11 OKTOBER 2018. - Koninklijk besluit betreffende de registratie van de dienstenverleners aan vennootschappen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-10-2018 en tekstbijwerking tot 07-12-2021)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Indienen van de aanvraag
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - De behandeling van de aanvraag en de vermelding van de registratie
Art. 4-5
HOOFDSTUK 4. [1 - Procedures van opheffing en van intrekking van de registratie]1
Art. 5/1, 6
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 7-8
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de wet : de wet van 29 maart 2018 tot registratie van de dienstenverleners aan vennootschappen;
2° de minister : de minister bevoegd voor Middenstand;
3° de beroepskaart : de beroepskaart afgeleverd in uitvoering van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen.
HOOFDSTUK 2. - Indienen van de aanvraag
Art.2. Elke natuurlijke of rechtspersoon die zich wenst te registreren om één of meerdere van de diensten van dienstenverleners aan vennootschappen, bedoeld in artikel 3, 1°, van de wet, te verlenen, dient zijn aanvraag in bij de Algemene Directie K.M.O.-beleid van de FOD Economie. De aanvrager voegt bij zijn aanvraag de documenten en informatie die aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden van de wet.
De FOD Economie stelt op zijn website een formulier ter beschikking dat kan worden gebruikt om de aanvraag in te dienen.
Art.3.§ 1. Voor een onderneming natuurlijk persoon zijn de volgende inlichtingen en documenten vereist :
1° de dienst(en) waarvoor de registratie gevraagd wordt;
2° zijn ondernemingsnummer dat toelaat de hoedanigheid vast te stellen waaronder zij ingeschreven is in de Kruispuntbank van Ondernemingen voor de uitoefening van haar beroepsactiviteit of -activiteiten;
3° een document dat gelijkwaardig is aan het uittreksel uit het Strafregister, niet ouder dan zes maanden, dat aantoont dat de natuurlijke persoon niet onder één van de gevallen bedoeld in artikel 6, § 2, 2° tot en met 4°, van de wet valt, wanneer hij geen rijksregisternummer of identificatienummer heeft zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
4° indien de natuurlijke persoon over een beroepskaart moet beschikken, een kopie hiervan.
§ 2. Voor een onderneming rechtspersoon zijn de volgende informatie en documenten vereist :
1° de dienst(en) waarvoor de registratie gevraagd wordt;
2° de naam, de voornaam of voornamen en de hoedanigheid van de natuurlijke persoon die de aanvraag in naam van de rechtspersoon indient;
3° het ondernemingsnummer dat toelaat de hoedanigheid vast te stellen waaronder de rechtspersoon ingeschreven is in de Kruispuntbank van Ondernemingen voor de uitoefening van zijn beroepsactiviteit of -activiteiten;
4° de lijst van de effectieve leiders die niet vermeld zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen, alsook de lijst van alle uiteindelijke begunstigden van de rechtspersoon. Indien deze personen rechtspersonen zijn, vermelden de lijsten hun ondernemingsnummer en hun maatschappelijke naam. Indien deze personen natuurlijke personen zijn, vermelden de lijsten hun naam en voornamen evenals, voor de effectieve leiders, hun functie in de rechtspersoon en :
a) hetzij het rijksregisternummer van deze personen;
b) hetzij hun identificatienummer bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
c) hetzij, bij gebrek aan a) of b), hun nationaliteit en hun geboorteplaats en -datum;
5° een document gelijkwaardig aan een uittreksel uit het Strafregister, niet ouder dan zes maanden, voor alle leden van het wettelijke bestuursorgaan, alle personen belast met de effectieve leiding en alle uiteindelijke begunstigden van de rechtspersoon, dat aantoont dat geen van deze personen onder één van de gevallen bedoeld in artikel 6, § 3, 2° tot en met 4°, van de wet valt, wanneer deze personen geen rijkregisternummer of identificatienummer hebben zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
6° een kopie van de beroepskaart van alle leden van het wettelijke bestuursorgaan, alle personen belast met de effectieve leiding en alle uiteindelijke begunstigden van de rechtspersoon die over deze kaart moeten beschikken.
§ 3. De volgende documenten zijn eveneens vereist wanneer de natuurlijke of rechtspersoon zijn registratie vraagt voor een of meerdere diensten bedoeld in artikel 3, 1°, b) en c), van de wet :
1° de gegevens uit de registers van de Federale Overheidsdienst Financiën die toelaten vast te stellen dat de persoon de lokalen die ter beschikking worden gesteld van de klanten, op wettige wijze mag betrekken;
2° een kopie van de standaardovereenkomst die de persoon door zijn klanten laat ondertekenen in het kader van de terbeschikkingstelling van de lokalen bedoeld in 1°;
[1 3° in voorkomend geval, de vestigingseenheidsnummers van de vestigingseenheden waar de diensten bedoeld in artikel 3, 1°, b) en c), van de wet uitgevoerd zullen worden.]1
De overeenkomst bedoeld in het eerste lid, 2°, vermeldt de lokalen en de uitrusting die ter beschikking worden gesteld en laat toe vast te stellen dat de klant over de nodige lokalen en de nodige uitrusting beschikt om de beroepsactiviteiten uit te oefenen, waaronder ten minste :
1° in functie van de beroepsactiviteit die ter plaatse wordt uitgeoefend, één of meerdere burelen of lokalen, elk uitgerust met meubilair dat toelaat hun respectievelijke functie te vervullen en, in voorkomend geval, een systeem dat de beveiligde archivering van documenten verzekert;
2° een ICT-infrastructuur die een toegang tot het internet toelaat;
3° individueel of gemeenschappelijk informaticamateriaal waaronder ten minste een printer, een fotokopieerapparaat en een scanner, of een multifunctioneel toestel dat deze functionaliteiten waarborgt, alsook de verbruiksgoederen die hun gebruik toelaten;
4° een receptie of onthaal georganiseerd volgens de modaliteiten en uurroosters bepaald in de overeenkomst.
§ 4. Onverminderd artikel 8 van de wet, bezorgt de geregistreerde rechtspersoon onverwijld de vereiste documenten in uitvoering van § 2, 4°, 5° en 6° aan de Algemene Directie K.M.O.-beleid van de FOD Economie wanneer een persoon de hoedanigheid bekomt van zaakvoerder, bestuurder, effectief leider of uiteindelijke begunstigde.
----------
(1)<KB 2021-11-07/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-12-2021>
HOOFDSTUK 3. - De behandeling van de aanvraag en de vermelding van de registratie
Art.4. § 1. De termijnen bedoeld in artikel 6 van de wet vangen aan op de dag van ontvangst van de aanvraag door de Algemene Directie K.M.O.-beleid. Deze stuurt de aanvrager binnen de vijf dagen na ontvangst van de aanvraag een ontvangstbevestiging.
§ 2. Indien een aanvraag onvolledig is, beschikt de Algemene Directie K.M.O.-beleid over een termijn van dertig dagen na ontvangst van de aanvraag om de aanvrager uit te nodigen om zijn aanvraag aan te vullen. De aanvrager beschikt daartoe over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de uitnodiging om de aanvraag aan te vullen. Er wordt een herinnering naar de aanvrager verstuurd indien wordt vastgesteld dat het dossier niet aangevuld werd binnen deze termijn van dertig dagen. De aanvrager beschikt over een nieuwe termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de herinnering om zijn aanvraag aan te vullen. Na het verlopen van deze termijn wordt de aanvraag tot registratie geweigerd.
Wanneer het dossier volledig is, beslist de Algemene Directie K.M.O.-beleid over de aanvraag binnen de termijn bedoeld in artikel 6 van de wet. In het kader van het onderzoek van de aanvraag consulteert de Algemene Directie K.M.O.-beleid de informatie in het Strafregister die de Federale Overheidsdienst Justitie haar bezorgt. De aanvrager wordt daarvan op de hoogte gebracht bij het verzenden van de ontvangstbevestiging bedoeld in de eerste paragraaf.
§ 3. De aanvrager wordt binnen de termijn bedoeld in artikel 6 van de wet op de hoogte gebracht van de beslissing om hem de registratie toe te kennen of te weigeren en in voorkomend geval van de redenen van de weigering.
De aanvrager van wie de aanvraag werd geweigerd, kan slechts een nieuwe aanvraag indienen na afloop van een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de weigering.
Art.5.De lijst van geregistreerde dienstenverleners aan vennootschappen, overeenkomstig artikel 7, eerste lid, van de wet, te raadplegen op de website van de FOD Economie, bevat voor elke natuurlijke of rechtspersoon de volgende gegevens :
1° het ondernemingsnummer;
2° de naam of de maatschappelijke naam van de onderneming;
3° het volledig adres of de maatschappelijke zetel van de onderneming;
4° het type onderneming : onderneming natuurlijk persoon of rechtspersoon;
5° de contactgegevens van de onderneming, namelijk haar telefoonnummer, e-mailadres en website;
6° de begindatum van de registratie;
[1 7° het adres en het vestigingseenheidsnummer van de vestigingseenheden bedoeld in artikel 3, § 3, eerste lid, 3° ;
8° de diensten waarvoor de registratie aangevraagd werd.]1
----------
(1)<KB 2021-11-07/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-12-2021>
HOOFDSTUK 4. [1 - Procedures van opheffing en van intrekking van de registratie]1
----------
(1)
Art.5/1. [1 Wanneer een dienstenverlener aan vennootschappen, geregistreerd overeenkomstig artikel 6, §§ 1 tot en met 4, van de wet, de opheffing van zijn registratie wenst, brengt hij de Algemene Directie K.M.O.-Beleid van de FOD Economie daarvan op de hoogte, legt hij de reden van die aanvraag uit en vermeldt hij de datum vanaf wanneer hij de opheffing wenst.
De registratie van de dienstenverlener aan vennootschappen wordt opgeheven op voorwaarde dat hij op het ogenblik waarop de opheffing ingaat, de activiteiten bedoeld in artikel 3, 1°, van de wet heeft stopgezet. De Algemene Directie K.M.O.-Beleid van de FOD Economie brengt de aanvrager op de hoogte. De opheffing gaat in op de datum vermeld in de beslissing.
Indien een dienstenverlener aan vennootschappen om de opheffing verzoekt terwijl een intrekkingsprocedure als bedoeld in artikel 6 tegen hem is ingeleid, kan tot die opheffing worden overgegaan. Deze opheffing houdt evenwel een verbod voor de betrokken persoon in om opnieuw een aanvraag tot registratie als dienstenverlener aan vennootschappen in te dienen gedurende een periode van zes maanden vanaf de dag van de opheffing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-07/07, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 17-12-2021>
Art.6.§ 1. Wanneer de minister of zijn gedelegeerde op basis van de informatie die hem meegedeeld werd, oordeelt dat de dienstenverlener aan vennootschappen niet meer aan de registratievoorwaarden voldoet en dat de registratie moet ingetrokken worden, brengt hij betrokkene op de hoogte van de vastgestelde feiten en deelt hem mee dat de intrekking van de registratie wordt overwogen.
§ 2. De betrokkene beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de zending bedoeld in paragraaf 1 om zijn verweermiddelen naar de minister of zijn gedelegeerde te verzenden.
Naar aanleiding hiervan kan hij daarenboven vragen om gehoord te worden door de minister of zijn gedelegeerde, eventueel vergezeld door een raadsman van zijn keuze. Deze hoorzitting vindt plaats binnen de zestig dagen te rekenen vanaf de dag na ontvangst van de aanvraag tot hoorzitting.
§ 3. De minister [1 of zijn gedelegeerde]1 beschikt over een termijn van zestig dagen vanaf de hoorzitting bedoeld in paragraaf 2, tweede lid of, bij gebreke aan een hoorzitting, van negentig dagen vanaf de kennisgeving bedoeld in paragraaf 1, om zijn beslissing te nemen en betrokkene hiervan op de hoogte te brengen.
[1 § 4. De persoon van wie de inschrijving werd ingetrokken, kan pas na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum van kennisgeving van de intrekking, een nieuwe aanvraag tot registratie indienen.
§ 5. De intrekkingsprocedure kan worden onderbroken indien de betrokkene zich opnieuw in regel stelt met de wettelijke en reglementaire vereisten die voorafgaan aan de beslissing tot intrekking.
Die inregelstelling staat niet de toepassing in de weg van artikel 11 van de wet dat kan toegepast worden van bij de vaststelling van de tekortkomingen noch van maatregelen of sancties uitgesproken in het kader van een gerechtelijke procedure.
Bovendien kan de procedure tot intrekking worden voortgezet, zelfs indien de onderneming zich tijdens de procedure in regel stelt, met name wanneer wordt vastgesteld:
ofwel dat de informatie bedoeld in artikel 6, §§ 2 tot 4, van de wet niet correct is en dat er ernstige aanwijzingen zijn dat die informatie bewust als niet correct werd doorgegeven;
ofwel dat de vastgestelde onregelmatigheden betrekking hebben op de voorwaarden bedoeld in artikel 6, § 4, van de wet.
De minister of zijn gedelegeerde kunnen tijdens het verloop van de procedure ordemaatregelen nemen zoals het verbod om nieuwe klanten te aanvaarden zolang de dienstenverlener aan vennootschappen zich niet in regel stelt met alle wettelijke en reglementaire voorwaarden.]1
----------
(1)<KB 2021-11-07/07, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 17-12-2021>
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.7. Dit koninklijk besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2018.
Art. 8. De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.