Details





Titel:

22 AUGUSTUS 2020. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 2, achtste lid, van de wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III), met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-08-2020 en tekstbijwerking tot 01-10-2020)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1/1, 2-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2020015621 



Artikels:

Artikel 1.De in artikel 2 van de wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij een deel [1 ...]1 van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moeten storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in tweede en derde lid vermelde onderscheid.
  De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten :
  a) in het vak "belastbare inkomsten" : de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen ;
  b) in het vak "verschuldigde bedrijfsvoorheffing" : de ingehouden bedrijfsvoorheffing.
  De tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van werknemers waarvoor een deel [1 ...]1 van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort en moet, afhankelijk van de schuldenaars, de volgende specifieke vermeldingen bevatten :
  a) [1 in het vak "aard der inkomsten":
   - de code "71", wanneer gebruikt wordt gemaakt van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij toepassing van artikel 2 van de voormelde wet van 15 juli 2020 met betrekking tot de maand juni 2020;
   - de code "72", wanneer gebruikt wordt gemaakt van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij toepassing van artikel 2 van de voormelde wet van 15 juli 2020 met betrekking tot de maand juli 2020;
   - de code "73", wanneer gebruikt wordt gemaakt van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij toepassing van artikel 2 van de voormelde wet van 15 juli 2020 met betrekking tot de maand augustus 2020;]1
  b) in het vak "belastbare inkomsten" : de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers met uitsluiting van het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen [1 die zijn betaald of toegekend in de maand juni 2020, wanneer het een door de voormelde code "71" beoogde vrijstelling betreft, in de maand juli 2020, wanneer het een door de voormelde code "72" beoogde vrijstelling betreft, of in de maand augustus 2020, wanneer het een door de voormelde code "73" beoogde vrijstelling betreft]1;
  c) in het vak "verschuldigde bedrijfsvoorheffing" : een negatief bedrag gelijk aan 50 pct. van het positieve verschil tussen :
  - enerzijds, het saldo van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers met uitsluiting van het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen, na de toepassing van de vrijstellingen beoogd in de artikelen 2751 tot 27511 van hetzelfde Wetboek, [1 voor de maand juni 2020, wanneer het een door de voormelde code "71" beoogde vrijstelling betreft, juli 2020, wanneer het een door de voormelde code "72" beoogde vrijstelling betreft, of augustus 2020, wanneer het een door de voormelde code "73" beoogde vrijstelling betreft]1, en
  - anderzijds het saldo van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing op de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vastgestelde belastbare bezoldiging van de werknemers, met uitsluiting van het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen, na toepassing van de vrijstellingen voorzien in de artikelen 2751 tot 27511 van hetzelfde Wetboek, voor de maand mei 2020.
  ----------
  (1)<KB 2020-09-27/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2020>

Art.1/1. [1 § 1. De in artikel 2 van de wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing, kunnen er evenwel voor kiezen om de in artikel 2 van de voormelde wet beoogde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de maanden te verrekenen met de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is voor de bezoldigingen die zijn betaald of toegekend in de maand september of oktober 2020, als de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing onderworpen is aan een maandelijkse aangifteplicht, of voor de bezoldigingen die zijn betaald of toegekend in het derde trimester van 2020, als de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing onderworpen is aan een trimestriële aangifteplicht. Deze keuze is definitief en onherroepelijk.
   De betrokken schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing moeten hiertoe afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in artikel 1, tweede en derde lid vermelde onderscheid, met dien verstande dat:
   - voor elke in artikel 1, derde lid, a) vermelde code een afzonderlijke tweede aangifte wordt overlegd;
   - het in artikel 1, derde lid, c), bedoelde negatieve bedrag wordt beperkt tot het bedrag dat effectief kan worden verrekend met de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is voor, naar gelang het geval, de maand september of oktober 2020 als de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing onderworpen is aan een maandelijkse aangifteplicht of voor het derde trimester van 2020 als de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing onderworpen is aan een trimestriële aangifteplicht, na toepassing van de artikelen 2751 tot en met 27511, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en desgevallend, wat de vrijstelling met betrekking tot de maand juli 2020 betreft, na verrekening van de vrijstelling met betrekking tot de maand juni 2020, en wat de vrijstelling met betrekking tot de maand augustus 2020 betreft, na verrekening van de vrijstellingen met betrekking tot de maanden juni 2020 en juli 2020.
   § 2. Wanneer na de toepassing van paragraaf 1, de vrijstellingen met betrekking tot de maanden juni 2020, juli 2020 en augustus 2020 niet volledig zijn verrekend met de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is voor, naar gelang het geval, de maand september of oktober 2020, als de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing onderworpen is aan een maandelijkse aangifteplicht, of met de bedrijfsvoorheffing die verschuldigd is voor het derde trimester van 2020, als de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing onderworpen is aan een trimestriële aangifteplicht, kan dat saldo achtereenvolgens worden verrekend met de bedrijfsvoorheffing die na de toepassing van de artikelen 2751 tot 27511 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 verschuldigd is voor de volgende periodes.
   Voor die volgende periodes wordt de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing aangevraagd overeenkomstig paragraaf 1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-09-27/01, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2020>


Art.2.De [1 in de artikel 1 en 1/1]1 bedoelde schuldenaars moeten ter beschikking houden van de administratie :
  - de volledige identiteit van [1 elke]1 werknemer ;
  - in voorkomend geval, het nationaal nummer ;
  - het bedrag van de bruto belastbare bezoldigingen bedoeld in artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met uitzondering van het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldiging betaald voor de maand mei en voor [1 elk van de maanden juni 2020, juli 2020 en augustus 2020 waarvoor]1 de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt gevraagd;
  - het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en de gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing, na toepassing van de vrijstellingen voorzien in de artikelen 2751 tot 27511 van hetzelfde [1 Wetboek]1, voor de maand mei 2020;
  - het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en de gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing, na toepassing van de vrijstellingen voorzien in de artikelen 2751 tot 27511 van hetzelfde Wetboek, [1 voor elk van de maanden juni 2020, juli 2020 en augustus 2020 waarvoor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt gevraagd]1;
  - het bewijs dat [1 zij]1 tussen 12 maart 2020 en 31 mei 2020, beide data inbegrepen, gedurende een ononderbroken periode van ten minste 30 kalenderdagen van het tijdelijke werkloosheidsregeling [1 hebben]1 genoten.
  ----------
  (1)<KB 2020-09-27/01, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2020>

Art.3. Dit besluit heeft uitwerking op de vanaf 1 juni 2020 betaalde of toegekende bezoldigingen.

Art. 4. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.