21 JANUARI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2012 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars
Art. 1-4
Artikel 1. In artikel 43, § 1, van het koninklijk besluit van 20 juli 2012 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "in de loop van het laatste trimester van het jaar" vervangen door de woorden "op 30 november", en worden de woorden ", vergezeld van een strategische nota," ingevoegd tussen de woorden "het begrotingsontwerp" en de woorden "voor het volgende werkjaar";
2° in het tweede lid worden de woorden "twee weken" vervangen door de woorden "één week", en wordt het woord "goedgekeurd" ingevoegd tussen de woorden "legt deze het" en de woorden "ontwerp voor";
3° in het derde lid wordt de zin "Indien de Nationale Raad geen gevolg geeft aan de opmerkingen van de minister, kan deze laatste een begroting opleggen." vervangen als volgt: "Na ontvangst van het aangepaste begrotingsontwerp heeft de Minister ten laatste tot 15 februari de tijd om het goed te keuren of om zelf een ontwerp op te leggen.".
Art.2. In artikel 45 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. Voor de leden van het bureau van de Nationale Raad wordt het presentiegeld voor een prestatie van minimum één uur vastgelegd op 101 euro.";
2° in paragraaf 2 worden de woorden "wordt de zitpenning voor een halve dag prestatie van minimum drie uur, vastgelegd op 156 euro" vervangen door de woorden "wordt het presentiegeld voor een prestatie van minimum één uur vastgelegd op 60,60 euro" en worden de woorden "met een maximum van 1.559 euro per maand" opgeheven;
3° in paragraaf 3 worden de woorden "wordt de zitpenning voor een halve dag prestatie van minimum drie uur vastgelegd op 260 euro" vervangen door de woorden "wordt het presentiegeld voor een prestatie van minimum één uur vastgelegd op 101 euro";
4° in paragraaf 4 worden de woorden "wordt de zitpenning voor een halve dag prestatie van minimum drie uur vastgelegd op 156 euro" vervangen door de woorden "wordt het presentiegeld voor een prestatie van minimum één uur vastgelegd op 60,60 euro";
5° in de Nederlandse tekst van paragraaf 5, eerste en tweede lid, wordt het woord "zitpenningen" vervangen door het woord "presentiegelden";
6° in paragraaf 5 worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:
"De personen bedoeld in paragrafen 1 en 3 ontvangen een vergoeding per uur voor hun andere prestaties dan de prestaties waarvoor ze een presentiegeld ontvangen; die vergoeding bedraagt 101 euro per uur. In de zin van deze paragraaf wordt verstaan onder andere prestaties dan de prestaties waarvoor ze een presentiegeld ontvangen: de tijd nodig om een vergadering of zitting voor te bereiden, de deelname aan commissies of werkgroepen of alle andere opdrachten in naam van het Instituut.
Voor de personen bedoeld in paragrafen 1 tot 4 mag het totale gecumuleerde bedrag van het presentiegeld en, in voorkomend geval, de vergoedingen per uur het equivalent van zes uur per dag en vierenvijftig uur per maand niet overschrijden.";
7° in paragraaf 6 wordt de tweede zin vervangen als volgt: "De indexering zal voor de eerste maal gebeuren op 1 januari van het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van dit besluit of, ingeval van aanpassing van de bedragen bedoeld in dit artikel, op 1 januari van het jaar volgend op de inwerkingtreding van het laatste wijzigende koninklijk besluit met als referentie-index de consumptieprijsindex van de maand voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit of, in voorkomend geval, van het laatste wijzigende koninklijk besluit.".
Art.3. Artikel 2 van dit besluit treedt in werking op 1 februari 2022.
Art. 4. De minister bevoegd voor Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.