7 OKTOBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 september 2016 betreffende de niet-gouvernementele samenwerking
Art. 1-31
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 september 2016 betreffende de niet-gouvernementele samenwerking worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° De bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt:
"8° "impact": mate waarin de interventie belangrijke effecten met een ruime reikwijdte, positief of negatief, al dan niet opzettelijk, heeft voortgebracht of zou moeten voortbrengen;";
2° in de bepaling onder 18° wordt de punt vervangen door een puntkomma;
3° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 19° tot 23°, luidende:
"19° "programmeringscyclus": de vijfjarencyclus voor de uitvoering van de interventies van de niet-gouvernementele samenwerking;
20° "een individueel programma" : een programma dat door een erkende organisatie alleen wordt ingediend krachtens artikel 27, § 2 van de wet;
21° "een gemeenschappelijk programma": een programma dat door meerdere erkende organisaties wordt ingediend krachtens artikel 27, § 2 van de wet;
22° "budgetlijn": een vorm van uitsplitsing van de operationele kosten die de volgende bedragen vermeldt:
a) de bedragen die ter beschikking worden gesteld aan partners op basis van een partnerschapsovereenkomst of van een memorandum of understanding;
b) de bedragen die ter beschikking worden gesteld aan derde organisaties op basis van een samenwerkingsovereenkomst;
c) de bedragen die een plaatselijk coördinatiekantoor van de aanvragende organisatie uitgeeft;
d) de bedragen die het hoofdkantoor van de aanvragende organisatie uitgeeft;
23° "budgetpost": een onderverdeling van een algemene budgetrubriek. De specifieke categorieën die overeenstemmen met de budgetposten zijn in bijlage 5 beschreven.".
Art.2. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. Eens in de vijf jaar kan een organisatie per aangetekende zending aan de minister een vraag tot erkenning indienen, ten laatste 24 maanden vóór het begin van de volgende programmeringscyclus. De organisatie maakt ook een kopie van de aangetekende zending voor de minister over aan de administratie langs elektronische weg.";
2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
" § 3. De toetsing van de performantie van het systeem van organisatiebeheersing bedoeld in artikel 2 zal eens in de 5 jaar worden georganiseerd.
Een hertoetsing van de performantie van het systeem van organisatiebeheersing bedoeld in artikel 10, § 1 kan op elk moment tijdens de geldigheidsduur van de erkenning worden georganiseerd.
De toetsing van de performantie van het systeem van organisatiebeheersing wordt uitgevoerd door de administratie op basis van een externe expertise.
De administratie en de externe expert die daarvoor is gemandateerd formuleren hun advies op basis van de documenten opgesomd in bijlage 3 en op basis van verificaties ter plaatse."
Art.3. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 11. Een institutionele dialoog wordt georganiseerd tussen de erkende organisatie en de administratie om op zijn minst de evolutie van de organisatie en van het programma dat wordt uitgevoerd op te volgen.
De institutionele dialoog wordt minstens drie keer per programmeringscyclus georganiseerd, alsook op verzoek van de erkende organisatie of van de administratie, en hoogstens 5 keer per programmeringscyclus.".
Art.4. In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. Een gemeenschappelijk strategisch kader heeft een geldigheidsduur van vijf jaar vanaf de eerste januari volgend op zijn datum van goedkeuring. De inwerkingtreding van de gemeenschappelijke strategische kaders vormt het startpunt van de programmeringscyclus.";
2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
" § 3. Op gemotiveerde basis kan worden afgeweken van de geldigheidsduur vermeld in de eerste paragraaf, met inbegrip van de datum waarop de termijn ingaat, via het besluit dat de minister heeft genomen zoals vastgelegd in artikel 14, § 4, eerste lid.".
Art.5. Artikel 14, § 4 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Wanneer één of meer onderdelen van dit GSK als zwak worden beoordeeld tijdens de beoordeling, zal de goedkeuring van het GSK een verbetertraject bevatten dat wordt opgevolgd gedurende de in artikel 15, § 3, eerste lid bedoelde strategische dialogen.".
Art.6. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen als volgt:
" § 3. De administratie organiseert een strategische dialoog met de bij een GSK betrokken erkende organisaties, minimaal over de opvolging van de evolutie van het GSK en van collectieve leerprocessen met betrekking tot de operationalisering ervan binnen de lopende programma's, alsook over het verbetertraject zoals voorzien in artikel 14, § 4, derde lid indien van toepassing. ";
2° een nieuw als volgt luidend lid wordt tussen het eerste lid en het tweede lid ingevoegd:
"De strategische dialoog wordt minstens in 3 van de 5 jaren georganiseerd alsook op verzoek van de referente organisatie of van de administratie, en hoogstens 5 keer tijdens de geldigheidsduur van het GSK.".
Art.7. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 16. De als federatie erkende organisaties voorzien in de subsidieaanvraag beoogd in artikel 26 de dekking van de aan de GSK's verbonden kosten die worden gemaakt door de referente organisaties, overeenkomstig artikel 24, 4°.
Het vijfjarenbudget van de personeelskosten en werkingskosten bestemd voor de activiteiten en de coördinatie van de GSK's door de referente organisaties, kent een plafond van hoogstens 1 voltijds equivalent voor 5 jaar per goedgekeurd GSK, overeenkomstig de berekeningswijze voorzien in artikelen 28, § 3 en 39.
De federaties stellen de verdeling van de middelen tussen de referente organisaties voor in de subsidieaanvraag.".
Art.8. In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. Een individueel programma kent, op het ogenblik van de aanvraag, een gemiddeld jaarlijks budget van ten minste 2.000.000 euro.
Een individueel programma dat alleen ontwikkelingseducatie betreft, kent, op het ogenblik van de aanvraag, een gemiddeld jaarlijks budget van ten minste 750.000 euro.
Een gemeenschappelijk programma kent, op het ogenblik van de aanvraag, een gemiddeld jaarlijks budget van ten minste 100.000 euro.";
2° in paragraaf 4 wordt het woord `coherent,' tussen de woorden `relevant,' en `doeltreffend,' ingevoegd.
Art.9. In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt:
" § 1. De erkende organisatie dient per programmeringscyclus één aanvraag tot subsidiëring van een programma in ofwel bij de administratie, ofwel bij de federatie van wier gegroepeerde aanvraag ze deel wenst uit te maken.";
2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
" § 2. De aanvraag bevat een nauwkeurig budget zoals bedoeld in artikel 27, § 2, derde lid, 6° van de wet, dat aan de volgende eisen voldoet:
1° de operationele kosten worden per outcome gedetailleerd, met vermelding van de budgetlijnen en budgetposten;
2° elke budgetlijn van de operationele kosten vermeldt de algemene budgetrubrieken;
3° de beheerskosten worden voor het gehele programma samengenomen en vermelden de algemene budgetrubrieken en de budgetposten;
4° de administratiekosten worden voor het gehele programma samengenomen en vermelden de algemene budgetrubrieken;
5° het budget voor de structuurkosten is forfaitair vastgelegd op 7% van de directe kosten.
Wanneer het een gemeenschappelijk programma betreft, laat zijn budget toe om duidelijk het deel te bepalen dat aan elke aanvrager toekomt.".
Art.10. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"De federatie die een gegroepeerde aanvraag indient, voert een voorlopige objectieve analyse uit waarin wordt vastgesteld in hoeverre de individuele programma's die daar deel van uitmaken voldoen aan de criteria beoogd in artikel 27, § 2, derde lid van de wet, en aan de bepalingen van artikelen 18 en 20.
Deze analyse omvat:
1° een beschrijving van de werkwijzen en van de procedure van de analyse;
2° een voorlopige analyse voor elk individueel programma.".
Art.11. In artikel 22 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:
" § 1. De subsidieaanvraag van een programma wordt uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het aanvangsjaar van de programmeringscyclus, via aangetekende zending of langs elektronische weg ingediend bij de administratie.
De gegroepeerde subsidieaanvraag wordt uiterlijk op 15 oktober van het jaar voorafgaand aan het aanvangsjaar van de programmeringscyclus, via aangetekende zending of langs elektronische weg ingediend bij de administratie.".
Art.12. In artikel 24, eerste lid, onder 6° van hetzelfde besluit wordt het woord "voorlopige" tussen de woorden "de" en "analyse" ingevoegd.
Art.13. In artikel 25 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
"4° de platformen installeren, coördineren en animeren die toezien op en als expertisepool optreden voor passende thema's die voorzien zijn door artikel 2, § 2, 3° van het koninklijk besluit van 2 april 2014 betreffende de oprichting van een Adviesraad inzake beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling en door artikel 2, § 2, 2° van het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot oprichting van de Adviesraad Gender en Ontwikkeling.".
Art.14. In artikel 29, paragraaf 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "van het goedgekeurde budget" tussen de woorden "directe kosten" en ". De beheerskosten" ingevoegd.
Art.15. In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 2 wordt opgeheven;
2° het derde lid van paragraaf 3 wordt geschrapt;
3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
" § 4. De te valoriseren middelen worden vastgelegd als een directe kost.
De middelen die de organisatie voor valorisatie indient, moeten in de subsidieaanvraag beschreven staan. De berekeningsmethode moet op een objectieve verantwoording gebaseerd zijn, op basis van de kost van de commerciële oplevering van soortgelijke goederen of diensten, verminderd met de eventuele afschrijvingen.
Tot 120 dagen vóór het einde van het programma kan de organisatie op elk moment een aanvraag tot aanpassing van de beschrijving van de te valoriseren middelen en van de berekeningswijze indienen. De directeur van de directie die binnen de administratie bevoegd is voor de niet-gouvernementele samenwerking doet binnen een termijn van 60 dagen na het ontvangen van de aanvraag uitspraak over de aanvraag. Indien een antwoord binnen die termijn uitblijft, wordt de aanpassing beschouwd als aanvaard.
Indien valorisatie wordt gevraagd voor de prestaties van vrijwilligerswerk, moeten de organisatie en de vrijwilliger zich schikken naar alle bepalingen van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers en haar uitvoeringsbesluiten.".
Art.16. Artikel 31 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 31. § 1. De bijkomende opbrengsten kunnen in 4 categorieën worden onderscheiden:
1° categorie 1: bijkomende opbrengsten die bestaan uit de positieve creditrenten die door de subsidies worden gegenereerd en de bijkomende opbrengsten die de lasten toegekend aan een programma verkleinen, zoals teruggevorderde belastingen of verzekeringen;
2° categorie 2: bijkomende opbrengsten die gegenereerd worden door de verkoop van activa waarvan de verwerving ten laste is van het programma zoals meubilair of een voertuig;
3° categorie 3: bijkomende opbrengsten die gegenereerd worden door de verkoop van goederen of van diensten ten laste van het programma;
4° categorie 4: bijkomende opbrengsten die gegenereerd worden door het delen van kosten, zoals de opbrengsten van het onderverhuren van een gebouw waarvan de huur ten laste is van het programma, voor zover het onderverhuren van allerlei aard aan zichzelf overeenkomstig bijlage 4, 12° niet in aanmerking komt als gesubsidieerde kost.
§ 2. De bijkomende opbrengsten van het programma worden aan een van de volgende behandelingen onderworpen:
1° hetzij worden ze direct afgetrokken van de gesubsidieerde directe kosten, naar rato van de subsidie;
2° hetzij worden ze in de boekhouding van de gesubsidieerde organisatie opgenomen naar rato van de subsidie, op een wijze die traceerbaar is, gedurende een periode van het begin van het programma tot 5 jaar na het einde van het programma.
§ 3. De bijkomende opbrengsten kunnen tot 50% van de eigen inbreng van het programma vormen als ze uitdrukkelijk zijn voorzien in het financieringsplan van het programma.
Tot 120 dagen vóór het einde van het programma kan de organisatie op elk moment een aanvraag indienen voor de aanpassing van de bijkomende opbrengsten die zijn voorzien in het financieringsplan. De directeur van de directie die binnen de administratie bevoegd is voor de niet-gouvernementele samenwerking doet binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van de aanvraag uitspraak over de aanvraag. Indien een antwoord binnen die termijn uitblijft, wordt de aanpassing beschouwd als aanvaard.
Art.17. In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, eerste lid wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt:
"3° dit financieel rapport toont een niet-besteed saldo van het programma dat lager is dan 25% van de laatste verantwoorde schijf van het programma, met inbegrip van de subsidie en, indien van toepassing, van de eigen inbreng.";
2° in paragraaf 3, eerste lid wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt:
"1° een uitgavenstaat voorleggen die aantoont dat het niet-bestede saldo van het programma lager is dan 25% van de laatste uitbetaalde schijf van het programma met inbegrip van de subsidie en, indien van toepassing, van de eigen inbreng;";
3° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"In het laatste jaar van het programma kan de organisatie betaling van de schijf ontvangen door een uitgavenstaat die het niet-bestede saldo van het programma op de datum van de indiening aantoont te combineren met een schuldvordering die is verlaagd met het deel van het saldo van het programma dat het in paragraaf 2, eerste lid, 3° voorziene te verantwoorden minimum overschrijdt. Deze verlaging van de schuldvordering is onherroepelijk en betekent een vrijwillige verlaging van het budget van het programma en het bedrag van de subsidie.";
4° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
" § 4. Als in het laatste jaar van het programma een schuldvordering conform §§ 2 of 3 niet vóór 1 juli wordt ingediend, is een verlaging van de schuldvordering conform § 3, derde lid verplicht.
Deze verlaagde schuldvordering kan tot 90 dagen vóór het einde van het programma worden ingediend. Indien er binnen deze termijn geen schuldvordering is ingediend, wordt de organisatie geacht onherroepelijk te hebben afgezien van de laatste schijf.";
5° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt:
" § 6. Wanneer het een gemeenschappelijk programma betreft, wordt het voldoen aan de voorwaarden voor het vrijgeven van de schijven van elke organisatie op het niveau van elke organisatie beoordeeld.".
Art.18. Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 34. § 1. De middelen worden besteed conform het goedgekeurde budget en programma.
§ 2. Budgetaanpassingen kunnen op elk moment worden aangevraagd, tot 120 dagen vóór het einde van het programma.
§ 3. De goedkeuring van de aanpassingen door de directeur van de directie die binnen de administratie bevoegd is voor de niet-gouvernementele samenwerking is enkel vereist als de voorgestelde wijzigingen de volgende limieten overschrijden:
1° toegestane afwijking voor het totaal van een budgetpost of budgetlijn binnen een outcome: vrij;
2° toegestane afwijking voor het totaal van een algemene budgetrubriek, binnen een outcome of de beheerskosten: de grootste afwijking tussen -30% tot +30% en € -10.000 tot € +10.000;
3° toegestane afwijking voor het totaal van een outcome binnen een GSK: de grootste afwijking tussen -20% tot +20% en € -10.000 tot € +10.000;
4° toegestane afwijking voor het totaal van een GSK: de grootste afwijking tussen -10% tot +10% en € -10.000 tot € +10.000;
5° toegestane afwijking voor een niet door een GSK gedekte outcome: -100% tot + 0%.
Deze limieten worden berekend op basis van het initiële meerjarige budget van het programma. Hun nakoming wordt geverifieerd door de vergelijking van het initiële meerjarige budget met de totale aanpassingen.
§ 4. Elke budgetwijziging die de limieten bedoeld in paragraaf 3 overschrijdt of die leidt tot de overschrijding ervan, of die niet in paragraaf 3 wordt voorzien, moet worden goedgekeurd door de directeur van de directie die binnen de administratie bevoegd is voor de niet-gouvernementele samenwerking, overeenkomstig het ministerieel besluit van 30 april 2019 houdende delegaties van bevoegdheden inzake financiële aangelegenheden binnen de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die binnen een termijn van 60 dagen uitspraak doet. Indien een antwoord binnen die termijn uitblijft, wordt de aanpassing beschouwd als aanvaard.".
Art.19. In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Voor de huisvestingstoelagen bestaat het bewijsstuk uit de ondertekende huurovereenkomst.":
2° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
"2° zij is noodzakelijk om de outcomes van het programma te bereiken of om het programma te beheren, en wordt aangegaan conform het goedgekeurde budget en programma, tijdens de uitvoering ervan;";
3° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt:
"6° zij wordt niet als niet-subsidieerbare kosten vermeld in de lijst in bijlage 4 aangaande de niet-subsidieerbare kosten, tenzij er wordt voldaan aan de drie volgende voorwaarden:
a) de uitgave of de aard van kosten is noodzakelijk voor het bereiken van de outcomes of voor het beheer van het programma;
b) er wordt aangetoond dat elke frauduleuze intentie is uitgesloten;
c) de uitgave of de aard van kosten wordt expliciet toegelaten in het subsidiebesluit of kreeg voorafgaand de goedkeuring van de Directeur-generaal van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking, waarvoor het gunstige advies van de Inspectie van Financiën werd verkregen.";
4° het artikel wordt aangevuld met drie leden, luidende:
"In afwijking van lid 1, 2°, mogen de kosten voor een finale audit en een finale externe evaluatie van het programma worden gemaakt na de uitvoeringsperiode van het programma, mits de volgende twee cumulatieve voorwaarden in acht worden genomen:
1° de uitgave wordt gedekt door een reeds bestaand contract of een contract dat tijdens de uitvoeringsperiode van het programma werd afgesloten;
2° de prestatie waar de uitgave betrekking op heeft, wordt voltooid en gefactureerd vóór de uiterste datum van indiening van het financieel verantwoordingsrapport dat is voorzien in artikel 47, § 1.
De uitgaven verbonden aan de terugkeer naar België (verhuis, vliegtickets) na een expatriëring voor contracten van meer dan 12 maanden kunnen ook worden gemaakt na de uitvoeringsperiode van het programma, mits is voldaan aan de twee cumulatieve voorwaarden die zijn voorzien in het tweede lid.
Het is mogelijk een uitgave te verdelen onder en ten laste te zetten bij verschillende organisaties, mits is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
1° de betrokken organisaties zijn geassocieerd door een partnerschaps- of samenwerkingsovereenkomst;
2° in de boekhoudingen van de geassocieerde organisaties zijn de benamingen van de uitgaven die worden verdeeld, expliciet en coherent overgenomen;
3° het bewijsstuk wordt bewaard op het hoofdkantoor van de organisatie die het heeft geëndosseerd, samen met het bewijs van bijdrage van de geassocieerde organisaties, en de geassocieerde organisaties bewaren de bewijsstukken die hun bijdrage staven aan de organisatie die de uitgave heeft gedaan.".
Art.20. In artikel 35 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt:
"3° zij voldoet aan de bepalingen van de toepasselijke fiscale en sociale regelgeving en die van overheidsopdrachten en is conform de interne regels van de gesubsidieerde organisatie;".
Art.21. In artikel 37 van de Nederlandse versie van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt:
"2° zij voldoet aan de bepalingen van de toepasselijke fiscale en sociale regelgeving en die van overheidsopdrachten en is conform de interne regels van de gesubsidieerde organisatie;".
Art.22. In artikel 37 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
"4° zij wordt niet als niet-subsidieerbare kosten vermeld in de lijst in bijlage 4 aangaande de niet-subsidieerbare kosten, tenzij er wordt voldaan aan de drie volgende voorwaarden:
a) de uitgave of de aard van kosten is noodzakelijk voor het bereiken van de outcomes of voor de administratie van het programma;
b) er wordt aangetoond dat elke frauduleuze intentie is uitgesloten;
c) de uitgave of de aard van kosten wordt expliciet toegelaten in het subsidiebesluit of kreeg voorafgaand de goedkeuring van de Directeur-generaal van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking, en Humanitaire Hulp waarvoor het gunstige advies van de Inspectie van Financiën werd verkregen.".
Art.23. In artikel 42, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden `of misbruiken' ingevoegd tussen de woorden `praktijken van actieve of passieve corruptie' en `zich niet voordoen'.
Art.24. In artikel 43 van de Nederlandstalige versie van hetzelfde besluit worden de woorden `en de doelstellingen' opgeheven.
Art.25. Artikel 46 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.26. In artikel 47, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder § 1er, 6° wordt de punt vervangen door een puntkomma;
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een 7°, luidende:
"7° De lijst of lijsten van uitgaven die bij de directe kosten ten laste van de subsidie horen en, indien van toepassing, de lijst van uitgaven die bij de administratiekosten horen.";
3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
" § 3. Wanneer het een gemeenschappelijk programma betreft, wordt het financieel rapport ingediend door elke organisatie die een subsidie heeft ontvangen.".
Art.27. In artikel 49 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. De administratie kan een audit van het financiële rapport uitvoeren, of een derde daartoe machtigen, binnen een termijn van 24 maanden na de indiening van dat rapport. De organisatie geeft bovendien toegang tot alle bewijsstukken die nuttig geacht worden door de entiteit die de audit uitvoert.";
2° paragraaf 4 van de Nederlandstalige versie van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
" § 4. De administratie maakt jaarlijks tegen 15 november een synthese van de bevindingen bij de controles over aan de minister. Die synthese wordt in de bij artikel 52 beoogde NGSOC besproken.".
Art.28. Artikel 53 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
" § 1. In afwijking van artikel 18, § 3 kan de duur van het programma van een institutionele actor waarvan het programma is afgestemd op de academische kalender en dat aanving op 1 januari 2017, worden verlengd tot na het verstrijken van de geldigheidstermijn van het GSK of de GSK's waarop het zich richt, en dit uiterlijk tot 31 augustus 2022. Indien van toepassing wordt de afwijking ingeschreven in het ministerieel subsidiebesluit.
§ 2. In afwijking van artikel 28, § 1, kan de Minister op gemotiveerde basis voor de programma's 2017-2021 toestaan dat de uitgaven ten laste van de eigen inbreng van een organisatie van de civiele maatschappij minder dan 20% van de directe kosten van het programma bedragen, zonder dat het totale bedrag van de subsidie die aan die organisatie is verleend, wordt gewijzigd.".
Art.29. In bijlage 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 15° wordt vervangen als volgt:
"opzegvergoedingen voor niet-gepresteerde opzegperiode, tenzij er een wettelijke bepaling geldt";
2° in de bepaling onder 17° wordt de punt door een puntkomma vervangen;
3° de bijlage wordt aangevuld met de bepalingen onder 18° tot 20°, luidende:
"18° de zitpenningen;
19° de afschrijvingen;
20° de huisvestingstoelagen voor de eigenaars van hun woning.".
Art.30. In hetzelfde besluit wordt een bijlage 5 ingevoegd die als bijlage 1 is gevoegd bij dit besluit.
Art.31. De minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2021 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 september 2016 betreffende de niet-gouvernementele samenwerkingIn het koninklijk besluit van 11 september 2016 betreffende de niet-gouvernementele samenwerking wordt de bijlage 5 ingevoegd, luidende: Bijlage 5 : Budjetformaat van niet-gouvernementele samenwerkingsprogramma's
1° Operationele kosten per outcome :
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 23-11-2021, p. 113825)
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 23-11-2021, p. 113826)