Details





Titel:

16 MEI 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het mandaat en de compensatie van de sociale inschakelingsondernemingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-06-2019 en tekstbijwerking tot 19-07-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Het mandaat
Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden en -procedure en hernieuwing van het mandaat
Art. 2-5
Afdeling 2. - Herzieningsmechanismen van het mandaat
Art. 6-9
Afdeling 3. - Mechanisme voor de opschorting en intrekking van het mandaat
Art. 10
HOOFDSTUK 3. - Compensatiemechanisme
Art. 11-13
HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepalingen
Art. 14-15
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2020030856  2020044605  2021040215  2022015359  2022030831 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit en zijn uitvoeringsmaatregelen wordt verstaan onder:
  1° "de ordonnantie": de ordonnantie van 23 juli 2018 betreffende de erkenning en de steun van de sociale ondernemingen;
  2° "de minister": de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Tewerkstelling;
  3° "het bestuur": Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel;
  4° "Actiris ": de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, georganiseerd door de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van Actiris;
  5° "werkdag": een dag van de week die niet op een zaterdag, zondag, feestdag of tijdens de periode tussen 25 december en 1 januari valt;
  6° "de begeleider": het lid van het begeleidend personeel dat door de erkende sociale onderneming in dienst genomen is als bezoldigd werknemer en dat minstens twee jaar ervaring op gebied van sociale en beroepsbegeleiding kan aantonen of dat door zijn scholingsgraad geschikt is om, in een werkomgeving, doelgroepwerknemers te begeleiden;
  7° "de erkende sociale onderneming": de onderneming die erkend is in toepassing van de ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen;

HOOFDSTUK 2. - Het mandaat
Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden en -procedure en hernieuwing van het mandaat
Art.2. § 1. De erkende sociale onderneming die als sociale inschakelingsonderneming gemandateerd wil worden voor het uitvoeren van het inschakelingsprogramma zoals bepaald in artikel 15, § 2, van de ordonnantie antwoordt uiterlijk op 1 juni van het lopende jaar op de [minstens een maal per jaar en binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten] door de minister uitgeschreven en in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde oproep tot kandidaatstelling.
   (Rechtzetting , zie B.St. 20-06-2019, p. 63751)
  § 2. De erkende sociale onderneming dient haar mandaataanvraag uiterlijk dertig werkdagen na de publicatie van de oproep tot kandidaatstelling via e-mail in bij het bestuur aan de hand van het door het bestuur in overleg met Actiris opgestelde formulier.
  § 3. Het mandaataanvraagformulier omvat met name een afdeling met betrekking tot het inschakelingsprogramma zoals gedefinieerd in artikel 15 van de ordonnantie, met vermelding van de arbeidstijdverdeling van de begeleiders tussen sociale en professionele begeleiding.
  Het inschakelingsprogramma omvat de volgende afdelingen:
  1° een [begeleidingsp- en omkaderingsplan] voor de doelgroepwerknemers; Rechtzetting , zie B.St. 20-06-2019, p. 63751)
  2° een competentieverwervingsplan;
  3° een plan voor de doorstroming en/of de inschakeling van de doelgroepwerknemer naar/op de arbeidsmarkt.
  Desgevallend, een afdeling betreffende de vraag om toewijzing van doelgroepwerknemers bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2 van de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun.
  § 4. Bij het mandaataanvraagformulier voegt de erkende sociale onderneming een dossier dat de volgende documenten omvat:
  1° het bewijs van de daadwerkelijke tewerkstelling van doelgroepwerknemers waarvan de tewerkstellingsgraad minimaal één voltijdsequivalent bedraagt op het ogenblik van de indiening van de mandaataanvraag bij het bestuur;
  2° het bewijs van de daadwerkelijke tewerkstelling, op het ogenblik van de indiening van de mandaataanvraag bij het bestuur, van een of meer begeleiders overeenstemmend met één voltijdsequivalent. Het voltijdsequivalent mag over meerdere personen verdeeld worden, maar er moet minimaal één halftijdse begeleider zijn;
  3° de op 31 december van het afgelopen boekjaar afgesloten en door de algemene vergadering goedgekeurde resultaatrekeningen en balansen in het geval dat ze niet door de Nationale Bank van België gepubliceerd werden.
  § 5. Een erkende sociale onderneming die achterstallige belastingen verschuldigd is of achterstallige bijdragen die worden geïnd door de instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid of door een Fonds voor Bestaanszekerheid of voor rekening van dat fonds, mag geen mandaataanvraag indienen.
  De sommen waarvoor een behoorlijk in acht genomen aanzuiveringsplan bestaat, worden niet als achterstallen beschouwd.
  § 6. De sociale onderneming mag geen mandaataanvraag indienen in het geval dat ze hoofdzakelijk erkend is of gefinancierd wordt voor een opdracht van sociale en professionele begeleiding van werknemers door een andere overheid.

Art.3.§ 1. Het bestuur onderzoekt de mandaataanvraag.
  Als het dossier volledig is en in aanmerking komt op basis van artikel 2, verstuurt het bestuur binnen 20 werkdagen na ontvangst van de mandaataanvraag een ontvangstbewijs naar de aanvrager.
  Wanneer het dossier onvolledig is, laat het bestuur de erkende sociale onderneming dit weten per brief. De erkende sociale onderneming beschikt over 10 werkdagen om het dossier te vervolledigen.
  Wanneer het bestuur niet over alle ontbrekende documenten, stukken of gegevens zou beschikken binnen de in het derde lid bedoelde termijn, wordt de mandaataanvraag onontvankelijk.
  Wanneer het dossier onontvankelijk is, laat het bestuur de erkende sociale onderneming dit weten per brief.
  De erkende sociale onderneming kan dan een nieuwe mandaataanvraag indienen in het kader van de volgende oproep tot kandidaatstelling.
  § 2. Wanneer de mandaataanvraag volledig is en in aanmerking komt, bezorgt het bestuur ze aan Actiris en de ARSO binnen een termijn van 5 werkdagen na de verzending van het ontvangstbewijs bedoeld in paragraaf 1.
  § 3. Actiris geeft een advies betreffende de geldigheid van het in artikel 15, § 2 van de ordonnantie bedoelde inschakelingsprogramma en neemt een beslissing betreffende de toekenning van doelgroepwerknemers bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2 van de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun, onder voorbehoud van de toekenning van het mandaat.
  Actiris kan de erkende sociale onderneming op eigen initiatief horen. Er wordt dan een oproeping per e-mail verstuurd waarin de punten vermeld staan waarover ze gehoord zullen worden.
  Actiris bezorgt zijn advies binnen een termijn van 30 werkdagen na ontvangst van de adviesaanvraag van het bestuur aan de Adviesraad voor sociaal ondernemerschap.
  § 4. Uiterlijk 30 werkdagen na ontvangst van het advies van Actiris geeft de ARSO een advies betreffende het in artikel 15, § 2 van de ordonnantie bedoelde inschakelingsprogramma en bezorgt het dat aan de minister.
  § 5. Uiterlijk 15 werkdagen na de ontvangst van het volledige dossier en het advies van de ARSO, beslist de minister over de mandaataanvraag en bezorgt hij zijn beslissing aan het bestuur [1 met het oog op de definitieve instemming, afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, van de Regering met dit mandaat]1.
  Het bestuur deelt de beslissing per aangetekend schrijven mee aan de erkende sociale onderneming. In dit schrijven vermeldt het bestuur de mogelijke verweermiddelen, de instanties die ze onderzoeken evenals de formele vereisten en na te leven termijnen.
  Wanneer het mandaat toegekend wordt, wordt de beslissing bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch staatsblad. Ze vermeldt de duur van het mandaat.
  ----------
  (1)<BESL 2022-07-07/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-07-2022>

Art.4. § 1. Het mandaat wordt toegekend voor een duur van vijf jaar en is effectief vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van indiening van de mandaataanvraag. Het heeft betrekking op de opdracht van diensten van algemeen economisch belang dat bestaat uit de herinschakeling op de arbeidsmarkt van personen bijzonder ver verwijderd van de arbeid, zoals bedoeld in artikel 14, § 2 van de ordonnantie, en met name op het inschakelingsprogramma en op het aantal doelgroepwerknemers die bij het inschakelingsprogramma betrokken zijn. Het minimumaantal doelgroepwerknemers bedraagt vier voltijdsequivalenten.
  § 2. Overeenkomstig artikel 4 van het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen, moet de akte die het mandaat toekent met name de volgende elementen bevatten:
  1° de inhoud en de duur van de openbare dienstverplichtingen zoals bedoeld in artikel 14, § 1 tot 3 van de ordonnantie;
  2° de betrokken onderneming en desgevallend het betrokken grondgebied;
  3° de aard van alle uitsluitende of bijzondere rechten die de onderneming door het toewijzende orgaan zijn verleend;
  4° een beschrijving van het compensatiemechanisme en de parameters voor berekening, monitoring en herziening van de compensatie;
  5° de regelingen om eventuele overcompensatie te vermijden en terug te vorderen;
  6° een verwijzing naar het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011.

Art.5. Voor de gemandateerde sociale ondernemingen van wie het mandaat niet herzien werd overeenkomstig de artikelen 6 tot 8, wordt de aanvraag tot hernieuwing van het mandaat ten vroegste acht en ten laatste zes maanden voor het verstrijken van het lopende mandaat bij het bestuur ingediend overeenkomstig de in de artikelen 2 en 3 beschreven procedure.

Afdeling 2. - Herzieningsmechanismen van het mandaat
Art.6. Het bestuur controleert jaarlijks de daadwerkelijke tewerkstelling van het aantal doelgroepwerknemers waarvoor de sociale onderneming gemandateerd werd. Als het aantal doelgroepwerknemers over een ononderbroken referentieperiode van twaalf maanden over twee jaar [minstens 25 % schommelt], moet het mandaat herzien en een nieuwe aanvraag ingediend worden.

Art.7. In het geval dat de gemandateerde sociale onderneming een daling kent van minstens 25 % van het aantal doelgroepwerknemers op basis waarvan haar het mandaat werd toegekend, moet een nieuwe mandaataanvraag ingediend worden waarin een inschakelingsprogramma is opgenomen dat aangepast is aan de het aantal doelgroepwerknemers dat ingeschakeld is in de gemandateerde sociale onderneming.
  De compensatie voor de openbare dienst waarin artikel 11 voorziet, wordt neerwaarts herzien op basis van dit nieuwe mandaat.

Art.8. In het geval dat de gemandateerde sociale onderneming een toename kent van minstens 25 % van het aantal doelgroepwerknemers waarvoor haar het mandaat werd toegekend, moet een nieuwe mandaataanvraag ingediend worden waarin een inschakelingsprogramma is opgenomen dat aangepast is aan de het aantal doelgroepwerknemers dat ingeschakeld is in de gemandateerde sociale onderneming.
  De compensatie voor de openbare dienst waarin artikel 11 voorziet, wordt opwaarts herzien op basis van dit nieuwe mandaat.

Art.9. In afwijking van de procedure bedoeld in artikel 2, § 1 deelt het bestuur de aanvraag tot herziening van het mandaat mee aan de gemandateerde sociale onderneming die uiterlijk op 1 juni van het lopende jaar een nieuwe mandaataanvraag indient.
  Bij de aanvraag wordt een dossier gevoegd dat de wijzigingen bevat die aangebracht zijn in het mandaataanvraagdossier bedoeld in artikel 2, evenals de bijgewerkte versie van het inschakelingsprogramma.

Afdeling 3. - Mechanisme voor de opschorting en intrekking van het mandaat
Art.10. § 1. De minister schort de erkenning op of trekt ze in op voorstel van het bestuur en na ontvangst van het dossier bezorgd door het bestuur, en in voorkomend geval door de gewestelijke werkgelegenheidsinspectie, in de gevallen waarbij de gemandateerde sociale onderneming:
  1° de bepalingen van de ordonnantie en de bijhorende uitvoeringsmaatregelen niet naleeft;
  2° de erkenning op bedrieglijke wijze heeft verkregen, op basis van valse, onvolledige of onjuiste verklaringen;
  3° op bedrieglijke wijze valse, onvolledige of onjuiste informatie opneemt in de documenten bedoeld in artikel 3, § 3 tot 5;
  4° het toezicht hindert dat georganiseerd wordt op grond van de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen, alsook de bijhorende uitvoeringsbesluiten.
  § 2. De paragrafen 2 tot 5 van artikel 5 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 december 2018 met betrekking tot de erkenning van de sociale ondernemingen zijn van toepassing overeenkomstig de beslissingen tot opschorting of intrekking van het mandaat zoals bedoeld in de eerste paragraaf.
  § 3. Het bestuur maakt de beslissing tot opschorting of intrekking van het mandaat bekend aan Actiris,aan de ARSO en aan de de gemandateerde sociale onderneming.

HOOFDSTUK 3. - Compensatiemechanisme
Art.11.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kent [1 de minister]1, om de begeleiding van de doelgroepwerknemer te begunstigen, de gemandateerde sociale onderneming de in artikel 16, § 1 van de ordonnantie bedoelde compensatie toe om de loonkosten van de begeleider(s) [te dekken] en [en de artikel 17 van de ordonnantie bedoelde compensatie om] de werkingskosten van de gemandateerde sociale onderneming te dekken die nodig zijn voor de uitvoering van de opdracht van diensten van algemeen economisch belang bedoeld in artikel 14, § 2 van de ordonnantie. Rechtzetting , zie B.St. 20-06-2019, p. 63751)
  § 2. Het bedrag van deze compensatie wordt als volgt bepaald:
  1° voor de gemandateerde sociale ondernemingen die minstens vier voltijdsequivalenten doelgroepwerknemers tewerkstellen, wordt een jaarlijks forfaitair bedrag van 46.000 euro toegekend;
  2° voor de gemandateerde sociale ondernemingen die minstens vijf en ten hoogste acht voltijdsequivalenten doelgroepwerknemers tewerkstellen, wordt een jaarlijks forfaitair bedrag van 46.000 euro toegekend, evenals een bijkomende jaarlijkse verhoging van 8.625 euro per doelgroepwerknemer die in dienst genomen wordt vanaf de vijfde doelgroepwerknemer.
  3° voor de gemandateerde sociale ondernemingen die minstens negen voltijdsequivalenten doelgroepwerknemers tewerkstellen, wordt een jaarlijks forfaitair bedrag van 80.500 euro toegekend. Er wordt een bijkomende jaarlijkse verhoging van 5.750 euro toegekend per doelgroepwerknemer die in dienst genomen wordt vanaf de negende doelgroepwerknemer. Het totaalbedrag van het jaarlijkse forfaitaire bedrag en de jaarlijkse vermeerdering mag niet meer bedragen van 218.500 euro per jaar.
  § 3. De compensatie mag 100 % van de loonkosten dekken van de begeleider(s) bestemd om de begeleiding van de doelgroepwerknemer te begunstigen.
  § 4. De compensatie mag maximaal 20 % van de werkingskosten dekken voor zover deze betrekking hebben op de begeleiding en de opleiding van de doelgroepwerknemers, met uitzondering van de kosten die inherent zijn aan de algemene werking van de gemandateerde sociale onderneming.
  ----------
  (1)<BESL 2022-07-07/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 29-07-2022>

Art.12. § 1. De compensatie wordt uitbetaald in twee schijven.
  § 2. De eerste schijf bedraagt 80% en wordt vereffend op basis van een schuldvordering na budgettaire vastlegging.
  Een tweede schijf, die het saldo vertegenwoordigt en niet hoger mag liggen dan het verschil tussen de eerste vereffende schijf en het totaalbedrag, zal vereffend worden op voorlegging van:
  1° het specifieke activiteitenverslag bedoeld in artikel 22, § 2 van de ordonnantie en waarvan het model door het bestuur bepaald wordt;
  2° alle bewijsstukken betreffende het gebruik van de toegekende totale compensatie met vermelding van alle openbare financieringsbronnen.
  Deze documenten moeten aan het bestuur bezorgd worden tussen 1 januari en 15 februari van het jaar dat volgt op het jaar van de toekenning van de compensatie.
  § 3. De betaling van de volledige subsidie gebeurt naar rato van de daadwerkelijke tewerkstelling van het aantal doelgroepwerknemers dat in het mandaat bepaald wordt en door het bestuur gecontroleerd wordt op basis van jaarlijkse driemaandelijkse gemiddelden. Er is geen betaling verschuldigd aan de gemandateerde sociale onderneming als ze niet minstens vier voltijdsequivalenten doelgroepwerknemers tewerkstelt gedurende de periode tijdens welke het bestuur controleert.
  § 4. Bij de in § 3 bedoelde documenten voegt de gemandateerde sociale onderneming een aanvraag tot hernieuwing van de compensatie waarvan het model door het bestuur bepaald wordt.
  § 5. De minister kan andere modaliteiten bepalen voor de vereffening van de compensatie dan deze bedoeld in §§ 2 en 3.

Art.13. § 1. In het geval dat een gemandateerde sociale onderneming ook activiteiten uitoefent die niet bestaan uit het beheer van diensten van algemeen economisch belang, maakt zij in haar boekhouding duidelijk het onderscheid tussen de kosten en inkomsten in verband met de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 14, § 1 tot 3 van de ordonnantie en de kosten en inkomsten in verband met de overige activiteiten, evenals de verdeling van deze kosten en inkomsten.
  Het bestuur controleert tijdens de volledige duur van het mandaat en minstens om de drie jaar, tot het einde van het mandaat, het bijhouden van een gescheiden boekhouding door de gemandateerde sociale onderneming.
  § 2. In het geval dat de gemandateerde sociale onderneming een compensatie ontvangt die meer bedraagt dan wat nodig is om de nettokosten te dekken die ontstaan door de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen, met inbegrip van een redelijke winst, is zij ertoe gehouden de overcompensatie terug te betalen.
  § 3. In het geval dat de gemandateerde sociale onderneming een vorm van financiering krijgt die toegekend is door een andere overheidsinstantie voor de uitvoering van de opdracht van diensten van algemeen economisch belang, raadplegen de in artikel 12 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juni 2016 houdende bepaling van de met het toezicht en de controle belaste overheden in werkgelegenheidsaangelegenheden en houdende nadere regels met betrekking tot de werking van deze overheden bedoelde controleurs tijdens hun controle die overheidsinstantie.
  § 4. De gemandateerde sociale onderneming houdt, tijdens het volledige mandaat en tijdens de tien jaar die volgen op het einde van het mandaat, alle documenten, met inbegrip van de in § 1 bedoelde boekhouding met betrekking tot de uitoefening van de opdracht van diensten van algemeen economisch belang waarvoor ze gemandateerd is ter beschikking van het bestuur.

HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepalingen
Art.14. In afwijking op artikel 4, § 1 heeft het mandaat waarvoor de aanvraag wordt ingediend tussen 1 januari 2020 en 1 juni 2020 uitwerking op 1 januari 2020.

Art.15. Worden tot uiterlijk 31 december 2020 gelijkgesteld aan doelgroepwerknemers, de werknemers die in dienst zijn bij de erkende sociale onderneming op het ogenblik van de indiening van de mandaataanvraag bedoeld in:
  1° het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;
  2° het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
  3° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma;
  4° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma;
  5° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;
  6° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen.
  7° artikel 7ter van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen;
  8° artikel 28bis, § 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;

HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.16. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

Art. 17. De Minister bevoegd voor Tewerkstelling wordt belast met de uitvoering van dit besluit.