27 JUNI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen inzake de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen betreffende het zorgouderschap
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen
Art. 1-9
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector
Art. 10-11
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
Art. 12
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 13-14
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 oktober 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3, wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt:
"7° het adoptieverlof en het opvangverlof, in zoverre dat het personeelslid geen gebruik maakte van de bepalingen van artikel 30ter, §§ 1 tot 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Het artikel 30ter, § 4, van dezelfde wet is evenwel van toepassing op het personeelslid dat bij arbeidsovereenkomst wordt aangeworven en dat gebruik maakt van het adoptieverlof voorzien bij dit besluit;";
2° in paragraaf 3 worden de bepalingen onder 7° /1 en 7° /2 ingevoegd, luidende:
"7° /1 het pleegzorgverlof, in zoverre dat het personeelslid geen gebruik maakte van de bepalingen van artikel 30quater van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
7° /2 het pleegouderverlof, in zoverre dat het personeelslid geen gebruik maakte van de bepalingen van artikel 30sexies, §§ 1 tot 4 en § 6, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Het artikel 30sexies, § 5, van dezelfde wet is evenwel van toepassing op het personeelslid dat bij arbeidsovereenkomst wordt aangeworven en dat gebruik maakt van het pleegouderverlof voorzien bij dit besluit;".
Art.2. In artikel 12, § 1, vijfde lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 2011, worden de woorden "geboorteverlof, adoptieverlof en pleegzorgverlof toegekend bij het artikel 30, § 2, het artikel 30ter en het artikel 30quater" vervangen door de woorden "geboorteverlof, adoptieverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof toegekend bij het artikel 30, § 2, het artikel 30ter, het artikel 30quater en het artikel 30sexies".
Art.3. In het eerste lid van artikel 20, § 1, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
"3° een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij;";
2° de bepaling onder 4° wordt ingevoegd, luidende:
"4° een pleegkind; onder `pleegkind' wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan elk kind dat op dat ogenblik in het gezin van de ambtenaar is geplaatst door de rechtbank, door een door een gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, door de diensten van "l'Aide à la Jeunesse", door het Comité Bijzondere Jeugdbijstand of door de "Jugendhilfedienst".".
Art.4. In artikel 34, paragraaf 1, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° In het eerste lid, worden de woorden "bij de geboorte of bij de adoptie van zijn kind of bij de plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg" vervangen door de woorden "bij de geboorte of bij de adoptie van zijn kind";
2° in het derde lid, wordt de bepaling onder het derde streepje opgeheven;
3° in het vierde lid, worden de woorden "of dat ten minste 9 punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag" ingevoegd tussen de woorden "betreffende de kinderbijslag" en de woorden ", is er geen leeftijdsgrens".
Art.5. Het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 november 2011, wordt vervangen als volgt:
"Hoofdstuk VI.- Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof en pleegzorgverlof ".
Art.6. Artikel 36 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 2017, wordt vervangen als volgt:
"Art.36.- § 1.- Een adoptieverlof wordt toegestaan gedurende een periode van maximum zes weken. aan de ambtenaar die een minderjarig kind adopteert.
Het adoptieverlof van zes weken per adoptieouder wordt als volgt opgetrokken voor de adoptieouder of voor beide adoptieouders samen:
1° met twee weken vanaf 1 januari 2021;
2° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
3° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
4° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
In geval van twee adoptieouders worden deze bijkomende weken onderling tussen hen verdeeld.
Het tweede lid is enkel van toepassing op aanvragen gebeurd overeenkomstig paragraaf 2 vanaf de inwerkingtreding van de betrokken optrekking en voor zover het adoptieverlof ten vroegste aanvangt vanaf diezelfde datum van inwerkingtreding.
Het verlof kan worden gesplitst in weken en dient te worden genomen uiterlijk binnen de zeven maanden na de opname van het kind in het gezin van de ambtenaar. In het kader van een interlandelijke adoptie kan de ambtenaar op zijn vraag ten hoogste vier weken van dit verlof opnemen vooraleer het kind effectief in het gezin wordt opgenomen om de daadwerkelijke opvang van kind in zijn gezin voor te bereiden.
§ 2.- De ambtenaar die het verlof wenst te genieten bij toepassing van dit artikel deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan. De mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
De ambtenaar dient de volgende documenten voor te leggen:
1° een attest, uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap, waarin de toewijzing van het kind aan de ambtenaar wordt bevestigd, om het verlof van ten hoogste vier weken te verkrijgen vooraleer het kind wordt opgenomen in het gezin;
2° een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister bevestigt om het resterend verlof te kunnen opnemen;
3° een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van de bijkomende weken adoptieverlof tussen de twee adoptieouders of de toewijzing van deze weken aan de enige adoptieouder die van dit verlof gebruik maakt, vastlegt. Deze verklaring op eer is enkel nodig als het adoptiegezin bestaat uit twee adoptieouders.
§ 3.- De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld, wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag of dat ten minste 9 punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.
De maximumduur van het adoptieverlof wordt met twee weken per adoptieouder verlengd bij de gelijktijdige adoptie van meerdere minderjarige kinderen.
De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met twee weken, wanneer de ambtenaar voor hetzelfde kind een omstandigheidsverlof in toepassing van artikel 15, eerste lid, 2°, of een geboorteverlof in toepassing van artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten heeft genoten.
De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel 36bis dat de ambtenaar reeds heeft genoten voor hetzelfde kind.".
Art.7. In artikel 36bis van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit 12 oktober 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "of die een minderjarige opneemt in zijn gezin ingevolge een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin" opgeheven;
2° het derde lid wordt aangevuld met de woorden "of dat ten minste 9 punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag".
Art.8. In hetzelfde besluit wordt een artikel 36quater ingevoegd, luidende:
"art.36quater.- § 1.- Onverminderd artikel 36ter, heeft de ambtenaar die is aangesteld als pleegouder door de rechtbank, door een door een gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, door de diensten van "l'Aide à la Jeunesse", door het Comité Bijzondere Jeugdbijstand of door de "Jugendhilfedienst" en die naar aanleiding een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, met het oog op de zorg voor dit kind, eenmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum zes weken.
Indien de ambtenaar ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken pleegouderverlof op te nemen, dient het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen.
Het pleegouderverlof van zes weken per ouder wordt als volgt opgetrokken voor de pleegouder of voor beide pleegouders samen:
1° met twee weken vanaf 1 januari 2021;
2° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
3° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
4° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
Het derde lid is enkel van toepassing op aanvragen gebeurd overeenkomstig paragraaf 3 vanaf de inwerkingtreding van de betrokken optrekking en voor zover het pleegouderverlof ten vroegste aanvangt vanaf diezelfde datum van inwerkingtreding.
Indien het pleeggezin bestaat uit twee personen, die beiden zijn aangesteld als pleegouder van het kind, worden de bijkomende weken bedoeld in het derde lid onderling tussen hen verdeeld.
§ 2.- Voor de toepassing van dit artikel wordt onder langdurige pleegzorg verstaan: pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouder of dezelfde pleegouders zal verblijven.
§ 3.- Om het recht op pleegouderverlof te kunnen uitoefenen, moet dit verlof een aanvang nemen binnen twaalf maanden volgend op de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin van de ambtenaar in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij zijn verblijfplaats heeft.
De ambtenaar die het verlof wenst te genieten bij toepassing van dit artikel deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan. De mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
De ambtenaar dient, ten laatste bij de aanvang van het pleegouderverlof, de volgende documenten voor te leggen:
1° de documenten ter staving van de gebeurtenis die het recht op pleegouderverlof doet ontstaan;
2° een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van de bijkomende weken pleegouderverlof tussen de twee pleegouders of de toewijzing van deze weken aan de enige pleegouder die van dit verlof gebruik maakt, vastlegt. Deze verklaring op eer is enkel nodig als het pleeggezin bestaat uit twee pleegouders.
§ 4.- De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld, wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag of dat ten minste 9 punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per pleegouder verlengd ingeval van gelijktijdig onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel 36bis dat de ambtenaar reeds heeft genoten voor hetzelfde kind.".
Art.9. In artikel 37, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 2011, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
"art.37.- Het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegzorgverlof en het pleegouderverlof worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.".
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector
Art.10. In artikel 5, derde lid, van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, wordt de bepaling onder het derde streepje vervangen als volgt:
"- adoptieverlof, opvangverlof en pleegouderverlof;".
Art.11. In artikel 10, derde lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 2017, wordt de bepaling onder het tweede streepje vervangen als volgt:
"- adoptieverlof, opvangverlof en pleegouderverlof;".
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
Art.12. Artikel 13, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, wordt aangevuld met de bepalingen onder 5°, 6°, 7° en 8°, luidende:
"5° indien de contractueel het geboorteverlof geniet dat geregeld is door artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten na 1 juli 2002;
6° indien de contractueel het adoptieverlof geniet dat geregeld is door artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten na 1 juli 2002;
7° indien de contractueel het pleegzorgverlof geniet dat geregeld is door artikel 30quater van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten na 8 mei 2007;
8° indien de contractueel het pleegouderverlof geniet dat geregeld is door artikel 30sexies van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten na 1 januari 2019.".
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021.
Artikel 3 is enkel van toepassing op de ziekte en ongevallen die zich voordoen op 1 januari 2021 of erna.
Artikel 6 en 8 zijn enkel van toepassing op aanvragen die worden ingediend vanaf 1 januari 2021 en voor zover het verlof ten vroegste aanvangt vanaf 1 januari 2021.
Voor de aanvragen van het adoptieverlof na 1 januari 2021 begint de termijn van zeven maanden vermeld in artikel 6 pas te lopen op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 14. De minister bevoegd voor ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.