanvaarding onder voorbehoud van een afzonderlijke opslag en sortering
6.6.3.3. Normen inzake rasonzuiverheden
De teelt is conform de vereisten inzake rasidentiteit en -zuiverheid als bepaald in de bepalingen van de punten 3, 4b), 5b) en 5bis b) van bijlage 1 bij dat besluit, evenals conform de bepalingen van punt 1 van bijlage 2 bij dat besluit.
Bovendien moeten de producties van prebasiszaaigraan aan dezelfde vereisten voldoen inzake rasidentiteit en -zuiverheid als voorzien voor basiszaaigraan.
Als afzonderlijk genoteerde rasonzuiverheden worden beschouwd:
- de planten van een ander ras;
- de natuurlijke hybriden;
- de mutanten, namelijk de smaragdgroenen, speltoïden en compactoïden in tarwe en de fatuoïden in haver.
Een gehalte van 1/1000 of minder aan mutanten wordt bij de veldkeuring niet als een rasonzuiverheid aangezien indien hetzelfde gehalte ook vastgesteld wordt op planten afkomstig van de teelt van zaaizaad van dezelfde moederpartij ingezaaid in een voorkeuringsveld.
In het geval van een productie van zaaigraan middels een chemisch hybridisatie agens voldoet de teelt aan de normen en voorwaarden inzake ras vermeld in punt 5 b) van bijlage 1.
Wanneer het kruisbestuivingspercentage H in het veld wordt bepaald, wordt volgende methode aangewend:
Na behandeling van het perceel met een chemisch hybridisatie agens, ofte ACH, worden 300 aren van de vrouwelijke ouderlijn voor de bloei met zakken beschermd:
H = 100 (1 - a/c),
Waarbij "a" staat voor het aantal granen of kolven die zich in de beschermde aren bevinden,
En waarbij "c" staat voor het aantal granen die zich in de onbeschermde aren / kolven van de met een chemische hybridisatie agens behandelde vrouwelijke lijn bevinden.
De percelen kunnen ook worden afgekeurd als de bestuiving van de mannelijke ouderlijn onvoldoende is wegens:
- ofwel het feit dat de mannelijke ouderlijn zich onvoldoende ontwikkeld heeft;
- ofwel het feit dat de bloei van beide ouderlijnen slecht op elkaar is afgestemd;
- ofwel het feit dat de mannelijke ouderlijn onvoldoende stuifmeel ontwikkeld heeft.
Opzuiveren is niet mogelijk.
6.6.4. De gezondheidstoestand van de teelt:
Wegens een slechte gezondheidstoestand kan een teelt worden afgewezen.
De officiële of officieel erkende keurmeesters gaan na of:
- het gewas nagenoeg vrij is van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het zaad verminderen;
- beantwoordt aan de voorschriften inzake de quarantaine-organismen van de Unie, de quarantaine-organismen in beschermd gebied en de gereglementeerde niet-quarantaine organismen als bepaald onder punt 6 van bijlage 1.
De aanwezigheid van planten aangetast door echt moederkoren wordt in het keuringsverslag gemeld als aantal korenaren per aar.
Een teelt wordt aangenomen voor zover zij beantwoordt aan de bijzondere normen vastgesteld in punt 6.6. per soort.
Aanleiding tot een afkeuring is, een wijziging van het uitzicht van het ras te wijten aan een chemische behandeling of een andere oorzaak zodat het ras niet meer geïdentificeerd kan worden.
Mogelijke aanleiding tot afkeuring is een slechte stand van de teelt en in het bijzonder de aanwezigheid van onkruid waarvan de zaden moeilijk te verwijderen zijn tijdens de triage. De keurmeester kan melden dat er bij de bereiding van de zaaizaden beperkende maatregelen gelden.
Eventuele opzuiveringen worden voor de veldkeuring doorgevoerd. Bij het plannen van meerdere veldkeuringen kan bijkomend opvgezuiverd worden tussen de veldbezoeken door.
Op verzoek van de inschrijvingsnemer kan een perceel om een technische reden in twee of meer percelen opgedeeld worden. In dat geval kan de oorspronkelijke inschrijving worden ingetrokken en vervangen door nieuwe, laattijdige inschrijvingen in verhouding tot het aantal opgemaakte percelen.
6.7. Teeltrangschikking
De rangschikking van de teelt na de veldkeuring gebeurt door de Dienst op basis van de vaststellingen gedaan op het vermeerderingsveld en van de bij de inschrijving nagekeken documentatiegegevens.
Bij veldkeuringen onder officiële controle delen de officieel erkende keuringsmeesters de Dienst binnen de vijf dagen de gedane vaststellingen mee.
De rangschikking van de teelt na de veldkeuring kan herzien worden op basis van de vaststellingen gedaan op het keuringsveld zonder nochtans gunstiger te kunnen zijn.
Indien de rangschikking niet overeenkomt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde klasse of indien de teelt afgekeurd wordt, worden de inschrijvingsnemer en de vermeerderaar binnen de twee werkdagen na de veldkeuring, door de Dienst op de hoogte gebracht. De Dienst verstrekt de inschrijvingsnemer en de vermeerderaar een afschrift van het keuringsverslag met de omstandige reden van de declassering of de afkeuring.
De ongunstige resultaten op het gebied van kenmerken waarvan de mogelijkheid tot waarneming zeer vlug kan evolueren (vb. bloeikleur vlas) worden onmiddellijk per fax, telefonisch of per e-mail gemeld aan de inschrijvingsnemer.
In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer voldoende technische redenen kan inroepen om een bijkomend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden toegestaan. De aanvraag is behoorlijk gemotiveerd en wordt schriftelijk aan de Dienst gericht binnen drie werkdagen volgend op de mededeling van het resultaat. De aanvullende veldkeuring wordt uitgevoerd indien normale keuringsomstandigheden blijven bestaan en de uitvoering ervan gebeurt steeds door een officiële keuringsmeester nadat de nodige maatregelen zijn genomen.
Als de inschrijvingsnemer en/of de vermeerderaar de bij de veldkeuring en/of bijkomende veldkeuring gemaakte vaststellingen betwist, kan hij een tegenkeuring aanvragen. De aanvraag is behoorlijk gemotiveerd en wordt binnen drie werkdagen na de mededeling van het resultaat schriftelijk aan de Dienst gericht, met opgave van de betwiste vaststellingen. In dit geval is het verboden wijzigingen (opzuivering of andere fysische tussenkomst, ...) aan het perceel of aan de teelt aan te brengen. De tegenkeuring wordt uitgevoerd door een officiële keurmeester aangewezen door de Dienst en bijgestaan door de keurmeester die de vorige vaststellingen heeft gedaan, bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer.
Indien wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische tussenkomst heeft plaatsgehad, worden de vaststellingen van het vorige bezoek onherroepelijk te boek gesteld .
Als het vermeerderingsperceel geweigerd wordt, wordt de bestemming van de oogst op het perceel door de inschrijvingsnemer aan de Dienst meegedeeld.
Deze gezamenlijke keuringsverslagen worden uiterlijk tegen volgende datums aan de Dienst verstuurd:
Teelt | Datums |
Hordeum vulgare L. | 10 juli |
Graangewassen met strostengels behoudens Hordeum vulgare L. | 21 juli |
Overige graangewassen : | 15 augustus |
De Dienst kan de datums aanpassen aan de weersomstandigheden.
Worden deze datums niet nageleefd, dan kan het betrokken perceel afgekeurd worden, behalve als de inschrijvingsnemer een schriftelijk, verantwoord afwijkingsverzoek aan de Dienst richt.
De rangschikking van een partij na de veldkeuring is voorlopig.
HOOFDSTUK 7. - Keuring van niet-bewerkt zaad 7.1 Algemeen
Alle nodige maatregelen worden door de inschrijvingsnemer getroffen opdat, op ieder tijdstip:
- de rechten van de teler, de instandhouder en hun gemachtigden gewaarborgd blijven;
- de partij zaaigraan duidelijk geïdentificeerd wordt;
- geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet-geoorloofde vermenging zou bestaan;
- een wisseling van partijen onmogelijk wordt gemaakt.
De inschrijvingsnemer brengt de Dienst waar het zaaigraan in ontvangst wordt genomen, op de hoogte van het begin van de werkzaamheden.
De inschrijvingsnemer die niet-bewerkt zaad afstaat aan een andere bevoegde persoon, bevestigt dat in een schriftelijke verklaring die hij afgeeft aan de Dienst bij de inontvangstname van het niet-bewerkt zaad.
De inschrijvingsnemer kan, op grond van een schriftelijk akkoord van de teler, van de instandhouder of hun gemachtigden, zaaigraan afstaan die toebehoren aan generaties die stammen van voor het zaadgoed van de gecertificeerde categorie en van zaadgoed van rassen waarvoor een inschrijving gaande is in de nationale rassenlijst of de nationale rassenlijst van een andere lidstaat van de Europese Unie. De teler, de instandhouder of hun gemachtigden bepaalt de hoogste categorie en de hoogste klasse die toegewezen kunnen worden. Genoemde categorie en klasse kunnen evenwel niet hoger zijn dan het basiszaad.
Indien er geen akkoord tot stand komt, wordt het zaad hoogstens ingedeeld als zaad in de "gecertificeerde" categorie.
7.2. Oogst - Inontvangstname - Opslag en vervoer niet-bewerkt zaad
De inschrijvingsnemer is verantwoordelijk voor de oogst, het vervoer, de ontvangst, de opslag, het droging en de voor-reiniging van niet-bewerkt zaad. Elke aanvoer of afvoer van niet-bewerk zaaigraan naar of uit de opslagplaats of de vestiging van de zaadhandelaar-bereider of de stockeerder optredend in opdracht van de inschrijvingsnemer genoteerd op een steekkaart waarvan het model door de Dienst wordt vastgelegd.
Deze fiche, ingevuld door de inontvangstnemer aangewezen door de inschrijvingsnemer wordt bewaard in de opslagplaats voor zaaigraan en wordt ter beschikking van de Dienst gehouden.
Onmiddellijk nadat het perceel is geoogst, wordt een exemplaar van deze behoorlijk ingevulde fiche aan de Dienst overgemaakt.
Het niet-bewerkt zaaigraan afkomstig van teelten gelegen in een ander gewest, een andere lidstaat van de Europese Unie of een land met een gelijkstellingsysteem en waarvan de veldkeuring door de gewestelijke buitenlandse keuringsdienst is verricht, dienen vergezeld te zijn van de officiële documenten waaruit blijkt dat het zaaigraan is gekeurd overeenkomstig de Europese reglementering. De officiële documenten uit een ander gewest kunnen een veldkeuringsverslag of een vervoerstoelating en het officiële grijze etiket zijn als de partij opgeslagen was bij een anedere marktdeelnemer dan de vermeerderaar. De officiële documenten van een andere lidstaat zijn het officiële grijze etiket en het internationale vervoersdocument als bedoeld in bijlage 5.
De interventie van de Dienst wordt aangevraagd door de professionele marktdeelnemer die niet-bewerkt zaad naar een andere lidstaat van de Europese Unie wenst te vervoeren. De officiële keurmeester zal de internationale vervoermachtiging voor niet-bewerkt zaad afleveren, een monster nemen, het grijze etiket voor niet definitief goedgekeurd zaad aanbrengen en de waar verzegelen.
Een vervoersmachtiging is nodig voor het vervoer van niet-bewerkt zaad tussen stockeerders, handelaars-bereiders en mengselbereiders.
De inschrijvingsnemers zorgen ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen alsmede de gebeurlijke aanvullende brieven ter beschikking van de Dienst worden gehouden op de plaatsen van inontvangstname en opslag. Hetzelfde geldt voor de officiële geleidedocumenten en de officiële grijze etiketten voor niet definitief gecertificeerd zaad of de O.E.S.O.-etiketten waardoor het binnengebracht en ingevoerd niet-bewerkt zaad is gedekt.
7.3. Menging van niet-bewerkt zaad:
Niet-bewerkt zaad van éénzelfde soort en ras kunnen samengebracht worden om één samengestelde partij te vormen, behoudens als het prebasiszaad of basiszaad E2 betreft als er bij de veldkeuringen beperkende maatregelen zijn uitgesproken voor dat zaad.
Elke samengestelde partij is homogeen. In het geval van zaadmengsels van verschillende klassen krijgt de samengestelde partij de laagste klasse toegewezen.
Aan de samengestelde partij die zich in de certificeringsprocedure bevindt mag geen zaad worden toegevoegd.
Voor iedere mengpartij wordt door de zaadhandelaar-bereider of door de stockeerder die optreedt voor de rekening van de zaadhandelaar-bereider een verslag van samenstelling opgemaakt overeenkomstig de instructies van de Dienst.
7.4. Bereiding
Enkel bruto-zaden in ontvangst genomen overeenkomstig de hierboven vermelde voorwaarden komen in aanmerking voor officiële goedkeuring.
Zij worden bereid onder een partijnummer, hetzij het productienummer voor de niet gemengde partijen, hetzij een referentienummer voor de gemengde partijen.
7.5. Intrekking
De terugtrekking uit de keuring van niet gecertificeerde (niet-bewerkte of gesorteerde) zaaizaden moet voorafgaandelijk en schriftelijk aan de Dienst gemeld worden met vermelding van de bestemming.
HOOFDSTUK 8. - Officiële certificering De zaadhandelaar-bereider, zelf inschrijvingsnemer of optredend voor de rekening van de inschrijvingsnemer, mag slechts zaaizaden ter cetificering aanbieden die afkomstig zijn van teelten die met succes de voorgeschreven controles hebben ondergaan en die beantwoorden aan de vastgestelde normen voor de soort, het ras, de categorie en klasse waarin deze zaaizaden moeten worden gecertificeerd.
Een partij zaaigraan wordt voorlopig geklasseerd op grond van normen, vastgesteld bij de veldkeuring voor de soort, het ras, de categorie en de klasse waarin het zaaigraan is gecertificeerd en, in voorkomend geval, de wens van de teler, de instandhouder of hun gemachtigden om de partij commercieel te declasseren.
8.1. Bemonstering
Er worden monsters genomen door officiële bemonsteraars of officieel erkende bemonsteraars op homogene zaadpartijen die ter certificering worden voorgelegd om na te gaan of ze aan de normen voldoen.
Het maximumgewicht van een partij, evenals het minimumgewicht van de partijen voor analyses bestemd, worden per soort omschreven als vermeld in bijlage 3.
Een partij ingehuld zaad, behalve behandeld zaad en plug mix zaad, bevat minstens één miljard zaden en het gewicht ervan, inhullingsmateriaal inbegrepen, overschrijdt niet de 40 ton, met een marge van vijf percent (42 ton). Het maximumgewicht van de partij behandeld zaad en plug mix zaad wordt bepaald volgens bijlage 3, zonder rekening te houden met het inhullingsmateriaal.
Het minimumgewicht van een monster dat van een partij wordt genomen, kan, in het kader van een hercertificering, lager zijn dan het bepaalde gewicht maar moet minstens 2500 zaden bevatten.
8.2. Analyse en classificatie
De monsters worden onderzocht, ofwel door een officieel laboratorium voor zaadonderzoek, ofwel door een officieel erkend laboratorium.
De analyses betreffende de gereguleerde niet-quarantaineorganismen worden uitgevoerd door een gemachtigd laboratorium op grond van bijkomende minsters die officieel of onder officiële contrôle worden genomen.
Het zaad voldoet aan de certificeringsnormen bedoeld in artikel 4, § 1, 2°, en in bijlage 2 bij dit besluit. Het nagaan van de overeenstemming met de normen wordt op grond van laboratoriumsanalyses vastgesteld.
De analyse van het kiemvermogen of van de mechanische zuiverheid wordt enkel vereist als de Dienst acht dat de betrokken partij daaromtrent twijfelachtig is. In deze gevallen legt de zaadhandelaar-bereider, om te bewijzen dat de partij niet twijfelachtig is, gunstige ontledingsuitslagen voor, uitgevoerd op monsters die hij genomen heeft. Deze monsters worden genomen op het tijdstip van de samenstelling van de partij op elk samenstellend deel, niet-bewerkte partijen, of op het tijdstip van bereiding van de partij.
De analyse van het maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten wordt uitgevoerd:
- ofwel ter plaatse door een officiële keuringsmeester, gemachtigd door het officiële laboratorium voor zaadonderzoek;
- ofwel in een officieel laboratorium voor zaadonderzoek;
- ofwel in een officieel erkend laboratorium.
Het laboratoriumonderzoek voor certificering en hercertificering mag niet meer dan twee maanden voor het aanbrengen van de officiële certificeringsetiketten zijn uitgevoerd.
In geval van scheikundige behandeling moeten alle zaden duidelijk zichtbaar gekleurd zijn.
De officiële certificering en de definitieve klassering van de partij worden verricht op basis van laboratoriumsresultaten.
8.3. Bijzondere certificaat voor het ontbreken van wilde haver
Als bij de veldkeuring de teelt vrij is van Avena fatua en als een monster van minstens één kilogram, genomen met strikte nalvering van de terzake geldende voorschriften, vrij is van Avena fatua of als een monster van minstens drie kilogram, genomen volgens voornoemde procedure, vrij is van Avena fatua, verstrekt de Dienst op aanvraag een bijzonder officieel certificaat.
8.4. Officieel gecertificeerde partijen
Voor de verhandeling draagt elke verzegelde verpakking van een officieel gecertificeerde partij een officieel certificeringsetiket dat ofwel door de Dienst, ofwel onder officiële controle van de Dienst door de zaadhandelaar-bereider verstrekt wordt. Het etiket wordt vastgehecht zodat het onmogelijk door andere documenten kan worden vervangen of opnieuw kan worden gebruikt. In voorkomend geval wordt er een etiket van de leverancier bijgevoegd, met aanvullende informatie.
8.4.1. Officiële etiketten
De etiketten kunnen niet worden afgescheurd. Ze zijn zelfklevend of in de verzegelde verpakking ingenaaid. Indien het etiket voorzien is van een oogje moet het officieel verzegeld worden.
De officiële etiketten worden enkel aan de verpakking vastgemaakt als het zaad beantwoordt aan de certificeringsnormen die op het etiket worden vermeld.
In afwijking hiervan kunnen de etiketten voorlopig afgeleverd en vastgemaakt worden aan de verpakking tijdens de bemonstering op voorwaarde dat de zaadhandelaar-bereider er zich toe verbindt de partij niet te laten vertrekken vooraleer een gunstige ontledingsuitslag ontvangen te hebben.
Bij spoedeisendheid kan de levering aan de eerste commerciële bestemmeling, voor zover deze niet de eindgebruiker is, na verwittiging van de Dienst, plaatsvinden met voorlopig afgeleverde etiketten alvorens de officiële uitslag van het reglementair kiemvermogen gekend is, op voorwaarde dat de zaadhandelaar-bereider zich ertoe verbindt het vereiste kiemvermogen te waarborgen op een bijzonder etiket van de leverancier en de partij terug te nemen als de laatste ontledingsuitslagen ongunstig zijn.
Een officieel etiket draagt de officiële inhoudelijke gegevens vermeld in bijlage 4 bij dit besluit.
Voor de rassen waarvoor een inschrijvingsprocedure in een rassenrassenlijst gaande is en waarvoor de machtiging tot verhandeling van de partijen ervan gegeven werd overeenkomstig I.6., dient het etiket volgende bijkomende inhoudelijke gegevens te vermelden:
Xx voor de naam van het ras: de referentie van de teler, de voorgestelde naam of de goedgekeurde naam en, in voorkomend geval, het officieel nummer van de aanvraag tot inschrijving van het ras in de rassenrassenlijst;
Xx "nog niet officieel ingeschreven ras";
Xx "enkel voor tests en analyses".
In het geval van een chemische behandeling dient de naam van elke actieve stof van de gebruikte producten op het etiket van de leverancier of op de verpakking vermeld te staan.
Wanneer het gecertificeerd zaad beantwoordt aan de vereisten voor de gereglementeerde niet-quarantaine organismen, bevatten de officiële etiketten het fytosanitair paspoort, overeenkomstig artikel 1, punten 3 en 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2313 van de Commissie van 13 december 2017 tot vaststelling van de vormvoorschriften voor het plantenpaspoort voor het verkeer binnen het grondgebied van de Unie en het plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verkeer binnen een beschermd gebied.
Voor zaad van een genetisch gemodificeerd ras vermeldt het etiket duidelijk dat het een genetisch gemodificeerd ras betreft door toevoeging bij de naam van het ras van de woorden "genetisch gemodificeerd ras".
Als de marktdeelnemer op het etiket bijkomende informatie wenst toe te voegen die niet voorzien is in deze reglementering en die niet door de Dienst is nagegaan, kan hij dit doen met een duidelijke onderscheiding tussen deze informatie en de officiële informatie, bijvoorbeeld door gebruik van een neutrale kleur of door deze aanvullende informatie te laten voorafgaan door de woorden "Volgens aangifte".
Het officieel etiket bevat geen enkele vorm van publiciteit.
De Dienst mag, op aanvraag en het opleggen van voorwaarden, afwijkingen vaststellen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker voor wat betreft verpakking, sluitingssysteem en merking.
8.4.2. Kleur van de etiketten
De etiketten hebben volgende kleur:
- wit met een paarse diagonale streep, voor prebasiszaad;
- wit voor basiszaad;
- blauw: voor gecertificeerd zaad van de eerste reproductie (R1) en gecertificeerd zaad;
- rood: voor gecertificeerd zaad van de tweede reproductie (R2);
- groen: voor zaadmengsels van verschillende soorten of van rassen;
- oranje: voor de rassen waarvoor een inschrijvingsprocedure in de nationale rassenlijst gaande is.
8.4.3. Verstrekken van de officiële etiketten
De Dienst verstrekt:
-officiële, ingevulde certificeringsetiketten;
- officiële, vooraf gedrukte etiketten die de zaadhandelaar-bereider dient in te vullen overeenkomstig punt 8.4.4;
- een toelating voor de zaadhandelaar-bereider, op diens aanvraag, zodat hij de officiële etiketten kan bestellen en ze vooraf kan laten drukken overeenkomstig een door de Dienst verstrekt model.
Dit wordt door de Dienst toegelaten:
-als hij het concept voor het vooraf af te drukken officieel etiket heeft kunnen goedkeuren,
- als hij van de zaadhandelaar-bereider de verbintenis krijgt dat:
Xx deze enkel een bepaald aantal officiële etiketten per model aanvraagt, waarbij een doornummering, bevattende een letter-cijfercode, nageleefd wordt;
* hij de officiële etiketten gebruikt overeenkomstig de regels van dit besluit;
* hij een gebruiksregister dagelijks bijhoudt.
De verplichtingen die met deze verbintenis verbonden zijn eindigen als de officiële etiketten bij de Dienst zijn teruggekeerd.
Als de zaadhandelaar-bereider de voorwaarden bepaald in de verbintenis niet naleeft, kan de Dienst de toegestane machtiging herroepen en de wettelijke verantwoordelijke bij de onderneming eventueel iedere andere sanctie bepaald bij de reglementering opleggen. In dat geval wordt de voorraad aan nog ongebruikte etiketten onmiddellijk opgevraagd.
8.4.4. Het invullen van officiële etiketten ter beschikking gesteld door de Dienst
De zaadhandelaar-bereider vult de officiële, door de Dienst ter beschikking gestelde etiketten in met zijn eigen toestellen, op voorwaarde dat hij er zich jaarlijks toe verbindt volgende voorwaarden na te leven:
- de officiële, ter beschikking gestelde etiketten worden enkel gebruikt voor het zaadgoed dat in het eigen bedrijf wordt verpakt. Officiële etiketten mogen geenszins aan derden worden overgedragen of te hunner beschikking gesteld;
- de zaadhandelaar-bereider houdt dagelijks een register bij waarin de nummers van de binnenkomende en uitgaande officiële etiketten worden opgeschreven, samen met de partijen die ze identificeren en met de overeenstemmende hoeveelheden. Dat register staat te allen tijde ter beschikking van de Dienst;
- de partijen met officiële etiketten die nog niet definitief aanvaard zijn door de Dienst wegens ontbrekende gunstige uitslagen blijven, duidelijk identificeerbaar, opgeslagen in de bedrijfsinterne opslagplaats, totdat ze aanvaard worden.
Bij teruggave van de officiële etiketten eindigt deze verbintenis.
Als vastgesteld wordt dat bovenvermelde verplichtingen niet worden nagekomen, kan de Dienst de toelating onmiddellijk intrekken en de wettelijke verantwoordelijke van het bedrijf andere sancties als bepaald in de reglementering opleggen.
8.5. Officiële sluiting.
8.5.1 Algemeen
De verpakkingen worden officieel gedicht door de Dienst ofwel, onder officieel toezicht van de Dienst, door de zaadhandelaar-bereider of de mengselbereider. Verpakkingen worden zo gedicht dat ze geopend kunnen worden zonder dat het sluitsysteem beschadigd wordt of zonder dat de etiketten of de verpakkingen de sporen van hantering dragen.
De verpakkingen worden verzegeld. Deze verzegeling is evenwel niet noodzakelijk in de hieronder opgesomde gevallen en onder de volgende voorwaarden :
O bij gebruik van klepzakken : het kleefdocument mag op de zijkant van de zak aangebracht worden;
O zakken met genaaide sluiting : indien het al dan niet zelfklevend scheurvrij document dat geen enkele voorafgaandelijke perforatie vertoont in de lengte wordt vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk etiket dat sporen van meer dan één sluitingsnaad vertoont, voldoet niet aan de regelgeving;
O zakken van een niet geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers beginnende met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk, die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben.
Na de definitieve certificering en sluiting kan de Dienst aanvullende monsters nemen.
8.5.2. Opslag van goedgekeurd zaaizaad in niet definitieve verpakkingen
Partijen zaaizaad waarvan een gunstige uitslag bekend is en die alsnog niet definitief verpakt zijn, worden als definitief goedgekeurd beschouwd indien ze onder toezicht van de Dienst opgeslagen worden. Iedere behandeling van deze partijen en officiële sluiting ervan dient te gebeuren onder toezicht van een officiële keurmeester.
8.5.3. Los vervoer van gecertificeerd zaaizaad
Het los vervoer van gecertificeerd zaad van de ene zaadhandelaar-bereider naar de andere is toegelaten onder de volgende voorwaarden :
O de Dienst wordt op voorhand verwittigd dat er een los vervoer gepland wordt;
O de vrachtwagen of de containers zijn volledig gesloten en verzegeld;
O de etiketten worden op de vrachtwagen of de containers aangebracht en er wordt een vervoerstoelating opgesteld.
8.6. Afgekeurde partijen
Voor een partij die wegens een ongunstige uitslag niet gecertificeerd wordt, moeten de eventueel voorlopig afgeleverde etiketten teruggegeven worden aan de Dienst. De zaadhandelaar-bereider neemt een beslissing binnen de negentig dagen volgend op de beslissing tot niet-certificering wat betreft de bestemming van de partij. Op de termijn van 90 dagen kan de Dienst een afwijking toestaan na een verantwoorde aanvraag.
Bij betwisting van de uitslag van het monster kan de zaadhandelaar-bereider binnen de 5 werkdagen ofwel een nieuwe officiële ontleding van hetzelfde monster door een officieel laboratorium aanvragen, ofwel een nieuwe officiële bemonstering door een officiële monsternemer laten uitvoeren en ontleding aanvragen.
Indien een nieuwe officiële ontleding van hetzelfde monster aangevraagd wordt kan het laboratorium een andere analysemethodiek toepassen.
Als er een nieuwe bemonstering wordt aangevraagd en als de ontleding op dezelfde wijze verricht wordt als voor de eerste ontleding, wordt rekening gehouden met de uitslag van de tweede ontleding voor zover hij binnen de statistieke schommelingen van ISTA (International Seed Testing Association) blijft. Bij gebruik van een verschillende ontledingsmethode, wordt rekening gehouden met de uitslag verkregen met deze ontledingsmethode.
Bij een nieuwe ontleding kan deze beperkt blijven tot het kenmerk dat aan de basis lag van de ongunstige uitslag voor zover er geen interactie mogelijk is met de andere kenmerken. Deze optie wordt niet toegelaten voor de uitgifte van ISTA-bulletins.
Indien de zaadhandelaar-bereider, na toelating door de Dienst, de partij herbewerkt hetzij door een nieuwe sortering, hetzij door een homogeen mengsel met een partij van hetzelfde ras en dezelfde klasse, is certificering pas mogelijk nadat een gunstige uitslag van de herbewerkte partij afgeleverd is. In het geval dat het mengsel het resultaat is van een partij van hetzelfde ras maar van een andere klasse wordt de laagste klasse van de gemengde componenten toegekend.
De zaadhandelaar-bereider deelt de Dienst mee, welke bestemming gegeven wordt aan iedere afgekeurde partij die niet als zaaigraan verhandeld wordt. Deze partijen worden binnen de negentig dagen te rekenen van de ontvangst van de beslissing tot afkeuring uit de magazijnen van de zaadhandelaar-bereider weggehaald.
HOOFDSTUK 9. - Verrichtingen op gecertificeerd zaadgoed 9.1. Opdelen en herverpakken
Opdelen of herverpakken van partijen officieel gecertificeerd zaadgoed gebeurt op aanvraag bij een zaadhandelaar-bereider, onder het toezicht van de Dienst.
Opgedeelde en herverpakte partijen krijgen nieuwe etiketten met dezelfde inhoudelijke gegevens als de initiële etiketten, aangevuld met:
- de datum van de nieuwe sluiting;
- de certificeringsinstantie die de vorige sluiting heeft verricht en de vorige sluitingsdatum.
9.2. Samenstelling van partijen:
Partijen niet bewerkt en/of officieel gecertificeerd zaad van één zelfde soort of ras kunnen door, al naar gelang, daartoe erkende marktdeelnemers, handelaars-bereiders of mengselbereiders samengebracht worden onder toezicht van de Dienst, om een samengestelde partij te vormen. Elke samengestelde partij is homogeen en maakt het voorwerp uit van een samenstellingsverslag waarin omstandig omschreven wordt, welke partijen deel uitmaken bedoelde samengestelde partij.
De laagste klasse van de verschillende samenstellende delen wordt aan de samengestelde partij toegewezen.
De samengestelde partij wordt gecertificeerd overeenkomstig de voorwaarden onder 8.2.
9.3. Zaadmengsels
Partijen bestaande uit verschillene soorten of rassen van graangewassen kunnen, zo dit doeltreffend is, op grond van wetenschappelijke of technische kennis door mengselbereiders of handelaars-bereiders worden gemengd om de verspreiding van sommige plaagorganismen te bestrijden.
De verschillende samenstellende delen van een mengsel voldoen voor het mengen ervan aan de daarop toepasselijke verhandelingsregels. Er is een nieuwe ontleding van het kiemvermogen van het te mengen zaad vereist als de laatste ontleding van één van de samenstellende delen of de laatste sluiting verder dan twaalf maanden in het verleden ligt.
De bereider verstrekt de Dienst de gezamenlijke certificaten die de gemengde zaden initieel dekten.
Elk zaadmengsel dient homogeen te zijn en maakt het voorwerp uit van een bemonstering, en het daarvoor gebruikte monster wordt tijdens één jaar bewaard.
Het mengsel is onder een officieel, groenkleurig certificeringsetiket verhandelbaar, waarop de inhoudelijke gegevens vermeld staan en dat overeenstemt met de afmetingen bedoeld in punt A, b) en in punt B in bijlage 4 bij dit besluit.
9.4. Hercertificering
Een partij zaad dat sinds meer dan één jaar gecertificeerd werd, kan op grond van gunstige uitslagen op vlak van kiemvermogen, verkregen door officiële analyse of analyses onder officiële keuring van een officiële partij of officieel genomen partij, opnieuw gecertificeerd worden.
Bij twijfel over de conformiteit van het zaad met de daarvoor geldige voorwaarden, voert het laboratorium, overeenkomstig punt 2° van bijlage 2, ontledingen als aanvulling op de ontleding van het kiemvermogen uit. Als de partij niet meer voldoet aan de daarvoor toepasselijke normen, kan zij herwerkt worden als bedoeld onder 8.2. Bij betwisting van de uitslag zijn de nadere regels van 8.5 van toepassing.
9.5. Chemische behandeling op vraag van de eindgebruiker
Definitief gecertificeerde of officieel gesloten partijen kunnen, op vraag van een eindgebruiker, behandeld worden met chemische en biostimulerende producten. De parameters die door de behandeling beïnvloed kunnen worden ondergaan een nieuwe ontleding ter certificering. Als de uitslagen gunstig zijn, worden nieuwe officiële etiketten uitgereikt.
9.6. Verbroken zegels op officieel gecertificeerde partijen
De handelaars-bereiders lichten de Dienst daarover in, als definitief gecertificeerde partijen niet als zaad verhandeld zullen worden. De bestemming van deze partijen is aangeduid en de etiketten worden ter beschikking van de Dienst gesteld.
HOOFDSTUK 10. - Binnenbrengen en invoer 10.1 Zaad binnengebracht vanuit een lidstaat van de Europese Unie
10.1.1. Niet-bewerkt zaad
Het binnenbrengen van niet-bewerkt zaad met het oog op verwerking of verpakking in Wallonië wordt toegelaten mits waarborgen verstrekt door de buitenlandse certificeringsdienst. Vervolgens wordt het zaad behandeld als omschreven onder 8.2.
Voor het vervoer tussen naburige lidstaten kan de Dienst bilaterale akkoorden sluiten met als onderwerp de voorwaarden geldend voor het vervoer en het vervoerde zaad. De Dienst kan de vrijstelling van de vereiste van het fytosanitair paspoort overeenkomstig artikel 82, § 3, van Verordening (EU) nr 2016/2031 van 26 oktober 2016 goedkeuren.
Voor het reproductiemateriaal dat een ras toebehoort dat niet in de gemeenschappelijke rassenlijst of in de nationale rassenlijst opgenomen is dient het bewijs te worden geleverd dat het zaad, al naar gelang, na vermeerdering of sortering, bestemd is voor uitvoer naar een derde land, behalve indien het rassen betreft die beschikken over de nodige toelating om op de markt te kunnen worden gebracht overeenkomstig punt 1.6.
10.1.2. Definitief gecertificeerd zaaizaad
Controle bij het binnenbrengen is niet verplicht voor producten die in het vrije verkeer zijn in de Europese Unie. Zaaizaad draagt dan officiële etiketten die al naar gelang met het fytosanitair paspoort gekoppeld zijn.
De invoerder van zaad brengt zich in overeenstemming met de vereisten van artikel 25, § 2, van genoemd besluit.
10.2. Controle van zaaizaad ingevoerd uit derde landen
Zaaizaad kan ingevoerd worden uit derde landen waarmee de Europese Unie een gelijkstellingsregeling heeft vastgesteld.
In dat geval dienen volgende gelijkstellingsvoorwaarden te worden vervuld:
1) het OESO-land heeft voor betrokken soorten een gelijkstelling met de Europese Unie;
2) het ras is vermeld op de rassenlijst van de OESO en op de rassenlijst van de Europese Unie;
3) het OESO-certificaat bevat volgende inhoudelijke gegevens:
a. " EC-norms ";
b. " ISTA-methods " (voor USA en Canada " AOSA-methods ");
4) het ISTA-certificaat is bij de invoer aanwezig.
De Dienst gaat na, of de gelijkstellingsvoorwaarden zijn vervuld.
Als de gelijkstellingsvoorwaarden niet vervuld zijn, wordt het in verkeer brengen van het zaad niet toegelaten.
Bij gebrek aan gelijkstelling wordt de invoer van zaad toegelaten indien het zaaizaad :
- behoort tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving in de nationale rassenlijst en bestemd wordt om aan voormelde proeven deel te nemen;
- bestemd wordt voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden;
- bestemd wordt voor vermeerdering met uitvoer van het product naar derde landen;
- bestemd wordt voor wederuitvoer naar derde landen.
In voornoemde gevallen verstrekt de invoerder het bewijs dat één van de voorwaarden nageleefd wordt en voegt dat bewijs bij het invoerdocument.
HOOFDSTUK 11. - OESO-certificering 11.1. Toepassingsgebied
De rassen van soortgroep graangewassen, voortgebracht volgens één van de O.E.S.O. certificeringsystemen, kunnen volgens de geldende regels van het desbetreffende systeem gecertificeerd worden.
Op aanvraag kan de Dienst een certificaat ten titel van OESO-systeem uitreken, rassencertificeringssysteem voor zaad dat in de internationale handel verkeert.
11.2. Certificaten
11.2.1. Rassen die voorkomen op de O.E.S.O.-rassenlijst en, hetzij op de gemeenschappelijke rassenlijst, hetzij in de nationale rassenlijst
Voor uitvoer naar derde landen en op aanvraag kunnen de certificaten, voorzien door het O.E.S.O. certificeringssysteem, de gewone keuringsdocumenten die het in Wallonië voortgebracht zaaizaad dekken, vervangen.
11.2.2. Rassen die uitsluitend op de O.E.S.O.-rassenlijst voorkomen :
De partijen zaaizaad van deze rassen uit teelten, gevestigd in Wallonië en toegelaten tijdens de veldkeuring, worden gedekt door de certificaten waarin het OESO-certificeringssysteel voorziet als het zaaizaad voldoet aan de normen van dat systeem.
Deze partijen zijn uitsluitend bestemd voor uitvoer.
11.2.3. OESO-etiketten of merking van de verpakkingen van zaaizaad
Het OESO-etiket kan al dan niet gekleefd worden.
Het materiaal waaruit het bestaat moet stevig genoeg zijn om bij normaal gebruik ervan niet aangetast te worden.
Het heeft een rechthoekig formaat en vertoont dezelfde kleurencode als de kleurencode van de officiële etiketten die in Wallonië worden gebruikt. Het wordt evenwel gekenmerkt door een bijkomend kenteken dat de vorm aanneemt van een minstens 3 cm brede zwarte strook aan de linkerkant van het etiket.
De woorden "O.C.D.E. Seed Scheme" en "Système de l'O.C.D.E. pour les Semences" staan op dat zwarte deel afgedrukt.
De certificaten, opgesteld in het Frans of in het Engels, bevatten volgende gegevens:
- de naam en het adres van de Dienst;
- de soort (Latijnse naam);
- het ras;
- de categorie;
- het referentienummer van de voorafgaande partij van de code met drie letters ISO-3166-1 voor België en de initialen van de bevoegde overheid (=BEL/SPW);
- het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zaden;
- het enig serienummer toegewezen aan elk etiket, voor de identificatie ervan;
- het producerend land;
- het producerend gewest (voor de lokale rassen);
- de verklaring van herverpakking en verandering van etiketten (in voorkomend geval).
Wanneer de gegevens op onuitwisbare wijze afgedrukt staan op de verpakking, moeten de tekstschikking en de daartoe voorziene spatie zo goed mogelijk gelijken op de tekstschikking en spatie op een normaal etiket.
Er mag in de ruimte voorbehouden voor de onuitwisbare opname van de gegevens geen enkele publiciteit op het etiket of op de verpakking vermeld staan.
Voor een partij prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad kan de Dienst eveneens, op aanvraag, de resultaten van de laboratoriumontledingen overeenkomstig de ISTA-normen uitreiken om een internationaal oranje certificaat voor een partij zaden uit te reiken.
11.3 Nieuwe sluiting
De eigenaar die een partij zaden, ingevoerd onder de vlag van OESO-certificaten, wenst te herverpakken en van nieuwe etiketten wenst te voorzien kan dit aan de Dienst vragen op voorwaarde dat er voorafgaandelijk mee ingestemd wordt door de aangewezen bevoegde overheid van het producerend land, enkel als de heretikettering voorzien wordt voor de certificering in een andere categorie zaden.
De nadere uitvoeringsregels worden door de Dienst bepaald.
11.4. Monsters
Van elk gecertificeerd of opnieuw gecertificeerd lot wordt een officieel monster genomen voor de veldkeuring.
HOOFDSTUK 12. - Controle van zaaigraan voor de uitvoer bestemd Op vraag van de uitvoerder kan de keuring volgens de criteria plaatsvinden om zich in overeenstemming te brengen met de gesloten handelsverplichtingen of de gelden reglementering van het invoerland.
De uitvoerder legt de fytosanitaire invoereisen van het bestemmingsland aan de Dienst voor.
De Dienst stelt een procedure vast tot omschrijving van de nadere regels die in acht dienen te worden genomen om een fytosanitair certificaat uit te reiken.