26 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-02-2014 en tekstbijwerking tot 03-09-2021)
HOOFDSTUK I. - Verkeer met niet-lidstaten van de [1 Europese Unie ]1
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Verkeer met lidstaten van de Europese Unie Definities
Art. 3-6
HOOFDSTUK III. - Controlemaatregelen, bevoegdheden en bewaring der aangiften
Art. 7-9
HOOFDSTUK IV. - Beteugeling van de inbreuken
Art. 10-12
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 13-14
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Verkeer met niet-lidstaten van de [1 Europese Unie ]1
[2 Aangifte-en kennisgevingsplicht]2
----------
(1)
Artikel 1.[1 Voor de toepassing van de artikelen 2 en 10 van dit besluit wordt verstaan onder:
a) "Verordening (EU) 2018/1672": Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005;
b) "bevoegde autoriteit": de autoriteit, bevoegd om de aangiften en kennisgevingen in ontvangst te nemen, is de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen ]1.
----------
(1)<KB 2021-08-29/01, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
Art.2.[1 De aangifte zoals genoemd in artikel 3 van de Verordening (EU) 2018/1672 en de kennisgeving zoals genoemd in artikel 4 van de Verordening (EU) 2018/1672 worden langs elektronische weg of schriftelijk ingediend bij de bevoegde autoriteit als België de eerste plaats van binnenkomen of de laatste plaats van verlaten van de Europese Unie is.
Blanco aangifte- en kennisgevingsformulieren worden daartoe ter beschikking gesteld.
Aan de aangever of kennisgever wordt op verzoek een gewaarmerkt exemplaar van de aangifte of kennisgeving afgegeven.
De minister van Financiën bepaalt de modaliteiten voor het indienen langs elektronische weg van de aangifte en kennisgevin ]1.
----------
(1)<KB 2021-08-29/01, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
HOOFDSTUK II. - Verkeer met lidstaten van de Europese Unie Definities
Art.3.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
"[1 a)]1 liquide middelen" :
- verhandelbare instrumenten aan toonder, met inbegrip van monetaire instrumenten aan toonder zoals reischeques, verhandelbare instrumenten (waaronder cheques, promessen en betalingsopdrachten) die aan toonder gesteld zijn, geëndosseerd zijn zonder beperking, op naam van een fictieve begunstigde gesteld zijn, of anderszins een zodanige vorm hebben dat de aanspraak erop bij afgifte wordt overgedragen, en onvolledige instrumenten (waaronder cheques, promessen en betalingsopdrachten) die ondertekend zijn, maar niet op naam van een begunstigde gesteld zijn;
- contant geld (bankbiljetten en muntstukken die als betaalmiddel in omloop zijn);
b) "bevoegde autoriteit" : de in artikel 6 van de besluitwet van 6 oktober 1944 ter inrichting van de controle op alle mogelijke overdrachten van goederen en waarden tussen België en het buitenland vermelde personen.
c) "grensoverschrijdend vervoer" : het vervoer van liquide middelen tussen België en een lidstaat van de Europese Unie of tussen deze lidstaat en België :
- hetzij op de persoon, in de bagage of aan boord van het vervoermiddel dat door een natuurlijk persoon gebruikt wordt;
- hetzij op enige andere manier, al dan niet door een natuurlijk persoon;
d) "aangifte" : mondelinge of schriftelijke verklaring omtrent het grensoverschrijdend vervoer van liquide middelen die door een natuurlijk persoon wordt gedaan naar aanleiding van een controle uitgevoerd door een bevoegde autoriteit.
Aangifteplicht
----------
(1)<KB 2021-08-29/01, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
Art.4. Het grensoverschrijdend vervoer van liquide middelen ter waarde van 10.000 EUR of meer dient door de natuurlijke personen, of indien de liquide middelen niet worden vervoerd onder begeleiding van een natuurlijk persoon, door de eigenaar van deze middelen op verzoek van de bevoegde autoriteit te worden aangegeven.
Art.5. De aangifte wordt mondeling gedaan ten overstaan van de bevoegde autoriteit. Indien uit de mondelinge aangifte evenwel blijkt dat de aangever liquide middelen ter waarde van 10.000 EUR of meer vervoert zal een schriftelijke aangifte worden opgesteld met gebruikmaking van het formulier opgenomen in bijlage bij dit besluit. Dit formulier wordt door de bevoegde autoriteit kosteloos ter beschikking gesteld van de aangever.
Art.6. Indien de in de aangifte verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn, wordt geacht dat niet voldaan werd aan de aangifteplicht.
HOOFDSTUK III. - Controlemaatregelen, bevoegdheden en bewaring der aangiften
Art.7. § 1. De autoriteiten genoemd in artikel 6 van de besluitwet van 6 oktober 1944 ter inrichting van de controle op alle mogelijke overdrachten van goederen en waarden tussen België en het buitenland zijn bevoegd voor de controle op de uitvoering van de bepalingen van dit besluit.
§ 2. Zij zijn er daartoe toe gemachtigd de natuurlijke personen, hun vervoermiddelen en bagage alsmede elk ander recipiënt waarin zich liquide middelen kunnen bevinden te controleren.
§ 3. De bevoegde autoriteiten zijn ertoe gemachtigd de overlegging van de identiteitsdocumenten van de betrokkenen te eisen.
Art.8.§ 1. [1 Indien niet werd voldaan aan de aangifteplicht of kennisgevingsplicht zoals omschreven in de artikelen 3 en 4 van de Verordening (EU) 2018/1672, of de aangifteplicht zoals omschreven in artikel 4 van dit besluit, of indien hieraan werd voldaan doch aanwijzingen bestaan die laten vermoeden dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten, zoals omschreven in artikel 4, eerste lid, 23° van de wet van 18 september 2017, of indien er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen waarvoor geen aangifteplicht of kennisgevingsplicht bestaat, verband houden met de criminele activiteiten, zoals omschreven in artikel 4, eerste lid, 23° van de wet van 18 september 2017, neemt de bevoegde autoriteit de liquide middelen in bewaring]1.
§ 2. [2 Bij inbreuk op de aangifteplicht bedoeld in artikel 4 van dit besluit, zal de duur van de inbewaringneming door de bevoegde autoriteit de veertien kalenderdagen niet overschrijden te rekenen vanaf het ogenblik dat de natuurlijke persoon of de eigenaar niet meer kan beschikken over de liquide middelen. Na het verstrijken van deze periode worden de liquide middelen ter beschikking gesteld van de vervoerder of eigenaar onverminderd de mogelijkheid tot verdere inbeslagname door of op vordering van de bevoegde gerechtelijke autoriteiten]2.
[3 De duur van de inbewaringneming van de liquide middelen als bepaald door de Verordening (EU) 2018/1672 door de bevoegde autoriteit zal de dertig kalenderdagen niet overschrijden. Na het verstrijken van deze periode worden de liquide middelen ter beschikking gesteld van de persoon van wie de liquide middelen tijdelijk in bewaring zijn genomen onverminderd de mogelijkheid tot inbeslagname door of op vordering van de bevoegde autoriteiten.
Nadat de bevoegde autoriteiten een grondige beoordeling hebben uitgevoerd van de noodzaak en evenredigheid van een verdere tijdelijke inbewaringneming kunnen zij beslissen om de termijn van tijdelijke in bewaarneming te verlengen tot een duur van maximaal negentig dagen.]3
----------
(1)<KB 2021-08-29/01, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
(2)<KB 2021-08-29/01, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
(3)<KB 2021-08-29/01, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
Art.9.[1 De bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 1 b) of 3 b) van dit besluit slaat de aangiften en kennisgevingen bedoeld in artikel 2 en de aangiften bedoeld in artikel 3 d) van dit besluit alsook de processen-verbaal bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van dit besluit en de inlichtingen bedoeld in artikel 5.3, 6.1 en 6.2 van de Verordening (EU) 2018/1672 op, verwerkt deze en stelt ze ter beschikking van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, welke gemachtigd is er kennis van te nemen ]1.
----------
(1)<KB 2021-08-29/01, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
HOOFDSTUK IV. - Beteugeling van de inbreuken
Art.10.§ 1. Inbreuk of poging tot inbreuk op de verplichting bepaald in [1 artikelen 3 en 4 van de Verordening (EU) 2018/1672]1 evenals op de voorschriften van artikel 2 van dit koninklijk besluit, wordt bestraft overeenkomstig artikel 261 van de algemene wet inzake douane en accijnzen.
§ 2. In geval van herhaling binnen vijf jaar na een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde inbreuk, worden de straffen verdubbeld.
§ 3. Inbreuk of poging tot inbreuk op de [1 artikelen 3 en 4 van de Verordening (EU) 2018/1672]1g bepaalde verplichting of op de in artikel 2 van dit koninklijk besluit bepaalde voorschriften, wordt vervolgd volgens de procedure bepaald in de artikelen 226, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen.
§ 4. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie en van [2 de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen, zijn de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Thesaurie]2 bevoegd om de inbreuken zoals bepaald in § 1 van dit artikel op te sporen en vast te stellen.
§ 5. [3 Inbreuk of poging tot inbreuk op de verplichting bepaald in artikelen 3 en 4 van de Verordening (EU) 2018/1672 evenals op de voorschriften van artikel 2 van dit koninklijk besluit wordt vastgesteld middels proces-verbaal overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 272 van de algemene wet inzake douane en accijnzen.]3.
----------
(1)<KB 2021-08-29/01, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
(2)<KB 2021-08-29/01, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
(3)<KB 2021-08-29/01, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>
Art.11. § 1. Met uitzondering van de inbreuken vermeld onder artikel 10 worden de inbreuken op de bepalingen van dit besluit bestraft overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 5 van de besluitwet van 6 oktober 1944 ter inrichting van de controle op alle mogelijke overdrachten van goederen en waarden tussen België en het buitenland.
§ 2. De inbreuken zoals bepaald in § 1 van dit artikel worden vastgesteld middels proces-verbaal.
Dit proces-verbaal dient minstens de informatie vervat in de aangifte opgenomen in bijlage bij dit besluit te omvatten, de omstandigheden der vaststelling van de inbreuk en de verklaringen afgelegd door de vervoerder of eigenaar van de liquide middelen.
Art.12. § 1. De autoriteiten genoemd in artikel 6 van de besluitwet van 6 oktober 1944 ter inrichting van de controle op alle mogelijke overdrachten van goederen en waarden tussen België en het buitenland zijn bevoegd voor de opsporing en vaststelling van inbreuken zoals bepaald in artikel 8, § 1 van dit besluit.
§ 2. De aanwijzingen zoals vermeld in artikel 8, § 1 van dit besluit worden vastgesteld middels een proces-verbaal.
Dit proces-verbaal dient minstens de informatie vervat in de aangiften opgenomen in bijlage bij dit besluit te omvatten, de omstandigheden der vaststelling van de inbreuk en de inbewaringneming en de verklaringen afgelegd door de vervoerder of eigenaar van de liquide middelen.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art.13. Het koninklijk besluit van 5 oktober 2006 houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen wordt opgeheven.
Art.14. Onze minister bevoegd voor Financiën en Onze minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.Aangifteformulier lique middelen
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-02-2014, p. 12924-12925)
Gewijzigd bij :
<KB 2021-08-29/01, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 04-09-2021>