Details





Titel:

4 NOVEMBER 2020. - Wet inzake verschillende sociale maatregelen ingevolge de COVID-19-pandemie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-11-2020 en tekstbijwerking tot 28-06-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Bepaling betreffende het artikel 58, tweede lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Verlenging van de termijn om een akkoord te sluiten over het elektronisch stemmen of stemmen per brief bij de sociale verkiezingen en tot omkadering van de procedure inzake stemming per brief ingevolge de COVID-19-pandemie
Art. 4-9
HOOFDSTUK 4. - Uitbreiding van de mogelijkheden tot studentenarbeid in de sectoren van het onderwijs en de zorg door de tijdens het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 gepresteerde uren te neutraliseren
Art. 10
HOOFDSTUK 5. - Dringende bepalingen inzake het beheer van de opname van COVID-19-patiënten in ziekenhuizen
Art. 11-16
HOOFDSTUK 6. - Verrichten van geneeskundige handelingen door personen die wettig niet bevoegd zijn de geneeskunde uit te oefenen, teneinde het uitvoeren van SARS-CoV-2 testen in het kader van de coronavirus COVID-19-epidemie
Art. 17-19
HOOFDSTUK 7. [1 Voorbereiding en toediening van vaccins enkel vergund voor de profylaxe van het coronavirus SARS-CoV-2 door personen die wettig niet bevoegd zijn de geneeskunde uit te oefenen.]1
Art. 20-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2020202186 



Uitvoeringsbesluit(en):

2021042426  2022041487  2023043046 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Bepaling betreffende het artikel 58, tweede lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
Art.2. Het voorschrift bedoeld in artikel 58, tweede lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 maart 2020 tot wijziging van de artikelen 53 en 58 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, is niet van toepassing op elk tijdvak van arbeidsongeschiktheid dat aanvat vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020.

Art.3. Dit hoofdstuk treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

HOOFDSTUK 3. - Verlenging van de termijn om een akkoord te sluiten over het elektronisch stemmen of stemmen per brief bij de sociale verkiezingen en tot omkadering van de procedure inzake stemming per brief ingevolge de COVID-19-pandemie
Art.4. In artikel 15/1, § 2, van de wet van 4 mei 2020 tot regeling van de opschorting van de procedure sociale verkiezingen van het jaar 2020 ingevolge de coronavirus COVID-19-pandemie worden de woorden "tot uiterlijk vierendertig dagen voor de overeenkomstig artikel 6 bepaalde uitgestelde verkiezingsdatum" vervangen door de woorden "na de dag van de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt als bedoeld in artikel 14 van de wet van 4 december 2007 en vanaf de herneming van de procedure als bedoeld in artikel 6".

Art.5. In hetzelfde artikel 15/1 van dezelfde wet van 4 mei 2020 wordt een vierde paragraaf toegevoegd, luidende:
  " § 4. In afwijking op de artikelen 42 en 43 van de wet van 4 december 2007, kan het aantal stembureaus en de indeling van de kiezers per bureau zo nodig nog worden aangepast naar aanleiding van het akkoord inzake elektronisch stemmen. De werkgever dient over deze aanpassingen te informeren via aanplakking volgens dezelfde modaliteiten als bepaald bij artikel 43 van de wet van 4 december 2007.".

Art.6. In dezelfde wet van 4 mei 2020 wordt een nieuw artikel 15/2 ingevoegd, luidende:
  "Art. 15/2. § 1. In afwijking op artikel 57, eerste lid, infine, van de wet van 4 december 2007, kan er, na de herneming van de procedure als bedoeld in artikel 6, alsnog een akkoord worden gesloten om over te gaan tot de stemming per brief. Behoudens de bepalingen en afwijkingen bepaald in dit hoofdstuk, blijven de bepalingen van de wet van 4 december 2007 inzake stemming per brief onverkort gelden.
  § 2. In afwijking op artikel 57 van de wet van 4 december 2007, mag de stemming per brief ingevolge een akkoord eveneens worden toegelaten wanneer de verspreiding van het coronavirus COVID-19 het moeilijk maakt de stembusgang in veilige omstandigheden te organiseren.
  § 3. In afwijking op de artikelen 42 en 43 van de wet van 4 december 2007, kan het aantal stembureaus en de indeling van de kiezers per bureau zo nodig nog worden aangepast naar aanleiding van het akkoord inzake stemming per brief. De werkgever dient over deze aanpassingen te informeren via aanplakking volgens dezelfde modaliteiten als bepaald bij artikel 43 van de wet van 4 december 2007.".

Art.7. In dezelfde wet van 4 mei 2020 wordt een nieuw artikel 15/3 ingevoegd, luidende:
  "Art. 15/3. In afwijking op artikel 47, derde lid, van de wet van 4 december 2007 kunnen, in geval per brief gestemd wordt, de oproepingsbrieven en de stembiljetten voor de werknemers die niet aanwezig zijn in de onderneming op de dagen dat deze oproepingsbrieven en stembiljetten worden overhandigd, worden verzonden via een gewone, prioritaire zending voor zo ver de werkgever het bewijs kan leveren van deze verzending.".

Art.8. In dezelfde wet van 4 mei 2020 wordt een nieuw artikel 15/4 ingevoegd, luidende:
  "Art. 15/4. § 1. In afwijking op artikel 58, derde en vierde lid, 1°, van de wet van 4 december 2007, worden de stembiljetten die toekomen tot uiterlijk de vijfde dag die volgt op het sluiten van de stemming als bedoeld in dat artikel als geldig beschouwd, voor zover over deze werkwijze een akkoord werd gesloten tussen de werkgever en alle vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en van de representatieve organisaties van kaderleden die kandidaten hebben voorgedragen voor de betrokken categorie van werknemers. Van dit akkoord wordt onmiddellijk kennisgegeven via aanplakking.
  § 2. Indien een akkoord werd gesloten in toepassing van § 1, worden voor de toepassing van artikel 59 en de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling III, van de wet van 4 december 2007, de stemverrichtingen geacht gesloten te zijn op het einde van de overeengekomen termijn van uiterlijk vijf dagen zoals bedoeld in § 1.
  § 3. De termijn voor de aanplakking van de berichten bedoeld in artikel 78 § 2, laatste lid, en § 3, vijfde lid, van de wet van 4 december 2007, wordt verlengd met de overeengekomen termijn van uiterlijk vijf dagen zoals bedoeld in § 1.".

Art.9. Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 14 oktober 2020.

HOOFDSTUK 4. - Uitbreiding van de mogelijkheden tot studentenarbeid in de sectoren van het onderwijs en de zorg door de tijdens het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 gepresteerde uren te neutraliseren
Art.10.In afwijking van artikel 17bis, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, worden de tijdens het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 in de zorgsector en in het onderwijs gepresteerde uren [1 , met inbegrip van de als uitzendkracht gepresteerde uren bij gebruikers die behoren tot de zorgsector en in het onderwijs,]1 niet in aanmerking genomen voor de berekening van het jaarlijkse contingent van 475 uren.
  Onder de zorgsector dienen de paritaire comités 318, 319, 330, 331 en 332 te worden verstaan, evenals de openbare zorginstellingen (NACE-codes 86101, 86102, 86103, 86104, 86109, 86210, 86901, 86903, 86904, 86905, 86906, 86909, 87101, 87109, 87901). De koning kan deze lijst aanvullen.
  ----------
  (1)<W 2020-12-20/10, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 13-11-2020>

HOOFDSTUK 5. - Dringende bepalingen inzake het beheer van de opname van COVID-19-patiënten in ziekenhuizen
Art.11.
  <Opgeheven bij KB 2023-06-22/01, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.12.
  <Opgeheven bij KB 2023-06-22/01, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.13.
  <Opgeheven bij KB 2023-06-22/01, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.14.
  <Opgeheven bij KB 2023-06-22/01, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.15.
  <Opgeheven bij KB 2023-06-22/01, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16.
  <Opgeheven bij KB 2023-06-22/01, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 6. - Verrichten van geneeskundige handelingen door personen die wettig niet bevoegd zijn de geneeskunde uit te oefenen, teneinde het uitvoeren van SARS-CoV-2 testen in het kader van de coronavirus COVID-19-epidemie
Art.17. In het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, mogen de volgende medische handelingen, namelijk het voorbereiden, uitvoeren, behandelen, opslaan en doorsturen van staalafnames en collecties, worden verricht door personen die daartoe door of krachtens de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen niet wettelijk bevoegd zijn:
  1° staalafnames en collectie van secreties en excreties;
  2° bloedafname via capillaire punctie.
  De in het eerste lid bedoelde staalafnames en collecties mogen enkel worden verricht in het kader van mogelijke COVID-19-besmettingen.

Art.18.[1 De in artikel 17 bedoelde geneeskundige handelingen kunnen enkel worden verricht indien ze cumulatief voldoen aan volgende voorwaarden:
   1° wanneer, bij ontstentenis van een voldoende aantal wettelijk bevoegde personen om deze handelingen te verrichten, vastgesteld door de verantwoordelijke arts of de verantwoordelijke verpleegkundige, of bij hun afwezigheid door de federale gezondheidsinspecteur, de epidemie het noodzakelijk maakt om deze handelingen te verrichten. Na uitputting van alle andere bestaande middelen om wettelijk bevoegde personen te mobiliseren, is de mobilisatie van niet-wettelijk bevoegde personen het laatste redmiddel;
   2° de handelingen worden prioritair toevertrouwd aan de personen wier opleiding het dichtst aansluit bij dat van verpleegkundige, en zulks naargelang van:
   a) de behoeften aan verplegend personeel in het kader waarin de zorg wordt verstrekt, en
   b) de complexiteit van de te verstrekken verpleegkundige zorg;
   3° ze worden verricht door de masterstudenten in de geneeskunde, heelkunde en vroedkunde, de laatstejaarsstudenten verpleegkunde, de laatstejaarsstudenten in de medische laboratoriumtechnologie en de laatstejaarsstudenten in de artsenijbereidkunde, die buiten het kader van hun opleiding werkzaam zijn in hun toekomstige beroep, alsook door de volgende personen die wettelijk bevoegd zijn om hun beroep uit te oefenen in overeenstemming met de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen:
   a) de vroedvrouwen die hun diploma hebben behaald na 1 oktober 2018;
   b) de tandartsen;
   c) de apothekers, voor zover ze hiertoe niet gemachtigd zijn op basis van de wet van 22 december 2020 houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten en de registratie en verwerking van gegevens betreffende vaccinaties in het kader van de strijd tegen de COVID-19-pandemie en de wet van 13 juni 2021 houdende maatregelen ter beheersing van de COVID-19-pandemie en andere dringende maatregelen in het domein van de gezondheidzorg;
   d) de farmaceutisch-technisch assistenten;
   e) de logopedisten;
   f) de hulpverleners-ambulanciers met een ervaring van minstens twee jaar;
   g) de mondhygiënisten;
   h) de medisch laboratoriumtechnologen;
   i) de zorgkundigen;
   4° de verantwoordelijke arts of de verantwoordelijke verpleegkundige beslist over de verdeling van de personen die op basis van deze wet gemachtigd zijn om de in artikel 17 bedoelde handelingen te stellen binnen een gestructureerd zorgteam. Dat gestructureerd zorgteam bestaat onder andere uit een coördinerend verpleegkundige die samenwerkt met een arts. De coördinerend verpleegkundige stuurt het zorgteam aan;
   5° de coördinerend verpleegkundige van het gestructureerde zorgteam of de verantwoordelijke arts vertrouwt de in artikel 17 bedoelde handelingen toe aan de personen die daartoe op basis van deze wet gemachtigd zijn, rekening houdend met hun opleidingen en hun vaardigheden;
   6° voorafgaand aan het uitoefenen van deze handelingen wordt een opleiding gevolgd. Deze opleiding wordt gegeven door een verpleegkundige of een arts, zowel wat de uitoefening van deze handelingen betreft als inzake de maatregelen ter bescherming van de gezondheid die nodig zijn om deze uit te oefenen. De opleiding wordt aangepast aan de kennis en de vaardigheden van de personen die op grond van deze wet gemachtigd worden;
   7° de handelingen worden uitgeoefend onder het toezicht van de coördinerend verpleegkundige of de verantwoordelijke arts, die bereikbaar moet zijn. De fysieke aanwezigheid van de coördinerend verpleegkundige of de verantwoordelijke arts is hiervoor niet vereist;
   8° de personen die verantwoordelijk zijn voor het kader waarin de handelingen worden uitgeoefend, vergewissen zich van de stand van zaken inzake de aansprakelijkheids- en arbeidsongevallenverzekering.]1
  ----------
  (1)<W 2021-12-23/13, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2021>

Art.19.[1 Dit hoofdstuk treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en treedt buiten werking op 1 juli [2 2023]2.
   De Koning kan, na overleg in de Ministerraad, [2 de werking van dit hoofdstuk voor telkens zes maanden verlengen tot uiterlijk 31 december 2025]2.]1
  ----------
  (1)<W 2021-12-23/13, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2021>
  (2)<W 2022-12-13/04, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2022>

HOOFDSTUK 7. [1 Voorbereiding en toediening van vaccins enkel vergund voor de profylaxe van het coronavirus SARS-CoV-2 door personen die wettig niet bevoegd zijn de geneeskunde uit te oefenen.]1   ----------   (1)
Art.20. [1 In het kader van de COVID-19-coronavirus-epidemie mogen vaccins enkel vergund voor de profylaxe van het coronavirus SARS-CoV-2 worden voorbereid en toegediend door personen die daartoe bij of krachtens de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen niet bevoegd zijn, op voorwaarde dat de volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn:
   1° wanneer, bij ontstentenis van een voldoende aantal wettelijk bevoegde personen om deze handelingen te verrichten, vastgesteld door de verantwoordelijke arts of de verantwoordelijke verpleegkundige, of bij hun afwezigheid door de federale gezondheidsinspecteur, de epidemie het noodzakelijk maakt om deze handelingen te verrichten. Na uitputting van alle andere bestaande middelen om wettelijk bevoegde personen te mobiliseren, is de mobilisatie van niet-wettelijk bevoegde personen het laatste redmiddel;
   2° de handelingen worden prioritair toevertrouwd aan de personen wier opleiding het dichtst aansluit bij dat van verpleegkundige, en zulks naargelang van:
   a) de behoeften aan verplegend personeel in het kader waarin de zorg wordt verstrekt, en
   b) de complexiteit van de te verstrekken verpleegkundige zorg;
   3° ze worden verricht door de masterstudenten in de geneeskunde, heelkunde en vroedkunde, de laatstejaarsstudenten verpleegkunde, de laatstejaarsstudenten in de medische laboratoriumtechnologie en de laatstejaarsstudenten in de artsenijbereidkunde, die buiten het kader van hun opleiding werkzaam zijn in hun toekomstige beroep, alsook door de volgende personen die wettelijk bevoegd zijn om hun beroep uit te oefenen in overeenstemming met de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen:
   a) de vroedvrouwen die hun diploma hebben behaald na 1 oktober 2018;
   b) de tandartsen;
   c) de logopedisten;
   d) de apothekers;
   e) de farmaceutisch-technisch assistenten;
   f) de hulpverleners-ambulanciers met een ervaring van minstens twee jaar;
   g) de mondhygiënisten;
   h) de medisch laboratoriumtechnologen;
   i) de zorgkundigen;
   4° de verantwoordelijke arts of de verantwoordelijke verpleegkundige beslist over de verdeling van de personen die op basis van deze wet gemachtigd zijn om de vaccins enkel vergund voor de profylaxe van het coronavirus SARS-CoV-2 voor te bereiden en toe te dienen binnen een gestructureerd zorgteam. Dat gestructureerd zorgteam bestaat onder andere uit een coördinerend verpleegkundige die samenwerkt met een arts. De coördinerend verpleegkundige stuurt het zorgteam aan;
   5° de coördinerend verpleegkundige van het gestructureerde zorgteam of de verantwoordelijke arts vertrouwt het voorbereiden en toedienen van de vaccins enkel vergund voor de profylaxe van het coronavirus SARS-CoV-2 toe aan de personen die daartoe op basis van deze wet gemachtigd zijn, rekening houdend met hun opleidingen en hun vaardigheden;
   6° voorafgaand aan het voorbereiden en toedienen van de vaccins enkel vergund voor de profylaxe van het coronavirus SARS-CoV-2 wordt een opleiding gevolgd. Deze opleiding wordt gegeven door een verpleegkundige of een arts, zowel wat het voorbereiden en toedienen van deze vaccins betreft als inzake de maatregelen ter bescherming van de gezondheid die nodig zijn om deze activiteit uit te oefenen. De opleiding wordt aangepast aan de kennis en de vaardigheden van de personen die op grond van deze wet gemachtigd worden;
   7° het voorbereiden en toedienen van de vaccins enkel vergund voor de profylaxe van het coronavirus SARS-CoV-2 wordt verricht onder het toezicht van de coördinerend verpleegkundige of de verantwoordelijke arts, die bereikbaar moet zijn. Het toezicht op het voorbereiden van deze vaccins kan ook worden uitgeoefend door een apotheker.
   8° de personen die verantwoordelijk zijn voor het kader waarin de activiteiten worden uitgeoefend, vergewissen zich van de stand van zaken inzake de aansprakelijkheids- en arbeidsongevallenverzekering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2021-12-23/13, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 30-09-2021, uitwerkingtreding : 01-07-2022>



Art. 21.[1 Dit hoofdstuk treedt buiten werking op 1 juli 2023.
   De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de werking van dit hoofdstuk voor telkens zes maanden verlengen tot uiterlijk 31 december 2025.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-13/04, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 31-12-2022>