Details





Titel:

10 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot invoeging van hoofdstuk 7.22. van Boek 1 en tot wijziging van sommige delen van de Boeken 1 en 3, ingevoerd door het koninklijk besluit van 8 september 2019 tot vaststelling van Boek 1 betreffende de elektrische installaties op laagspanning en op zeer lage spanning, Boek 2 betreffende de elektrische installaties op hoogspanning en Boek 3 betreffende de installaties voor transmissie en distributie van elektrische energie



Inhoudstafel:


Art. 1-5
Bijlage
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2019014633 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In bijlage 1, boek 1, deel 7, van het koninklijk besluit van 8 september 2019 tot vaststelling van Boek 1 betreffende de elektrische installaties op laagspanning en op zeer lage spanning, Boek 2 betreffende de elektrische installaties op hoogspanning en Boek 3 betreffende de installaties voor transmissie en distributie van elektrische energie, wordt een hoofdstuk 7.22. opgenomen in de bijlage bij dit besluit ingevoegd.

Art.2. In bijlage 1 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in boek 1, deel 2, hoofdstuk 2.6., afdeling 2.6.1., wordt tussen de definities van "elementaire stroombaan" en "stroombaan" de volgende definitie ingevoegd:
  "Exclusief toegekende stroombaan (in dit Boek ook toegekende stroombaan genoemd): elementaire stroombaan (hoofdstroombaan of eindstroombaan) bedoeld voor de exclusieve voeding van een of meerdere verbruikstoestellen bestemd voor een specifiek doel.";
  2° in de Franse tekst van boek 1, worden de woorden "dispositif(s) à courant différentiel résiduel", "dispositif(s) à courant différentiel-résiduel", "dispositif(s) de protection à courant différentiel", "dispositif(s) de protection à courant différentiel résiduel" en "dispositif différentiel" telkens vervangen door de woorden "dispositif(s) de protection à courant différentiel-résiduel";
  3° in de Nederlandse tekst van boek 1, wordt het woord "differentieelstroominrichting(en)" telkens vervangen door het woord "differentieelstroombeschermingsinrichting(en)";
  4° in de Franse tekst van boek 1, deel 5, hoofdstuk 5.2., afdeling 5.2.1., onderafdeling 5.2.1.2., zevende alinea, worden de woorden "circuit(s) exclusivement dédié(s)" telkens vervangen door de woorden "circuit(s) dédié(s)";
  5° in de Franse tekst van boek 1, deel 5, hoofdstuk 5.2., afdeling 5.2.9., onderafdeling 5.2.9.13., punten b.11. en c.11., worden de woorden "circuit exclusivement dédié" vervangen door de woorden "circuit dédié";
  6° in de Nederlandse tekst van boek 1, deel 5, hoofdstuk 5.2., afdeling 5.2.1., onderafdeling 5.2.1.2., zevende alinea, worden de woorden "exclusief toegekende stroombaan (stroombanen)" vervangen door de woorden "toegekende stroombaan (stroombanen)";
  7° in de Nederlandse tekst van boek 1, deel 5, hoofdstuk 5.2., afdeling 5.2.9., onderafdeling 5.2.9.13., punten b.11. en c.11., worden de woorden "gescheiden stroombaan" vervangen door de woorden "toegekende stroombaan";
  8° in de Nederlandse tekst van boek 1, deel 5, hoofdstuk 5.5., afdeling 5.5.7., onderafdeling 5.5.7.2., vijfde en zesde alinea, worden de woorden "afzonderlijke stroombaan (stroombanen)" vervangen door de woorden "toegekende stroombaan (stroombanen)";
  9° in de Nederlandse tekst van boek 1, deel 5, hoofdstuk 5.6., afdeling 5.6.2., onderafdeling 5.6.2.1., derde en vierde alinea, worden de woorden "afzonderlijke stroombaan (stroombanen)" vervangen door de woorden "toegekende stroombaan (stroombanen)".

Art.3. In bijlage 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in boek 3, deel 2, hoofdstuk 2.6., afdeling 2.6.1., onderafdeling 2.6.1.1., wordt tussen de definities van "elementaire stroombaan" en "stroombaan" de volgende definitie ingevoegd:
  "Exclusief toegekende stroombaan (in dit Boek ook toegekende stroombaan genoemd): elementaire stroombaan (hoofdstroombaan of eindstroombaan) bedoeld voor de exclusieve voeding van een of meerdere verbruikstoestellen bestemd voor een specifiek doel.";
  2° in de Franse tekst van boek 3, worden de woorden "dispositif(s) à courant différentiel résiduel", "dispositif(s) à courant différentiel-résiduel", "dispositif(s) de protection à courant différentiel", "dispositif(s) de protection à courant différentiel résiduel" en "dispositif différentiel" telkens vervangen door de woorden "dispositif(s) de protection à courant différentiel-résiduel";
  3° in de Nederlandse tekst van boek 3, worden de woorden "differentieelstroominrichting(en)" en "differentieelinrichting" telkens vervangen door het woord "differentieelstroombeschermings-inrichting(en)";
  4° in de Nederlandse tekst van boek 3, deel 5, hoofdstuk 5.6., afdeling 5.6.7., onderafdeling 5.6.7.2., vijfde en zesde alinea, worden de woorden "afzonderlijke stroombaan (stroombanen)" vervangen door de woorden "toegekende stroombaan (stroombanen)";
  5° in de Nederlandse tekst van boek 3, deel 5, hoofdstuk 5.7., afdeling 5.7.2., onderafdeling 5.7.2.1., derde en vierde alinea, worden de woorden "afzonderlijke stroombaan (stroombanen)" vervangen door de woorden "toegekende stroombaan (stroombanen)".

Art.4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art.5.De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage
Art. N.
  Hoofdstuk 7.22. Voeding van elektrische wegvoertuigen
  Afdeling 7.22.1. Toepassingsgebied De algemene voorschriften van de andere delen van dit Boek zijn ook van toepassing op de bijzondere installaties en ruimten behandeld in dit hoofdstuk 7.22. De voorschriften van dit hoofdstuk vullen deze algemene eisen aan.
  Dit hoofdstuk is van toepassing op de conductieve laadinrichtingen voor elektrische wegvoertuigen, waarvan hun uitvoering of hun vervanging vanaf de inwerkingtreding van dit hoofdstuk wordt aangevangen, en op hun stroombanen:
  1° bedoeld voor elektrische energieoverdracht naar elektrische voertuigen, en eventueel;
  2° bedoeld voor het terugleveren van elektrische energie van batterijen van elektrische voertuigen.
  De stroombanen, bedoeld in de voorgaande alinea, eindigen op het verbindingspunt.
  De bepalingen van Boek 1 met uitzondering van dit hoofdstuk blijven derhalve van toepassing op:
  1° de bestaande conductieve laadinrichtingen voor elektrische wegvoertuigen waarvan de uitvoering ter plaatse vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk werd aangevangen;
  2° de conductieve laadinrichtingen voor elektrische wegvoertuigen, waarvan de uitvoering van het project of de installatie- of vervangingswerkzaamheden is aangevangen vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, onverminderd dat de gelijkvormigheidscontrole vóór de ingebruikname zal plaatsvinden vanaf de inwerkingtreding van dit hoofdstuk.
  Indien een bestaande conductieve laadinrichting bedoeld in de 4de alinea, 1°, wordt aangepast aan de bepalingen van hoofdstuk 7.22., wordt zij onderworpen aan een gelijkvormigheidscontrole vóór de ingebruikname overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 7.22.
  Indien een conductieve laadinrichting bedoeld in de 4de alinea, 2°, wordt aangepast aan de bepalingen van hoofdstuk 7.22, wordt het erkend organisme dat belast is met de gelijkvormigheidscontrole vóór de ingebruikname hiervan op de hoogte gesteld. Dit laatste maakt daarvan melding in het controleverslag.
  De vaste elektrische installatie die bestemd is voor de voeding van een elektrisch voertuig dat verbonden is met een elektrische bron zonder vaste specifieke conductieve laadinrichting voor elektrische voertuigen, valt onder de algemene voorschriften van de andere delen van dit Boek.
  Afdeling 7.22.2. Begrippen en definities Elektrisch wegvoertuig (in dit hoofdstuk elektrisch voertuig genoemd): elk voertuig aangedreven door een elektromotor die stroom onttrekt aan een oplaadbaar energie-opslagsysteem, voornamelijk bedoeld voor gebruik op de openbare weg.
  Laadinrichting voor elektrisch voertuig (in dit hoofdstuk laadinrichting genoemd): vast aangesloten uitrusting of geheel van uitrustingen van de vaste installatie, die de functies vervullen die bestemd zijn voor het overbrengen van elektrische energie tussen een elektrisch voertuig en de elektrische bron.
  Verbindingspunt van een laadinrichting voor elektrisch voertuig (in dit hoofdstuk verbindingspunt genoemd): eindpunt dat deel uitmaakt van de laadinrichting waardoor de energie wordt overgebracht naar of van een elektrisch voertuig.
  Voorbeeld: een laadpaalcontactdoos of een voertuigconnector.
  Afdeling 7.22.3. Bepaling van de algemene karakteristieken - Indeling van de installaties Het is verboden een laadinrichting op een vaste elektrische installatie door middel van een stopcontact aan te sluiten.
  Een toegekende stroombaan wordt voorzien voor elk verbindingspunt.
  Aan de vereiste van de vorige alinea wordt voldaan door gebruik te maken van de aangepaste beschermingsinrichtingen hetzij in de vaste stroomopwaartse elektrische installatie, hetzij in de laadinrichting (of een combinatie van beide).
  De figuren 7.17. tot 7.20. geven ter verduidelijking enkele mogelijke configuraties weer. Deze zijn niet limitatief:
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-08-2022, p. 62366)
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-08-2022, p. 62367)
  Afdeling 7.22.4. Beschermingsmaatregelen
  Onderafdeling 7.22.4.1. Bescherming tegen onrechtstreekse aanraking Ten minste een van volgende beschermingsmaatregelen is van toepassing:
  a. Passieve bescherming zonder automatische onderbreking van de voeding
  De toegekende stroombaan wordt beschermd door middel van een veiligheidsscheiding van de stroombanen overeenkomstig punt c. van onderafdeling 4.2.3.3., en door middel van een beschermingstransformator.
  b. Actieve bescherming met automatische onderbreking van de voeding
  Toepassen van een TN-C-netsysteem voor de toegekende stroombaan is verboden.
  Elke toegekende stroombaan in wisselstroom wordt individueel door een differentieelstroombeschermingsinrichting met een aanspreekstroom van ten hoogste 30mA beschermd.
  Het verbindingspunt wordt dus beschermd:
  1° hetzij door een differentieelstroombeschermingsinrichting die zo is gebouwd dat haar werking gegarandeerd blijft bij het ontstaan van een isolatiefout met een verstorende gelijkstroomcomponent;
  2° hetzij door een differentieelstroombeschermingsinrichting samen en in coördinatie met een detectieapparaat voor residuele gelijkstroom die de laadinrichting uitschakelen bij het ontstaan van een isolatiefout met een verstorende gelijkstroomcomponent.
  Aan de in de tweede en derde alinea bedoelde vereiste wordt voldaan door gebruik te maken van de eerder vermelde beschermingsinrichtingen hetzij in de vaste stroomopwaartse elektrische installatie, hetzij in de laadinrichting (of een combinatie van beide).
  In geval van een IT-netsysteem, is het toegelaten dat:
  1° de in de tweede alinea bedoelde differentieelstroombeschermingsinrichting achterwege wordt gelaten, op voorwaarde dat elke toegekende stroombaan afzonderlijk gevoed wordt door een individuele elektrische bron zoals bijvoorbeeld een scheidingstransformator;
  2° een toestel voor permanente isolatiecontrole voorzien wordt voor meer dan één toegekende stroombaan, indien deze stroombanen worden gevoed door dezelfde elektrische bron zoals bijvoorbeeld een transformator. Aan deze vereiste wordt voldaan door gebruik te maken van dit toestel hetzij in de vaste stroomopwaartse elektrische installatie, hetzij in de laadinrichting. Zodra een toestel voor permanente isolatiecontrole het ontstaan van een eerste massa- of aardfout meldt, worden de nodige maatregelen genomen om deze fout op te sporen en te verwijderen.
  Onderafdeling 7.22.4.2. Elektrische bescherming tegen overstroom Elke toegekende stroombaan wordt individueel beschermd door een aangepaste beschermingsinrichting tegen overstroom.
  Hieraan wordt voldaan door gebruik te maken van een aangepaste beschermingsinrichting tegen overstroom die beantwoordt aan de voorschriften van hoofdstuk 4.4. en die hetzij in de vaste stroomopwaartse elektrische installatie, hetzij in de laadinrichting (of een combinatie van beide) geplaatst wordt.
  In afwijking van de 1ste alinea is het toegelaten dat, indien de laadinrichting meerdere verbindingspunten heeft die niet tegelijkertijd worden gebruikt, deze laatste over gemeenschappelijke beschermingsinrichtingen tegen overstroom beschikken, op voorwaarde dat dergelijke inrichtingen de vereiste bescherming bieden voor elk verbindingspunt (bijvoorbeeld: de toegekende stroom van de gemeenschappelijke beschermingsinrichting is niet groter dan de laagste toegekende stroom van de verbindingspunten).
  Afdeling 7.22.5. Keuze en gebruik van elektrisch materieel
  Onderafdeling 7.22.5.1. Uitwendige invloeden De laadinrichting wordt beschermd tegen de te verwachten uitwendige invloeden van de ruimte waarin de laadinrichting wordt geplaatst.
  Als de laadinrichting in open lucht wordt geïnstalleerd, beschikt het materieel over een beschermingsgraad van ten minste IP44.
  Ter aanvulling op de maatregelen tegen de te verwachten uitwendige invloeden, worden er bijkomende maatregelen getroffen ter bescherming tegen mechanische belastingen veroorzaakt door elke redelijkerwijs te verwachten aanrijding.
  Onderafdeling 7.22.5.2. Elektrische noodonderbreking De laadinrichtingen ondergebracht in een gebouw zijn voorzien van een elektrische noodonderbreking overeenkomstig punt c. van onderafdeling 5.3.3.1. Elk bedieningsorgaan van de elektrische noodonderbreking wordt zichtbaar opgesteld, duidelijk gesignaleerd, is gemakkelijk bereikbaar en vlot bedienbaar, en wordt voorzien aan elke voertuigeninrit tot de gemeenschappelijke parkeerplaats, tenzij de opdrachtgever, vóór het ontwerp en de uitvoering van de installatie, in overleg met de brandweer een andere opstellingsplaats bepaalt. Het advies van de brandweer wordt bewaard in het dossier van de elektrische installatie en ter plaatse ter beschikking gehouden van eenieder die belast is met het uitvoeren van bouw-, onderhouds-, toezichts- of controlewerkzaamheden.
  De elektrische noodonderbreking verzekert een lastscheidingsfunctie.
  Deze onderafdeling is niet van toepassing op laadinrichtingen die deel uitmaken van de elektrische installatie van een wooneenheid.
  Onderafdeling 7.22.5.3. Verbindingspunt Het verbindingspunt wordt zo dicht mogelijk bij de parkeerlaadplaats van het elektrisch voertuig geplaatst.
  Een verbindingspunt wordt slechts met één elektrisch voertuig tegelijkertijd elektrisch verbonden.
  Onderafdeling 7.22.5.4. Decentrale laagspanning productie-eenheden In geval dat de laadinrichting elektrische energie in de vaste stroomopwaartse elektrische installatie kan terugleveren:
  1. is het noodzakelijk om aan de voorschriften te beantwoorden die van toepassing zijn op decentrale productie-eenheden, namelijk voor de bescherming tegen elektrische schokken, de bescherming tegen overstroom en de veiligheidsonderbreking;
  2. wordt de waarschuwing: "Opgelet: mogelijke teruglevering van elektrische energie in de installatie" aangebracht op de laadinrichting(en) en het (de) schakel- en verdeelbord(en) die erdoor gevoed worden.
  Onderafdeling 7.22.5.5. Ruimte van laadinrichtingen en hun bijhorende parkeerplaatsen Laadinrichtingen en hun bijhorende parkeerplaatsen zijn niet gelegen in ruimten die door uitwendige invloed BE3 worden gekenmerkt.