Details





Titel:

4 MEI 2020. - Wet tot regeling van de opschorting van de procedure sociale verkiezingen van het jaar 2020 ingevolge de coronavirus COVID-19-pandemie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-05-2020 en tekstbijwerking tot 17-11-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en toepassingsgebied
Art. 1-4
HOOFDSTUK 2. - Principe van opschorting van de procedure sociale verkiezingen
Art. 5-6
HOOFDSTUK 3. - Gevolgen van de opschorting op de lopende verkiezingsprocedures
Art. 7-15, 15/1, 15/2, 15/3, 15/4
HOOFDSTUK 4. - Gevolgen van de opschorting op de bijzondere ontslagbescherming van de personeelsafgevaardigden en de kandidaat-personeelsafgevaardigden
Art. 16-19
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 20



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2020042282 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en toepassingsgebied
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art.2. Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder:
  1. de wet van 20 september 1948: de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, gewijzigd bij de wet van 4 april 2019;
  2. de wet van 19 maart 1991: de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden;
  3. de wet van 4 augustus 1996: de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gewijzigd bij de wet van 4 april 2019;
  4. de wet van 4 december 2007: de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen, gewijzigd bij de wet van 4 april 2019.

Art.3. Behoudens de bepalingen en afwijkingen bepaald bij deze wet, blijven de bepalingen van de wet van 4 december 2007, de wet van 20 september 1948, de wet van 4 augustus 1996 en de wet van 19 maart 1991 onverkort gelden.

Art.4. Deze wet is enkel van toepassing op de procedure sociale verkiezingen van het jaar 2020, die gevoerd wordt op basis van artikel 9 juncto artikel 70, 1°, 3°, 4° en 5°, van de wet van 4 december 2007.

HOOFDSTUK 2. - Principe van opschorting van de procedure sociale verkiezingen
Art.5. De sociale verkiezingsprocedure wordt opgeschort vanaf de zesendertigste dag na de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt als bedoeld in artikel 14 van de wet van 4 december 2007. Deze dag van aanvang van opschorting wordt bepaald op basis van de aangeplakte kieskalender bedoeld bij artikel 14, eerste lid, 7°, van de wet van 4 december 2007, vermeld in het verplichte modelformulier bedoeld in ditzelfde artikel 14, vierde lid.

Art.6. De sociale verkiezingsprocedure wordt opgeschort tot op een nader te bepalen datum. Deze datum wordt bepaald door de Koning, op advies van de Nationale Arbeidsraad. De Koning bepaalt eveneens, op advies van de Nationale Arbeidsraad, de nieuwe datum van de verkiezingen in afwijking van artikel 9 van de wet van 4 december 2007, en de modaliteiten van herneming van de procedure, waaronder de aanpassing van de reeds aangeplakte kieskalender bedoeld in artikel 14, eerste lid, 7°, van dezelfde wet.

HOOFDSTUK 3. - Gevolgen van de opschorting op de lopende verkiezingsprocedures
Art.7. Alle verrichtingen die overeenkomstig de wet van 4 december 2007 worden gevoerd tot en met de vijfendertigste dag na de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt als bedoeld in artikel 14 van dezelfde wet, worden gefinaliseerd.

Art.8.Met uitzondering van het bepaalde [1 in artikelen 10 en 15/1]1, blijven alle inlichtingen en beslissingen die voortvloeien uit de in artikel 7 bedoelde verrichtingen verworven, met inbegrip van de rechterlijke beslissingen die betrekking hebben op deze inlichtingen, beslissingen en verrichtingen.
  ----------
  (1)<W 2020-07-15/08, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 23-09-2020>

Art.9. Alle akkoorden bedoeld in de wet van 4 december 2007, die op ondernemingsvlak werden gesloten binnen de in artikel 7 bedoelde termijn zijn definitief verworven, met uitzondering van de akkoorden die expliciet melding maken van de coronavirus COVID-19-pandemie. Deze laatste akkoorden verliezen van rechtswege hun gelding, tenzij de partijen betrokken bij deze akkoorden anders overeenkomen.

Art.10. In afwijking op artikel 8, worden de inlichtingen en beslissingen met betrekking tot de datum, en desgevallend de uurregeling van de verkiezingen, en met betrekking tot de kieskalender, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, 1° en 7°, van de wet van 4 december 2007, aangepast overeenkomstig de door de Koning te bepalen nieuwe datum van de sociale verkiezingen, en overeenkomstig de modaliteiten hiertoe vastgelegd, als bepaald bij artikel 6.

Art.11. Alle verrichtingen die overeenkomstig de wet van 4 december 2007 worden gevoerd vanaf de zesendertigste dag na de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt als bedoeld in artikel 14 van de wet van 4 december 2007, worden opgeschort tot een nader te bepalen datum, door de Koning vastgelegd overeenkomstig artikel 6. Alle verrichtingen die vanaf genoemde dag niettemin verder worden gevoerd zijn nietig, met uitzondering van het bepaalde in artikel 13.

Art.12. In het kader van de kiesvoorwaarden van de uitzendkrachten bij de gebruikende onderneming en voor de toepassing van de eventuele schrapping bedoeld bij artikel 46 van de wet van 4 december 2007, wordt, bij de beoordeling van de tweede tewerkstellingsvoorwaarde bepaald bij artikel 16, derde lid, 2), van dezelfde wet, geen rekening gehouden met de arbeidsdagen waarop de uitzendkracht bij de gebruikende onderneming werd tewerkgesteld in de loop van de periode van opschorting van de verkiezingsprocedure waarvan de begin- en einddatum worden bepaald overeenkomstig de artikelen 5 en 6.

Art.13. In afwijking op artikel 11, kan de werkgever de beslissing om de kiesprocedure volledig stop te zetten op basis van artikel 78, § 1, van de wet van 4 december 2007 alsnog op geldige wijze doorvoeren, en overgaan tot de aanplakking en de verzending, per post of op elektronische wijze, van het bericht van volledige stopzetting op basis van het model dat als bijlage gaat bij dezelfde wet. De mogelijkheid tot beroep tegen deze beslissing tot volledige stopzetting blijft echter onverkort gelden na de periode van de opschorting van de verkiezingsprocedure op basis van artikel 78bis van de wet van 4 december 2007.

Art.14. De bestaande ondernemingsraden of de bestaande comités voor preventie en bescherming op het werk die opgericht of vernieuwd werden in het kader van de vorige sociale verkiezingen, blijven verder functioneren tot de installatiedatum van de nieuwe organen samengesteld ingevolge de verkiezingen die zullen plaatsvinden op een overeenkomstig artikel 6 bepaalde datum. De duur van de mandaten van de personeelsafgevaardigden in deze bestaande overlegorganen wordt verlengd tot die datum en deze leden genieten ook minstens tot deze datum verder een bijzondere ontslagbescherming overeenkomstig Hoofdstuk 4.

Art.15. Het voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden als bepaald bij artikel 19 van de wet van 20 september 1948 en artikel 59, § 1, van de wet van 4 augustus 1996, wordt voor de reeds voorgedragen en de na de periode van opschorting nog voor te dragen kandidaten in het kader van de lopende verkiezingsprocedure, beoordeeld op basis van de oorspronkelijk vastgelegde verkiezingsdatum bepaald in het aangeplakte bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt als bedoeld in artikel 14 van de wet van 4 december 2007.

Art. 15/1.[1 § 1. In afwijking op artikel 71 en 74 van de wet van 4 december 2007, kan er, na de herneming van de procedure als bedoeld in artikel 6, alsnog een beslissing worden genomen om over te gaan tot elektronisch stemmen, al dan niet vanaf de gebruikelijke werkpost, onder de hierna bepaalde voorwaarden. Behoudens de bepalingen en afwijkingen bepaald bij dit artikel, blijven de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling V, van de wet van 4 december 2007 met betrekking tot het elektronisch stemmen onverkort gelden.
   § 2. In afwijking op artikel 14, eerste lid, 9°, 71 en 74, vierde lid, van de wet van 4 december 2007, kan de beslissing om over te gaan tot elektronisch stemmen, al dan niet vanaf de gebruikelijke werkpost, alsnog worden genomen [2 na de dag van de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt als bedoeld in artikel 14 van de wet van 4 december 2007 en vanaf de herneming van de procedure als bedoeld in artikel 6]2.
   § 3. In afwijking op artikel 71 en 74, eerste en derde lid, van de wet van 4 december 2007, wordt de bij § 2 bedoelde beslissing genomen op basis van een akkoord tussen de werkgever en alle vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en van de representatieve organisaties van kaderleden die kandidaten hebben voorgedragen voor de betrokken categorie van werknemers.
   Van deze beslissing wordt onmiddellijk kennis gegeven via aanplakking van een bericht tot rechtzetting van de inlichting, bedoeld bij artikel 14, eerste lid, 9°, van de wet van 4 december 2007, binnen het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt, op dezelfde plaatsen als waar dit laatste bericht werd aangeplakt. Deze aanplakking kan worden vervangen door het ter beschikking stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers hiertoe toegang hebben tijdens hun normale werkuren. Terzelfdertijd wordt dit bericht tot rechtzetting meegedeeld aan de organisaties bedoeld in artikel 4, 6°, van de wet van 4 december 2007, en, in geval de procedure gericht is op de oprichting van een raad, aan de organisatie bedoeld in artikel 4, 5°, van dezelfde wet, hetzij op elektronische wijze via de webapplicatie die precies daartoe werd voorzien op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, hetzij via verzending met de post aan de zetel van deze organisaties.]1
  [3 § 4. In afwijking op de artikelen 42 en 43 van de wet van 4 december 2007, kan het aantal stembureaus en de indeling van de kiezers per bureau zo nodig nog worden aangepast naar aanleiding van het akkoord inzake elektronisch stemmen. De werkgever dient over deze aanpassingen te informeren via aanplakking volgens dezelfde modaliteiten als bepaald bij artikel 43 van de wet van 4 december 2007.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-07-15/08, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 23-09-2020>
  (2)<W 2020-11-04/04, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 14-10-2020>
  (3)<W 2020-11-04/04, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 14-10-2020>

Art. 15/2. [1 § 1. In afwijking op artikel 57, eerste lid, infine, van de wet van 4 december 2007, kan er, na de herneming van de procedure als bedoeld in artikel 6, alsnog een akkoord worden gesloten om over te gaan tot de stemming per brief. Behoudens de bepalingen en afwijkingen bepaald in dit hoofdstuk, blijven de bepalingen van de wet van 4 december 2007 inzake stemming per brief onverkort gelden.
   § 2. In afwijking op artikel 57 van de wet van 4 december 2007, mag de stemming per brief ingevolge een akkoord eveneens worden toegelaten wanneer de verspreiding van het coronavirus COVID-19 het moeilijk maakt de stembusgang in veilige omstandigheden te organiseren.
   § 3. In afwijking op de artikelen 42 en 43 van de wet van 4 december 2007, kan het aantal stembureaus en de indeling van de kiezers per bureau zo nodig nog worden aangepast naar aanleiding van het akkoord inzake stemming per brief. De werkgever dient over deze aanpassingen te informeren via aanplakking volgens dezelfde modaliteiten als bepaald bij artikel 43 van de wet van 4 december 2007.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-11-04/04, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 14-10-2020>


Art. 15/3. [1 In afwijking op artikel 47, derde lid, van de wet van 4 december 2007 kunnen, in geval per brief gestemd wordt, de oproepingsbrieven en de stembiljetten voor de werknemers die niet aanwezig zijn in de onderneming op de dagen dat deze oproepingsbrieven en stembiljetten worden overhandigd, worden verzonden via een gewone, prioritaire zending voor zo ver de werkgever het bewijs kan leveren van deze verzending.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-11-04/04, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 14-10-2020>


Art. 15/4. [1 § 1. In afwijking op artikel 58, derde en vierde lid, 1°, van de wet van 4 december 2007, worden de stembiljetten die toekomen tot uiterlijk de vijfde dag die volgt op het sluiten van de stemming als bedoeld in dat artikel als geldig beschouwd, voor zover over deze werkwijze een akkoord werd gesloten tussen de werkgever en alle vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en van de representatieve organisaties van kaderleden die kandidaten hebben voorgedragen voor de betrokken categorie van werknemers. Van dit akkoord wordt onmiddellijk kennisgegeven via aanplakking.
   § 2. Indien een akkoord werd gesloten in toepassing van § 1, worden voor de toepassing van artikel 59 en de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling III, van de wet van 4 december 2007, de stemverrichtingen geacht gesloten te zijn op het einde van de overeengekomen termijn van uiterlijk vijf dagen zoals bedoeld in § 1.
   § 3. De termijn voor de aanplakking van de berichten bedoeld in artikel 78 § 2, laatste lid, en § 3, vijfde lid, van de wet van 4 december 2007, wordt verlengd met de overeengekomen termijn van uiterlijk vijf dagen zoals bedoeld in § 1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-11-04/04, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 14-10-2020>


HOOFDSTUK 4. - Gevolgen van de opschorting op de bijzondere ontslagbescherming van de personeelsafgevaardigden en de kandidaat-personeelsafgevaardigden
Art.16. Behoudens de afwijkingen bepaald bij dit hoofdstuk, blijven de bepalingen in verband met de bijzondere ontslagbescherming voor personeelsafgevaardigden en kandidaat-personeelsafgevaardigden voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1991, onverkort van toepassing op de personeelsafgevaardigden binnen de bestaande overlegorganen, op de kandidaat-personeelsafgevaardigden voorgedragen in het kader van de vorige sociale verkiezingen, op de kandidaat-personeelsafgevaardigden voorgedragen in het kader van deze verkiezingsprocedure en op de nieuw verkozen leden van de ingevolge de uitgestelde verkiezingen in te stellen organen, ook gedurende de periode van opschorting van de verkiezingsprocedure.

Art.17. De verlenging van de beschermingsperiode ten belope van zes maanden, als bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid, van de wet van 19 maart 1991, wordt gerekend vanaf de eerste dag van de door de Koning overeenkomstig artikel 6 vastgestelde verkiezingsperiode.

Art.18. In afwijking op artikel 2, § 3, van de wet van 19 maart 1991, genieten de kandidaat-personeelsafgevaardigden die na het einde van de periode van opschorting van de verkiezingsprocedure worden voorgedragen ter vervanging van reeds voorgedragen kandidaten op basis van de artikelen 37 tot 39 van de wet van 4 december 2007, de bijzondere ontslagbescherming gedurende een periode die loopt vanaf de dertigste dag voorafgaand aan de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt tot en met de vooravond van de datum van opschorting van de verkiezingsprocedure, en, vervolgens gedurende een periode die loopt vanaf de zesendertigste dag voor de dag van de herneming van de verkiezingsprocedure die wordt bepaald in de nieuwe kieskalender op basis van de modaliteiten voorgeschreven door de Koning op basis van artikel 6, tot de datum waarop de bij de volgende verkiezingen verkozen kandidaten worden aangesteld, of, zo zij reeds kandidaat waren en niet werden verkozen bij de vorige verkiezingen, tot 2 jaar na aanplakking van de uitslag van de uitgestelde verkiezingen.

Art.19. § 1. Voor de werknemers die genieten van de bijzondere ontslagbescherming bedoeld bij de wet van 19 maart 1991 ingevolge hun geldige kandidatuur of verkiezing in het kader van de vorige sociale verkiezingen, en die zich niet opnieuw kandidaat stellen in het kader van de huidige sociale verkiezingen, wordt de periode van bijzondere ontslagbescherming verlengd met een periode gelijk aan de duur van de verlenging van de mandaten, overeenkomstig artikel 14, onder voorbehoud van het bepaalde in § 2.
  § 2. Voor de werknemers die genieten van de bijzondere ontslagbescherming bedoeld bij de wet van 19 maart 1991 ingevolge hun geldige kandidatuur of verkiezing in het kader van de vorige sociale verkiezingen, en die zich niet opnieuw kandidaat stellen in het kader van de huidige sociale verkiezingen, en die onregelmatig werden ontslagen voor 17 maart 2020, wordt voor de berekening van het loon, waarop zij desgevallend recht zouden hebben, het ogenblik van het einde van het mandaat, bedoeld in artikel 17, § 1, van dezelfde wet, beoordeeld aan de hand van de oorspronkelijk vastgelegde verkiezingsdatum bepaald in het aangeplakte bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt als bedoeld in artikel 14 van de wet van 4 december 2007. Op basis van deze oorspronkelijk vastgelegde verkiezingsdatum wordt een fictieve installatiedatum van het nieuwe orgaan bepaald die zich uiterlijk 45 dagen later situeert.
  § 3. Voor de werknemers die genieten van de bijzondere ontslagbescherming bedoeld bij de wet van 19 maart 1991, ingevolge hun geldige kandidatuur of verkiezing in het kader van de vorige sociale verkiezingen, en die zich niet opnieuw kandidaat stellen in het kader van de huidige sociale verkiezingen, en die onregelmatig werden of worden ontslagen vanaf 17 maart 2020, wordt voor de berekening van het loon, waarop zij desgevallend recht zouden hebben, het ogenblik van het einde van het mandaat, als bedoeld in artikel 17, § 1, van dezelfde wet, beoordeeld aan de hand van de installatiedatum van de nieuwe organen samengesteld ingevolge de verkiezingen die zullen plaatsvinden op een overeenkomstig artikel 6 bepaalde datum.

HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 20. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 17 maart 2020.