Details





Titel:

11 SEPTEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels van het openbaar register van het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants en, de toekenning van de hoedanigheid aan de personen van derde landen en aan de rechtspersonen, de regels inzake de werking van het Instituut en de voorwaarden inzake beroepsverzekering(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-09-2020 en tekstbijwerking tot 19-07-2022)



Inhoudstafel:

TITEL 1. - DEFINITIES
Art. 1
TITEL 2. - HET OPENBAAR REGISTER, DE TOEKENNING VAN DE HOEDANIGHEID AAN NATUURLIJKE PERSONEN UIT DERDE LANDEN EN AAN RECHTSPERSONEN
HOOFDSTUK 1. - HET OPENBAAR REGISTER
Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. 2
Afdeling 2. - Inschrijving in het openbaar register
Onderafdeling 1. - Inschrijving van de stagiairs
Art. 3
Onderafdeling 2. - Inschrijving van de andere natuurlijke personen
Art. 4
Onderafdeling 3. - Inschrijving als accountant en fiscaal accountant
Art. 5
Onderafdeling 4. - Inschrijving van de tijdelijke en occasionele beroepsuitoefening
Art. 6
Onderafdeling 5. - Inschrijving van een rechtspersoon
Art. 7-9
Afdeling 3. - Het bijhouden en bewaren van gegevens in het openbaar register
Art. 10-13
Afdeling 4. - Het bijhouden van andere gegevens
Art. 14-16
Afdeling 5. - Uitschrijving uit het openbaar register
Art. 17-18
Afdeling 6. - De weglating uit het openbaar register
Art. 19
Afdeling 7. - De herinschrijving in het openbaar register
Art. 20
HOOFDSTUK 2. - ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS, NATUURLIJKE PERSONEN, UIT EEN DERDE LAND
Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden voor de hoedanigheid aan natuurlijke personen uit derde landen
Art. 21-22
Afdeling 2. - Procedure van toekenning van de hoedanigheid aan natuurlijke personen uit een derde land
Art. 23-25
HOOFDSTUK 3. - RECHTSPERSONEN UIT EEN LIDSTAAT OF EEN DERDE LAND
Afdeling 1. - Voorwaarden voor de toekenning van de hoedanigheid aan een rechtspersoon van een lidstaat
Art. 26
Afdeling 2. - Voorwaarden voor de toekenning van de hoedanigheid aan een rechtspersoon uit een derde land
Art. 27
Afdeling 3. - Toekenningsvoorwaarden voor rechtspersonen van stagiairs
Art. 28-29
TITEL 3. - INFORMATIE EN ONLINEPROCEDURES
Art. 30-31
TITEL 4. - BIJDRAGEN
Art. 32
TITEL 5. - HUISHOUDELIJK REGLEMENT
HOOFDSTUK 1. - DE ALGEMENE VERGADERING
Art. 33-39
HOOFDSTUK 2. - DE RAAD VAN HET INSTITUUT
Afdeling 1. - Aanstelling van de leden van de Raad
Art. 40-43
Afdeling 2. - Einde van het mandaat van lid van de Raad
Art. 44-47
Afdeling 3. - Werking van de Raad
Art. 48-54
Afdeling 4. - Delegatie van bevoegdheden
Art. 55
Afdeling 5. - De secretaris
Art. 56
Afdeling 6. - De penningmeester
Art. 57
Afdeling 7. - Vergoeding van de leden van de Raad en de commissies
Art. 58
Afdeling 8. - De overgangsraad
Art. 59
HOOFDSTUK 3. - DE JAARREKENING EN DE BEGROTING
Art. 60
HOOFDSTUK 4. - DE COMMISSARISSEN
Art. 61-65
HOOFDSTUK 5. - PROCEDURE VAN HET TUCHT ONDERZOEK EN VOOR DE TUCHTINSTANTIES
Art. 66-76
TITEL 6. - MINIMUMVOORWAARDEN VOOR DE VERZEKERING BURGERLIJKE BEROEPSAANSPRAKELIJKEID
Art. 77-83
TITEL 7. - TERMIJNEN
Art. 84
TITEL 8. - SLOTBEPALINGEN
Art. 85-88



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1989009235  1999016158  2005011139  2015011095  2020015597 



Uitvoeringsbesluit(en):

2022021018 



Artikels:

TITEL 1. - DEFINITIES
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° wet: de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur;
  2° het openbaar register: het openbaar register bedoeld in artikel 29 van de wet;
  3° beroepsbeoefenaar: de gecertificeerd accountant, de gecertificeerd belastingadviseur, de accountant, de fiscaal accountant en de stagiairs die de beroepsactiviteiten uitoefenen als zelfstandige in hoofdberoep of bijberoep, voor rekening van derden, alsook de erkende rechtspersonen;
  4° algemene vergadering: de algemene vergadering bedoeld in hoofdstuk 8, afdeling 3 van de wet;
  5° Raad: de Raad van het Instituut bedoeld in artikel 68 van de wet;
  6° secretaris: het lid van de Raad benoemd tot secretaris, bedoeld in artikel 70 van de wet;
  7° lidstaat: een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, als bedoeld in artikel 2, § 1, l) van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties;
  8° derde land : een land dat geen lidstaat is;
  9° fusionerende instituten: het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, opgericht bij artikel 2 van de wet van 22 april 1999, en het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten, opgericht bij artikel 43 van de wet van 22 april 1999.

TITEL 2. - HET OPENBAAR REGISTER, DE TOEKENNING VAN DE HOEDANIGHEID AAN NATUURLIJKE PERSONEN UIT DERDE LANDEN EN AAN RECHTSPERSONEN
HOOFDSTUK 1. - HET OPENBAAR REGISTER
Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art.2. § 1. Overeenkomstig artikel 29 van de wet, schrijft de Raad de natuurlijke personen en de rechtspersonen die de toelating hebben om het beroep uit te oefenen of de titel te dragen, in het openbaar register in met de vermelding van hun hoedanigheid of een van de vermeldingen bedoeld in artikel 29 van de wet.
  § 2. Worden door de Raad van het Instituut ingeschreven in het openbaar register:
  1° de accountant, natuurlijk persoon, overeenkomstig artikel 21 van de wet, met de vermelding van de hoedanigheid "accountant";
  2° de fiscaal accountant, natuurlijk persoon, overeenkomstig artikel 22 van de wet, met de vermelding van de hoedanigheid "fiscaal accountant";
  3° de gecertificeerd accountant, natuurlijk persoon, met de vermelding van de hoedanigheid "gecertificeerd accountant";
  4° de gecertificeerd belastingadviseur, natuurlijk persoon, met de vermelding van de hoedanigheid "gecertificeerd belastingadviseur";
  5° de rechtspersoon die voldoet aan de voorwaarden van artikel 24 van de wet met, naargelang de situatie bedoeld in artikel 24 van de wet, de vermelding "accountant", "fiscaal accountant", "gecertificeerd accountant" of "gecertificeerd belastingadviseur" en de rechtsvorm;
  6° de stagiair boekhouder als bedoeld door of krachtens de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen met de vermelding "stagiair accountant";
  7° de stagiair boekhouder-fiscalist als bedoeld door of krachtens de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen met de vermelding "stagiair fiscaal accountant";
  8° de stagiair gecertificeerd accountant of de stagiair accountant als bedoeld door of krachtens de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen met de vermelding "stagiair gecertificeerd accountant";
  9° de stagiair gecertificeerd belastingadviseur of de stagiair belastingconsulent als bedoeld door of krachtens de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen met de vermelding "stagiair gecertificeerd belastingadviseur";
  10° de rechtspersoon van stagiair die voldoet aan de voorwaarden van artikel 28 met de vermelding "stagiair gecertificeerd accountant" of "stagiair accountant" en de rechtsvorm;
  11° de intern accountant, natuurlijk persoon, overeenkomstig artikel 21 van de wet, met de vermelding van de hoedanigheid "intern accountant";
  12° de intern fiscaal accountant, natuurlijk persoon, overeenkomstig artikel 22 van de wet, met de vermelding van de hoedanigheid "intern fiscaal accountant";
  13° de intern gecertificeerd accountant, natuurlijk persoon, met de vermelding van de hoedanigheid "intern gecertificeerd accountant";
  14° de intern gecertificeerd belastingadviseur, natuurlijk persoon, met de vermelding van de hoedanigheid "intern gecertificeerd belastingadviseur";
  15° de persoon die het beroep tijdelijk en occasioneel uitoefent, bedoeld in artikel 23 van de wet, met de vermelding van "tijdelijk en occasioneel dienstenverlener" en de beroepstitel uit zijn lidstaat van herkomst.
  Vanaf hun inschrijving in het openbaar register worden de personen bedoeld in het eerste lid, 1° tot en met 14°, lid van het Instituut.
  De rechtspersoon mag in zijn benaming de vermelding opnemen die in het openbaar register werd toegevoegd.

Afdeling 2. - Inschrijving in het openbaar register
Onderafdeling 1. - Inschrijving van de stagiairs
Art.3. Onder voorbehoud van het tweede lid, wordt de kandidaat voor de stage van gecertificeerd accountant of van gecertificeerd belastingadviseur door de Raad in het openbaar register als stagiair ingeschreven op de dag vastgesteld door de stagecommissie voor zover zijn stageovereenkomst voor die datum werd goedgekeurd door de stagecommissie. De inschrijving gebeurt op basis van het inschrijvingsdossier voor de stage, bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 11 september 2020 betreffende de beroepsopleiding van de accountants en de belastingadviseurs.
  In uitvoering van artikel 123 van de wet worden de stagiairs van de fusionerende instituten automatisch in het openbaar register ingeschreven op de datum van inwerkingtreding van de wet, op basis van hun inschrijvingsdossier bij een van de fusionerende instituten.

Onderafdeling 2. - Inschrijving van de andere natuurlijke personen
Art.4. § 1. In overeenstemming met artikel 19 van de wet wordt de vermelding van "stagiair" in het openbaar register gewijzigd in de hoedanigheid "gecertificeerd accountant" of "gecertificeerd belastingadviseur" wanneer de betrokken natuurlijk persoon geslaagd is voor het bekwaamheidsexamen en de eed heeft afgelegd.
  § 2. In overeenstemming met artikel 19 van de wet, worden de natuurlijke personen bedoeld in artikel 11 of 14 van de wet of de personen bedoeld in artikel 21, § 1, 1°, die geslaagd zijn voor het bekwaamheidsexamen van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur of van wie de beroepskwalificaties als gelijkwaardig werden erkend, in voorkomend geval na het slagen voor een bekwaamheidsproef, slechts in het openbaar register ingeschreven met hun hoedanigheid na het afleggen van de eed. Hun inschrijving gebeurt op basis van het aanvraagdossier voor toekenning van de hoedanigheid bij de Raad of, in voorkomend geval, van het aanvraagdossier voor toegang tot het bekwaamheidsexamen of de bekwaamheidsproef.
  Voor de personen bedoeld in artikel 11 van de wet bevat het aanvraagdossier de informatie bedoeld in artikel 22 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties.
  Voor de personen bedoeld in artikel 14 van de wet bevat het aanvraagdossier de informatie bedoeld in artikel 9, 1° tot en met 3° en 6°, van het koninklijk besluit van 11 september 2020 betreffende de beroepsopleiding van de accountants en van de belastingadviseurs.
  Voor de onderdanen van derde landen bedoeld in artikel 21, § 1, 1°, b), bevat het aanvraagdossier de informatie bedoeld in artikel 24, § 1.
  § 3. Na de eedaflegging bezorgt de secretaris aan de betrokken persoon de door het Instituut al verwerkte gegevens over de inschrijving.
  In voorkomend geval verbetert de betrokken persoon zijn gegevens of vult hij ze aan met de ontbrekende gegevens, vergezeld van de nodige documenten ter staving.
  De betrokken persoon kan zich wenden tot de functionaris voor gegevensbescherming, aangeduid door het Instituut, om zijn rechten in dat verband te doen gelden.
  § 4. De Raad bevestigt de inschrijving in het openbaar register met de eventuele aanvulling en de wijziging van de gegevens. De secretaris deelt de bevestiging schriftelijk aan de betrokken persoon mee.

Onderafdeling 3. - Inschrijving als accountant en fiscaal accountant
Art.5. Wanneer een persoon de stage voor boekhouder (fiscalist) gevolgd heeft en geslaagd is voor het bekwaamheidsexamen van het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten als bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, wordt hij door de Raad ingeschreven in het openbaar register met, naargelang het geval, de hoedanigheid "accountant" of "fiscaal accountant", na ontvangst van de verklaring van slagen van de bevoegde stagecommissie. Die verklaring wordt zo snel mogelijk aan het Instituut bezorgd.

Onderafdeling 4. - Inschrijving van de tijdelijke en occasionele beroepsuitoefening
Art.6. De persoon die het beroep tijdelijk en occasioneel in België wil uitoefenen, wordt bij de eerste dienstverrichting in het openbaar register ingeschreven op basis van de gegevens opgenomen in de voorafgaande verklaring en de documenten die worden bezorgd in toepassing van artikel 23 van de wet.

Onderafdeling 5. - Inschrijving van een rechtspersoon
Art.7. De aanvraag van een rechtspersoon tot inschrijving in het openbaar register wordt door middel van een aanvraagdossier aan de Raad van het Instituut gericht.

Art.8. Met het oog op zijn inschrijving in het openbaar register, bezorgt de rechtspersoon aan de Raad een aanvraagdossier dat de volgende gegevens en documenten bevat:
  1° de oprichtingsakte, de statuten of, in voorkomend geval, het intern reglement of een gelijkwaardige overeenkomst van de rechtspersoon;
  2° de jaarrekening van de rechtspersoon over de laatste vijf boekjaren of sedert zijn oprichting wanneer die nog geen vijf jaar bestaat;
  3° het ondernemingsnummer;
  4° het rijksregisternummer of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer in de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van de natuurlijke personen aangeduid door de rechtspersoon voor de opdrachten bedoeld in artikel 3, 6° tot en met 8°, van de wet;
  5° de gegevens over de aandeelhoudersstructuur van de rechtspersoon;
  6° de gegevens over de deelnemingen in andere rechtspersonen;
  7° in voorkomend geval, het of de netwerken waartoe de rechtspersoon behoort;
  8° de nauwkeurige omschrijving van de activiteiten, de organisatie en de werking van de rechtspersoon;
  9° de naam, de voornaam en het inschrijvingsnummer van de natuurlijke personen die optreden of kunnen optreden in naam en voor rekening van de rechtspersoon;
  10° in voorkomend geval, het bewijs dat de rechtspersoon in een andere lidstaat of in een derde land de hoedanigheid heeft die als gelijkwaardig wordt erkend met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België;
  11° het bewijs dat de natuurlijke persoon die optreden of kunnen optreden in naam en voor rekening van de rechtspersoon voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 10, § 1, 2° tot en met 4°, van de wet.
  De rechtspersoon moet de gegevens bedoeld onder de bepalingen 1° tot en met 11° niet bezorgen wanneer die gratis beschikbaar zijn via een website.
  Het Instituut stelt op zijn website een aanvraagformulier ter beschikking.

Art.9. De Raad bezorgt zijn beslissing over de aanvraag aan de rechtspersoon binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het volledige aanvraagdossier.

Afdeling 3. - Het bijhouden en bewaren van gegevens in het openbaar register
Art.10. In overeenstemming met artikel 32 van de wet houdt de Raad van het Instituut in het openbaar register onder de vorm van een elektronische databank de volgende gegevens bij over de natuurlijke personen en maakt ze openbaar:
  1° de identificatiegegevens van de betrokken persoon, met name de naam, voornaam en de nodige contactgegevens, namelijk, het adres waar de natuurlijk persoon kantoor houdt, het professioneel telefoonnummer en het professioneel e-mailadres;
  2° het inschrijvingsnummer en de hoedanigheid die het Instituut heeft toegekend aan de betrokken persoon en de vermeldingen opgenomen in het openbaar register;
  3° de datum van toekenning van de hoedanigheid door het Instituut aan de betrokken persoon en de datum van de eerste inschrijving in het openbaar register;
  4° de taal van de betrokken persoon, bedoeld in artikel 30, 7°, van de wet;
  5° in voorkomend geval, de mandaten die de betrokken persoon vervult als lid van het bestuursorgaan van een rechtspersoon aan wie de hoedanigheid en/of de beroepstitel door het Instituut werd toegekend;
  6° in voorkomend geval, het adres waar de beroepsbeoefenaar kantoor houdt en het of de netwerken waartoe de betrokken persoon behoort.

Art.11. Het Instituut houdt onder de vorm van een elektronische databank de volgende gegevens bij over de rechtspersonen en maakt ze openbaar:
  1° het ondernemingsnummer, de naam van de rechtspersoon, de rechtsvorm, het adres waar de rechtspersoon kantoor houdt, het telefoonnummer en het e-mailadres;
  2° het inschrijvingsnummer, de hoedanigheid en de vermeldingen die het Instituut heeft toegekend aan de rechtspersoon;
  3° de datum van toekenning van de hoedanigheid door het Instituut aan de rechtspersoon en de datum van de eerste inschrijving in het register;
  4° de taal van de rechtspersoon;
  5° de naam, de voornaam en het inschrijvingsnummer van de leden van het bestuursorgaan die de hoedanigheid van (fiscaal) accountant, gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur hebben;
  6° de naam, de voornaam en het inschrijvingsnummer van de beroepsbeoefenaars die kunnen handelen in naam van of voor rekening van de rechtspersoon;
  7° in voorkomend geval, de deelnemingen van de rechtspersoon in andere rechtspersonen;
  8° in voorkomend geval, het of de netwerken waartoe de rechtspersoon behoort.

Art.12. Het Instituut houdt onder de vorm van een elektronische databank de volgende gegevens over de stagiairs bij en maakt ze openbaar:
  1° de identificatiegegevens, met name de naam, voornaam, de plaats van zijn werkzaamheden van de stagiair en de nodige contactgegevens zoals het professioneel e-mailadres en het professioneel telefoonnummer;
  2° het inschrijvingsnummer en de vermelding die het Instituut heeft toegekend aan de stagiair;
  3° de datum van inschrijving van de stagiair in het openbaar register;
  4° de taal van de stagiair;
  5° in voorkomend geval, de mandaten die de stagiair vervult als lid van het bestuursorgaan in een rechtspersoon die ingeschreven is in het openbaar register;
  6° in voorkomend geval, het adres waar de stagiair kantoor houdt en het of de netwerken waartoe de stagiair behoort.

Art.13. Het Instituut werkt de gegevens van elke persoon ingeschreven in het openbaar register in de beveiligde elektronische databank bij en vermeldt de datum van de laatste aanpassing.
  Het Instituut duidt nauwkeurig aan welke gegevens afkomstig zijn van een authentieke bron waarop het Instituut zich baseert en welke gegevens de betrokken persoon aan het Instituut heeft aangeleverd.
  Elk jaar verzoekt het Instituut de natuurlijke persoon ingeschreven in het openbaar register de volgende gegevens te bevestigen, of indien nodig, te wijzigen of aan te vullen:
  1° het adres waar de natuurlijk persoon kantoor houdt;
  2° zijn professioneel telefoonnummer en zijn professioneel e-mailadres;
  3° in voorkomend geval, het netwerk waartoe hij behoort;
  4° in voorkomend geval, de mandaten die hij vervult als lid van het bestuursorgaan van een rechtspersoon aan wie de hoedanigheid en/of de beroepstitel door het Instituut werd toegekend.
  Iedere rechtspersoon ingeschreven in het openbaar register deelt aan de Raad iedere wijziging mee van de statuten, de stemrechten, de samenstelling van het aandeelhouderschap of het bestuursorgaan van de rechtspersoon of iedere wijziging van het netwerk.
  Via zijn website verzoekt het Instituut jaarlijks aan elke rechtspersoon ingeschreven in het openbaar register na te gaan of haar gegevens opgenomen in de beveiligde elektronische databank volledig en actueel zijn.

Afdeling 4. - Het bijhouden van andere gegevens
Art.14. Het Instituut houdt de volgende gegevens over de ingeschreven natuurlijke personen bij die niet openbaar mogen gemaakt worden en enkel mogen gebruikt worden voor de uitoefening van de opdracht van het Instituut en zijn organen:
  1° het rijksregisternummer of bij gebrek daaraan het identificatienummer in de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van de leden, natuurlijke personen;
  2° de documenten in verband met de kwaliteitstoetsing en, in voorkomend geval, het verbeterplan;
  3° in voorkomend geval, het dossier over de ingeschreven persoon met betrekking tot de terechtwijzing of tot de doorverwijzing naar de tuchtinstanties;
  4° de tuchtstraffen die aan de ingeschreven persoon werden opgelegd, tenzij deze zijn uitgewist of de persoon eerherstel heeft gekregen;
  5° de gegevens over de permanente vorming die de ingeschreven persoon heeft gevolgd;
  6° de gegevens van het stagedossier van de stagiair, met name de behaalde diploma's, de vrijstellingen die de stagiair heeft verkregen, de stageovereenkomst(-en), de documenten met betrekking tot de stage, de resultaten van het toelatingsexamen, het bekwaamheidsexamen, de bekwaamheidsproef en de tussentijdse proeven;
  7° in voorkomend geval, de rechtspersoon of de beroepsbeoefenaar waarmee de ingeschreven persoon een arbeidsovereenkomst heeft gesloten of bij wie hij zijn beroepswerkzaamheden uitoefent;
  8° de informatie met betrekking tot de dekking van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid;
  9° in voorkomend geval, de lijst van rechtspersonen ingeschreven in het openbaar register waarvan hij aandeelhouder is;
  10° in voorkomend geval, de beroepsbeoefenaar met wie de stagiair een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten en bij wie hij zijn stagewerkzaamheden uitoefent.

Art.15. Het Instituut houdt de volgende gegevens over de ingeschreven rechtspersonen bij die niet openbaar mogen gemaakt worden en enkel mogen gebruikt worden voor de uitoefening van de opdracht van het Instituut en zijn organen:
  1° de documenten in verband met de kwaliteitstoetsing en, in voorkomend geval, het verbeterplan;
  2° in voorkomend geval, het dossier over de betrokken rechtspersoon met betrekking tot de terechtwijzing of de doorverwijzing naar de tuchtinstanties;
  3° de tuchtstraffen die aan de betrokken rechtspersoon werden opgelegd, tenzij deze zijn uitgewist of de rechtspersoon eerherstel heeft gekregen;
  4° de informatie met betrekking tot de dekking van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid;
  5° de identificatiegegevens van de aandeelhouders en de leden van het bestuursorgaan, namelijk hun naam, voornaam, hun professioneel telefoonnummer, professioneel e-mailadres, alsook, in voorkomend geval hun hoedanigheid.

Art.16. Elke persoon ingeschreven in het openbaar register heeft het recht de niet-openbare gegevens die op hem betrekking hebben, in te zien en, waar nodig, aan te vullen of aan te passen door middel van een beveiligde portaalsite, beschikbaar op de website van het Instituut.

Afdeling 5. - Uitschrijving uit het openbaar register
Art.17. Iedere persoon ingeschreven in het openbaar register, heeft het recht om uit het openbaar register te worden uitgeschreven, overeenkomstig artikel 33 van de wet.
  De betrokken persoon vraagt de uitschrijving per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging gericht aan de Raad van het Instituut. De Raad neemt ten laatste zestig dagen na ontvangst van de zending of de e-mail een beslissing over de aanvaarding of de weigering van het verzoek om uitschrijving.
  Wanneer de persoon een beroepsbeoefenaar is, bevat het verzoek een verklaring waarin de beroepsbeoefenaar bevestigt dat hij alle opdrachten die hem zijn toevertrouwd tot een goed einde heeft gebracht of overgedragen heeft. Een accountant, een fiscaal accountant of gecertificeerd accountant kan pas worden uitgeschreven wanneer hij alle voorbehouden opdrachten als bedoeld in artikel 3, 1° tot en met 8°, van de wet die hem zijn toevertrouwd, voltooid of overgedragen heeft.

Art.18. Na de uitschrijving:
  1° mag de uitgeschreven persoon die de hoedanigheid van accountant, fiscaal accountant of gecertificeerd accountant had, geen enkele opdracht als bedoeld in artikel 3, 1° tot en met 8°, van de wet, voor rekening van derden aanvaarden of verder uitvoeren;
  2° mag de uitgeschreven persoon de titel als bedoeld in artikelen 4, 7 en 9, van de wet niet meer dragen.

Afdeling 6. - De weglating uit het openbaar register
Art.19. Een persoon wordt weggelaten uit het openbaar register wanneer:
  1° de Raad het verzoek van de betrokken persoon om uitschrijving heeft aanvaard, in overeenstemming met artikel 33 van de wet en artikel 17;
  2° de Raad de hoedanigheid van de betrokken persoon heeft ingetrokken, in uitvoering van artikel 115 van de wet;
  3° de betrokken persoon is geschorst, voor de duur van de schorsing.
  De Raad stelt de datum van weglating vast en deelt deze schriftelijk mee aan de betrokken persoon.
  Een persoon wordt ook uit het openbaar register weggelaten wanneer hij overleden is.
  Tenzij de persoon na weglating uit het openbaar register het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijke procedure, houdt de Raad van het Instituut de gegevens van de betrokken persoon maximum tien jaar na de weglating bij. Daarna worden alle persoonlijke gegevens van de betrokken persoon door de Raad van het Instituut gewist.
  Wanneer de persoon het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijke procedure, houdt de Raad van het Instituut na de periode van tien jaar bedoeld in het vierde lid, enkel de gegevens bij die gekoppeld zijn aan het beheer van een lopende procedure die door het Instituut tegen de betrokken persoon is ingeleid en voor zover die gegevens nodig zijn voor het beheer van het geschil en dat gedurende de periode die strikt noodzakelijk is voor beheer van het geschil.

Afdeling 7. - De herinschrijving in het openbaar register
Art.20. Iedere persoon kan per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging een verzoek om herinschrijving in het openbaar register richten aan de Raad.
  Wanneer de aanvraag tot herinschrijving plaatsvindt binnen vijf jaar na de uitschrijving, schrijft de Raad de betrokkene opnieuw in het openbaar register in, na verificatie door de Raad dat de belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor de toegang tot het beroep bedoeld in artikel 10 van de wet. Wanneer de aanvraag tot herinschrijving plaatsvindt na vijf jaar na de uitschrijving, legt de aanvrager het bekwaamheidsexamen af als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van het koninklijk besluit van 11 september 2020, betreffende de beroepsopleiding van de accountants en van de belastingadviseurs.
  Wanneer de betrokken persoon uit het openbaar register weggelaten was als gevolg van een beslissing van de Raad tot intrekking van de hoedanigheid op basis van artikel 115, § 1, 1°, van de wet, kan hij pas opnieuw ingeschreven worden na eerherstel door de commissie van beroep. Een aanvraag tot eerherstel kan enkel via aangetekende zending of via e-mail met ontvangstbevestiging ingediend worden bij de commissie van beroep indien voldaan is aan de voorwaarden van artikel 103 van de wet.
  Na ontvangst van het verzoek tot herinschrijving gaat de Raad na of de voorwaarden van toelating tot het beroep als vermeld in artikel 10 van de wet opnieuw zijn vervuld.
  De Raad neemt binnen zestig dagen na ontvangst van de zending een beslissing over de aanvaarding of de weigering van het verzoek om herinschrijving.

HOOFDSTUK 2. - ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS, NATUURLIJKE PERSONEN, UIT EEN DERDE LAND
Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden voor de hoedanigheid aan natuurlijke personen uit derde landen
Art.21. § 1. De hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur wordt slechts toegekend aan een natuurlijk persoon, onderdaan van een derde land en die in België de opdrachten verbonden aan die hoedanigheid wil uitvoeren, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1° a) ofwel beschikt de natuurlijke persoon over een diploma bedoeld in artikel 12 van de wet of als gelijkwaardig erkend en heeft hij de stage bedoeld in artikel 10 van de wet vervuld;
  b) ofwel heeft de natuurlijke persoon een hoedanigheid die als gelijkwaardig erkend is met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur en is hij onderdaan van een land dat het voordeel van wederkerigheid toekent aan de personen met de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur;
  2° in België gevestigd zijn;
  3° de activiteiten op het Belgisch grondgebied zijn beperkt tot de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 3 van de wet voor de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of tot de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 6 van de wet voor de hoedanigheid van gecertificeerd belastingadviseur en tot het uitoefenen van hiermee verenigbare werkzaamheden;
  4° de documenten, de akten en de briefwisseling die samenhangen met de uitoefening van de beroepsactiviteit in België worden in de Belgische vestiging bewaard;
  5° de natuurlijke persoon voldoet aan de voorwaarden van betrouwbaarheid, in het bijzonder aan de voorwaarde bepaald in artikel 10, § 1, 2° tot en met 4°, van de wet, of werd in het buitenland niet veroordeeld voor gelijkaardige feiten overeenkomstig artikel 10, §§ 2 en 3, van de wet;
  6° hij heeft de eed afgelegd in overeenstemming met artikel 20 van de wet;
  7° hij verbindt er zich toe om het wettelijk, reglementair en normatief kader na te leven dat van toepassing is op het beroep.
  § 2. De stage voor onderdanen van derde landen bedoeld in paragraaf 1, 1°, a), wordt geregeld volgens dezelfde bepalingen als die voor de onderdanen van een lidstaat.
  § 3. De Raad organiseert een bekwaamheidsproef voor de onderdanen van derde landen bedoeld in paragraaf 1, 1°, b), volgens dezelfde regels als die voor de onderdanen van een andere lidstaat. De Raad legt de opleidingsonderdelen vast waarop de proef betrekking heeft om de kennis van de kandidaat over het wettelijk, reglementair en normatief kader te bewijzen.
  De hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur kan slechts worden toegekend wanneer de betrokken persoon geslaagd is voor de bekwaamheidsproef.

Art.22. De Raad kan de toekenning van de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur aan een natuurlijk persoon, onderdaan van een derde land, weigeren wanneer hij een andere beroepsactiviteit uitoefent die onverenigbaar is met de beroepsactiviteiten verbonden met de hoedanigheid.

Afdeling 2. - Procedure van toekenning van de hoedanigheid aan natuurlijke personen uit een derde land
Art.23. De persoon bedoeld in artikel 21, § 1, 1°, a), die geslaagd is voor het bekwaamheidsexamen van gecertificeerd accountant of van gecertificeerd belastingadviseur, wordt op zijn vraag met de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of van gecertificeerd belastingadviseur ingeschreven na de eed te hebben afgelegd.

Art.24. § 1. De natuurlijk persoon, onderdaan van een derde land, bedoeld in artikel 21, § 1, 1°, b), vraagt de Raad van het Instituut de toekenning van de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur door middel van een aanvraagdossier.
  Het aanvraagdossier bevat de volgende documenten:
  1° een identiteitsbewijs;
  2° een attest betreffende de betrouwbaarheid, afgegeven door een bevoegd ambtenaar van het derde land; wanneer de afgifte van dergelijk attest in het betrokken derde land niet geregeld is, bezorgt de natuurlijke persoon een schriftelijke verklaring waarin hij bevestigt te voldoen aan de voorwaarde bepaald in artikel 21, § 1, 5° ;
  3° een bewijs dat de persoon voldoet aan de voorwaarden van artikel 21 § 1, 1°, b).
  Het Instituut stelt op zijn website een aanvraagformulier ter beschikking.
  § 2. Na ontvangst van het volledige aanvraagdossier en na geslaagd te zijn voor de bekwaamheidsproef, bezorgt het Instituut een kopie van de beslissing tot de toelating tot de eedaflegging aan de ondernemingsrechtbank overeenkomstig artikel 20, § 1, van de wet.
  De ondernemingsrechtbank bepaalt de dag en het uur van eedaflegging.
  Na de eedaflegging bezorgt de betrokken persoon het proces-verbaal van de eedaflegging aan het Instituut.

Art.25. Binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het volledige aanvraagdossier deelt de Raad van het Instituut zijn beslissing over de aanvraag mee aan de natuurlijk persoon.

HOOFDSTUK 3. - RECHTSPERSONEN UIT EEN LIDSTAAT OF EEN DERDE LAND
Afdeling 1. - Voorwaarden voor de toekenning van de hoedanigheid aan een rechtspersoon van een lidstaat
Art.26. § 1. In overeenstemming met artikel 24 van de wet, wordt de hoedanigheid van erkend rechtspersoon toegekend aan een rechtspersoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in dat artikel 24.
  § 2. Bovendien mag wat betreft de voorwaarde bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 4°, van de wet, de meerderheid van de stemrechten in de algemene vergadering in handen zijn van personen die in een derde land een hoedanigheid hebben die gelijkwaardig is aan een van de hoedanigheden toegekend door het Instituut, mits wederkerigheid.
  Wat betreft de voorwaarde bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 5°, van de wet, mag de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan die handelen in naam en voor rekening van de rechtspersoon ook personen zijn met een hoedanigheid in een derde land die gelijkwaardig is erkend met een van de hoedanigheden toegekend door het Instituut, mits wederkerigheid.

Afdeling 2. - Voorwaarden voor de toekenning van de hoedanigheid aan een rechtspersoon uit een derde land
Art.27. § 1. De hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur wordt toegekend aan een rechtspersoon, opgericht naar het recht van een derde land, die voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1° de rechtspersoon, opgericht naar het recht van een derde land, heeft rechtspersoonlijkheid;
  2° het voorwerp en de activiteiten van de rechtspersoon op Belgisch grondgebied zijn beperkt tot de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 3 van de wet voor de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of tot de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 6 van de wet voor de hoedanigheid van gecertificeerd belastingadviseur en tot het uitoefenen van de hiermee verenigbare werkzaamheden;
  3° alle aandelen en deelbewijzen van de rechtspersoon zijn op naam;
  4° de meerderheid van de stemrechten wordt gehouden door personen die in een lidstaat een hoedanigheid hebben die als gelijkwaardig is erkend met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België of een hoedanigheid in een derde land die gelijkwaardig is erkend met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België, mits wederkerigheid;
  5° de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan, die optreden in naam en voor rekening van de rechtspersoon, zijn personen die in een lidstaat een hoedanigheid hebben die gelijkwaardig is erkend met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België of een hoedanigheid in een derde land die gelijkwaardig is erkend met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België, mits wederkerigheid;
  6° de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 3 van de wet worden in België uitgeoefend door een of meerdere natuurlijke personen:
  a) die aandeelhouder of lid van het bestuursorgaan van de rechtspersoon zijn, en;
  b) die in een lidstaat of een derde land een hoedanigheid hebben die gelijkwaardig is met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België, mits wederkerigheid.
  § 2. Wanneer het bestuursorgaan van de rechtspersoon slechts uit twee personen bestaat, heeft minstens één van hen:
  1° de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België, of;
  2° in een andere lidstaat een hoedanigheid die gelijkwaardig is met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België, of;
  3° een hoedanigheid in een derde land die gelijkwaardig is met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur, mits wederkerigheid.
  § 3. Wanneer een lid van het bestuursorgaan een rechtspersoon is, wordt die besturende rechtspersoon vertegenwoordigd door een natuurlijk persoon die:
  1° de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur heeft in België, of;
  2° in een andere lidstaat een hoedanigheid heeft die gelijkwaardig is met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België, of;
  3° in een derde land een hoedanigheid heeft die mits wederkerigheid, gelijkwaardig is met die van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur in België.

Afdeling 3. - Toekenningsvoorwaarden voor rechtspersonen van stagiairs
Art.28. Een rechtspersoon van een stagiair (gecertificeerd) accountant mag de activiteiten als bedoeld in artikel 3, met uitzondering van de activiteiten bedoeld in artikel 3, 6° tot en met 8°, van de wet uitoefenen onder de volgende voorwaarden:
  1° de rechtspersoon, opgericht door één of meerdere stagiairs (gecertificeerd) accountant, heeft rechtspersoonlijkheid;
  2° het voorwerp en de activiteiten van de rechtspersoon zijn beperkt tot de activiteiten bedoeld in artikel 3, met uitzondering van de activiteiten bedoeld in artikel 3, 6° tot en met 8°, van de wet of tot het uitoefenen van de hiermee verenigbare werkzaamheden en artikel 6 van de wet;
  3° de meerderheid van de stemrechten wordt gehouden door personen die in een lidstaat de beroepsactiviteiten van accountant of gecertificeerd accountant mogen uitvoeren of een hoedanigheid hebben die gelijkwaardig is met die van accountant of gecertificeerd accountant in België;
  4° de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan zijn personen die in een lidstaat de beroepsactiviteiten van accountant of gecertificeerd accountant mogen uitvoeren of een hoedanigheid hebben die gelijkwaardig is met die van accountant of gecertificeerd accountant in België;
  5° ten minste één bestuurder van de rechtspersoon is ingeschreven in het openbaar register met de hoedanigheid van accountant of gecertificeerd accountant;
  6° de rechtspersoon bezit geen deelnemingen in andere rechtspersonen, tenzij in rechtspersonen die deel uitmaken van het netwerk waartoe de rechtspersoon behoort.
  Wanneer de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan stagiairs (gecertificeerde) accountants zijn, wordt de melding "stagiair (gecertificeerd) accountant" opgenomen in het openbaar register.

Art.29. Onverminderd artikel 24 van de wet, mag de rechtspersoon van stagiair (gecertificeerd) accountant, ingeschreven in het openbaar register, worden omgezet in een rechtspersoon met een hoedanigheid van gecertificeerd accountant, wanneer de statuten van de rechtspersoon door een statutenwijziging in overeenstemming zijn gebracht met de voorwaarden bepaald in artikel 24 van de wet.

TITEL 3. - INFORMATIE EN ONLINEPROCEDURES
Art.30. Het Instituut vermeldt op zijn website alle informatie met betrekking tot de toekenning van een hoedanigheid en de inschrijving in het openbaar register. Ten laatste op 12 december 2020 biedt het Instituut die informatie ook in het Engels aan.

Art.31. Ten laatste op 12 december 2023 biedt het Instituut de mogelijkheid om deze procedures volledig online af te handelen.

TITEL 4. - BIJDRAGEN
Art.32. § 1. In overeenstemming met artikel 54 van de wet betalen de personen die in het openbaar register ingeschreven zijn met de hoedanigheid van gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur elk jaar een bijdrage waarvan het bedrag jaarlijks door de algemene vergadering wordt bepaald met een maximum van 800 euro.
  De personen die in het openbaar register ingeschreven zijn met de hoedanigheid van accountant of fiscaal accountant betalen elk jaar een bijdrage die als volgt is vastgesteld en die elk jaar kan worden geïndexeerd overeenkomstig artikel 54, derde lid, van de wet:
  1° 405 euro voor een natuurlijk persoon;
  2° 200 euro voor een rechtspersoon.
  De algemene vergadering stelt, op voorstel van de Raad, een vermindering van de jaarlijkse bijdrage vast voor de volgende personen:
  1° de stagiair;
  2° de interne gecertificeerd accountant;
  3° de interne gecertificeerd belastingadviseur;
  4° in voorkomend geval, het erelid van het Instituut;
  5° in voorkomend geval, andere categorieën van leden op voorstel van de Raad.
  De persoon bedoeld in artikel 23 van de wet betaalt geen bijdrage.
  § 2. Elk jaar vraagt de penningmeester van het Instituut de personen bedoeld in paragraaf 1 om binnen de maand na de uitnodiging tot betaling de verschuldigde bijdrage op een rekening van het Instituut te betalen. Indien de persoon de bijdrage niet binnen de maand betaalt, stelt de penningmeester het lid per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging in gebreke. De bijdrage die niet betaald is binnen de maand na de ingebrekestelling, wordt vermeerderd met een bedrag om de administratieve kosten te dekken. Indien de persoon binnen de drie maanden of een termijn bepaald door de Raad volgend op het verzenden van de ingebrekestelling nog niet heeft betaald, wijst de Raad hem terecht overeenkomstig artikel 85 van de wet.
  Op voorstel van de Raad keurt de algemene vergadering het bedrag goed van de administratieve kosten die aangerekend worden bij niet-betaling.
  § 3. De bijdrage wordt per kwartaal berekend vanaf de datum van inschrijving met de hoedanigheid van gecertificeerd (intern) accountant of gecertificeerd (intern) belastingadviseur.
  § 4. De bijdrage voor het volledige jaar is verschuldigd:
  1° wanneer de persoon tijdens het lopende jaar afstand doet van zijn hoedanigheid van (intern) accountant, (intern) fiscaal accountant, (intern) gecertificeerd accountant of (intern) gecertificeerd belastingadviseur;
  2° bij intrekking van de hoedanigheid van (intern) accountant, (intern) fiscaal accountant, (intern) gecertificeerd accountant of (intern) gecertificeerd belastingadviseur van de persoon tijdens het lopende jaar.

TITEL 5. - HUISHOUDELIJK REGLEMENT
HOOFDSTUK 1. - DE ALGEMENE VERGADERING
Art.33. De algemene vergadering komt jaarlijks bijeen in de tweede helft van de maand april, daartoe opgeroepen door de Raad.
  De oproeping voor de algemene vergadering wordt minstens een maand vóór de datum van de algemene vergadering per gewone brief of elektronisch aan haar leden verstuurd. Zij bevat:
  1° de uitnodiging met de plaats, de datum en het uur van de algemene vergadering;
  2° de agenda van de algemene vergadering;
  3° de jaarrekening van het Instituut afgesloten op 31 december van het vorig boekjaar;
  4° het activiteitenverslag van het afgelopen jaar;
  5° de begroting voor het nieuwe boekjaar;
  6° het verslag van de commissarissen;
  7° in voorkomend geval, de lijst met namen van de kandidaten voor het mandaat van voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Raad;
  8° in voorkomend geval, de lijst met namen van de kandidaten voor het mandaat van commissaris;
  9° het volmachtformulier.
  Het volmachtformulier bedoeld in de bepaling onder 9° moet door de volmachtgever ondertekend en gedateerd worden en uiterlijk vijf dagen voor de algemene vergadering toekomen bij de secretaris. Het vermeldt de volgende gegevens:
  1° de naam van de volmachtgever;
  2° de naam van de volmachthouder;
  3° de datum van de algemene vergadering waarvoor de volmacht geldt.
  Een lid kan op de algemene vergadering niet meer dan twee volmachten houden.

Art.34. De Raad roept een bijzondere algemene vergadering bijeen, wanneer de meerderheid van de leden van de Raad hierom schriftelijk heeft verzocht.

Art.35. De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter. Indien hij afwezig is of in de onmogelijkheid is om het mandaat uit te oefenen, wordt de algemene vergadering voorgezeten door de ondervoorzitter.
  Zij kan enkel beslissen over de punten die op de agenda zijn geplaatst. Ieder voorstel dat ondertekend is door ten minste een vijfde van haar leden wordt op de agenda gebracht. Dit voorstel wordt uiterlijk vijfenveertig dagen voor de algemene vergadering aan de Raad meegedeeld.

Art.36. De bijzondere algemene vergadering kan enkel geldig beslissen wanneer ten minste één vierde van haar leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Wanneer dit quorum niet bereikt is, dan wordt er ten minste acht dagen later een tweede bijzondere algemene vergadering bijeengeroepen die ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden kan beslissen.

Art.37. Op de algemene vergadering worden minstens twee stemopnemers aangewezen door de voorzitter. Zij mogen geen deel uitmaken van de Raad of geen kandidaat zijn voor de mandaten die door de algemene vergadering moeten worden goedgekeurd.

Art.38. De stemming is geheim wanneer het verkiezingen betreft of wanneer ten minste vijftig leden hierom verzoeken.

Art.39. De besluiten van de algemene vergadering worden opgenomen in de notulen, die door de voorzitter en de secretaris worden ondertekend.
  De notulen van de algemene vergaderingen worden op de zetel van het Instituut bewaard en kunnen op elk moment aan zijn leden ter beschikking worden gesteld.

HOOFDSTUK 2. - DE RAAD VAN HET INSTITUUT
Afdeling 1. - Aanstelling van de leden van de Raad
Art.40. § 1. De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Raad worden verkozen door de algemene vergadering bij stemming op onderscheiden alfabetische lijsten van natuurlijke personen.
  De voorzitter brengt ten minste zestig dagen voor de algemene vergadering de leden op de hoogte met vermelding van de opengestelde mandaten en roept de leden op om zich kandidaat te stellen.
  § 2. Uiterlijk vijfenveertig dagen vóór de algemene vergadering moeten de kandidaturen voor een mandaat bij de Raad per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging bij de voorzitter van het Instituut ingediend worden. De voorzitter van de Instituut vermeldt bij de oproep de datum en het uur waarop de kandidatuurstellingen verzonden moeten zijn.
  Kandidatuurstellingen na dit vastgestelde tijdstip zijn onontvankelijk.

Art.41. Zijn niet verkiesbaar:
  1° de leden die definitief terechtgewezen zijn overeenkomstig artikel 85 van de wet;
  2° de leden van wie de tuchtstraf niet werd uitgewist overeenkomstig artikel 102 van de wet of tegen wie een tuchtstraf uitgesproken werd zonder eerherstel te hebben gekregen overeenkomstig artikel 103 van de wet;
  3° de leden die op de datum van de bijeenkomst van de algemene vergadering geschorst zijn overeenkomstig artikel 93 van de wet;
  4° de stagiairs.

Art.42. De mandaten van de nieuwgekozen voorzitter, ondervoorzitter en lid van de Raad treden onmiddellijk na de beslissing van de algemene vergadering in werking.

Art.43. De mandaten van voorzitter, ondervoorzitter en lid van de Raad zijn onverenigbaar met de functie van:
  1° effectief of plaatsvervangend lid van de tuchtcommissie;
  2° effectief of plaatsvervangend lid van de commissie van beroep;
  3° commissaris.

Afdeling 2. - Einde van het mandaat van lid van de Raad
Art.44. Het mandaat van een lid van de Raad vervalt:
  1° wanneer het lid van de Raad geen lid meer is van het Instituut;
  2° wanneer het lid van de Raad ontslag neemt uit zijn mandaat;
  3° wanneer het lid van de Raad door twee derde van aanwezige en vertegenwoordigde leden op de algemene vergadering wordt afgezet;
  4° wanneer het lid van de Raad niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 41.

Art.45. Een lid van de Raad dat op eigen initiatief ontslag wil nemen, richt zijn verzoek tot ontslag per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging aan de Raad van het Instituut. De Raad beslist over het ontslag en geeft binnen de acht dagen na beraadslaging kennis van zijn beslissing. Het ontslag is pas geldig wanneer de Raad het heeft aanvaard.

Art.46. Een lid van de Raad wordt als ontslagnemend beschouwd wanneer hij op vier opeenvolgende vergaderingen van de Raad afwezig is geweest, zonder motivering en na aangemaand te zijn om uitleg te verschaffen over de oorzaak van zijn afwezigheid. De algemene vergadering beslist in dit geval over zijn afzetting bij meerderheid van stemmen. De Raad meldt de beslissing van de algemene vergadering over de afzetting aan het betrokken lid.

Art.47. Wanneer het mandaat van een lid van de Raad in een van de gevallen bedoeld in artikelen 44 of 46 vervalt, kiest de algemene vergadering een vervanger die het mandaat van het uittredend lid voleindigt.

Afdeling 3. - Werking van de Raad
Art.48. De Raad komt ten minste acht keer per jaar bijeen.
  De voorzitter nodigt ten minste acht dagen vóór de vergadering de leden van de Raad uit.
  De voorzitter kan de Raad bijeenroepen in spoedeisende gevallen. In dat geval vermeldt de agenda het punt dat spoed vereist en wordt de uitnodiging minstens vierentwintig uur voor de vergadering naar de leden verstuurd, in voorkomend geval via elektronische weg.
  De uitnodiging vermeldt de agenda en is vergezeld van de vereiste documenten.

Art.49. De voorzitter kan de Raad eveneens bijeenroepen wanneer minstens een derde van de leden van de Raad de voorzitter om een bijeenroeping van de Raad hebben verzocht.
  Het verzoek vermeldt het onderwerp dat op de agenda moet worden geplaatst. De vergadering vindt plaats ten laatste vijftien dagen volgend op het indienen van de aanvraag.

Art.50. De vergaderingen van de Raad worden voorgezeten door de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, door de ondervoorzitter. Indien beiden afwezig zijn, duiden de aanwezige leden van de Raad een lid aan dat de vergadering voorzit.

Art.51. De Raad kan slechts geldig beraadslagen en beslissen wanneer minstens de helft van zijn leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Wanneer het vereiste quorum op de vergadering van de Raad niet wordt bereikt, worden de leden ten minste acht dagen later opnieuw opgeroepen voor een nieuwe vergadering. Op deze tweede vergadering wordt er geldig beslist, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden. Ieder lid mag aan een ander lid van de Raad schriftelijk volmacht verlenen om hem te vertegenwoordigen op de beraadslaging van de Raad. Ieder aanwezig lid mag slechts drager zijn van één volmacht.

Art.52. De Raad beraadslaagt enkel over de punten die vermeld staan op de agenda. Met eenparigheid van stemmen kan de Raad beslissen een punt aan de agenda toe te voegen dat tijdens de vergadering wordt voorgelegd.

Art.53. De ontwerpnotulen van de vergadering van de Raad vermelden de genomen beslissingen. De secretaris stuurt de ontwerpnotulen naar de leden van de Raad voor goedkeuring tijdens de volgende vergadering. De goedgekeurde notulen worden door de secretaris en de voorzitter van de vergadering ondertekend. Een samenvatting wordt gepubliceerd op de website van het Instituut.

Art.54. De beraadslagingen van de Raad en de werkdocumenten zijn vertrouwelijk. De vertrouwelijkheid van de documenten van de Raad kan worden opgeheven wanneer de Raad hiermee heeft ingestemd.

Afdeling 4. - Delegatie van bevoegdheden
Art.55. Met uitzondering van de opdrachten die binnen het wettelijk, reglementair en normatief kader uitdrukkelijk aan de Raad zijn toevertrouwd, kan de Raad het dagelijks bestuur delegeren aan het uitvoerend comité, als bedoeld in artikel 70 van de wet.

Afdeling 5. - De secretaris
Art.56. Onder toezicht van de Raad heeft de secretaris de taak het openbaar register bij te houden en bij te werken.
  De secretaris wordt bijgestaan door het secretariaat van het Instituut.

Afdeling 6. - De penningmeester
Art.57. De opdrachten van de penningmeester zijn:
  1° het beheer van de roerende goederen van het Instituut;
  2° de inning van de bijdragen en de opvolging van de betalingen van de bijdragen;
  3° de uitvoering van de betalingen die het Instituut verschuldigd is, overeenkomstig de beslissingen van de Raad of de gedelegeerde van de Raad;
  4° het voorbereiden van de jaarrekening van het Instituut;
  5° de begroting voor het volgende jaar voorbereiden;
  6° het aan de Raad voorleggen van het voorstel van jaarrekening en van begroting en een kwartaaloverzicht van de financiële positie alsook de uitvoering van de begroting van het Instituut.

Afdeling 7. - Vergoeding van de leden van de Raad en de commissies
Art.58. Het mandaat van voorzitter, ondervoorzitter, secretaris, penningmeester, lid van de Raad en lid van een commissie is onbezoldigd.
  De algemene vergadering stelt de bedragen vast van de presentiegelden voor een halve dag prestatie van minimum drie uur.
  Daarnaast kan de algemene vergadering een taakvergoeding vastleggen voor de voorzitter, ondervoorzitter, secretaris, penningmeester en de leden van het uitvoerend comité.
  Deze bedragen worden bekendgemaakt op de website van het Instituut.

Afdeling 8. - De overgangsraad
Art.59. De afdelingen 1, 2, 3 en 7 zijn mutatis mutandis van toepassing op de overgangsraad bedoeld in artikel 127 van de wet.
  Wanneer de voorzitter van de overgangsraad die raad bijeenroept in overeenstemming met artikel 48, nodigt hij de leden van de overgangsraad en de regeringscommissarissen uit ten minste acht dagen voor de vergadering of, in geval van hoogdringendheid, ten laatste vierentwintig uur voor de vergadering. De uitnodiging vermeldt de agenda en is vergezeld van de nodige documenten.
  De voorzitter roept de overgangsraad bijeen wanneer ten minste een derde van de leden van die raad of de regeringscommissarissen de voorzitter om een bijeenroeping van de overgangsraad hebben verzocht.
  Onder zijn leden kan de overgangsraad een secretaris en een penningmeester aanduiden, aan wie de taken als bedoeld in de artikelen 56 en 57 worden toegewezen. De secretaris wordt bijgestaan door het secretariaat van het Instituut. De penningmeester legt het voorstel van jaarrekening en van begroting en een kwartaaloverzicht van de financiële positie alsook de uitvoering van de begroting van het Instituut voor aan de overgangsraad en aan de regeringscommissarissen.

HOOFDSTUK 3. - DE JAARREKENING EN DE BEGROTING
Art.60. De jaarrekening van het Instituut wordt opgesteld volgens het volledig model dat gevoegd is bij het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen en verenigingen.

HOOFDSTUK 4. - DE COMMISSARISSEN
Art.61. In overeenstemming met artikel 76 van de wet kiest de algemene vergadering jaarlijks onder haar leden twee effectieve en twee plaatsvervangende commissarissen. Een effectieve commissaris en een plaatsvervangend commissaris zijn Nederlandstalig en een effectieve commissaris en een plaatsvervangend commissaris zijn Franstalig. Hun mandaat is tweemaal hernieuwbaar.
  De commissarissen mogen:
  1° in overeenstemming met artikel 76, tweede lid, van de wet, geen voorzitter, ondervoorzitter of lid zijn van de Raad van het Instituut, en evenmin lid zijn van een commissie of werkgroep opgericht door het Instituut;
  2° geen bloedverwant of aanverwant zijn tot in de vierde graad van de penningmeester;
  3° niet behoren tot hetzelfde kantoor of netwerk;
  4° geen stagiair zijn.
  De bezoldiging van het mandaat van commissaris wordt door de algemene vergadering vastgesteld.

Art.62. De voorzitter brengt ten minste zestig dagen voor de jaarlijkse algemene vergadering de leden op de hoogte met vermelding van de opengestelde mandaten van commissaris en roept de leden op om zich kandidaat te stellen.
  Uiterlijk vijfenveertig dagen vóór de jaarlijkse algemene vergadering moeten de kandidaturen voor een mandaat van commissaris per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging bij de voorzitter van het Instituut ingediend worden. Bij de oproep voor de algemene vergadering vermeldt de voorzitter van het Instituut de datum en het uur tegen dewelke de kandidatuurstellingen verzonden moeten zijn.
  Laattijdige kandidatuurstellingen zijn onontvankelijk.

Art.63. De commissarissen nemen hun mandaat onmiddellijk na hun aanstelling door de algemene vergadering op.

Art.64. Uiterlijk zes weken vóór de jaarlijkse algemene vergadering legt de Raad de jaarrekening aan de commissarissen ter verificatie voor. Zij stellen een verificatieverslag op en leggen dit verslag neer ten minste vier weken voor de jaarlijkse algemene vergadering.

Art.65. Wanneer een effectieve commissaris verhinderd is om zijn mandaat uit te oefenen, dan wordt hij vervangen door een plaatsvervangende commissaris.

HOOFDSTUK 5. - PROCEDURE VAN HET TUCHT ONDERZOEK EN VOOR DE TUCHTINSTANTIES
Art.66. § 1. De rechtskundig assessor die op de hoogte is gebracht van een inbreuk op de toepassing van het wettelijk, reglementair en normatief kader, al dan niet als gevolg van de kwaliteitstoetsing, van een mogelijke tekortkoming of zelf een mogelijke tekortkoming vaststelt op basis van een klacht of op elke andere manier betreffende een persoon ingeschreven in het openbaar register, schrijft de zaak in een register in en kent een volgnummer toe aan de zaak.
  De zaak wordt ingeschreven in het register, aangelegd om de zaak te identificeren en de evolutie ervan op te volgen. De rechtskundig assessor vermeldt de volgende gegevens in het register:
  1° het volgnummer;
  2° de voornaam, de naam en het inschrijvingsnummer van de betrokken persoon ingeschreven in het openbaar register of, in het geval van een rechtspersoon, de benaming, het ondernemingsnummer en het inschrijvingsnummer;
  3° de taal van de zaak;
  4° de datum waarop de zaak of de klacht werd ontvangen;
  5° de bepalingen van het wettelijk, reglementair en normatief kader die als grond voor de zaak kunnen dienen;
  6° de verschillende fases van de zaak met de begindatum;
  7° de eindbeslissing bij afsluiting van de zaak.
  Indien het gaat om klacht ingediend door een natuurlijk persoon, vermeldt de rechtskundig assessor ook de naam en voornaam van de klager. Als het gaat om een klacht ingediend door een rechtspersoon, schrijft de rechtskundig assessor ook de naam en het ondernemingsnummer van de rechtspersoon in, samen met de naam en voornaam van de natuurlijke persoon die de klacht indiende in naam van de rechtspersoon.
  § 2. De rechtskundig assessor oefent zijn bevoegdheid in alle onafhankelijkheid uit.
  Hij kan een beroepsbeoefenaar aanstellen om een verslag uit te brengen over de technische aspecten van het dossier. Hij stelt de termijn vast binnen dewelke dit verslag moet worden voorgelegd.
  Voor het onderzoek van de zaak kan de rechtskundig assessor, of de referendarissen onder het toezicht van de rechtskundig assessor, alle nodige handelingen stellen.
  § 3. Overeenkomstig artikel 94 van de wet beslist de rechtskundig assessor op het einde van het onderzoek om de zaak te verwijzen naar de tuchtcommissie of ze zonder gevolg te klasseren. De procedure voor die commissie en in voorkomend geval voor de commissie van beroep verloopt overeenkomstig de regels voorzien in de wet en in dit hoofdstuk.
  Wanneer het dossier geseponeerd wordt, wist de rechtskundig assessor in het register het dossier en de gegevens betreffende deze zaak vijf jaar na zijn beslissing tot seponering op voorwaarde dat er geen nieuwe klacht neergelegd of onderzoek gestart werd binnen de termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de dag volgend op de beslissing tot seponering.

Art.67. § 1. De griffie aangesteld door de Raad overeenkomstig de artikelen 90 of 105 van de wet schrijft de datum van ontvangst van de aanvraag van de rechtskundig assessor of van het beroep in het register bedoeld in artikel 66 in onmiddellijk na ontvangst van de aanvraag van de rechtskundig assessor bij de tuchtcommissie of van het beroep bij de bevoegde commissie van beroep.
  § 2. De voorzitter van de betrokken commissie legt de datum vast waarop de aan de betrokken commissie voorgelegde zaken worden onderzocht.
  § 3. De griffie van de betrokken commissie roept de leden van die commissie op voor de vastgelegde zitting voor verschijning van de betrokken persoon.
  § 4. De oproeping tot verschijning wordt per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging verstuurd naar de woonplaats en voor een rechtspersoon naar de zetel of naar de verblijfplaats van de betrokken persoon als bedoeld in artikel 32 van het Gerechtelijk Wetboek.
  In voorkomend geval wordt de klager ingelicht over de zitting waarop de zaak wordt behandeld.

Art.68. Tijdens de oproepingstermijnen wordt het dossier ter beschikking van de betrokken persoon gehouden.
  Deze raadpleging gebeurt ter plaatse, op de griffie en dat op de openingsdagen en -uren van het Instituut.
  De betrokken persoon kan een elektronische kopie van het dossier krijgen. De aanvraag gebeurt bij de griffie en dit ten minste vijf dagen vóór de zitting. De klager heeft geen toegang tot het tuchtdossier.

Art.69. § 1. Overeenkomstig artikel 98 van de wet kan de betrokken persoon zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een advocaat of door één of meer leden van het Instituut. Het mandaat is schriftelijk.
  § 2. De betrokken commissie kan alle betrokken personen en getuigen evenals de klagers horen en alle nodige onderzoeksmaatregelen treffen.
  De betrokken commissie kan de persoonlijke verschijning bevelen.

Art.70. De beslissingen in tuchtzaken worden bij verstek genomen ten aanzien van de partij die, na opgeroepen te zijn geweest, noch haar middelen schriftelijk heeft uiteengezet, noch ter zitting is verschenen of werd vertegenwoordigd.

Art.71. § 1. De beslissingen met redenen omkleed in toepassing van artikel 100 of 111 van de wet vermelden:
  1° de volledige identiteit van de opgeroepen personen en, in voorkomend geval, die van de persoon die hen vertegenwoordigt of bijstaat, met name hun naam, voornaam en nodige contactgegevens, met name hun professioneel e-mailadres en hun professioneel telefoonnummer;
  2° de datum van oproeping van de voormelde personen, alsmede hun eventuele aanwezigheid;
  3° de naam en de voornaam van de leden van de betrokken commissie die hebben deelgenomen aan de beraadslaging;
  4° de datum van uitspraak.
  § 2. De beslissing van de betrokken commissie wordt door de griffie per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging aan de betrokken persoon ter kennis gebracht binnen vijftien dagen na de uitspraak. De griffier van de bevoegde commissie vermeldt de datum van de beslissing in het register bedoeld in artikel 66, in voorkomend geval samen met de vermelding dat een beroep werd ingediend.
  § 3. De kennisgevingen worden verstuurd naar de woonplaats en voor een rechtspersoon naar de zetel of naar de verblijfplaats van de betrokken persoon als bedoeld in artikel 32 van het Gerechtelijk Wetboek.
  De klager, die geen partij is in tuchtzaken, kan bij beslissing van de betrokken commissie op de hoogte gebracht worden van het beschikkend gedeelte van de beslissing betreffende zijn klacht van zodra de beslissing kracht van gewijsde heeft.
  § 4. Het dossier van de betrokken persoon en de gegevens in het register bedoeld in artikel 66 met betrekking tot die persoon worden gewist wanneer de tuchtstraf gewist wordt of wanneer de persoon in eer hersteld wordt of, ingeval van een beslissing zonder sanctie, binnen dezelfde termijnen als die voor een beslissing tot seponering.

Art.72. De tuchtcommissie beraadslaagt slechts op geldige wijze indien de voorzitter of zijn plaatsvervanger en de twee werkende of plaatsvervangende leden aanwezig zijn.
  De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.
  De rechtskundig assessor wordt uitgenodigd. Hij neemt niet deel aan de beraadslagingen.

Art.73. § 1. De commissie van beroep beraadslaagt slechts op geldige wijze indien de voorzitter of zijn plaatsvervanger en de werkende of plaatsvervangende leden en de werkende of plaatsvervangende rechters aanwezig zijn.
  De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.
  § 2. De bij verstek genomen beslissingen in beroep zijn vatbaar voor verzet. Dit verzet wordt gedaan per aangetekende zending of per e-mail met ontvangstbevestiging, ten laatste verzonden op de dertigste dag na die waarop de beslissing werd ter kennis gebracht. De verzetdoende partij die een tweede maal verstek laat gaan, kan niet andermaal verzet doen.

Art.74. De beroepsbeoefenaar brengt elke beslissing van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep die in kracht van gewijsde is gegaan en die een schorsing van meer dan een maand oplegt, ter kennis van de ondernemingen en instellingen die op hem een beroep doen tijdens een periode van schorsing.
  Wanneer de betrokken persoon zijn activiteit uitoefent binnen een arbeidsovereenkomst of een door de overheid bezoldigde betrekking, brengt hij elke beslissing van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep die in kracht van gewijsde is gegaan en die een schorsing van meer dan een maand oplegt, ter kennis van zijn werkgever.

Art.75. De tuchtinstanties houden zitting in de lokalen van het Instituut.

Art.76. Wanneer de commissie erom verzoekt, maakt de Raad, overeenkomstig artikel 93, § 1, van de wet, de beslissing via de website van het Instituut openbaar.
  De Raad stelt jaarlijks een geanonimiseerd verslag op met een samenvatting van de beslissingen van de tuchtcommissie en de commissie van beroep.
  De Raad maakt dit verslag over:
  1° aan de minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Middenstand;
  2° aan de algemene vergadering van het Instituut;
  3° aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, bedoeld in artikel 79 van de wet.

TITEL 6. - MINIMUMVOORWAARDEN VOOR DE VERZEKERING BURGERLIJKE BEROEPSAANSPRAKELIJKEID
Art.77. Overeenkomstig artikel 44, derde lid, van de wet moet iedere beroepsbeoefenaar zijn beroepsaansprakelijkheid laten dekken door een verzekeringsovereenkomst die beantwoordt aan de minimumvoorwaarden bepaald in deze titel.

Art.78.De verzekeringsovereenkomst dekt zowel de contractuele als buitencontractuele burgerlijke beroepsaansprakelijkheid bij de uitoefening van de [1 intellectuele]1 beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 3 en 6 van de wet door de beroepsbeoefenaar en de personen die voor die activiteiten handelen voor rekening en in naam van de beroepsbeoefenaar.
  [1 De waarborg is van toepassing voor de beroepsactiviteiten uitgeoefend in de hele wereld uitgezonderd de Verenigde Staten van Amerika en Canada, die de beroepsbeoefenaar uitoefent vanuit een vestigingseenheid in België]1.
  Bij een rechtsgeding wordt de dekking bovendien enkel verleend indien de verzekerde voor een rechtbank op het grondgebied van een lidstaat wordt gedaagd.
  Zijn eveneens verzekerd in het geval van een rechtspersoon, de leden van het bestuursorgaan van de rechtspersoon, welke de benaming van hun functie ook is, wanneer zij handelen voor rekening van de rechtspersoon in het kader van de uitoefening van het beroep van accountant, fiscaal accountant, gecertificeerd accountant of gecertificeerd belastingadviseur.
  ----------
  (1)<KB 2022-06-14/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-07-2022>

Art.79.De bedragen verzekerd door de verzekeringsovereenkomst mogen niet lager zijn dan 1.250.000 euro per schadegeval.
  Deze minimumdekking wordt verhoogd tot 2.500.000 euro wanneer eenzelfde schadegeval schade veroorzaakt voor meerdere personen en tot 3.000.000 euro per schadegeval voor elke vordering met betrekking tot de opdrachten bedoeld in artikel 3, 6° tot en met 8°, van de wet.
  [1 Als de verzekeringsovereenkomst een jaarlijkse limiet vastlegt, mag de minimale dekking niet lager zijn dan 5.000.000 euro, alle schadegevallen gecombineerd.]1.
  ----------
  (1)<KB 2022-06-14/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-07-2022>

Art.80.[1 De verzekeringsovereenkomst kan]1alleen voorzien in de uitsluiting van de dekking van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van:
  1° de betwistingen omtrent erelonen en personeelskosten;
  2° de schade gedekt door andere verplichte verzekeringen;
  3° de schade ten gevolge van staking, lock-out, oproer, terrorisme of sabotage of alle collectieve gewelddaden.
  [1 4° de gerechtelijke, administratieve, disciplinaire of transactionele geldboeten, gerechtskosten van strafrechtelijke vervolging en de schadevergoedingen die als strafmaatregel of afschrikmiddel worden toegepast en die persoonlijk gedragen worden door de verzekerde;
   5° de schade gedekt door de verzekeringsovereenkomst burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van een onderaannemer waarvoor de persoonlijke aansprakelijkheid van de onderaannemer ingeroepen kan worden;
   6° schade van alle aard waarvan de oorsprong of de omvang zou voortvloeien uit de gevolgen van een computervirus, een hacking, een DDoS-aanval of ransomware, behalve indien:
   a) het een onbekend risico betreft waarvoor op het ogenblik van zijn realisatie geen gepaste bescherming bestond;
   b) en/of de verzekerde alle in de sector van de verzekerden toepasselijke veiligheids-maatregelen genomen heeft, maar de realisatie van het risico mogelijk gemaakt werd omwille van een onvoldoende werking van de veiligheidssystemen.]1
  [1 De uitsluitingen bedoeld in de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen zijn eveneens van toepassing.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-06-14/05, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 29-07-2022>

Art.81.De verzekeringsovereenkomst dekt de verzoeken tot schadeloosstelling ingediend gedurende de geldigheidsduur van de verzekeringsovereenkomst voor schade opgelopen gedurende de geldigheidsduur van die overeenkomst.
  [1 Worden ook in aanmerking genomen, op voorwaarde dat ze schriftelijk worden ingesteld tegen de verzekerde of de verzekeringsonderneming binnen een termijn van zesendertig maanden te rekenen van het einde van de verzekeringsovereenkomst, de vorderingen tot vergoeding die betrekking hebben op:
   1° schade die zich tijdens de looptijd van die overeenkomst heeft voorgedaan indien het risico bij het einde van die overeenkomst niet door een andere verzekeringsonderneming gedekt wordt;
   2° daden of feiten die aanleiding kunnen geven tot schade, die zich tijdens de duur van die overeenkomst hebben voorgedaan en aan de verzekeringsonderneming werden aangegeven.]1
  De waarborgen van de overeenkomst blijven verworven voor de verzekerden die hun beroepsactiviteiten stopzetten en, in geval van overlijden, voor hun erfgenamen en rechthebbenden, voor feiten en daden begaan vóór de stopzetting van hun beroepsactiviteiten voor zover de vordering ingediend is tijdens de wettelijke verjaringstermijn.
  ----------
  (1)<KB 2022-06-14/05, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 29-07-2022>

Art.82. De beroepsbeoefenaars bezorgen ten laatste op 31 maart van elk jaar aan het Instituut een attest waaruit het respecteren van hun verzekeringsverplichting blijkt. Dit attest vermeldt het ondernemingsnummer, de naam van de verzekeringsonderneming, het nummer van de verzekeringsovereenkomst en de begin- en einddatum van de verzekeringsdekking.

Art.83. Het Instituut kan voor zijn leden een collectieve verzekeringsovereenkomst onderschrijven of een verzekeringsovereenkomst organiseren voor zijn leden die in gebreke blijven aan te tonen dat zij gedekt zijn door een verzekeringsovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van deze titel.
  Het Instituut rekent de kost voor het onderschrijven van elk van deze polissen door aan die leden.

TITEL 7. - TERMIJNEN
Art.84. De artikels 48 tot en met 57 van het Gerechtelijk wetboek zijn van toepassing op de kennisgevingen en termijnen bedoeld in dit besluit.

TITEL 8. - SLOTBEPALINGEN
Art.85. Dit besluit treedt in werking op 30 september 2020.

Art.86. Worden opgeheven:
  1° het koninklijk besluit van 2 maart 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut der Accountants, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2000, 24 april 2014 en 20 april 2015;
  2° het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009;
  3° het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder fiscalist in het kader van een rechtspersoon, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 augustus 2005 en 30 september 2009;
  4° het koninklijk besluit van 22 februari 2015 betreffende de vermeldingen en documenten die door de beoefenaars van de boekhoudkundige en fiscale beroepen in het kader van de vrije dienstverlening moeten worden opgenomen bij de voorafgaande verklaring en betreffende de aan de afnemers van de diensten mee te delen gegevens;
  5° afdeling 8 van titel 5, hoofdstuk 2, dat artikel 59 bevat, op de dag van de verkiezing van de leden van de Raad bedoeld in artikel 68 van de wet en die de leden van de overgangsraad bedoeld in artikel 127 van de wet vervangen.
  De datum van de eerste verkiezing bedoeld in het eerste lid, 5°, wordt bij bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad vóór de datum van de verkiezingen.

Art.87. Een rechtspersoon van stagiair boekhouder of boekhouder-fiscalist opgericht vóór de inwerkingtreding van de wet overeenkomstig artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon, mag de activiteiten bedoeld in artikel 3 van de wet blijven uitoefenen, met uitzondering van artikel 3, 6° tot en met 8°, van de wet zolang hij voldoet aan de voorwaarden van dat besluit. Deze rechtspersoon van stagiair wordt in het openbaar register ingeschreven met de melding "stagiair accountant" en met vermelding van de rechtsvorm.

Art. 88. De minister bevoegd voor Middenstand en de minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.