Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

11 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 juni 2010 betreffende de mariene strategie voor de Belgische zeegebieden



Inhoudstafel:


Art. 1-7
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2010024227 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn (EU) 2017/845 van de Commissie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de indicatieve lijsten van elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de voorbereiding van mariene strategieën en geeft uitvoering aan het besluit (EU) 2017/848 van de Commissie van 17 mei 2017 tot vaststelling van criteria en methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren en specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, en tot intrekking van Besluit 2010/477/EU.

Art.2. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 juni 2010 betreffende de mariene strategie voor de Belgische zeegebieden wordt aangevuld met de woorden "gewijzigd door Richtlijn (EU) 2017/845 van de Commissie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de indicatieve lijsten van elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de voorbereiding van mariene strategieën".

Art.3. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepalingen onder 14° tot 16°, luidende:
  "14° "criteriumelementen": de elementen van een ecosysteem, met name de biologische elementen (soorten, habitats en de bijbehorende gemeenschappen), of aspecten van de belasting van het mariene milieu (biologisch, fysisch, stoffen, afval en energie), die onder elk criterium worden beoordeeld;
  15° "drempelwaarde": een waarde of bereik van waarden om het voor een bepaald criterium bereikte kwaliteitsniveau te kunnen beoordelen, waardoor wordt bijgedragen aan de beoordeling van de mate waarin de goede milieutoestand wordt bereikt;
  16° "besluit (EU) 2017/848": besluit (EU) 2017/848 van de Commissie van 17 mei 2017 tot vaststelling van criteria en methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren en specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, en tot intrekking van Besluit 2010/477/EU.
  17° "lidstaten": lidstaten van de Europese Unie.".

Art.4. In hetzelfde besluit wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 7/1. § 1. De bevoegde federale diensten gebruiken voor de vaststelling van de kenmerken van een goede milieutoestand, zoals vermeld in artikel 7, de primaire criteria en bijbehorende methodologische standaarden, specificaties en gestandaardiseerde methoden vermeld in de bijlage bij besluit (EU) 2017/848.
  De bevoegde federale diensten kunnen oordelen dat het niet passend is om een of meer primaire criteria te gebruiken, op voorwaarde dat:
  1° het een gerechtvaardigd geval is;
  2° de Europese Commissie ervan in kennis gesteld wordt;
  3° de andere lidstaten binnen het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan op voorhand in kennis gesteld zijn dat het primaire criterium niet gebruikt zal worden.
  § 2. De bevoegde federale diensten kunnen voor de vaststelling van de kenmerken van een goede milieutoestand, zoals vermeld in artikel 7, gebruik maken van een of meerdere secundaire criteria en bijbehorende methodologische standaarden, specificaties en gestandaardiseerde methoden vermeld in de bijlage bij het besluit (EU) 2017/848 als aanvulling op een primair criterium of wanneer het mariene milieu het risico loopt de goede milieutoestand niet te bereiken of te behouden voor dat specifieke criterium, tenzij dat in de bijlage bij het besluit (EU) 2017/848 anders is bepaald.
  § 3. Ingeval in de bijlage bij het besluit (EU) 2017/848 geen criteria, methodologische standaarden, specificaties of gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, onder meer voor de ruimtelijke en temporele aggregatie van gegevens, worden vastgesteld, bouwen de bevoegde federale diensten, voor zover passend en uitvoerbaar, voort op die welke op internationaal, regionaal of subregionaal niveau zijn ontwikkeld, zoals die welke zijn overeengekomen binnen het OSPAR-verdrag.
  § 4. Totdat er uniale, internationale, regionale of subregionale lijsten van criteriumelementen, methodologische standaarden en specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling zijn vastgesteld, kunnen de bevoegde federale diensten gebruikmaken van die welke op nationaal niveau zijn vastgesteld, op voorwaarde dat samenwerking wordt nagestreefd zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6.
  § 5. De uniale, internationale, regionale of subregionale lijsten van criteriumelementen, methodologische standaarden en specificaties en gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling:
  1° maken deel uit van de reeks kenmerken die de lidstaten gebruiken bij de omschrijving van de goede milieutoestand;
  2° zijn in overeenstemming zijn met de regelgeving van de Europese Unie;
  3° onderscheiden, waar van toepassing, het kwaliteitsniveau dat het belang van een nadelig effect op een criterium weerspiegelt en worden vastgesteld ten opzichte van een referentievoorwaarde;
  4° worden op een passende geografische schaal voor de beoordeling vastgesteld om de verschillende biotische en abiotische kenmerken van de regio's, subregio's en onderverdelingen daarvan te weerspiegelen;
  5° worden vastgesteld op basis van het voorzorgsbeginsel, waardoor de potentiële risico's voor het mariene milieu worden weerspiegeld;
  6° zijn consistent tussen de verschillende criteria als ze betrekking hebben op hetzelfde ecosysteemelement;
  7° zijn gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis;
  8° zijn gebaseerd op lange tijdreeksen van gegevens, indien beschikbaar, om de meest geschikte waarde te kunnen bepalen;
  9° weerspiegelen de dynamiek van de natuurlijke ecosystemen, waaronder de relaties tussen predator en prooi, en hydrologische en klimatologische variaties, waarbij ook wordt erkend dat een verslechterd ecosysteem, of delen daarvan, kan herstellen tot een toestand die de heersende fysiografische, geografische, klimatologische en biologische omstandigheden weerspiegelt, in plaats van terug te keren naar een specifieke toestand uit het verleden;
  10° voor zover passend en uitvoerbaar, in overeenstemming zijn met de relevante waarden in het kader van de regionale institutionele samenwerkingsstructuren, waaronder het OSPAR-Verdrag.
  § 6. Totdat drempelwaarden zijn vastgesteld, kunnen de bevoegde federale diensten de volgende waarden gebruiken om aan te geven in welke mate de goede milieutoestand is bereikt:
  1° nationale drempelwaarden, op voorwaarde dat aan de verplichting tot regionale samenwerking voldaan is;
  2° directionele tendensen van de waarden;
  3° op belasting gebaseerde drempelwaarden als benadering.
  Deze moeten, indien mogelijk, de beginselen zoals omschreven in paragraaf 5, 1° tot 9°, volgen.
  § 7. Indien drempelwaarden, met inbegrip van die welke overeenkomstig het besluit (EU) 2017/848 door de lidstaten zijn vastgesteld, voor een bepaald criterium niet in de mate worden gehaald die de bevoegde federale diensten hebben vastgesteld als een goede milieutoestand, gaan de bevoegde federale diensten, indien van toepassing, na of er maatregelen moeten worden genomen op grond van artikel 10, dan wel of verder onderzoek moet worden uitgevoerd.
  § 8. De overeenkomstig het besluit (EU) 2017/848 door de lidstaten, waaronder de bevoegde federale diensten, vastgestelde drempelwaarden kunnen in het licht van de wetenschappelijke en technische vooruitgang periodiek opnieuw worden bekeken en, indien nodig, op tijd voor de toetsing als bedoeld in artikel 13 aangepast worden.
  § 9. Het DG Leefmilieu tracht de drempelwaarden, lijsten van criteriumelementen of methodologische standaarden, door middel van uniale, regionale of subregionale samenwerking, vast te stellen binnen de termijn voor de eerste toetsing van de initiële beoordeling en omschrijving van de goede milieutoestand, met name 15 juli 2018. Indien dit niet lukt, doet het DG Leefmilieu dit zo spoedig mogelijk erna, op voorwaarde dat dit uiterlijk op 15 oktober 2018 bij de Europese Commissie gemotiveerd wordt in de kennisgeving ingevolge de artikelen 7, § 2 of 13, § 3.".

Art.5. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
  " § 4. Het DG Leefmilieu zendt aan de Europese Commissie de door middel van uniale, regionale of subregionale samenwerking vastgestelde criteriumelementen, drempelwaarden en methodologische standaarden die gebruikt zullen worden als onderdeel van de reeks kenmerken voor de bepaling van de goede milieutoestand.".

Art.6. In hetzelfde besluit wordt bijlage 3 vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.

Art.7. De minister bevoegd voor Wetenschapsbeleid en de Minister bevoegd voor Noordzee zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 21-06-2019, p. 64007)