7 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 2018 betreffende de registratie van de dienstenverleners aan vennootschappen
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 3, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 11 oktober 2018 betreffende de registratie van dienstenverleners aan vennootschappen wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende:
"3° in voorkomend geval, de vestigingseenheidsnummers van de vestigingseenheden waar de diensten bedoeld in artikel 3, 1°, b) en c), van de wet uitgevoerd zullen worden.".
Art.2. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepalingen onder 7° en 8°, luidende:
"7° het adres en het vestigingseenheidsnummer van de vestigingseenheden bedoeld in artikel 3, § 3, eerste lid, 3° ;
8° de diensten waarvoor de registratie aangevraagd werd.".
Art.3. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk 4 vervangen als volgt:
"Hoofdstuk 4. - Procedures van opheffing en van intrekking van de registratie".
Art.4. In hoofdstuk 4 van hetzelfde besluit wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 5/1. Wanneer een dienstenverlener aan vennootschappen, geregistreerd overeenkomstig artikel 6, §§ 1 tot en met 4, van de wet, de opheffing van zijn registratie wenst, brengt hij de Algemene Directie K.M.O.-Beleid van de FOD Economie daarvan op de hoogte, legt hij de reden van die aanvraag uit en vermeldt hij de datum vanaf wanneer hij de opheffing wenst.
De registratie van de dienstenverlener aan vennootschappen wordt opgeheven op voorwaarde dat hij op het ogenblik waarop de opheffing ingaat, de activiteiten bedoeld in artikel 3, 1°, van de wet heeft stopgezet. De Algemene Directie K.M.O.-Beleid van de FOD Economie brengt de aanvrager op de hoogte. De opheffing gaat in op de datum vermeld in de beslissing.
Indien een dienstenverlener aan vennootschappen om de opheffing verzoekt terwijl een intrekkingsprocedure als bedoeld in artikel 6 tegen hem is ingeleid, kan tot die opheffing worden overgegaan. Deze opheffing houdt evenwel een verbod voor de betrokken persoon in om opnieuw een aanvraag tot registratie als dienstenverlener aan vennootschappen in te dienen gedurende een periode van zes maanden vanaf de dag van de opheffing.".
Art.5. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3 worden de woorden "of zijn gedelegeerde" ingevoegd tussen de woorden "De minister" en de woorden "beschikt over een termijn";
2° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 4 en 5, luidende:
" § 4. De persoon van wie de inschrijving werd ingetrokken, kan pas na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum van kennisgeving van de intrekking, een nieuwe aanvraag tot registratie indienen.
§ 5. De intrekkingsprocedure kan worden onderbroken indien de betrokkene zich opnieuw in regel stelt met de wettelijke en reglementaire vereisten die voorafgaan aan de beslissing tot intrekking.
Die inregelstelling staat niet de toepassing in de weg van artikel 11 van de wet dat kan toegepast worden van bij de vaststelling van de tekortkomingen noch van maatregelen of sancties uitgesproken in het kader van een gerechtelijke procedure.
Bovendien kan de procedure tot intrekking worden voortgezet, zelfs indien de onderneming zich tijdens de procedure in regel stelt, met name wanneer wordt vastgesteld:
ofwel dat de informatie bedoeld in artikel 6, §§ 2 tot 4, van de wet niet correct is en dat er ernstige aanwijzingen zijn dat die informatie bewust als niet correct werd doorgegeven;
ofwel dat de vastgestelde onregelmatigheden betrekking hebben op de voorwaarden bedoeld in artikel 6, § 4, van de wet.
De minister of zijn gedelegeerde kunnen tijdens het verloop van de procedure ordemaatregelen nemen zoals het verbod om nieuwe klanten te aanvaarden zolang de dienstenverlener aan vennootschappen zich niet in regel stelt met alle wettelijke en reglementaire voorwaarden.".
Art. 6. De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.