Details





Titel:

30 JULI 2021. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, aangaande de elektronische communicatie van procedurestukken en het aanpassen van de bestaande louter schriftelijke procedure bij Raad voor Vreemdelingenbetwistingen



Inhoudstafel:

Hoofdstuk 1. - Algemene bepaling
Art. 1
Hoofdstuk 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 2-10
Hoofdstuk 3. - Overgangsbepaling
Art. 11
Hoofdstuk 4. - Inwerkingtreding
Art. 12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1980121550 



Uitvoeringsbesluit(en):

2021033463 



Artikels:

Hoofdstuk 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Hoofdstuk 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.2. In artikel 39/57-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 29 december 2010 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "of bij fax" en de tweede zin, die aanvangt met de woorden "Indien een partij woonplaats heeft gekozen" en die eindigt met de woorden "ander elektronisch adres hiertoe heeft opgegeven." opgeheven;
  2° paragraaf 1, derde lid, wordt opgeheven;
  3° in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden "per fax," opgeheven;
  4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende:
  " § 2. Alle processtukken worden aan de Raad toegezonden op een bij koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalde wijze. Het koninklijk besluit voorziet hierbij onder meer een wijze van elektronische verzending, waarbij de vertrouwelijkheid en effectiviteit van de communicatie worden verzekerd.".

Art.3. In artikel 39/58, vierde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 mei 2013, worden de woorden "bij aangetekende zending", vervangen door de woorden "op de wijze als bepaald in artikel 39/57-1, § 2,".

Art.4. In artikel 39/68-3, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 2 december 2015, worden de woorden "artikel 39/73, § 2, of 39/74." vervangen door de woorden "artikel 39/73, § 2, 39/73-2, § 3, of 39/74.".

Art.5. In artikel 39/69, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 april 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde lid worden de bepalingen onder 7° opgeheven;
  2° in het vierde lid wordt het woord "7°, " opgeheven.

Art.6. In artikel 39/72, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2017, wordt het tweede lid opgeheven.

Art.7. In dezelfde wet wordt een artikel 39/73-2 ingevoegd, luidende:
  " § 1. Elke partij kan de Raad verzoeken om gebruik te maken van een louter schriftelijke procedure in, naar gelang van het geval, het verzoekschrift, de nota met opmerkingen, de kennisgeving dat zij geen synthesememorie wenst neer te leggen of de synthesememorie.
  Bij toepassing van het eerste lid vermeldt het opschrift van het procedurestuk ook "verzoek tot behandeling via een louter schriftelijke procedure".
  § 2. De griffie stelt de tegenpartij onverwijld op de hoogte van het verzoek tot behandeling via een louter schriftelijke procedure op het zelfde ogenblik dat zij, al naar gelang het geval, een kopie overmaakt van het verzoekschrift, van de nota met opmerkingen, van de kennisgeving dat de verzoekende partij geen synthesememorie zal neerleggen of van de synthesememorie. Indien de tegenpartij binnen de vijftien dagen na de verzending door de griffie geen bezwaar maakt tegen het verzoek tot behandeling via een louter schriftelijke procedure, wordt zij geacht hiermee in te stemmen. In dat geval onderzoekt de kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter het beroep bij voorrang en doet hij uitspraak op grond van het administratieve dossier en de procedurestukken, tenzij hij het nodig acht de mondelinge opmerkingen van de partijen te horen, in welk geval artikel 39/74 wordt toegepast.
  § 3. Wanneer de kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter instemt met het verzoek tot het gebruik van een louter schriftelijke procedure, stelt hij de partijen hiervan in kennis en stelt hij, bij beschikking, de datum vast waarop de debatten worden gesloten. Deze datum ligt minstens acht dagen na de datum van verzending van de beschikking. Partijen kunnen tot op de dag van het sluiten van de debatten een pleitnota indienen.
  Indien er een pleitnota wordt ingediend, brengt de griffie deze onverwijld ter kennis aan de tegenpartij. In dit geval wordt het arrest niet eerder gewezen dan acht dagen na de sluiting van de debatten.".

Art.8. In dezelfde wet wordt een artikel 39/73-3 ingevoegd, luidende:
  " § 1. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden het houden van een zitting, op aanzienlijke wijze beperken, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepalen dat gedurende een door Hem vastgestelde periode, die niet langer is dan zes maanden, verlengbaar op dezelfde wijze, de mogelijkheid om te vragen om te worden gehoord, ingevolge een beschikking als bedoeld in artikel 39/73, § 2, vervangen wordt door de mogelijkheid om een pleitnota over te maken.
  § 2. Indien geen der partijen een pleitnota heeft overgemaakt binnen de vijftien dagen volgend op de verzending van de beschikking, dan worden zij geacht in te stemmen met de in de beschikking opgenomen grond en wordt naargelang het geval het beroep ingewilligd of verworpen.
  § 3. Indien één der partijen een pleitnota heeft overgemaakt binnen de vijftien dagen volgend op de verzending van de beschikking, dan neemt de kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter deze mee in overweging en doet hij onverwijld uitspraak of beveelt hij de heropening van de debatten.
  In het geval hij de heropening van de debatten beveelt, nodigt hij de partij die geen pleitnota heeft ingediend uit er één neer te leggen binnen de vijftien dagen na de verzending van de beschikking, waarbij een afschrift van de reeds ingediende pleitnota wordt gevoegd. Bij het verstrijken van deze termijn, sluit hij de debatten en neemt hij de zaak in beraad.
  § 4. Gedurende de in de eerste paragraaf, eerste lid door de Koning vastgelegde periode, kan de kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter, in afwijking van andersluidende bepalingen de beroepen en de vorderingen bedoeld in de artikelen 39/77, 39/77/1, 39/82, § 4, tweede lid, 39/84 en 39/85 zonder openbare terechtzitting behandelen, nadat alle partijen, hun nota met opmerkingen of hun aanvullende nota als bedoeld in artikel 39/76, § 1, tweede lid, hebben kunnen overmaken.
  Indien toepassing wordt gemaakt van het eerste lid, organiseert de kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter via een beschikking het tijdskader voor de uitwisseling van de stukken. Hij voorziet hierbij ook een repliekmogelijkheid op de nota met opmerkingen.".

Art.9. In artikel 39/74 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden "Indien artikel 39/73 niet wordt toegepast," vervangen door de woorden "Indien geen toepassing wordt gemaakt van een procedure als bedoeld in de artikelen 39/73, 39/73-2 of 39/73-3,".

Art.10. In artikel 39/81 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, worden tussen het vierde en het vijfde streepje twee streepjes ingevoegd, luidende:
  "- 39/73-2;
  - 39/73-3;";
  2° in het tweede lid wordt de laatste zin, die aanvangt met de woorden "Op straffe van niet-ontvankelijkheid van de nota met opmerkingen" en die eindigt met de woorden "bepaalde wijze overgezonden." opgeheven;
  3° in het derde lid worden de woorden "indien artikel 39/73 niet wordt toegepast," vervangen door de woorden "indien de artikelen 39/73, 39/73-2 of 39/73-3 niet worden toegepast,";
  4° het achtste, het negende, het tiende, het elfde en het twaalfde lid worden opgeheven.

Hoofdstuk 3. - Overgangsbepaling
Art.11. Wanneer alle procedurestukken reeds vóór de inwerkingtreding van deze wet aan de Raad werden toegezonden, kan de kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter de partijen uitnodigen om gebruik te maken van de louter schriftelijke procedure.
  In dit geval nodigt hij, via een beschikking, de partijen uit om binnen de vijftien dagen na de verzending van deze beschikking aan te geven of zij ermee instemmen van deze procedure gebruik te maken. Indien geen van de partijen verzoekt te worden gehoord, worden zij geacht ermee in te stemmen en wordt de procedure gevoerd overeenkomstig artikel 39/73-2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals ingevoegd bij artikel 7.

Hoofdstuk 4. - Inwerkingtreding
Art. 12. De inwerkingtreding van artikel 2, 1°, 2° en 3°, wordt vastgesteld door de Koning.

(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 2,1°,2°,3° vastgesteld op 01-03-2022 door KB 2021-11-21/05, art. 4)