8 JANUARI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art. 1-24
Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° er wordt een punt 5° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"5° /1 internationaal docent: een persoon met ten minste kwalificatieniveau 7 die onderwijsactiviteiten uitvoert in een erkende hoger onderwijsinstelling;";
2° punt 13° wordt opgeheven;
3° in punt 21° wordt tussen de zinsnede "titel I, hoofdstuk III" en het woord "van" de zinsnede "of titel II," ingevoegd.
Art.2. In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
" § 1. Een arbeidsvergunning en een arbeidskaart worden uitgereikt voor de tewerkstelling van de onderdaan van een derde land die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij wordt toegelaten tot arbeid voor een aaneengesloten periode van maximaal negentig dagen, of voor een periode van maximaal negentig dagen binnen een periode van honderdtachtig dagen, berekend conform artikel 6, tweede en derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
2° hij wordt toegelaten tot arbeid voor een bepaalde duur als grensarbeider;
3° hij wordt toegelaten als au pair op grond van hoofdstuk VI, afdeling 2, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder grensarbeider: de werknemer die op het grondgebied van het Vlaamse Gewest werkt, maar die zijn verblijfplaats heeft op het grondgebied van een aangrenzend land en daarheen in principe dagelijks of ten minste een keer per week terugkeert.
De bepalingen van hoofdstuk 10 zijn van toepassing op de aanvragen van toelating tot arbeid als vermeld in het eerste lid.".
Art.3. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
"1° kan wie toegelaten is tot arbeid op grond van artikel 17, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 6° of 11°, bijkomend activiteiten als internationaal docent uitvoeren;";
2° aan de bestaande tekst, die paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 2. De werkgever of de gebruiker heeft een maatschappelijke zetel of een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest.
In afwijking van het eerste lid kan een toelating tot arbeid afgeleverd worden voor prestaties onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid, overeenkomstig artikel 3 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.".
Art.4. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "en op voorwaarde dat de vreemdeling wettig op het Belgisch grondgebied verblijft" vervangen door de zinsnede "op voorwaarde dat de werknemer voldoet aan artikel 61/25-2, § 2 van de wet van 15 december 1980";
2° in het eerste lid wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"3° voor de tewerkstelling van de buitenlandse onderdanen, vermeld in artikel 18, § 2.";
3° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede "4°, " opgeheven;
2° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Bij detachering wordt de toelating tot arbeid beperkt tot de geldigheidsduur van het document, vermeld in artikel 44, eerste lid, 2°. ";
3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in hetzelfde beroep" opgeheven;
4° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven.
Art.6. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Gedurende de geldigheid van de toelating tot arbeid van bepaalde duur verwittigt de werkgever de bevoegde overheid:
1° ingeval van verbreking van de arbeidsovereenkomst;
2° bij elke betekenisvolle wijziging van de arbeidsvoorwaarden die gevolgen kan hebben op de geldigheid van de toelating.
De bevoegde overheid deelt de werkgever mee of een nieuwe toelating tot arbeid aangevraagd moet worden, en doet dit uiterlijk 15 dagen na de melding bedoeld in het eerste lid, 2°. ".
Art.7. Aan artikel 11 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden een paragraaf 2 en een paragraaf 3 toegevoegd, die luiden als volgt:
" § 2. De aanvraag tot hernieuwing of wijziging wordt beoordeeld op basis van de criteria, vermeld in hoofdstuk 6.
In afwijking van het eerste lid worden de voorwaarden, vermeld in artikel 18, § 1, eerste lid, vermoed vervuld te zijn als de hernieuwing van de toelating tot arbeid, aangevraagd door dezelfde werkgever, betrekking heeft op dezelfde functie als de functie waarvoor de lopende toelating op basis van artikel 18 werd afgeleverd.
§ 3. De toelating tot arbeid die in kader van een hernieuwing afgeleverd wordt, neemt aanvang vóór het einde van het wettig verblijf van de betrokken werknemer, dat is toegekend conform artikel 36, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018.".
Art.8. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 12. § 1. De toelating tot arbeid wordt geweigerd als:
1° de aanvraag onvolledige, onjuiste, vervalste of onrechtmatig verkregen gegevens, verklaringen of onrechtmatig verrichte aanpassingen bevat;
2° de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 4, artikel 4/1 of artikel 5 van de wet van 30 april 1999, of in de uitvoeringsbesluiten niet zijn vervuld;
3° de werkgever of de gastentiteit de wettelijke en de reglementaire verplichtingen voor de tewerkstelling van werknemers niet naleeft, met inbegrip van de loon- en andere arbeidsvoorwaarden die voor de tewerkstelling gelden;
4° de tewerkstelling strijdig is met de openbare orde of de openbare veiligheid, met de wetten en reglementen, of met de internationale overeenkomsten en akkoorden over de indienstneming en de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
5° aan de tewerkstelling geen inkomsten verbonden zijn die de werknemer in staat stellen te voorzien in zijn behoeften of in die van zijn gezin;
6° de onderneming of de gastentiteit is opgericht of opereert met als belangrijkste doel de binnenkomst van buitenlandse werknemers te vergemakkelijken, of geen economische of maatschappelijke activiteiten uitvoert;
7° de werkgever gedurende een periode van zes maanden voorafgaand aan de aanvraag een volledige betrekking heeft afgeschaft om de vacature die de werkgever met die aanvraag wil invullen, te creëren.
De weigeringsgrond, vermeld in het eerste lid, 5°, is niet van toepassing op aanvragen van personen als vermeld in artikel 17, eerste lid, 8°, 10°, 11° en 18°.
De weigeringsgrond, vermeld in het eerste lid, 7°, is niet van toepassing op aanvragen van personen als vermeld in artikel 17, eerste lid, 3°, 6° en 7°.
§ 2. De toelating tot arbeid kan geweigerd worden:
1° als tegen de werkgever of de gastentiteit gedurende een jaar voor de aanvraag een sanctie uitgesproken is op grond van een van de volgende bepalingen:
a) artikel 12/1, § 1, artikel 12/3, § 1, of artikel 12/4 van de wet van 30 april 1999;
b) artikel 13/5, artikel 13/6, § 2, § 4, of § 5, van het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004;
c) artikel 13/1 van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen;
d) artikel 175/1, § 1, artikel 181, § 1, of artikel 181/1 van het Sociaal Strafwetboek.
2° als de werkgever in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verkeert, het voorwerp uitmaakt van een procedure tot faillietverklaring, of een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd of verkregen;
3° om een ethische rekrutering te verzekeren in de sectoren die een tekort aan gekwalificeerde werknemers kennen in het land van oorsprong;
4° als gedurende een jaar voor de aanvraag een toelating tot arbeid voor dezelfde werknemer in dezelfde categorie geweigerd of ingetrokken werd, zonder dat de aanvrager nieuwe elementen kan laten gelden.
De weigeringsgrond, vermeld in het eerste lid, 3°, is enkel van toepassing op aanvragen van personen als vermeld in artikel 17, eerste lid, 3°.
Bij de beoordeling van de toelating tot arbeid wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval, de belangen van de buitenlandse werknemer, het economisch belang van de werkgever, en het evenredigheidsbeginsel.".
Art.9. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 13. § 1. De toelating tot arbeid wordt ingetrokken als:
1° voor de aanvraag gebruik gemaakt is van bedrieglijke praktijken, onvolledige, onjuiste of vervalste verklaringen, of onrechtmatig verkregen gegevens werden bezorgd of onrechtmatig aanpassingen werden verricht;
2° de onderneming of de gastentiteit is opgericht of opereert met als belangrijkste doel de binnenkomst van buitenlandse werknemers te vergemakkelijken, of geen economische of maatschappelijke activiteiten uitvoert;
3° de tewerkstelling strijdig is met de openbare orde of openbare veiligheid, met de wetten en reglementen, of met de internationale overeenkomsten en akkoorden over de indienstneming en tewerkstelling van werknemers van buitenlandse nationaliteit;
4° de werkgever of de gastentiteit de wettelijke en reglementaire verplichtingen voor de tewerkstelling van werknemers niet nakomt, met inbegrip van de loon- en andere arbeidsvoorwaarden die gelden voor de werknemers;
5° de werkgever, de gastentiteit of de werknemer zich niet houdt aan de voorwaarden die aan de toelating tot arbeid verbonden zijn.
§ 2. De toelating tot arbeid kan ingetrokken worden als:
1° tegen de werkgever of de gastentiteit een sanctie uitgesproken is op grond van een van de volgende bepalingen:
a) artikel 12/1, § 1, artikel 12/3, § 1, of artikel 12/4 van de wet van 30 april 1999;
b) artikel 13/5, artikel 13/6, § 2, § 4, of § 5, van het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004;
c) artikel 13/1 van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen;
d) artikel 175/1, § 1, artikel 181, § 1, of artikel 181/1 van het Sociaal Strafwetboek.
2° de werkgever in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verkeert, het voorwerp uitmaakt van een procedure tot faillietverklaring, of een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd of verkregen.
De intrekkingsgrond, vermeld in het eerste lid, 2°, is alleen van toepassing voor de tewerkstelling van een seizoenarbeider.
Bij de beoordeling van de intrekking wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval, de belangen van de buitenlandse werknemer, het economisch belang van de werkgever, en het evenredigheidsbeginsel.".
Art.10. In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt punt 2° opgeheven.
Art.11. In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, 4°, worden tussen de woorden "een opleiding" en de woorden "te volgen" de woorden "te geven of" ingevoegd;
2° in paragraaf 1, eerste lid, 7°, wordt tussen de woorden "die zich" en de woorden "naar België" het woord "tijdelijk" ingevoegd;
3° in paragraaf 1, eerste lid, 7°, wordt punt e) opgeheven;
4° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 3. Zijn van rechtswege toegelaten tot arbeid de onderzoekers of internationaal docenten die voor een periode van maximaal negentig dagen binnen elke periode van honderdtachtig dagen verbonden zijn aan een Belgische erkende onderzoeksinstelling.".
Art.12. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt punt 4° opgeheven;
2° in het eerste lid, 17°, worden tussen het woord "beroepsopleiding" en het woord "volgen" de woorden "geven of" ingevoegd;
3° in het eerste lid, 19°, worden tussen het woord "opleiding" en de woorden "te volgen" de woorden "te geven of" ingevoegd.
Art.13. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 1°, wordt tussen het woord "ze" en het woord "vier" het woord "er" ingevoegd;
2° in het eerste lid, 2°, wordt tussen het woord "ze" en het woord "twaalf" het woord "er" ingevoegd;
3° in het derde lid, 1°, wordt tussen de woorden "toegekend zijn" en het woord "voor" de zinsnede "op basis van artikel 2, § 1, 2°, of" ingevoegd.
Art.14. In artikel 33, 2°, van hetzelfde besluit wordt het woord "gastprofessor" vervangen door het woord "internationaal docent".
Art.15. In artikel 43 van het besluit wordt tussen de zinsnede "de wet van 15 december 1980," en het woord "bij" de zinsnede "en, in toepassing van artikel 7, de geldige verblijfstitel vermeld in artikel 61/25-2, § 2, eerste lid, van de wet van 15 december 1980" gevoegd.
Art.16. In artikel 45 van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
"1° een kopie van de arbeidsovereenkomst, vermeld in titel I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of van de arbeidsovereenkomst, vermeld in hoofdstuk II, afdeling 1, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, die beide partijen dagtekenen en ondertekenen, of het bewijs van aanstelling of, in geval van detachering, een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn werkgever die in het buitenland is gevestigd, in voorkomend geval met een vertaalde versie ervan;".
Art.17. In artikel 46, 1°, en 55, 2°, van hetzelfde besluit wordt tussen de zinsnede "de arbeidsovereenkomsten," en het woord "gedagtekend" de zinsnede "of van de arbeidsovereenkomst, vermeld in hoofdstuk II, afdeling 1, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers," ingevoegd.
Art.18. Artikel 47 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.19. In artikel 60 en 62 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een opleiding te" en het woord "volgen" de woorden "geven of te" ingevoegd.
Art.20. In artikel 63 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt tussen de zinsnede "de arbeidsovereenkomsten," en het woord "gedagtekend" de zinsnede "of van de arbeidsovereenkomst, vermeld in hoofdstuk II, afdeling 1, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruiker," ingevoegd;
2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De arbeidsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, kan geen arbeidsovereenkomst dienstencheques zijn als vermeld in hoofdstuk II, afdeling 2, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, en geen PWA-arbeidsovereenkomst als vermeld in artikelen 3 tot 6 van de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst.".
Art.21. In artikel 71 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "47," opgeheven.
Art.22. In artikel 76 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
"Het eerste lid is niet van toepassing op aanvragen van een toelating tot arbeid voor seizoenarbeiders als vermeld in hoofdstuk 8, afdeling 2.";
2° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede "4°, " opgeheven;
3° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de zinsnede "4°, " vervangen door de zinsnede "1°, " en wordt het woord "gasthoogleraren" vervangen door het woord "internationaal docenten";
4° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 3. De bezoldiging van de buitenlandse werknemer die met toepassing van artikel 8, § 1, tweede lid, toegelaten wordt tot arbeid voor een periode langer dan een jaar, wordt jaarlijks aangepast conform paragraaf 1, eerste lid, of artikel 17, eerste lid, 1° en 2°, artikel 21, 2°, of artikel 26, 4°. ".
Art.23. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2021, met uitzondering van artikel 14, dat in werking treedt op de dag van de inwerkingtreding van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018.
Art. 24. De Vlaamse minister, bevoegd voor werk, is belast met de uitvoering van dit besluit.