Details





Titel:

24 NOVEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 augustus 2014 houdende vaststelling van de regels inzake oprichting, beheer en raadpleging van het centraal register van lastgevingsovereenkomsten met het oog op het regelen van een buitengerechtelijke bescherming en van het centraal register van verklaringen betreffende de aanwijzing van een bewindvoerder of vertrouwenspersoon, met betrekking tot de verklaringen tot aanwijzing van een voogd



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2014009463 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het opschrift van het koninklijk besluit van 31 augustus 2014 houdende vaststelling van de regels inzake oprichting, beheer en raadpleging van het centraal register van lastgevingsovereenkomsten met het oog op het regelen van een buitengerechtelijke bescherming en van het centraal register van verklaringen betreffende de aanwijzing van een bewindvoerder of vertrouwenspersoon, worden de woorden "of vertrouwenspersoon" vervangen door de woorden ", een vertrouwenspersoon of een voogd".

Art.2. In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt:
  "2° centraal register van verklaringen : het in artikel 496 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde centraal register;"

Art.3. In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "In het centraal register van verklaringen worden geregistreerd:
  1° de in artikel 496, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde verklaringen van voorkeur, evenals de herroeping ervan;
  2° de in artikel 392, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde verklaringen tot aanwijzing van een voogd, evenals de herroeping ervan;
  3° de in artikel 201, tweede lid, van de wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen betreffende justitie bedoelde verklaringen tot aanwijzing van een voogd als één van de ouders of beide ouders dat vragen.".

Art.4. In artikel 4, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "in artikel 496" vervangen door de woorden "in artikel 392 of in artikel 496".

Art.5. In artikel 6, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
  "4° betreffende de verklaring:
  a) het feit dat het gaat om een verklaring betreffende de voorkeur omtrent een aan te wijzen bewindvoerder of vertrouwenspersoon overeenkomstig artikel 496, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek;
  b) het feit dat de persoon die de onder a) bedoelde verklaring heeft afgelegd, beslist heeft om, overeenkomstig artikel 496, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek, de verklaring te herroepen en desgevallend een nieuwe voorkeur uit te drukken;
  c) het feit dat het gaat om een verklaring tot aanwijzing van een voogd overeenkomstig artikel 392, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek;
  d) het feit dat het gaat om een verklaring tot aanwijzing van een voogd overeenkomstig artikel 201, tweede lid, van de Wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen betreffende justitie; of
  e) het feit dat de persoon die de onder c) bedoelde verklaring heeft afgelegd, beslist heeft om, overeenkomstig artikel 392, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, de verklaring te herroepen en desgevallend een nieuwe voorkeur uit te drukken;".

Art.6. In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "artikel 6, § 1," vervangen door de woorden "artikel 6, eerste lid";
  2° in het tweede lid worden de woorden "artikel 6, § 2" vervangen door de woorden "artikel 6, tweede lid".

Art.7. In artikel 8, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt:
  "3° betreffende de verklaring:
  a) het feit dat het gaat om een verklaring betreffende de voorkeur omtrent een aan te wijzen bewindvoerder of vertrouwenspersoon overeenkomstig artikel 496, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek;
  b) het feit dat de persoon die de onder a) bedoelde verklaring heeft afgelegd, beslist heeft om, overeenkomstig artikel 496, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek de verklaring te herroepen en desgevallend een nieuwe voorkeur uit te drukken;
  c) het feit dat het gaat om een verklaring tot aanwijzing van een voogd overeenkomstig artikel 392, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek; of
  d) het feit dat het gaat om een verklaring tot aanwijzing van een voogd overeenkomstig artikel 201, tweede lid, van de Wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen betreffende justitie; of
  e) het feit dat de persoon die de onder c) bedoelde verklaring heeft afgelegd, beslist heeft om, overeenkomstig artikel 392, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, de verklaring te herroepen en desgevallend een nieuwe voorkeur uit te drukken;".

Art.8. In artikel 9 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt :
  "De logging- of registratiegegevens bedoeld in artikel 10/1 worden bewaard gedurende 10 jaar.
  Na het verstrijken van die termijnen worden de gegevens van het register, logging- of registratiegegevens uitgewist, onverminderd de archiefwet van 24 juni 1955.".

Art.9. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 10. De raadpleging van de gegevens opgenomen in het centraal register van lastgevingsovereenkomsten en in het centraal register van verklaringen kan punctueel worden aangevraagd bij de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, door de volgende categorieën van personen:
  1° de notarissen, de vredegerechten en de procureur des Konings in functie van de uitoefening van hun ambt;
  2° de persoon die de verklaring heeft afgelegd of de lastgever.".

Art.10. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 10/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 10/1. De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat voorziet in een strikt en adequaat gebruikers- en toegangsbeheer dat toelaat gebruikers te identificeren, hen te authentificeren en hun relevante kenmerken of hoedanigheden, lastgevingen en toegangsmachtiging te controleren en te beheren. De Federatie maakt daartoe gebruik van informaticatechnieken die:
  1° de oorsprong van de toegang verzekeren door middel van passende beveiligingstechnieken;
  2° de vertrouwelijkheid van de toegang waarborgen;
  3° toelaten om ten eerste, de toegangsgerechtigde ondubbelzinnig te identificeren en te authentificeren aan de hand van een authentificatiemodule van de elektronische identiteitskaart of een passend systeem dat een gelijkwaardig beveiligingsniveau waarborgt, en ten tweede, het tijdstip van toegang ondubbelzinnig vast te stellen;
  4° een bewijs van toegang in het systeem registreren of loggen;
  5° de volgende gegevens registreren of loggen in het systeem: de identiteit van de toegangsgerechtigde, de datum en het tijdstip van toegang; de gegevens betreffende de persoon die het ontwerp is van de opzoeking: naam en voornamen, datum en plaats van geboorte, identificatienummer, verblijf- of woonplaats; de lastgevingsovereenkomst of de verklaring tot aanwijzing waarop de toegang betrekking had; de doeleinden van de toegang; de modaliteiten van de toegang met het type van handeling: de registratie in de zin van artikel 4 of de raadpleging in de zin van artikel 10.".

Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 10/2 ingevoegd, luidende :
  "Art. 10/2. De personen die krachtens artikel 10, 1° een toegangsrecht tot het register hebben, nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om, onder hun exclusieve verantwoordelijkheid, te waarborgen dat:
  1° de individuele gebruiker bevoegd is om dat recht uit te oefenen;
  2° van elke toegang enkel gebruik wordt gemaakt omwille van publiciteit van de lastgevingsovereenkomsten en verklaringen;
  3° de vertrouwelijkheid van de gegevens verkregen uit het centraal register van lastgevingsovereenkomsten of uit het centraal register van verklaringen wordt gerespecteerd, en dat die gegevens naderhand niet worden gebruikt, herwerkt of verspreid voor doeleinden die niet verenigbaar zijn met de oogmerken uit boek I, titel X en XI van het Burgerlijk Wetboek en uit Deel IV, boek IV, hoofdstuk X en XI van het Gerechtelijk Wetboek.".

Art.12. In artikel 11, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikel 10, § 2, " vervangen door de woorden " artikel 10 ".

Art.13. In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de woorden "overeenkomstig de vigerende regelgeving, machtiging werd bekomen van het Sectoraal Comité voor het Rijksregister" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 8, § 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, machtiging werd bekomen van de minister van Binnenlandse Zaken.".

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 december 2019.

Art. 15. De Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.