29 AUGUSTUS 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 januari 2014 houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen
Art. 1-15
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. In het opschrift van hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 26 januari 2014 houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen worden de woorden "Europese Gemeenschap" vervangen door de woorden "Europese Unie".
Art.2. In hoofdstuk 1 van hetzelfde besluit wordt het opschrift van de tweede tussentitel vervangen als volgt: "Aangifte-en kennisgevingsplicht".
Art.3. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Artikel 1. Voor de toepassing van de artikelen 2 en 10 van dit besluit wordt verstaan onder:
a) "Verordening (EU) 2018/1672": Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005;
b) "bevoegde autoriteit": de autoriteit, bevoegd om de aangiften en kennisgevingen in ontvangst te nemen, is de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen.".
Art.4. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 2. De aangifte zoals genoemd in artikel 3 van de Verordening (EU) 2018/1672 en de kennisgeving zoals genoemd in artikel 4 van de Verordening (EU) 2018/1672 worden langs elektronische weg of schriftelijk ingediend bij de bevoegde autoriteit als België de eerste plaats van binnenkomen of de laatste plaats van verlaten van de Europese Unie is.
Blanco aangifte- en kennisgevingsformulieren worden daartoe ter beschikking gesteld.
Aan de aangever of kennisgever wordt op verzoek een gewaarmerkt exemplaar van de aangifte of kennisgeving afgegeven.
De minister van Financiën bepaalt de modaliteiten voor het indienen langs elektronische weg van de aangifte en kennisgeving.".
Art.5. In artikel 3 van hetzelfde besluit, wordt in de Nederlandse tekst het woord "a)" voor de woorden ""liquide middelen"" ingevoegd.
Art.6. In artikel 8 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:
" § 1 Indien niet werd voldaan aan de aangifteplicht of kennisgevingsplicht zoals omschreven in de artikelen 3 en 4 van de Verordening (EU) 2018/1672, of de aangifteplicht zoals omschreven in artikel 4 van dit besluit, of indien hieraan werd voldaan doch aanwijzingen bestaan die laten vermoeden dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten, zoals omschreven in artikel 4, eerste lid, 23° van de wet van 18 september 2017, of indien er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen waarvoor geen aangifteplicht of kennisgevingsplicht bestaat, verband houden met de criminele activiteiten, zoals omschreven in artikel 4, eerste lid, 23° van de wet van 18 september 2017, neemt de bevoegde autoriteit de liquide middelen in bewaring.".
Art.7. In artikel 8, van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt: "Bij inbreuk op de aangifteplicht bedoeld in artikel 4 van dit besluit, zal de duur van de inbewaringneming door de bevoegde autoriteit de veertien kalenderdagen niet overschrijden te rekenen vanaf het ogenblik dat de natuurlijke persoon of de eigenaar niet meer kan beschikken over de liquide middelen. Na het verstrijken van deze periode worden de liquide middelen ter beschikking gesteld van de vervoerder of eigenaar onverminderd de mogelijkheid tot verdere inbeslagname door of op vordering van de bevoegde gerechtelijke autoriteiten.".
Art.8. In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 3 ingevoegd:
" § 3. De duur van de inbewaringneming van de liquide middelen als bepaald door de Verordening (EU) 2018/1672 door de bevoegde autoriteit zal de dertig kalenderdagen niet overschrijden. Na het verstrijken van deze periode worden de liquide middelen ter beschikking gesteld van de persoon van wie de liquide middelen tijdelijk in bewaring zijn genomen onverminderd de mogelijkheid tot inbeslagname door of op vordering van de bevoegde autoriteiten.
Nadat de bevoegde autoriteiten een grondige beoordeling hebben uitgevoerd van de noodzaak en evenredigheid van een verdere tijdelijke inbewaringneming kunnen zij beslissen om de termijn van tijdelijke in bewaarneming te verlengen tot een duur van maximaal negentig dagen.".
Art.9. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 9. De bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 1 b) of 3 b) van dit besluit slaat de aangiften en kennisgevingen bedoeld in artikel 2 en de aangiften bedoeld in artikel 3 d) van dit besluit alsook de processen-verbaal bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van dit besluit en de inlichtingen bedoeld in artikel 5.3, 6.1 en 6.2 van de Verordening (EU) 2018/1672 op, verwerkt deze en stelt ze ter beschikking van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, welke gemachtigd is er kennis van te nemen.".
Art.10. In artikel 10, §§ 1 en 3 van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 3 van de verordening" vervangen door de woorden "artikelen 3 en 4 van de Verordening (EU) 2018/1672".
Art.11. In artikel 10 § 4, van hetzelfde besluit worden de woorden "de ambtenaren van de Algemene Administratie der douane en accijnzen, zijn de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit en de ambtenaren van de Thesaurie" vervangen door de woorden "de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen, zijn de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Thesaurie".
Art.12. In artikel 10, van hetzelfde besluit wordt paragraaf 5 vervangen als volgt:
" § 5. Inbreuk of poging tot inbreuk op de verplichting bepaald in artikelen 3 en 4 van de Verordening (EU) 2018/1672 evenals op de voorschriften van artikel 2 van dit koninklijk besluit wordt vastgesteld middels proces-verbaal overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 272 van de algemene wet inzake douane en accijnzen.".
Art.13. In hetzelfde besluit wordt de bijlage vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.
Art.14. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art.15. De minister van Financiën en de minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 03-09-2021, p. 94367-94386)