Details





Titel:

26 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 houdende vaststelling van bepaalde elementen van de procedure die dienen gevolgd te worden door de dienst van de Dienst Vreemdelingenzaken die belast is met het onderzoek van de asielaanvragen op basis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003000890 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 11 juli 2003 houdende vaststelling van bepaalde elementen van de procedure die dienen gevolgd te worden door de dienst van de Dienst Vreemdelingenzaken die belast is met het onderzoek van de asielaanvragen op basis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2013, wordt de titel van Hoofdstuk I vervangen als volgt:
  "Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen".

Art.2. Artikel 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Artikel 1. Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) en van de richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).".

Art.3. Artikel 1/1 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2013, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
  "4° de algemene verordening gegevensbescherming : de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).".

Art.4. In artikel 3 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :
  "2° de toepassing van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) en de gevolgen die daaruit kunnen voortvloeien met inbegrip van de beroepsmogelijkheden;"
  b) de bepaling onder 12° wordt vervangen als volgt :
  "12° het feit dat de persoonsgegevens van de asielzoeker door de asielinstanties worden verwerkt overeenkomstig de algemene verordening gegevensbescherming en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en dat zij deze persoonsgegevens kunnen uitwisselen, uitsluitend om hun verplichtingen die voortvloeien uit Europese of nationale regelgeving na te komen;" ;
  c) het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 14°, 15°, 16° en 17°, luidende:
  "14° de mogelijkheid om op afstand gehoord te worden, overeenkomstig artikel 7;
  15° de mededeling dat specifieke informatie over de modaliteiten van het gehoor op afstand zal worden meegedeeld bij het registreren van de asielaanvraag, overeenkomstig artikel 7;
  16° de mededeling dat de nodige maatregelen worden getroffen teneinde de vertrouwelijkheid van het gehoor, overeenkomstig artikel 8, te garanderen;
  17° de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het gehoor op afstand en de modaliteiten voor het indienen van een dergelijk bezwaar overeenkomstig artikel 7, § 3.".

Art.5. Artikel 7 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010, wordt hersteld als volgt:
  "Art. 7. § 1. De bevoegde dienst kan beslissen dat het gehoor op afstand wordt uitgevoerd.
  § 2. Wanneer zijn aanvraag overeenkomstig artikel 50, § 2, van de wet, geregistreerd wordt, wordt de verzoeker om internationale bescherming, in een taal die hij begrijpt of waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat hij deze begrijpt, geïnformeerd over het feit dat het gehoor op afstand kan worden uitgevoerd, de modaliteiten van het gehoor op afstand, de maatregelen die worden genomen om de vertrouwelijkheid van het gehoor te garanderen en de mogelijkheid om een bezwaar tegen het gehoor op afstand te indienen.
  § 3. De bezwaren tegen de mogelijkheid om het gehoor op afstand uit te voeren, moeten worden meegedeeld bij het registreren van het verzoek om internationale bescherming.
  § 4. Indien de redenen voor het in paragraaf 3 bedoelde bezwaar gegrond zijn, gaat de bevoegde dienst na of het gehoor in aanwezigheid van één van zijn ambtenaren kan plaatsvinden dan wel of een nieuwe gehoordatum dient te worden vastgelegd.
  § 5. Indien het gehoor op afstand plaatsvindt, is het lokaal, waarin de verzoeker om internationale bescherming zich bevindt, in overeenstemming met de maatregelen die genomen worden om het respect voor de vertrouwelijkheid van het gehoor te verzekeren.
  § 6. Indien de ambtenaar van de bevoegde dienst aan het begin of tijdens het gehoor op afstand vaststelt dat het niet aangewezen is om het gehoor op afstand te voeren, wordt het gehoor verdergezet in aanwezigheid van een andere ambtenaar van de bevoegde dienst of wordt de verzoeker om internationale bescherming opgeroepen op een latere datum.".

Art.6. Artikel 8, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010, wordt aangevuld met een zin, luidende :
  "Er mag geen geluidsopname of audiovisuele opname van het gehoor worden gemaakt.".

Art.7. Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010, wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "Wanneer het gehoor op afstand wordt gevoerd, wordt aan de persoon die het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent, of desgevallend de voogdij op basis van de nationale wet van de minderjarige of de bijzondere voogdij, voorzien door de Belgische wet, de mogelijkheid geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten.".

Art.8. Artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 augustus 2010, wordt aangevuld met een tiende streepje, luidende
  "- in voorkomend geval, de vermelding dat het gehoor op afstand wordt gevoerd, wie zich in dezelfde ruimte als de verzoeker bevindt en een beschrijving van de storingen die in de loop van het gehoor op afstand hebben plaatsgevonden.".

Art. 9. De minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.