21 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 november 2013 in uitvoering van artikel 191, § 3, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen
Art. 1-3
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 26 november 2013 in uitvoering van artikel 191, § 3, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 mei 2021 wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende:
}Art. 8/1. § 1. Voor de projectperiode 2022-2023 worden de volgende afwijkende termijnen toegepast:
1° In afwijking van artikel 2, 7°, moet de aanvraag uiterlijk op 31 december 2021 bij de onder artikel 2, 6° bedoelde ambtenaar worden ingediend;
2° In afwijking van artikel 3, eerste lid, worden de bijkomende financiële middelen toegekend voor uitgaven die gelegen zijn in de periode van 1 april 2022 tot en met 31 december 2023;
Paritaire comités of subcomités met een ontvankelijk project voor de in artikel 3, tweede lid, bedoelde projectperiode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022, die een aanvraag bezorgen voor de projectperiode uit het voorgaande lid, moeten hierin verduidelijken op basis van welke criteria de uitgaven in de overlappende periode tussen de beide projecten zullen worden opgedeeld;
3° In afwijking van artikel 4/1, eerste lid, deelt de onder artikel 2, 6° bedoelde ambtenaar voor 1 februari 2022 aan de voorzitter van elk paritair comité of subcomité dat een aanvraag heeft ingediend mee of de aanvraag beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 191, § 3, van de voornoemde wet van 27 december 2006 en van artikel 2 en derhalve ontvankelijk is;
4° In afwijking van artikel 4/1, tweede lid, deelt de onder artikel 2, 6° bedoelde ambtenaar ten laatste op 1 maart 2022 het bedrag van de toegekende middelen mee aan de voorzitter van elk paritair comité of subcomité dat een aanvraag heeft ingediend;
5° In afwijking van artikel 4/2, bezorgt de instelling verantwoordelijk voor het project of de voorzitter van het paritair comité of subcomité ten laatste op 2 mei 2022 een samenvatting van het project met vermelding van het voorziene budget en het beoogd aantal deelnemers per actie of activiteit;
6° In afwijking van artikel 5, 3°, wordt een eerste schijf van 50 % uitgekeerd in de loop van maart 2022;
7° In afwijking van artikel 6, § 1, eerste lid, richt de onder artikel 2, 6° bedoelde ambtenaar een schrijven aan de instelling verantwoordelijk voor het project wanneer hij tegen 1 januari 2023 nog geen tussentijds verslag heeft ontvangen;
8° In afwijking van artikel 6, § 1, vierde lid, wordt het project geacht te zijn stopgezet en wordt de eerste schijf bedoeld in artikel 5, eerste lid, 3° teruggevorderd indien het tussentijds verslag niet werd ontvangen tegen 31 maart 2023;
§ 2. In afwijking van artikel 7, beloopt het bedrag van de in artikel 1 bedoelde bijkomende financiële middelen:
1° twaalf miljoen euro voor de projectperiode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022;
2° twaalf miljoen euro voor de projectperiode van 1 april 2022 tot en met 31 december 2023.
Art.2. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en treedt buiten werking op 31 december 2025.
Art. 3. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.