Details





Titel:

18 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 5, 19° /1, 264, 266, 268 en 273 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-06-2019 en tekstbijwerking tot 29-06-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeen en definities
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Aanvraag tot en behoud van de inschrijving als verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon
Art. 3-6
HOOFDSTUK III. - Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
Art. 7
HOOFDSTUK IV. - Verantwoordelijken voor de distributie bij verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en bij verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
Art. 8
HOOFDSTUK V. - Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Art. 9-11
HOOFDSTUK VI. - Vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid
Art. 12
Afdeling 1. - Theoretische kennis
Art. 13-16
Afdeling 2. - Praktische ervaring
Art. 17
Afdeling 3. - Regelmatige bijscholing
Art. 18
HOOFDSTUK VII. - Centrale instellingen
Art. 19
HOOFDSTUK VIII. - Begrip professionele cliënt
Art. 20
HOOFDSTUK IX. - Overgangsbepalingen
Art. 21
HOOFDSTUK X. - Opheffingsbepaling en slotbepalingen
Art. 22-24



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996011089 



Uitvoeringsbesluit(en):

2022032648  2023047970  2023A47970 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeen en definities
Artikel 1. Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende de verzekeringsdistributie.

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° "de wet": de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen;
  2° "identificatiegegevens":
  a) voor natuurlijke personen die zijn ingeschreven in het Belgische rijksregister: naam, voornamen, adres van de woonplaats, rijksregisternummer;
  b) voor natuurlijke personen die niet zijn ingeschreven in het Belgische rijksregister: naam, voornaam, geboorteplaats en -datum, adres van de woonplaats;
  c) voor rechtspersonen: het ondernemingsnummer (voor de ondernemingen naar Belgisch recht), de rechtsvorm, de maatschappelijke benaming, het nationaal recht van de rechtspersoon, het adres van de statutaire zetel of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationaal recht geen statutaire zetel heeft, het adres waar zijn hoofdkantoor gevestigd is;
  3° "de wet van 13 maart 2016": de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;
  4° "de wet van 18 september 2017": de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
  5° "de wet van 6 december 2018": de wet van 6 december 2018 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie;
  6° "CDZ": de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.

HOOFDSTUK II. - Aanvraag tot en behoud van de inschrijving als verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon
Art.3. Elke aanvraag om inschrijving in het register van de verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van herverzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 268, § 1 van de wet dient aan de FSMA te worden gericht, samen met een dossier, overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 4 tot en met 6. De aanvraag tot inschrijving en het dossier worden bij de FSMA langs elektronische weg ingediend, volgens de modaliteiten door haar bepaald en op haar website bekendgemaakt.
  De aanvraag wordt ingediend door de natuurlijke persoon die om de inschrijving vraagt of door de persoon die daartoe door hem gemachtigd is en daarbij handelt onder zijn verantwoordelijkheid, of wanneer de aanvrager een rechtspersoon is, door het wettelijk bestuursorgaan of door één of meerdere personen die daartoe gemachtigd zijn en daarbij handelen onder de verantwoordelijkheid van het wettelijk bestuursorgaan.
  Elke wijziging van de aanvraag tot inschrijving of de gegevens bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6 of verdere actualisering van deze gegevens of documenten, moet aan de FSMA worden meegedeeld, in de vorm en volgens de modaliteiten bedoeld in eerste lid.

Art.4. In zijn aanvraag geeft de kandidaat-tussenpersoon aan of hij een inschrijving in het register van verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van herverzekeringstussenpersonen of beide wenst te verkrijgen.
  De kandidaat die een inschrijving wenst in het register van verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van herverzekeringstussenpersonen, geeft in zijn aanvraag aan in welke categorie, zoals bedoeld in artikel 259, § 1, vierde en zesde lid van de wet, hij wil ingeschreven worden en of hij distributiewerkzaamheden zal uitoefenen inzake niet-levensverzekeringen als bedoeld in bijlage I bij de wet van 13 maart 2016, inzake verzekeringen met een beleggingscomponent als bedoeld in artikel 5, 16° /1 van de wet en/of inzake de andere levensverzekeringsactiviteiten bedoeld in bijlage II bij de wet van 13 maart 2016.
  Als distributie van verzekeringsproducten niet zijn hoofdactiviteit is, vermeldt de kandidaat in zijn aanvraag eveneens zijn hoofdactiviteit.

Art.5. Zonder afbreuk te doen aan het recht van de FSMA om de bijkomende inlichtingen te vragen die zij nodig acht voor de beoordeling van het dossier, moet de kandidaat-tussenpersoon die een natuurlijke persoon is, om een rechtsgeldige aanvraag in te dienen, bij zijn aanvraag tot inschrijving in het register van de verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van herverzekeringstussenpersonen volgende gegevens verstrekken en documenten voegen:
  1° zijn identificatiegegevens en zijn ondernemingsnummer;
  2° een uittreksel uit het strafregister bestemd voor gereglementeerde activiteiten dat niet ouder is dan drie maanden;
  3° een toelichting die zijn passende deskundigheid en professionele betrouwbaarheid aantoont zoals bedoeld in artikel 266, eerste lid, 2° van de wet, volgens de modaliteiten bepaald door de FSMA;
  4° het bewijs dat hij de vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid bezit als bepaald in hoofdstuk VI;
  5° de identificatiegegevens van de aangeduide verantwoordelijken voor de distributie als bedoeld in artikel 264, § 1 van de wet en de verantwoording dat hun aantal overeenstemt met het bepaalde in hoofdstuk IV;
  voor elk van deze verantwoordelijken voor de distributie, de aanduiding of zij distributiewerkzaamheden zullen uitoefenen inzake niet-levensverzekeringen als bedoeld in bijlage I bij de wet van 13 maart 2016, inzake verzekeringen met een beleggingscomponent als bedoeld in artikel 5, 16° /1 van de wet en/of inzake de andere levensverzekeringsactiviteiten bedoeld in bijlage II bij de wet van 13 maart 2016;
  6° voor elk van de personen bedoeld in 5°, een uittreksel uit het strafregister bestemd voor gereglementeerde activiteiten dat niet ouder is dan drie maanden;
  7° voor elk van de personen bedoeld in 5°, een toelichting die hun passende deskundigheid en professionele betrouwbaarheid aantoont zoals bedoeld in artikel 266, eerste lid, 2° van de wet, volgens de modaliteiten bepaald door de FSMA;
  8° voor elk van de personen bedoeld in 5°, het bewijs dat zij de vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid bezitten als bepaald in hoofdstuk VI;
  9° het aantal personen in contact met het publiek dat door de tussenpersoon voor de distributie in verzekeringen of in herverzekeringen wordt tewerkgesteld;
  10° de identificatiegegevens van de verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen met wie de tussenpersoon een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten en de aanduiding van de verzekeringstakken waarop deze samenwerking betrekking heeft;
  11° de identificatiegegevens en het ondernemingsnummer van de nevenverzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 258, § 1 van de wet met wie de tussenpersoon in voorkomend geval zal samenwerken;
  12° een verklaring waarin de tussenpersoon bevestigt dat hij erop zal toezien dat de nevenverzekeringstussenpersonen bedoeld in 11° de verplichtingen opgenomen in artikel 258, § 2 van de wet naleven en dat zij daarbij handelen onder zijn verantwoordelijkheid;
  13° een attest afgeleverd door de verzekeringsonderneming bij wie de verzekering tot dekking van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid is gesloten overeenkomstig artikel 266, eerste lid, 4° van de wet en waaruit blijkt dat die verzekering voldoet aan het bepaalde in hoofdstuk V;
  14° de bevestiging van toetreding tot de buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen bedoeld in artikel 266, eerste lid, 7° van de wet;
  15° een professioneel e-mailadres waarnaar de FSMA op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen in uitvoering van de wet of van dit besluit;
  16° voor de tussenpersoon die ingeschreven wil worden in de categorie "verzekeringsmakelaars" of "herverzekeringsmakelaars", een verklaring op erewoord als bedoeld in artikel 260 van de wet;
  17° voor de tussenpersoon die optreedt als verbonden verzekeringsagent de identificatiegegevens van de verzekeringsondernemingen, alsook de groep(en) van activiteiten en verzekeringstakken waarvoor hij met deze verzekeringsondernemingen als verbonden verzekeringsagent samenwerkt;
  18° voor de tussenpersoon die ingeschreven wil worden in de categorie "verzekeringssubagenten" of "herverzekeringssubagenten", een verklaring als bedoeld in artikel 262 van de wet, uitgaande van verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon onder wiens verantwoordelijkheid hij zal handelen;
  19° voor de tussenpersoon die ingeschreven wil worden in de categorie "verzekeringsagenten", de vermelding van alle door deze tussenpersoon gesloten exclusieve agentuurovereenkomsten;
  20° voor de tussenpersoon die een onderworpen entiteit zal zijn in de zin van artikel 5, § 1, 19° van de wet van 18 september 2017, de identificatiegegevens van de verantwoordelijke persoon of personen als bedoeld in artikel 9, § 2 van de wet van 18 september 2017;
  21° indien de aanvraag ingediend wordt door een persoon die daartoe een bijzondere machtiging heeft gekregen, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, het bewijs van deze machtiging.

Art.6. Zonder afbreuk te doen aan het recht van de FSMA om de bijkomende inlichtingen te vragen die zij nodig acht voor de beoordeling van het dossier, moet de kandidaat-tussenpersoon die een rechtspersoon is, om een rechtsgeldige aanvraag in te dienen, bij zijn aanvraag tot inschrijving in het register van de verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van herverzekeringstussenpersonen, naast de gegevens en documenten bedoeld in artikel 5, 5° tot en met 21°, ook volgende gegevens verstrekken en documenten voegen:
  1° zijn identificatiegegevens;
  2° de identificatiegegevens van de personen die belast zijn met de effectieve leiding, als bedoeld in artikel 267, eerste lid, 1° van de wet;
  de aanduiding welke van de bedoelde personen die belast zijn met de effectieve leiding de facto de verantwoordelijkheid hebben over de activiteit van de verzekerings- of herverzekeringsdistributie als bedoeld in artikel 267, eerste lid, 2°, van de wet;
  3° voor elk van de personen bedoeld in 2°, een uittreksel uit het strafregister bestemd voor gereglementeerde activiteiten dat niet ouder is dan drie maanden;
  4° voor elk van de personen bedoeld in 2°, een toelichting die aantoont dat zij over de voor hun functie passende deskundigheid en vereiste professionele betrouwbaarheid beschikken, zoals bedoeld in artikel 267, eerste lid, 1°, van de wet, volgens de modaliteiten bepaald door de FSMA;
  5° voor elk van de personen bedoeld in 2° die de facto de verantwoordelijkheid hebben over de activiteit van de verzekerings- of herverzekeringsdistributie, het bewijs dat zij de vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid bezitten als bepaald in hoofdstuk VI;
  6° de identificatiegegevens van de aandeelhouders of leden die een deelneming van meer dan 10% in de tussenpersoon bezitten en het bedrag van die deelnemingen als bedoeld in artikel 267, eerste lid, 3°, a) van de wet;
  7° de identificatiegegevens van de personen die nauwe banden met de tussenpersoon hebben;
  8° voor elk van de personen bedoeld in 6° en 7° een toelichting die aantoont dat zij geschikt zijn gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid zoals bedoeld in artikel 267, eerste lid, 4° van de wet, volgens de modaliteiten bepaald door de FSMA;
  9° een toelichting waaruit blijkt dat de deelnemingen of nauwe banden als respectievelijk bedoeld in 6° en 7° geen belemmering vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken van de FSMA, volgens de modaliteiten bepaald door de FSMA;
  10° voor de tussenpersoon die een onderworpen entiteit zal zijn in de zin van artikel 5, § 1, 19° van de wet van 18 september 2017, de identificatiegegevens van de op het hoogste niveau verantwoordelijke persoon om te waken over de toepassing en de naleving van de bepalingen van de wet van 18 september 2017 overeenkomstig artikel 9, § 1 van die wet.

HOOFDSTUK III. - Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
Art.7. Met het oog op het nazicht van de naleving van het bepaalde bij de artikelen 273 tot en met 276 van de wet, delen de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 272 van de wet aan de FSMA, volgens de modaliteiten door haar bepaald, de volgende gegevens en documenten mee:
  1° de identificatiegegevens van de overeenkomstig artikel 273 van de wet aangeduide verantwoordelijken voor de distributie en de aanduiding of zij distributiewerkzaamheden uitoefenen inzake niet-levensverzekeringen als bedoeld in bijlage I bij de wet van 13 maart 2016, inzake verzekeringen met een beleggingscomponent als bedoeld in artikel 5, 16° /1 van de wet en /of inzake de andere levensverzekeringsactiviteiten bedoeld in bijlage II bij de wet van 13 maart 2016;
  2° het aantal personen in contact met het publiek die rechtstreeks betrokken zijn bij de distributiewerkzaamheden van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming;
  3° een verklaring waarin de verzekerings- of herverzekeringsonderneming bevestigt dat de verantwoordelijken voor de distributie en de andere personen die in contact staan met het publiek voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 274 van de wet;
  de verzekerings- of herverzekeringsonderneming houdt ter staving van deze verklaring voor elk van de personen bedoeld in 1° en 2° de gegevens en documenten bedoeld in artikel 5, 1°, 2°, 3° en 4° ter beschikking van de FSMA op de wijze als bepaald in artikel 275, § 1 van de wet;
  4° de identificatiegegevens van de door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming aangestelde verantwoordelijke bedoeld in artikel 275, § 2 van de wet;
  een verklaring uitgaande van de verantwoordelijke bedoeld in het eerste lid, waarin deze bevestigt op de hoogte te zijn van zijn aanstelling en de hem toegewezen verantwoordelijkheid te aanvaarden.

HOOFDSTUK IV. - Verantwoordelijken voor de distributie bij verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en bij verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
Art.8. De in de artikelen 259, § 1, eerste en derde lid van de wet bedoelde verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, alsook de in artikel 272 van de wet bedoelde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen duiden in alle gevallen minstens één verantwoordelijke voor de distributie aan.
  Wanneer de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen alsook de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen meer dan tien personen in contact met het publiek tewerkstellen, duiden zij een bijkomende verantwoordelijke voor de distributie aan, dit ongeacht het aantal verkoops- of distributiekantoren en voor zover de interne organisatie toelaat dat in elk verkoops- of distributiekantoor het vereiste toezicht op de werkzaamheid van verzekerings- en herverzekeringsdistributie wordt uitgeoefend door een verantwoordelijke voor de distributie.
  Op dezelfde wijze duiden zij telkens wanneer een volgende schijf van tien personen in contact met het publiek wordt overschreden een bijkomende verantwoordelijke voor de distributie aan.
  In afwijking van leden 2 en 3, duiden de verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan verzekerings- en herverzekeringsdistributie een bijkomende verantwoordelijke voor de distributie aan wanneer zij meer dan twintig personen in contact met het publiek tewerkstellen.
  Op dezelfde wijze duiden zij telkens wanneer een volgende schijf van twintig personen in contact met het publiek wordt overschreden een bijkomende verantwoordelijke voor distributie aan.

HOOFDSTUK V. - Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Art.9. Elke verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersoon moet erop toezien dat zijn distributiewerkzaamheden ten allen tijde gedekt zijn door een beroepsaansprakelijkheidsverzekering als bedoeld in artikel 266, eerste lid, 4° van de wet.

Art.10. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering bedoeld in artikel 9 moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1° zij moet onderschreven zijn bij een verzekeringsonderneming, die daartoe gemachtigd is;
  2° zij dekt de beroepsaansprakelijkheid uit hoofde van de activiteit van verzekerings- of herverzekeringsdistributie van de verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, van zijn aangestelden en wanneer het een rechtspersoon betreft, van zijn organen;
  3° de dekking waarin zij voorziet mag per verzekerde tussenpersoon en per verzekerde distributie activiteit niet minder bedragen dan 1 250 000 euro per schadegeval en 1 850 000 euro per verzekeringsjaar;
  Telkens wanneer EIOPA deze bedragen conform de Europeesrechtelijke bepalingen om de vijf jaar aanpast aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europees indexcijfer van de consumptieprijzen, worden de in het eerste lid vermelde bedragen overeenkomstig aangepast op de eerstvolgende vervaldag van de overeenkomst;
  4° haar duurtijd mag niet korter zijn dan één jaar, met dien verstande dat, wanneer de overeenkomst in de loop van een kalenderjaar werd onderschreven, de eerste vervaldag ervan mag worden vastgesteld op 31 december van dat jaar, op voorwaarde dat de overeenkomst een clausule van jaarlijkse stilzwijgende verlenging bevat en de opzegtermijn van de overeenkomst minimum drie maanden bedraagt;
  5° zij moet het gehele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekken;
  6° wanneer de verzekeringsovereenkomst de beroepsaansprakelijkheid dekt van verschillende tussenpersonen, dan dient de verzekeringsonderneming jaarlijks aan elk van de verzekerde tussenpersonen een individueel verzekeringsattest op zijn naam te bezorgen waarin vermeld wordt dat de verzekering aan de in dit besluit gestelde voorwaarden voldoet;
  7° wanneer de beroepsaansprakelijkheid van een tussenpersoon niet langer verzekerd is, stelt de verzekeringsonderneming die deze aansprakelijkheid dekte, de FSMA hiervan onmiddellijk in kennis.

Art.11. § 1. De verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon bezorgt aan de FSMA een attest, dat uitgaat van de verzekeringsonderneming, waarin vermeld wordt dat de beroepsaansprakelijkheid van de betrokken tussenpersoon voor de betrokken distributieactiviteit verzekerd is en dat de verzekering voldoet aan de in dit besluit gestelde voorwaarden.
  Op verzoek van de FSMA is de verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon gehouden haar een afschrift van de verzekeringsovereenkomst mee te delen.
  § 2. Wanneer zijn beroepsaansprakelijkheid niet langer verzekerd is, moet de verzekerings-, nevenverzekerings-, of herverzekeringstussenpersoon de FSMA daarvan onmiddellijk op de hoogte stellen.

HOOFDSTUK VI. - Vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid
Art.12. Onder de vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 266, eerste lid, 1° en in artikel 267, eerste lid, 2° van de wet wordt de theoretische kennis en de praktische ervaring verstaan als respectievelijk bedoeld in de afdelingen 1 en 2.

Afdeling 1. - Theoretische kennis
Art.13. § 1. De personen in contact met het publiek bij een verzekerings-, een nevenverzekerings- of een herverzekeringstussenpersoon of bij een verzekerings- of herverzekeringsonderneming moeten een voldoende theoretische kennis bezitten van volgende materies:
  a) de Belgische verzekeringsmarkt;
  b) de toepasselijke wetgeving betreffende verzekeringsovereenkomsten en betreffende de distributie van verzekeringsproducten, wetgeving inzake consumentenbescherming, gegevensbescherming en witwaswetgeving en de geldende fiscale, sociale en arbeidswetgevingen;
  c) de principes betreffende de afhandeling van klachten;
  d) de algemene beginselen voor de behandeling van schadegevallen;
  e) de principes voor de toepassing van de gedragsregels, waaronder de beoordeling van de behoeften van klanten en het beheer van belangenconflicten;
  f) de normen van bedrijfsethiek;
  g) de financiële begrippen, waaronder een theoretische basiskennis van de voornaamste verzekeringstakken en hun kenmerken, alsook de voornaamste spaar- en beleggingsproducten, evenals de werking van de Belgische pensioenregeling;
  § 2. In afwijking op § 1 mag een persoon in contact met het publiek die de vereiste theoretische kennis nog niet bezit, aangesteld worden als persoon in contact met het publiek in opleiding.
  Binnen het jaar na de eerste aanstelling als persoon in contact met het publiek in opleiding dient de persoon bedoeld in het eerste lid de vereiste theoretische kennis te bezitten.
  Zolang de persoon in contact met het publiek in opleiding is, handelt hij onder het toezicht en de volledige begeleiding van de verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, van een daartoe aangewezen verantwoordelijke voor de distributie bij de tussenpersoon of bij de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van een daartoe door de tussenpersoon of de verzekerings- of herverzekeringsonderneming aangewezen persoon in contact met het publiek die de basiskennis bedoeld in § 1 bezit en die de praktische ervaring vereist overeenkomstig artikel 17, § 1, verworven heeft.
  De persoon in contact met het publiek in opleiding die niet beantwoordt aan de voorwaarde gesteld in het tweede lid, kan niet langer aangesteld worden als persoon in contact met het publiek.

Art.14. De verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, hun verantwoordelijken voor de distributie en de effectieve leiders van de verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die de facto de verantwoordelijkheid hebben over de werkzaamheid van verzekerings- of herverzekeringsdistributie, alsook de verantwoordelijken voor de distributie van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 272 van de wet, moeten inzake theoretische kennis voldoen aan volgende voorwaarden:
  1° minstens houder zijn van een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige Gemeenschap toegekend getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs dat toegang geeft tot het hoger onderwijs of minstens houder zijn van een buitenlands diploma of getuigschrift dat door de toepasselijke wetgeving of door de bevoegde autoriteit als gelijkwaardig wordt beschouwd;
  2° de theoretische kennis bezitten bedoeld in artikel 13;
  3° indien de verzekeringsdistributeur, de herverzekeringsonderneming of de herverzekeringstussenpersoon, verzekeringen of herverzekeringen distribueert betreffende één of meer van de niet-levensverzekeringstakken opgenomen in bijlage I bij de wet van 13 maart 2016, een bijkomende theoretische kennis bezitten betreffende volgende materies:
  a) de voornaamste niet-levensverzekeringstakken, hun kenmerken en de eraan verbonden risico's;
  b) de specificiteiten inzake de toepasselijke wetgeving betreffende verzekeringsovereenkomsten behorende tot de niet-levensverzekeringsbranches, de relevante belastings- en sociale wetgeving en arbeidsrecht;
  c) de specificiteiten inzake schade afhandeling in niet-leven;
  d) de specificiteiten inzake de toepassing van de gedragsregels, waaronder de beoordeling van de behoeften van de klant in niet-leven en het beheer van belangenconflicten;
  4° indien de verzekeringsdistributeur, de herverzekeringsonderneming of de herverzekeringstussenpersoon verzekeringen of herverzekeringen distribueert behorende tot een of meerdere van de levensverzekeringsbranches opgenomen in bijlage II bij de wet van 13 maart 2016, een bijkomende theoretische kennis bezitten betreffende volgende materies:
  a) de levensverzekeringstakken, hun kenmerken en de eraan verbonden risico's;
  b) de specificiteiten van de toepasselijke wetgeving inzake levensverzekeringsovereenkomsten, wetgeving inzake gegevensbescherming, anti-witwaspraktijken en relevante belastingwetgeving, relevante sociale wetgeving en arbeidsrecht;
  c) de organisatie en gegarandeerde opbrengsten van het pensioenstelsel van België;
  d) de verzekeringsmarkt en andere relevante markten voor financiële diensten;
  e) de specificiteiten inzake de toepassing van de gedragsregels, waaronder de beoordeling van de behoeften van de klant in levensverzekeringen en het beheer van belangenconflicten;
  5° indien de verzekeringsdistributeur, de herverzekeringsonderneming of de herverzekeringstussenpersoon verzekeringen met een beleggingscomponent distribueert als bedoeld in artikel 5, 16° /1 van de wet, de theoretische kennis als bedoeld onder 4° bezitten en een bijkomende theoretische kennis bezitten betreffende volgende materies:
  a) de verzekeringen met een beleggingscomponent, inclusief de voorwaarden en nettopremies en, in voorkomend geval, gegarandeerde en niet-gegarandeerde opbrengsten;
  b) de voor- en nadelen van verschillende beleggingsopties voor verzekeringnemers;
  c) de financiële risico's die gedragen worden door verzekeringnemers;
  d) de polissen die risico's bij leven dekken en andere spaarproducten.

Art.15. § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 2, wordt het bewijs van het beschikken over de vereiste theoretische kennis bedoeld in artikel 13 en 14, geleverd door het slagen voor een of meerdere examens die erkend zijn door de FSMA en georganiseerd zijn door of krachtens een decreet, een beroepsvereniging, een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een kredietinstelling, en die betrekking hebben op de materies als bedoeld in artikel 13 en 14.
  De examenorganisatoren delen aan de FSMA de inhoud en de regels mee voor het examen dat zij organiseren conform het vorige lid. De FSMA gaat na of met de examens die zij organiseren gepeild wordt naar de kennis van de materies als bedoeld in artikel 13 tot 14.
  De FSMA kan, bij reglement, de regels preciseren waaraan dit examen moet voldoen.
  De FSMA kan haar erkenning intrekken als met een examen niet langer gepeild wordt naar de kennis van de materies als bedoeld in artikel 13 tot 14 of als het examen niet voldoet aan de regels bedoeld in het vorige lid.
  § 2. Worden geacht de vereiste theoretische kennis als bedoeld in de artikelen 13 en 14 te bezitten, de houders van een van de volgende getuigschriften:
  1° een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige Gemeenschap door een universiteit of een hogeschool toegekend master diploma of een daarmee gelijkgesteld diploma toegekend vóór het academiejaar 2004-2005;
  2° een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige Gemeenschap door een universiteit of een hogeschool toegekend academisch bachelor diploma, een door een instelling van hoger onderwijs toegekend professioneel bachelor diploma of een daarmee gelijkgesteld diploma toegekend vóór het schooljaar 2004-2005, en welk diploma een lessenprogramma omvat van minstens 11 studiepunten technische kennis inzake verzekeringen of een equivalent percentage van studiebelasting;
  3° een buitenlands diploma dat krachtens de toepasselijke wetgeving of door de bevoegde autoriteit als gelijkwaardig beschouwd wordt met één van de in 1° of 2° bedoelde diploma's.
  § 3. In afwijking op de paragrafen 1 en 2:
  1° blijft, voor de personen die in het register van de verzekeringstussenpersonen ingeschreven zijn geweest krachtens de bij artikel 18 van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen vastgestelde overgangsmaatregelen in verband met de beroepskennis, zoals dat was opgesteld vóór het werd gewijzigd bij de wet van 22 februari 2006, en daar vervolgens uit weggelaten zijn geweest, de vrijstelling verworven van de verplichting om het bewijs te leveren dat zij over de vereiste beroepskennis beschikken, wanneer zij binnen de vijf jaar vanaf hun weglating uit het register verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven, ongeacht de categorie van het register waarop dat nieuwe verzoek betrekking heeft.
  Bovendien hoeven voornoemde personen, wanneer zij verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de termijn die verstreken is sinds hun weglating uit dat register, het in artikel 14, 1°, bedoelde getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs niet voor te leggen;
  2° hoeven de andere dan de in de bepaling onder 1° bedoelde personen die al in het register van de verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van herverzekeringstussenpersonen ingeschreven zijn geweest, maar daar vervolgens uit weggelaten zijn geweest, wanneer zij binnen de vijf jaar vanaf hun weglating van het register verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de categorie van het register waarop dat nieuwe verzoek betrekking heeft, niet te bewijzen dat zij voldoen aan de vereisten inzake beroepskennis waaraan zij bij hun vorige inschrijving al geacht werden te voldoen.
  Bovendien hoeven voornoemde personen wanneer zij verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de termijn die verstreken is sinds hun weglating uit dat register, de getuigschriften bedoeld in artikel 14, 1° en 15, § 2 die zij reeds aan de FSMA bezorgden bij hun vorige inschrijving niet opnieuw voor te leggen.
  De bepalingen van deze paragraaf zijn op dezelfde wijze van toepassing op de personen die als verantwoordelijken voor de distributie zijn aangewezen en op de personen in contact met het publiek die kunnen aantonen dat zij onder dezelfde voorwaarden actief zijn geweest, alsook, met betrekking tot 2°, op de effectieve leiders van de verzekeringstussenpersonen, nevenverzekeringstussenpersonen en herverzekeringstussenpersonen die de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf en die niet hebben genoten van de toepassing van de overgangsbepaling van artikel 21, § 1, vijfde lid.
  De in 2° bepaalde afwijkingen zijn niet van toepassing als de weglating uit het register voortvloeit uit een schrappingsmaatregel die genomen is op grond van een inbreuk op de vereisten inzake beroepskennis.
  § 4. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 1 kunnen de examens met betrekking tot het bewijs van de vereiste beroepskennis bestemd voor de verzekeringstussenpersonen, zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), voor hun verantwoordelijken voor de distributie, voor hun effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid hebben over de werkzaamheid van de verzekeringsdistributie, alsook voor hun personeel in contact met het publiek, alsook de examens met betrekking tot het bewijs van de vereiste beroepskennis bestemd voor de verantwoordelijken voor de distributie en voor het personeel in contact met het publiek van de maatschappijen voor onderlinge bijstand, zoals bedoeld in artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, en 7, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, georganiseerd worden door Mutassur. Deze examens dienen te worden erkend door de CDZ. De CDZ bepaalt de modaliteiten waaraan deze examens moet voldoen.

Art.16. De theoretische kennis maakt het voorwerp uit van een geregelde bijscholing, volgens de modaliteiten die nader bepaald worden in afdeling 3 van dit hoofdstuk.

Afdeling 2. - Praktische ervaring
Art.17.§ 1. De personen in contact met het publiek bij een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of bij een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de verzekerings - of herverzekeringssubagenten, hun verantwoordelijken voor de distributie en hun effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid hebben over de werkzaamheid van verzekerings- of herverzekeringsdistributie moeten aantonen dat zij beschikken over zes maanden nuttige praktijkervaring die zij hebben opgedaan bij, respectievelijk, een verzekeringsdistributeur of bij een herverzekeringstussenpersoon of een herverzekeringsonderneming en die zij volledig hebben opgedaan in de loop van de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag tot inschrijving of aanstelling bij de FSMA, of, voor de personen in contact met het publiek, voorafgaand aan de datum van hun aanstelling door de tussenpersoon of de verzekerings- of herverzekeringsonderneming.
  In afwijking van het eerste lid, indien de in dit lid bedoelde personen in contact met het publiek niet kunnen aantonen dat zij beschikken over zes maanden nuttige praktijkervaring, wordt hen toegestaan om deze ervaring op te doen, onder toezicht en binnen de omkadering van een verzekeringstussenpersoon, een herverzekeringstussenpersoon, een verantwoordelijke voor de distributie die daartoe is aangesteld bij de tussenpersoon of bij de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van een persoon in contact met het publiek die daartoe is aangesteld door de tussenpersoon of bij de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die beschikt over de theoretische basiskennis als bedoeld in artikel 13, § 1 en die de in het eerste lid vereiste praktijkervaring heeft verworven.
  [1 Indien de verzekerings- of herverzekeringssubagenten, hun verantwoordelijken voor de distributie of hun effectieve leiders die de facto verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheid van verzekerings- of herverzekeringsdistributie als bedoeld in dit lid, niet kunnen aantonen dat zij over zes maanden nuttige praktische ervaring beschikken, wordt hun, in afwijking van het eerste lid, toegestaan om deze ervaring op te doen onder het toezicht en binnen de omkadering van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon onder wiens verantwoordelijkheid de betrokken subagent handelt, of van een daartoe bij de tussenpersoon aangestelde verantwoordelijke voor de distributie.]1
  [1 Het uitgeoefende toezicht is afgestemd op de diensten die de betrokken persoon verleent, en op zijn relevante kwalificaties en ervaring.
   De ervaring verworven als persoon in contact met het publiek in opleiding, als bedoeld in artikel 13, § 2, of als subagent in opleiding, als bedoeld in het derde lid, wordt als relevante praktische ervaring in aanmerking genomen.]1
  § 2. De verzekerings- of herverzekeringsmakelaar, de personen belast met de effectieve leiding van een dergelijke makelaar, die de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf en de verantwoordelijken voor de distributie die zijn aangesteld door een verzekerings- of herverzekeringsmakelaar, moeten aantonen dat zij beschikken over twee jaar nuttige praktijkervaring die zij hebben opgedaan bij, respectievelijk, een verzekeringsdistributeur of bij een tussenpersoon of een herverzekeringsonderneming en die zij volledig hebben verkregen in de loop van de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag tot inschrijving of aanstelling bij de FSMA.
  § 3. De verzekerings- of herverzekeringsagent, de personen belast met de effectieve leiding van een dergelijke agent, die de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf en de verantwoordelijken voor de distributie die zijn aangesteld door een verzekerings- of herverzekeringsagent of door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, moeten aantonen dat zij beschikken over één jaar nuttige praktijkervaring die zij hebben opgedaan bij, respectievelijk, een verzekeringsdistributeur of bij een herverzekeringstussenpersoon of een herverzekeringsonderneming en die zij volledig hebben verkregen in de loop van de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag tot inschrijving of aanstelling bij de FSMA.
  § 4. De duur van de praktische ervaring bedoeld in de §§ 2 en 3 wordt met de helft verminderd:
  1° voor de houders van een masterdiploma als bedoeld in artikel 15, § 2, 1° waarvan het lessenprogramma minstens 5 studiepunten technische kennis inzake verzekeringen of een equivalente studiebelasting omvat;
  2° voor de houders van een bachelordiploma als bedoeld in artikel 15, § 2, 2° ;
  3° voor de houders van een buitenlands diploma dat krachtens de toepasselijke wetgeving of door de bevoegde autoriteit als gelijkwaardig beschouwd wordt met één van de in 1° of 2° bedoelde diploma's;
  4° voor de personen die zijn geslaagd in een door de FSMA erkend examen in verzekeringen als bedoeld in artikel 15, § 1.
  § 5. [1 De FSMA kan de structuur en de inhoud van die praktische ervaring bepalen, alsook de handelingen die, onder de supervisie en de verantwoordelijkheid van een ingeschreven tussenpersoon of van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, kunnen worden verricht tijdens de periode waarin de praktische ervaring wordt opgedaan. De duur van de praktische ervaring wordt op voltijdbasis berekend. De FSMA kan echter specifieke modaliteiten bepalen voor de berekening van de duur van de praktische ervaring wanneer die wordt opgedaan door een kandidaat voor verschillende statuten van tussenpersoon of voor een functie bij een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of -onderneming die zijn/haar activiteiten cumuleert met activiteiten van kredietbemiddeling, van kredietgever en/of van bank- of beleggingsdiensten, en/of wanneer die wordt opgedaan bij een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of -onderneming die verschillende van voornoemde activiteiten cumuleert tijdens de periode waarin de praktische ervaring wordt opgedaan. Die specifieke modaliteiten zullen onder meer rekening houden met de pertinentie van de opgedane praktische ervaring.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-12-12/08, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Afdeling 3. - Regelmatige bijscholing
Art.18.§ 1. De verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, hun effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid hebben over de werkzaamheid van verzekerings- of herverzekeringsdistributie en hun verantwoordelijken voor de distributie, alsook de verantwoordelijken voor de distributie bij de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 272 van de wet, moeten elk jaar minimum 15 uur bijscholing volgen om hun beroepskennis en vakbekwaamheid actueel en op peil te houden.
  Gedurende de eerste drie jaar volgend op hun eerste inschrijving als tussenpersoon of hun eerste aanduiding als verantwoordelijke voor de distributie of hun eerste aanstelling als de facto verantwoordelijke effectief leider moet de bijscholing van de in het vorige lid bedoelde personen voor minimum 12 uur per jaar gericht zijn op het verwerven van kennis en vakbekwaamheid inzake de verzekeringsproducten die de facto verdeeld worden door hen of door de personen in contact met het publiek waarvoor zij verantwoordelijk zijn of waarop zij het toezicht uitoefenen.
  § 2. De nevenverzekeringstussenpersonen, hun effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf en de verantwoordelijken voor de distributie die zij hebben aangesteld, moeten jaarlijks ten minste drie uur bijscholing volgen.
  § 3. De bijscholing bedoeld in de paragrafen 1 en 2, moet gegeven worden door opleidingsorganisatoren die door de FSMA worden erkend, volgens de modaliteiten door haar bepaald. De FSMA kan bij reglement nader bepalen aan welke organisatorische, inhoudelijke en kwalitatieve vereisten de opleidingsorganisatoren en de door hen verstrekte bijscholing moeten voldoen, alsook de modaliteiten vaststellen van de erkenningsprocedure. [1 De FSMA publiceert een lijst van de door haar erkende opleidingsverstrekkers op haar website.]1
  [1 Als de FSMA daarom verzoekt, moeten de opleidingsverstrekkers haar alle inlichtingen en documenten bezorgen die zij nodig acht om te beoordelen of de opleidingsverstrekker en de door hem aangeboden bijscholingen aan het bepaalde bij het eerste lid voldoen. De FSMA kan bij de opleidingsverstrekkers ook inspecties verrichten, en ter plaatse kennisnemen of een kopie maken van alle gegevens in hun bezit.
   Wanneer de FSMA vaststelt dat een opleidingsvertrekker niet aan de in het eerste lid bedoelde vereisten voldoet, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.]1
  [1 De FSMA kan beslissen dat de opleidingen die de betrokken opleidingsverstrekker in die termijn verstrekt, niet in aanmerking komen voor de in dit artikel bedoelde verplichting tot bijscholing. In dat geval brengt de opleidingsverstrekker de deelnemers daarvan op de hoogte.
   Indien de FSMA, na afloop van de termijn die zij conform het vorige lid heeft opgelegd, vaststelt dat de tekortkomingen niet zijn verholpen, schrapt zij de erkenning van de betrokken opleidingsverstrekker.]1
  In afwijking van het bepaalde in de vorige leden, worden de opleidingsorganisatoren die de bijscholing geven als bedoeld in de paragrafen 1 en 2, en bestemd voor de verzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), voor hun verantwoordelijken voor de distributie, voor hun effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid hebben over de verzekeringsdistributie, alsook voor de verantwoordelijken voor de distributie van de maatschappijen voor onderlinge bijstand als bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, en 7 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, erkend door de CDZ, volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
  § 4. De verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen staan ervoor in dat hun personen in contact met het publiek, jaarlijks minimum 15 uur bijscholing genieten die erop gericht is om hun beroepskennis en vakbekwaamheid actueel en op peil te houden.
  De nevenverzekeringstussenpersonen staan ervoor in dat hun personen in contact met het publiek, jaarlijks minimum 3 uur bijscholing genieten die erop gericht is om hun beroepskennis en vakbekwaamheid actueel en op peil te houden.
  § 5. De in paragrafen 1, 2 en 4 bedoelde verplichting tot bijscholing vangt aan op 1 januari van het kalenderjaar volgend op de aanstelling van de betrokken persoon in één van de functies bedoeld in de paragrafen 1, 2 of 4.
  [2 § 6. De deelname aan door de FSMA georganiseerde vormingen over met name de in artikel 13, § 1, of 14, 3° tot 5°, van dit besluit bedoelde materies, kan in aanmerking worden genomen bij de berekening van de minimumduur van de bijscholing. De FSMA verduidelijkt de modaliteiten voor deze inaanmerkingneming.]2
  ----------
  (1)<KB 2021-12-12/08, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (2)<KB 2022-06-03/08, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 09-07-2022>

HOOFDSTUK VII. - Centrale instellingen
Art.19. De centrale instellingen als bedoeld in artikel 56 van de wet van 6 december 2018 moeten de dossiers van de onder hun verantwoordelijkheid ingeschreven verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen uiterlijk binnen de drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit overdragen aan de FSMA. De FSMA bepaalt in overleg met elk van de betrokken instellingen op welke wijze en binnen welke termijn deze overdracht kan gebeuren.

HOOFDSTUK VIII. - Begrip professionele cliënt
Art.20. Voor de toepassing van de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, dient onder "professionele klant" elke klant te worden verstaan die voldoet aan de criteria als vastgelegd in de bijlage bij het koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 2, eerste lid, 28° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

HOOFDSTUK IX. - Overgangsbepalingen
Art.21. § 1. De tussenpersonen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit beschikken over een inschrijving in het register van verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van de herverzekeringstussenpersonen dienen uiterlijk binnen drie maanden na publicatie van dit besluit aan de bepalingen van dit besluit te voldoen.
  In afwijking van artikel 18, § 5, vangt de verplichting tot bijscholing van personen als bedoeld in artikel 18, paragrafen 1, 2 en 4, die vóór 1 januari 2019 in het register van verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van de herverzekeringstussenpersonen zijn ingeschreven of die vóór 1 januari 2019 zijn aangesteld in één van de functies bedoeld in artikel 18, paragrafen 1, 2 en 4, op 1 januari 2020 aan.
  Onverminderd artikel 18, worden de tussenpersonen die op 28 december 2018 ingeschreven zijn in het register van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en die over de tot op die datum vereiste beroepskennis beschikken, geacht de vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid als bedoeld in Hoofdstuk VI van dit besluit te bezitten.
  De verantwoordelijken voor de distributie die, op 28 december 2018, hun functie uitoefenen bij een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die is ingeschreven in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen of bij een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en beschikken over de tot die datum vereiste beroepskennis, worden verondersteld, voor de uitoefening van die functies, te beschikken over de vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid als bedoeld in Hoofdstuk VI van dit besluit.
  De effectieve leiders die op 28 december 2018 de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf bij een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die is ingeschreven in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, worden verondersteld om voor de uitoefening van die functies bij deze tussenpersoon, te beschikken over de vereiste beroepskennis en vakbekwaamheid als bedoeld in Hoofdstuk VI van dit besluit.
  De personen in contact met het publiek die op 28 december 2018 rechtstreeks deelnemen aan het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf bij een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die is ingeschreven in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen of bij een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en beschikken over de tot die datum vereiste beroepskennis, worden verondersteld om voor de uitoefening van dat bedrijf, te voldoen aan de vereisten inzake beroepskennis en vakbekwaamheid als bedoeld in Hoofdstuk VI van dit besluit.
  De verzekerings- of herverzekeringssubagenten die, op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, zijn ingeschreven in het register van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen worden verondersteld over de vereiste praktische ervaring te beschikken zoals bedoeld in artikel 17, § 1, en dit zolang zij in dezelfde categorie ingeschreven blijven. Ook de verantwoordelijken voor de distributie en de effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid hebben over de activiteit van de verzekerings- of herverzekeringsdistributie van deze subagenten, worden verondersteld om voor de uitoefening van die functies bij deze tussenpersoon of een andere subagent, te beschikken over de praktische ervaring zoals bedoeld in artikel 17, § 1.
  De nevenverzekeringstussenpersonen die, op 28 december 2018 , hun bemiddelingsactiviteit reeds ten minste één jaar uitoefenen, alsook hun effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekeringsdistributiebedrijf en hun verantwoordelijken voor de distributie worden verondersteld te beschikken over de theoretische kennis als bedoeld in artikel 14, 2° tot 5°. Ook de personen in contact met het publiek die op 28 december 2018 rechtstreeks deelnemen aan het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf bij een dergelijke tussenpersoon, worden verondersteld om voor de uitoefening van die activiteiten bij deze tussenpersoon, te beschikken over de theoretische kennis als bedoeld in artikel 13.
  § 2. Wat de tussenpersonen betreft die na de 28 december 2018 en vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingeschreven in het register van de verzekeringstussenpersonen en de nevenverzekeringstussenpersonen of in het register van de herverzekeringstussenpersonen, alsook hun effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf, hun verantwoordelijken voor de distributie en hun personen in contact met het publiek, gaat de FSMA na of, gelet op de bepalingen van Hoofdstuk VI, is voldaan aan de vereisten inzake beroepskennis en vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 266, eerste lid, 1° en 267, eerste lid, 2° van de wet.
  De FSMA onderzoekt eveneens, conform artikel 266, eerste lid, 1° en 267, eerste lid, 2° van de wet, de naleving van diezelfde vereisten gelet op de bepalingen van Hoofdstuk VI, bij de effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf bij een tussenpersoon, en bij de verantwoordelijken voor de distributie en de personen in contact met het publiek bij tussenpersonen of verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die zijn aangesteld na de 28 december 2018 en vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
  De personen die volgens dit onderzoek niet blijken te voldoen aan de vereisten als bedoeld in Hoofdstuk VI, beschikken, om zich hieraan te conformeren, over een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van deze vaststelling door de FSMA.
  § 3. Teneinde zich te conformeren aan artikel 15, § 1, mogen de personen in contact met het publiek, de verzekeringstussenpersonen, de nevenverzekeringstussenpersonen en de herverzekeringstussenpersonen, hun verantwoordelijken voor de distributie en hun effectieve leiders die de facto de verantwoordelijkheid dragen voor het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf, alsook de verantwoordelijken voor de distributie die zijn aangesteld bij de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 272 van de wet, zich beroepen op het slagen voor de examens erkend door de FSMA vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, en dit zolang de FSMA geen examens heeft erkend die georganiseerd zijn volgens de nieuwe modules als beschreven in artikel 13 en 14, en voor zover de materies waarnaar gepeild wordt in die examens betrekking hebben op de activiteiten die zij uitoefenen, met name in functie van het type verzekeringsproduct dat gedistribueerd wordt.

HOOFDSTUK X. - Opheffingsbepaling en slotbepalingen
Art.22. Het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 december 2014, wordt opgeheven.

Art.23. Artikel VII. 4/4, §§ 1 en 2 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 22 december 2017 houdende wijziging en invoering van bepalingen inzake betaalrekeningen en betalingsdiensten in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht, treedt in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 24. De minister bevoegd voor Economie en Consumenten, de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Middenstand en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.