Details





Titel:

11 JULI 2021. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de selectie en de rekrutering van de personeelsleden van de politiediensten



Inhoudstafel:

TITEL I. - Wijzigingsbepalingen
Art. 1-39
TITEL II. - Slotbepaling
Art. 40



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001001332 



Uitvoeringsbesluit(en):

2021032732 



Artikels:

TITEL I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1. In artikel IV.1 UBPol, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 28 juni 2010, wordt het woord ", 3bis" ingevoegd tussen het woord "2bis" en het woord "en 7".

Art.2. Artikel IV.2 UBPol wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.2. De selectieproeven voor de kandidaten voor het operationeel kader kunnen gedeconcentreerd worden georganiseerd.
  Onverminderd het eerste lid, verlopen de selectieproeven steeds onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie.".

Art.3. Artikel IV.4 UBPol, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 9 februari 2004, 21 december 2005, 12 maart 2009, 30 april 2010 en 16 april 2013, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.4. De kandidaten, met uitzondering van diegenen bedoeld in artikel VII.5, voegen bij hun akte van kandidaatstelling, ingediend door middel van een modelformulier:
  1° het afschrift bedoeld in artikel 12, tweede lid, a), van de wet van 26 april 2002;
  2° voor zover de kandidaat aan zijn fysiek-medische toestand twijfelt, een medisch attest dat toelaat deel te nemen aan de fysiek-medische geschiktheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, 3°, RPPol;
  3° de documenten waaruit blijkt dat zij, vóór de aanvang van de opleidingscyclus waarvoor zij zich inschrijven, het in artikel 12, eerste lid, 8°, van de wet van 26 april 2002, bedoelde diploma of studiegetuigschrift hebben behaald of kunnen behalen.
  Het in het eerste lid bedoelde modelformulier wordt op eenvoudig verzoek van de kandidaat kosteloos ter beschikking gesteld.
  Overeenkomstig de nadere regels bepaald door het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie worden de kandidaat-aspirant-inspecteurs van politie op voorhand ingelicht over de draagwijdte van:
  - de artikelen XI.III.28, XI.III.28bis, XI.III.28ter, XI.III.29 en XI.III.30 RPPol en de bijlage 18 RPPol;
  - artikel 4 van het koninklijk besluit van 20 november 2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten;
  - de artikelen van deel VI, titel II, hoofdstuk I, afdeling 1, RPPol.".

Art.4. In artikel IV.5 UBPol, vervangen bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de woorden "IV.I.15, eerste lid, 1° " worden telkens vervangen door de woorden "IV.I.15, 1° ";
  b) in paragraaf 2, in de Nederlandse tekst, wordt het woord "politie-assistent" vervangen door het woord "politieassistent";
  c) in paragraaf 4 worden de woorden "De directeur van de directie" vervangen door de woorden "Het hoofd van de dienst".

Art.5. In titel IV, hoofdstuk I, afdeling 2, UBPol, wordt onderafdeling 3, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, die de artikelen IV.6 tot IV.6sexies bevat, vervangen als volgt:
  "Onderafdeling 3. - De beoordeling van de persoonlijkheid
  Art. IV.6. De persoonlijkheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, 2°, RPPol, meet de competenties vervat in bijlage 4 en omvat ten minste de volgende subproeven:
  1° een biografische vragenlijst;
  2° een semigestructureerd interview met een gekwalificeerd lid van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie;
  3° andere selectietechnieken en -testen die de persoonlijkheid evalueren.
  Een ander gekwalificeerd lid van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie kan steekproefsgewijs aanwezig zijn als observator tijdens het interview.
  De uniformiteit van de proef wordt gewaarborgd door middel van een gestandaardiseerd protocol.
  De inhoud van de subproeven wordt aangepast naar gelang van het kader dat de kandidaat beoogt.
  Na afloop van de in artikel IV.I.15, 2°, RPPol, bedoelde proef brengt een gekwalificeerd lid van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie, aangewezen door het hoofd van die dienst, over elke kandidaat één van de volgende beoordelingen uit:
  1° de kandidaat bezit de persoonlijkheidskenmerken die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen;
  2° de kandidaat bezit het potentieel om de persoonlijkheidskenmerken te ontwikkelen die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen;
  3° de kandidaat bezit momenteel niet de persoonlijkheidskenmerken die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen.
  Alvorens als gekwalificeerd lid te worden aangewezen, moet het personeelslid slagen in een opleiding waarvan het programma wordt vastgesteld door de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie.
  Om de aanwijzing als gekwalificeerd lid te behouden, moet het personeelslid voldoen aan de voorwaarden bepaald door de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie binnen de richtlijnen van de minister.".

Art.6. In artikel IV.7 UBPol, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, worden de woorden "eerste lid," opgeheven.

Art.7. In artikel IV.8 UBPol, vervangen bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, wordt het vierde lid opgeheven.

Art.8. In artikel IV.8bis, eerste lid, UBPol, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, worden de woorden "De directeur van de directie" vervangen door de woorden "Het hoofd van de dienst".

Art.9. Artikel IV.8ter UBPol, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.8ter. Op basis van het functioneel parcours brengt het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie over elke kandidaat één van de volgende beoordelingen uit:
  1° de kandidaat bezit de fysieke kenmerken die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen;
  2° de kandidaat bezit het potentieel om de fysieke kenmerken te ontwikkelen die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen;
  3° de kandidaat bezit momenteel niet de fysieke kenmerken die hem toelaten een ambt bij de politie uit te oefenen.
  Binnen het jaar volgend op de kennisgeving van de in het eerste lid, 3°, bedoelde beoordeling, kan de kandidaat één keer herkansen voor het functioneel parcours. Tussen de eerste poging en de herkansing geldt een wachttermijn van twee maanden.
  In het raam van de in het tweede lid bedoelde herkansing, kan het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie ofwel de in het eerste lid, 3°, bedoelde beoordeling bevestigen ofwel de in het eerste lid, 1°, of de in het eerste lid, 2°, bedoelde beoordeling uitbrengen.".

Art.10. Artikel IV.9 UBPol, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.9. § 1. Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder:
  1° "geschikt": de kandidaat is geschikt voor een ambt bij de politie;
  2° "tijdelijk ongeschikt": de kandidaat komt momenteel, om medische redenen, niet in aanmerking voor een ambt bij de politie. De afwijkingen aangetroffen tijdens de medische geschiktheidsproef zijn echter niet van die aard om de kandidaat op grond hiervan definitief uit te sluiten;
  3° "ongeschikt": de kandidaat komt, om medische redenen, niet in aanmerking voor een ambt bij de politie.
  § 2. Nadat de kandidaat de minimumdrempel voor de in artikel IV.I.15, 1° en 2°, RPPol bedoelde selectieproeven en voor het in artikel IV.8, eerste lid, 1°, bedoelde fysiek luik heeft behaald, worden de in artikel IV.8, eerste lid, 2°, a) en b), bedoelde onderzoeken en analyses uitgevoerd.
  Op basis van de anamnestische, klinische en technische gegevens evenals van een medische vragenlijst verklaart de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, aangewezen door de directeur van de interne directie voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie, een kandidaat voor het politieambt op medisch vlak ofwel:
  1° geschikt;
  2° tijdelijk ongeschikt;
  3° ongeschikt.
  De in het tweede lid bedoelde medische vragenlijst wordt, op verzoek van de kandidaat, ingevuld door zijn behandelende arts. De kandidaat bezorgt de ingevulde vragenlijst aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van zodra hij de minimumdrempel voor de in artikel IV.I.15, 1° en 2°, RPPol bedoelde selectieproeven en voor het in artikel IV.8, eerste lid, 1°, bedoelde fysiek luik heeft behaald.
  De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zendt, met inachtneming van het medisch geheim, de in het tweede lid bedoelde beslissing aan de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie binnen de drie werkdagen na de datum van die beslissing.
  De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zendt de in het tweede lid bedoelde beslissing aan de kandidaat binnen de tien dagen na de datum van die beslissing. De kandidaat die, al dan niet tijdelijk, ongeschikt wordt verklaard, wordt schriftelijk in kennis gesteld van de redenen van zijn ongeschiktheid.".

Art.11. In artikel IV.10 UBPol, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 28 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "De kandidaat-agent van politie of de kandidaat-inspecteur van politie is vrijgesteld van de in artikel IV.5, § 1, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde subproeven indien hij, in het raam van een vooraf afgelegde selectieprocedure voor ten minste hetzelfde kader, de minimumdrempel heeft behaald voor elk van de volgende subproeven:
  1° de bepaling van het potentieel van de kandidaat tot het volgen van de basisopleiding;
  2° de evaluatie van de kennis en van de beheersing van de taal waarin de selectieproeven, waarvoor de kandidaat zich heeft ingeschreven, worden georganiseerd.";
  2° het tweede lid wordt vervangen als volgt:
  "De kandidaat-hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politieassistent is vrijgesteld van de in artikel IV.5, § 2, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde subproeven indien hij, in het raam van een vooraf afgelegde selectieprocedure voor ten minste hetzelfde kader, de minimumdrempel heeft behaald voor elk van de volgende subproeven:
  1° de bepaling van het potentieel van de kandidaat tot het volgen van de basisopleiding;
  2° de evaluatie van de kennis en van de beheersing van de taal waarin de selectieproeven, waarvoor de kandidaat zich heeft ingeschreven, worden georganiseerd.";
  3° het zesde lid wordt opgeheven.

Art.12. In artikel IV.12 UBPol, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 28 juni 2010, wordt het tweede lid opgeheven.

Art.13. Artikel IV.13 UBPol, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 28 juni 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.13. De kandidaten die niet de minimumdrempel hebben behaald voor de fysiek-medische geschiktheidsproef bedoeld in artikel IV.I.15, 3°, RPPol en die opnieuw afleggen binnen één jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van hun mislukking, zijn vrijgesteld van het fysiek luik bedoeld in artikel IV.8, eerste lid, 1°, indien het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie één van de in artikel IV.8ter, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde beoordelingen heeft uitgebracht.".

Art.14. In titel IV, hoofdstuk I, UBPol, wordt afdeling 3, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 24 oktober 2008 en 30 april 2010, die de artikelen IV.14 tot IV.21 bevat, vervangen als volgt:
  "AFDELING 3. - HET MORALITEITSONDERZOEK IN HET RAAM VAN EEN SELECTIE VOOR EEN BETREKKING VAN HET OPERATIONEEL KADER
  Art. IV.14. Het moraliteitsonderzoek bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet van 26 april 2002 wordt uitgevoerd door het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat die de voor het onderzoek nuttige inlichtingen kan inwinnen en door de sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie.
  Art. IV.15. De dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie vraagt onverwijld aan de sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en aan het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat om het moraliteitsonderzoek aan te vatten.
  De dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie licht de sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat in over de termijn waarbinnen het moraliteitsonderzoek moet worden afgesloten.
  Art. IV.16. De sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat verzamelen over de kandidaat, vanaf de volle leeftijd van 16 jaar, de in artikel 12, tweede lid, van de wet van 26 april 2002 bedoelde gegevens, namelijk de volgende geactualiseerde gegevens via raadpleging van de gegevensbanken:
  1° een chronologisch overzicht van de woonplaatsen volgens het rijksregister;
  2° de veroordelingen die blijken uit het centraal strafregister;
  3° de gerechtelijke antecedenten bij de parketten van de gerechtelijke arrondissementen van de woonplaats voor de tien laatste jaren met vermelding van de tenlasteleggingen en hun gevolgen;
  4° de antecedenten opgenomen in de onderscheiden bestanden van gevalideerde informatie waarover de politiediensten beschikken.
  De sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie verifieert de in het eerste lid, 1°, 2° en 4°, bedoelde gegevens en verzamelt de in artikel 12, tweede lid, c), e) en f), van de wet van 26 april 2002 bedoelde gegevens.
  Het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat verifieert de in het eerste lid, 3°, bedoelde gegevens en verzamelt de in artikel 12, tweede lid, d), van de wet van 26 april 2002 bedoelde gegevens.
  De sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat maken de gegevens bedoeld in het eerste lid over aan de in artikel IV.I.18 RPPol bedoelde moraliteitscommissie.
  In het moraliteitsonderzoek wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van de raadpleging van het strafregister van de kandidaat. Een uittreksel wordt slechts bijgevoegd in geval van een niet blanco strafregister.
  In afwijking van het vijfde lid, worden de uitgewiste veroordelingen niet vermeld.
  Art. IV.17. Het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat gaat, op vraag van het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie, over tot het onderzoek van de omgeving en de antecedenten bedoeld in artikel 12, tweede lid, b), van de wet van 26 april 2002 waarbij:
  1° andere veroordelingen voor relevante feiten, dan die bedoeld in artikel IV.16, eerste lid, 2°, met betrekking tot het beoogde ambt, door hoven en rechtbanken, kunnen worden opgezocht;
  2° een gesprek plaatsvindt met de kandidaat betreffende, onder andere, de omgeving waar hij zich ophoudt.
  Zodra het onderzoek van de omgeving en de antecedenten bedoeld in het eerste lid is afgesloten, stelt de korpschef van het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat een verslag op dat een gemotiveerd advies bevat betreffende het onberispelijk gedrag en de risicofactoren van de kandidaat zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, 3°, van de wet van 26 april 2002.
  De korpschef van het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat zendt vervolgens het gemotiveerd advies aan de in artikel IV.I.18 RPPol, bedoelde moraliteitscommissie.".

Art.15. In titel IV, hoofdstuk I, UBPol, wordt een afdeling 3bis ingevoegd, die de artikelen IV.18 tot IV.21 bevat, luidende:
  "AFDELING 3BIS. - HET MORALITEITSONDERZOEK IN HET RAAM VAN DE SELECTIE VOOR EEN BETREKKING VAN HET ADMINISTRATIEF EN LOGISTIEK KADER
  Art. IV.18. Het moraliteitsonderzoek bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de wet van 26 april 2002 wordt uitgevoerd door het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat die de voor het onderzoek nuttige inlichtingen kan inwinnen en door de sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie.
  Art. IV.19. Voor wat de betrekkingen in de federale politie of de betrekkingen in een korps van de lokale politie waarvoor bijzondere eisen inzake integriteit worden opgelegd op grond van artikel 25, 2°, van de wet van 26 april 2002 betreft, vraagt de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie aan de sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en aan het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat om het moraliteitsonderzoek aan te vatten.
  Wat de andere betrekkingen in een korps van de lokale politie betreft, vraagt de korpschef van het aanwervende korps aan de sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en aan het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat om het moraliteitsonderzoek aan te vatten.
  Naar gelang van het geval, licht de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie of het aanwervende korps, de sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat in over de termijn waarbinnen het moraliteitsonderzoek moet worden afgesloten.
  Art. IV.20. De sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat verzamelen over de kandidaat, vanaf de volle leeftijd van 16 jaar, de in artikel 21, tweede lid, van de wet van 26 april 2002 bedoelde gegevens, namelijk de volgende geactualiseerde gegevens via raadpleging van de gegevensbanken:
  1° een chronologisch overzicht van de woonplaatsen volgens het rijksregister;
  2° de veroordelingen die blijken uit het centraal strafregister;
  3° de gerechtelijke antecedenten bij de parketten van de gerechtelijke arrondissementen van de woonplaats voor de tien laatste jaren met vermelding van de tenlasteleggingen en hun gevolgen;
  4° de antecedenten opgenomen in de onderscheiden bestanden van gevalideerde informatie waarover de politiediensten beschikken.
  De sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie verifieert de in het eerste lid, 1°, 2° en 4°, bedoelde gegevens en verzamelt de in artikel 21, tweede lid, c), e) en f), van de wet van 26 april 2002 bedoelde gegevens.
  Het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat verifieert de in het eerste lid, 3°, bedoelde gegevens en verzamelt de in artikel 21, tweede lid, d), van de wet van 26 april 2002 bedoelde gegevens.
  De sectie screening van de dienst interne werking van het commissariaat-generaal van de federale politie en het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat maken de in het eerste lid bedoelde gegevens over aan, naar gelang van het geval, het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie of de korpschef van het aanwervende korps.
  In het moraliteitsonderzoek wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van de raadpleging van het strafregister van de kandidaat. Een uittreksel wordt slechts bijgevoegd in geval van een niet blanco strafregister.
  In afwijking van het vijfde lid, worden de uitgewiste veroordelingen niet vermeld.
  Art. IV.21. Het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat gaat, op vraag van, naar gelang van het geval, het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie of de korpschef van het aanwervende korps, over tot het onderzoek van de omgeving en de antecedenten bedoeld in artikel 21, tweede lid, b), van de wet van 26 april 2002 waarbij:
  1° andere veroordelingen voor relevante feiten, dan die bedoeld in artikel IV.20, eerste lid, 2°, met betrekking tot het beoogde ambt, door hoven en rechtbanken, kunnen worden opgezocht;
  2° een gesprek plaatsvindt met de kandidaat betreffende, onder andere, de omgeving waar hij zich ophoudt.
  Zodra het onderzoek van de omgeving en de antecedenten bedoeld in het eerste lid is afgesloten, stelt de korpschef van het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat een verslag op dat een gemotiveerd advies bevat betreffende het onberispelijk gedrag en de risicofactoren van de kandidaat zoals bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3°, van de wet van 26 april 2002.
  De korpschef van het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat zendt vervolgens het gemotiveerd advies aan, naar gelang van het geval, het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie of de korpschef van het aanwervende korps.".

Art.16. Artikel IV.22 UBPol, vervangen bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.22. De deliberatiecommissie bedoeld in artikel IV.I.17 RPPol, is samengesteld uit:
  1° de directeur-generaal van de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie van de federale politie of een personeelslid dat hij aanwijst, de voorzitter;
  2° een personeelslid van de lokale politie, aangewezen door de Vaste Commissie voor de Lokale Politie;
  3° een personeelslid van de federale politie, aangewezen door de directeur-generaal van de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie van de federale politie.
  De commissie kan enkel geldig zitting houden en beslissen indien ze zodanig is samengesteld dat elk geslacht door minstens één persoon is vertegenwoordigd.
  Om geldig te kunnen beslissen, moeten alle leden aanwezig zijn.
  De deliberatiecommissie beslist met meerderheid van stemmen.
  Alvorens als lid van de deliberatiecommissie te worden aangewezen, moet het personeelslid slagen in een opleiding waarvan het programma wordt vastgesteld door de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie.
  Om de aanwijzing als lid van de deliberatiecommissie te behouden, moet het personeelslid voldoen aan de voorwaarden bepaald door de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie binnen de richtlijnen van de minister.".

Art.17. In artikel IV.23 UBPol, vervangen bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "Na de in artikel IV.I.24, eerste lid, RPPol, bedoelde beslissing te hebben genomen, stelt de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie, op basis van de resultaten van de in artikel IV.I.15, 1° tot 3°, bedoelde selectieproeven, een evaluatierapport van de kandidaat op.".

Art.18. In artikel IV.28 UBPol, vervangen bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, worden de woorden "eerste lid," opgeheven.

Art.19. In artikel IV.29 UBPol, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, worden de woorden "eerste lid," opgeheven.

Art.20. Artikel IV.30 UBPol, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.30. Bereiken de minimumdrempel voor de proef bedoeld in artikel IV.I.15, 3°, RPPol, de kandidaten waarover het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie de in artikel IV.8ter, eerste lid, 1° of 2°, bedoelde beoordeling uitbrengt en waarvoor de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer de in artikel IV.9, § 2, tweede lid, 1°, bedoelde beslissing neemt.".

Art.21. In titel IV, hoofdstuk I, UBPol, wordt de afdeling 6, opgeheven bij het ministeriële besluit van 30 april 2010, hersteld als volgt:
  "AFDELING 6. - DE SELECTIECOMMISSIE
  Art. IV.31. De in artikel IV.I.30, vijfde lid, RPPol bedoelde selectiecommissie bestaat uit maximum vijf leden en is derwijze samengesteld dat zij een onpaar aantal leden telt, de voorzitter inbegrepen.
  De voorzitter en de leden, bijzitters genoemd, worden aangewezen door de benoemende overheid, wat de lokale politie betreft, of door de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd rechtstreeks afhangend van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal, wat de federale politie betreft, met dien verstande dat:
  1° zij moeten doen blijken van een voor de opdracht van de selectiecommissie relevante beroepservaring;
  2° de meerderheid van de leden van de selectiecommissie ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de te begeven betrekking;
  3° de commissie enkel geldig zitting kan houden en kan beslissen indien ze zodanig is samengesteld dat elk geslacht door minstens één persoon is vertegenwoordigd.
  In het raam van het tweede lid, 2°, is er een gelijkwaardigheid tussen:
  - de graden van het kader van de agenten van politie, van het kader van de beveiligingsagenten van politie en de graden van het niveau D;
  - de graden van het basiskader, van het kader van de beveiligingsassistenten van politie en de graden van het niveau C;
  - de graden van het middenkader en de graden van het niveau B;
  - de graden van het officierenkader, uitgezonderd de graad van hoofdcommissaris van politie, en de graden van het niveau A van klasse 1 en 2;
  - de graad van hoofdcommissaris van politie en de graden van het niveau A van ten minste klasse 3.
  Een secretaris, aangewezen door de voorzitter, kan de selectiecommissie bijstaan.
  Art. IV.31bis. § 1. De kandidaat die meent dat hij een reden van wraking in de zin van artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek kan voordragen tegen de voorzitter of een bijzitter van de in artikel IV.31 bedoelde selectiecommissie, of die meent dat de voorzitter of een bijzitter van die selectiecommissie hem onmogelijk onpartijdig kan beoordelen, moet de betrokken voorzitter of bijzitter wraken vóór de uiterste datum van indiening van de kandidaatstelling.
  De wraking wordt, op straffe van onontvankelijkheid, bij gemotiveerd verzoekschrift gevraagd aan de benoemende overheid, wat de lokale politie betreft, of aan de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd rechtstreeks afhangend van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal, wat de federale politie betreft.
  De in het tweede lid bedoelde overheid beslist over de wrakingsgronden en vervangt, in voorkomend geval, de gewraakte voorzitter of bijzitter door een plaatsvervanger die voldoet aan de aanwijzingsvoorwaarden van de gewraakte voorzitter of bijzitter. De gewraakte voorzitter of bijzitter en de betrokken kandidaat worden in kennis gesteld van die met redenen omklede beslissing.
  § 2. Meent de voorzitter of een bijzitter van de selectiecommissie dat één of meerdere kandidaten een reden van wraking tegen hem kunnen voordragen in de zin van artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek, of dat het hem onmogelijk is de kandidaat onpartijdig te beoordelen of indien hij zelf kandidaat is voor het aan te wijzen ambt, meldt hij dit aan de benoemende overheid, wat de lokale politie betreft, of aan de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd rechtstreeks afhangend van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal, wat de federale politie betreft.
  De in het eerste lid bedoelde overheid beslist en handelt overeenkomstig § 1, derde lid.
  Art. IV.31ter. De leden van de selectiecommissie die geen personeelslid zijn, hebben voor de werkzaamheden in de selectiecommissie recht op een presentiegeld waarvan het bedrag per gepresteerd uur gelijk is aan 1/1850ste van het loon van een personeelslid van het federaal openbaar ambt van klasse A5, bezoldigd in de hoogste trap van de loonschaal A53 in het federaal openbaar ambt.
  De in het eerste lid bepaalde leden hebben tevens recht op de vergoedingen voor de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de federale overheidsdiensten. Zij worden hiertoe gelijkgesteld met personeelsleden van het federaal openbaar ambt van klasse A5, bezoldigd in de hoogste trap van de loonschaal A53 in het federaal openbaar ambt.".

Art.22. In artikel IV.32 UBPol, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer" vervangen door de woorden "de dienst loopbaanbeheer binnen de directie van het personeel";
  2° in het tweede lid wordt het woord "directie" vervangen door het woord "dienst".

Art.23. In artikel IV.33 UBPol worden de woorden "van de opleiding" vervangen door de woorden "van het personeel".

Art.24. In artikel IV.34 UBPol worden de woorden "de algemene directie personeel" vervangen door de woorden "de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie".

Art.25. Het opschrift van titel V UBPol wordt vervangen als volgt:
  "TITEL V. - DE STAGE EN DE BENOEMING".

Art.26. In titel V UBPol wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, dat de artikelen V.10 tot V.12 bevat, luidende:
  "Hoofdstuk IV. - De selectiecommissie
  Art. V.10. De in artikel V.III.5, tweede lid, RPPol bedoelde selectiecommissie bestaat uit maximum vijf leden en is derwijze samengesteld dat zij een onpaar aantal leden telt, de voorzitter inbegrepen.
  De voorzitter en de leden, bijzitters genoemd, worden aangewezen door de benoemende overheid, wat de lokale politie betreft, of door de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd rechtstreeks afhangend van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal, wat de federale politie betreft, met dien verstande dat:
  1° zij moeten doen blijken van een voor de opdracht van de selectiecommissie relevante beroepservaring;
  2° de meerderheid van de leden van de selectiecommissie ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de te begeven betrekking;
  3° de commissie enkel geldig zitting kan houden en kan beslissen indien ze zodanig is samengesteld dat elk geslacht door minstens één persoon is vertegenwoordigd.
  In het raam van het tweede lid, 2°, is er een gelijkwaardigheid tussen:
  - de graden van het kader van de agenten van politie, van het kader van de beveiligingsagenten van politie en de graden van het niveau D;
  - de graden van het basiskader, van het kader van de beveiligingsassistenten van politie en de graden van het niveau C;
  - de graden van het middenkader en de graden van het niveau B;
  - de graden van het officierenkader, uitgezonderd de graad van hoofdcommissaris van politie, en de graden van het niveau A van klasse 1 en 2;
  - de graad van hoofdcommissaris van politie en de graden van het niveau A van ten minste klasse 3.
  Een secretaris, aangewezen door de voorzitter, kan de selectiecommissie bijstaan.
  Art. V.11. § 1. De kandidaat die meent dat hij een reden van wraking in de zin van artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek kan voordragen tegen de voorzitter of een bijzitter van de in artikel V.10 bedoelde selectiecommissie, of die meent dat de voorzitter of een bijzitter van die selectiecommissie hem onmogelijk onpartijdig kan beoordelen, moet de betrokken voorzitter of bijzitter wraken vóór de uiterste datum van indiening van de kandidaatstelling.
  De wraking wordt, op straffe van onontvankelijkheid, bij gemotiveerd verzoekschrift gevraagd aan de benoemende overheid, wat de lokale politie betreft, of aan de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd rechtstreeks afhangend van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal, wat de federale politie betreft.
  De in het tweede lid bedoelde overheid beslist over de wrakingsgronden en vervangt, in voorkomend geval, de gewraakte voorzitter of bijzitter door een plaatsvervanger die voldoet aan de aanwijzingsvoorwaarden van de gewraakte voorzitter of bijzitter. De gewraakte voorzitter of bijzitter en de betrokken kandidaat worden in kennis gesteld van die met redenen omklede beslissing.
  § 2. Meent de voorzitter of een bijzitter van de selectiecommissie dat één of meerdere kandidaten een reden van wraking tegen hem kunnen voordragen in de zin van artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek, of dat het hem onmogelijk is de kandidaat onpartijdig te beoordelen of indien hij zelf kandidaat is voor het aan te wijzen ambt, meldt hij dit aan de benoemende overheid, wat de lokale politie betreft, of aan de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd rechtstreeks afhangend van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal, wat de federale politie betreft.
  De in het eerste lid bedoelde overheid beslist en handelt overeenkomstig § 1, derde lid.

Art. V.12. De leden van de selectiecommissie die geen personeelslid zijn, hebben voor de werkzaamheden in de selectiecommissie recht op een presentiegeld waarvan het bedrag per gepresteerd uur gelijk is aan 1/1850ste van het loon van een personeelslid van het federaal openbaar ambt van klasse A5, bezoldigd in de hoogste trap van de loonschaal A53 in het federaal openbaar ambt.
  De in het eerste lid bepaalde leden hebben tevens recht op de vergoedingen voor de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de federale overheidsdiensten. Zij worden hiertoe gelijkgesteld met personeelsleden van het federaal openbaar ambt van klasse A5, bezoldigd in de hoogste trap van de loonschaal A53 in het federaal openbaar ambt.".

Art.27. In artikel VII.5 UBPol worden de woorden "artikel VII.II.8, 1°, 3° en 4°, RPPol" vervangen door de woorden "artikel 39, 1° en 3° tot 6°, van de wet van 26 april 2002".

Art.28. In artikel VII.6, § 3, UBPol, vervangen bij het ministerieel besluit van 2 april 2004, worden de woorden "De directeur van de directie" vervangen door de woorden "Het hoofd van de dienst".

Art.29. In artikel VII.8 UBPol, vervangen bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "Na de in artikel VII.II.19bis of VII.II.20 RPPol bedoelde beslissing te hebben genomen, stelt de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie, op basis van de resultaten van de selectieproeven, een evaluatierapport van de kandidaat op.".

Art.30. In de artikelen VII.9 en VII.10 UBPol wordt het woord "directie" telkens vervangen door het woord "dienst".

Art.31. In artikel VII.12 UBPol worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "artikel VII.IV.9, 2°, RPPol" worden vervangen door de woorden "artikel 44, 2°, van de wet van 26 april 2002";
  2° de woorden "artikel VII.IV.9, 1°, 3° en 4°, RPPol" worden vervangen door de woorden "artikel 44, 1°, 3° tot 5°, van de wet van 26 april 2002".

Art.32. In artikel VII.13 UBPol wordt het woord "directie" vervangen door het woord "dienst".

Art.33. In artikel VII.15, derde lid, UBPol, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 2 april 2004, worden de woorden "artikel VII.IV.8 RPPol" vervangen door de woorden "artikel 43 van de wet van 26 april 2002".

Art.34. In artikel VII.16 UBPol, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 2 april 2004, worden de woorden "een persoonlijkheidsproef, een beroepsproef en een selectiegesprek met de in artikel VII.IV.18, 3°, RPPol bedoelde selectiecommissie, hierna aangehaald als de selectiecommissie" vervangen door de woorden "een beroepsproef en een persoonlijkheidsproef".

Art.35. Artikel VII.16bis UBPol, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 30 april 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Art. VII.16bis. In het raam van de in artikel VII.16 bedoelde persoonlijkheidsproef, wordt respectievelijk het advies van de korpschef, voor wat betreft de leden van de lokale politie, of het advies van de betrokken directeur of het betrokken diensthoofd, voor wat betreft de leden van de federale politie, in aanmerking genomen. Met het oog op het inwinnen van dit advies stelt de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie een modelformulier op.".

Art.36. Artikel VII.18 UBPol wordt opgeheven.

Art.37. Artikel VII.19 UBPol, vervangen bij het ministerieel besluit van 2 april 2004, wordt vervangen als volgt:
  "Art. VII.19. § 1. Het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie stelt de kandidaten schriftelijk in kennis van hun resultaten voor de beroepsproef bedoeld in artikel VII.17 alvorens, in voorkomend geval, de persoonlijksproef kan worden afgelegd.
  § 2. De beroepsproef bedoeld in artikel VII.17 mondt uit in het opstellen van een rangschikking op grond waarvan de kandidaten wiens resultaten zich boven het gemiddelde van de referentiepopulatie bevinden of minder dan één standaardafwijking onder dat gemiddelde, in voorkomend geval, voor de persoonlijkheidsproef worden opgeroepen.
  De kandidaten worden gerangschikt overeenkomstig artikel II.I.7 RPPol indien hun resultaten gelijkwaardig zijn.".

Art.38. In titel VII, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 4, UBPol wordt een artikel VII.19/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. VII.19/1. De in artikel IV.I.17 RPPol bedoelde deliberatiecommissie verdeelt de kandidaten voor de bevordering door overgang naar het niveau A of B op basis van het vergelijkend examen in drie groepen: "zeer geschikt", "geschikt" en "ongeschikt".
  Indien het in artikel 43 van de wet van 26 april 2002 bedoelde aantal kandidaten voor de bevordering door overgang naar het niveau A of B in de groep "zeer geschikt" bereikt is, sluit de deliberatiecommissie het vergelijkend examen af.".

Art.39. In titel VII, hoofdstuk II, afdeling 2, UBPol wordt de onderafdeling 5, die de artikelen VII.20 en VII.21 bevat, opgeheven.

TITEL II. - Slotbepaling
Art. 40. De minister bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit besluit.