20 JANUARI 2021. - Koninklijk besluit betreffende het toekennen van een toeslag voor werknemers die in 2020 tijdelijk werkloos werden gesteld(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-01-2021 en tekstbijwerking tot 07-05-2021)
Art. 1-9
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° werkloosheidsbesluit: het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° de tijdelijk werkloze: de werknemer wiens arbeidsprestaties tijdelijk verminderd of geschorst zijn in toepassing van de artikelen 26, 51 of 77/4, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor zover zijn tijdelijke werkloosheid niet het gevolg is van een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht die veroorzaakt wordt door de arbeidsongeschiktheid van de werknemer;
[1 2°/1 de volledig werkloze: de werknemer bedoeld in artikel 28, § 3, van het werkloosheidsbesluit, met uitzondering van de werknemer van wie op basis van de regels die bij collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd, werd vastgesteld dat hij verminderd arbeidsgeschikt is voor het beroep dat hij normaal uitoefent;]1
3° X: het aantal volle uitkeringen in het zesdagenstelsel dat de tijdelijk werkloze in de periode van maart 2020 tot november 2020 heeft genoten in toepassing van de artikelen 106 tot 107 van het werkloosheidsbesluit;
4° Y: het aantal halve uitkeringen in het zesdagenstelsel dat de tijdelijk werkloze in de periode van maart 2020 tot november 2020 heeft genoten in toepassing van artikel 108 van het werkloosheidsbesluit;
[1 4°/1 Z: het aantal volle uitkeringen in het zesdagenstelsel dat de volledig werkloze in de periode van maart 2020 tot november 2020 heeft genoten in toepassing van de artikelen 74 en 100 van het werkloosheidsbesluit. De halve uitkeringen in toepassing van artikel 74 worden opgeteld, waarbij twee halve uitkeringen gelijk zijn aan één volle uitkering;]1
5° : de Rijksdienst: de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bedoeld in artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
6° de uitbetalingsinstelling: de instelling bedoeld in artikel 17 van het werkloosheidsbesluit.
----------
(1)<KB 2021-05-02/03, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art.2.§ 1er. De werknemer die tijdens de periode van maart 2020 tot november 2020 minstens 53 volle uitkeringen als tijdelijk werkloze heeft genoten, heeft recht op een toeslag bij de werkloosheidsuitkeringen voor de laatste maand van 2020 waarvoor hij op het ogenblik van de eerste betaling van de toeslag al tijdelijke werkloosheidsuitkeringen heeft genoten, waarvan het bedrag wordt verkregen door toepassing van de volgende formule:
(X - 52) * 10
Het bedrag mag evenwel niet lager zijn dan 150 euro.
§ 2. De werknemer die tijdens de periode van maart 2020 tot november 2020 minstens 53 halve uitkeringen als tijdelijk werkloze heeft genoten, heeft recht op een toeslag bij de werkloosheidsuitkeringen voor de laatste maand van 2020 waarvoor op het ogenblik van de eerste betaling van de toeslag hij al tijdelijke werkloosheidsuitkeringen heeft genoten, waarvan het bedrag wordt verkregen door toepassing van de volgende formule:
(Y - 52) * 5
Het bedrag mag evenwel niet lager zijn dan 75 euro.
§ 3. De werknemer die tijdens de periode van maart 2020 tot november 2020 een aantal volle en halve uitkeringen als tijdelijk werkloze heeft genoten, waarvan het totaal minstens gelijk is aan 53, heeft recht op een toeslag bij de werkloosheidsuitkeringen voor de laatste maand van 2020 waarvoor op het ogenblik van de eerste betaling van de toeslag hij al tijdelijke werkloosheidsuitkeringen heeft genoten, waarvan het bedrag wordt verkregen door toepassing van de volgende formule:
(X + Y - 52) * ([10 * X / (X + Y)] + [5 * Y / (X + Y)])
Het bedrag mag evenwel niet lager zijn dan [150 * X / (X + Y)] + [75 * Y / (X + Y)] euro.
[1 § 3/1. De werknemer die tijdens de periode van maart 2020 tot november 2020 minstens 53 volle uitkeringen als volledig werkloze heeft genoten, heeft recht op een toeslag bij de werkloosheidsuitkeringen voor de laatste maand van 2020 waarvoor hij op het ogenblik van de eerste betaling van de toeslag al volledige werkloosheidsuitkeringen heeft genoten, waarvan het bedrag wordt verkregen door toepassing van de volgende formule :
(Z - 52) * 10
Het bedrag mag evenwel niet lager zijn dan 150 euro.]1
§ 4. De toeslag bedoeld in dit artikel wordt beschouwd als een tijdelijke werkloosheidsuitkering.
----------
(1)<KB 2021-05-02/03, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art.3.In toepassing van artikel 146 van het werkloosheidsbesluit maakt de Rijksdienst een voorlopige uitkeringskaart over aan de uitbetalingsinstelling.
Hij baseert zich daarvoor op de betalingen die de uitbetalingsinstelling heeft verricht voor de tijdelijk [1 of volledig]1 werkloze en die betrekking hebben op de maanden gelegen in de periode vanaf maart tot en met oktober 2020.
De uitkeringskaart vermeldt het bedrag van de voorlopige toeslag.
----------
(1)<KB 2021-05-02/03, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art.4. In afwijking van artikel 160 van het werkloosheidsbesluit kan de uitbetalingsinstelling aan de werknemer bedoeld in artikel 2, een voorlopige toeslag betalen op basis van de voorlopige uitkeringskaart bedoeld in artikel 3.
Art.5.In afwijking van artikel 161 van het werkloosheidsbesluit mag de uitbetalingsinstelling de voorlopige toeslag bedoeld in artikel 4, betalen vanaf 15 december 2020.
[1 De betalingen van deze voorlopige toeslag worden beschouwd als bijkomende ingediende gevallen, bovenop de gevallen die zijn vastgelegd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 september 1991 tot vaststelling van de vergoedingen voor administratiekosten van de uitbetalingsinstellingen belast met de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen.]1
----------
(1)<KB 2021-05-02/03, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art.6.In toepassing van artikel 146 van het werkloosheidsbesluit maakt de Rijksdienst een definitieve uitkeringskaart over aan de uitbetalingsinstelling.
Hij baseert zich daarvoor op de betalingen aan de tijdelijk [1 of volledig]1 werkloze voor de periode van maart 2020 tot november 2020 die in toepassing van artikel 164, § 3, van het werkloosheidsbesluit een eerste keer zijn geverifieerd en waarvoor in toepassing van artikel 169 van het werkloosheidsbesluit geen beslissing tot terugvordering werd opgesteld.
De uitkeringskaart vermeldt het bedrag van de definitieve toeslag. Indien het bedrag van de definitieve toeslag lager is dan het bedrag van de voorlopige toeslag, vordert de Rijksdienst het verschil terug van de werknemer, maar vermeldt hij op de uitkeringskaart als bedrag van de definitieve toeslag het bedrag van de voorlopige toeslag.
----------
(1)<KB 2021-05-02/03, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2020>
Art.7. Voor zover dit besluit er niet van afwijkt, zijn de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk V, afdelingen 2 tot 4, en VII tot IX, van het werkloosheidsbesluit van toepassing.
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 december 2020.
Art. 9. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.