Artikels:
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 december 2002 tot aanwijzing van de overtredingen waarvan de vaststelling gesteund op materiële bewijsmiddelen die door onbemande automatisch werkende toestellen worden opgeleverd, bewijskracht heeft zolang het tegendeel niet bewezen is, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de bepaling onder 1° wordt de verwijzing "F1" vervangen door de verwijzingen "F1a en F1b";
b) in de bepaling onder 5° worden de volgende wijzingen aangebracht:
1° de woorden "De inhaalverboden niet in acht genomen hebben;" worden vervangen door de woorden "De regels betreffende het inhalen of de inhaalverboden niet in acht genomen hebben;";
2° de verwijzingen ", 16 en 17" worden ingevoegd tussen de verwijzing "F91)" en de woorden "van het koninklijk besluit";
c) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt:
6° In tegengestelde richting rijden; | 5 (verkeersbord C1) en/of 9.2 en/of 21.4. 3° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg |
d) in de bepaling onder 9°, b), wordt de verwijzing "63.2.1.1° " vervangen door de verwijzing "62bis, 1° ";
e) de bepaling onder 11° wordt ingevoegd, luidende:
11° Een kruispunt hebben opgereden wanneer het verkeer zodanig belemmerd was dat hij op het kruispunt moest stoppen en aldus het dwarsverkeer hebben gehinderd of belet, zelfs indien verkeerslichten het hem hadden toegelaten; | 14.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg |
f) de bepaling onder 12° wordt ingevoegd, luidende:
12° De door middel van een verkeersbord, voorsorteringspijlen of pijlen opgelegde rijrichting op een kruispunt niet gevolgd hebben of een door een verkeersbord verboden richting genomen hebben. | 5 (verkeersborden C31, C33, D1, D3 en D4) en 77.1 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg |
Art.2. In artikel 2, a), van het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 januari 2007, 7 april 2007, 9 januari 2013 en 27 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 13° /1 wordt ingevoegd, luidende:
Het links inhalen van een gespan, van een tweewielig motorvoertuig of van een voertuig met meer dan twee wielen is verboden : bij neerslag, op de autosnelwegen, autowegen en wegen met ten minste vier rijstroken met of zonder middenberm, voor bestuurders van voertuigen en slepen bestemd voor het vervoer van zaken met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton, behalve: | 17.2, 6° |
- bij het inhalen van voertuigen die gebruik maken van een voorbehouden rijstrook voor traag verkeer; | |
- ten opzichte van landbouwvoertuigen. | |
2° de bepaling onder 16° /1 wordt ingevoegd, luidende:
Wanneer de rijbaan van een autosnelweg drie of meer rijstroken in de gevolgde rijrichting omvat, mogen de autobussen, autocars en andere voertuigen en slepen met een maximale toegelaten massa van meer dan 3,5 ton niet op een andere rijstrook dan een van de twee rechts gelegen rijstroken van de rijbaan rijden, behalve om de aanwijzingen van de verkeersborden F13 en F15 op te volgen. | 21.3 |
3° in de bepaling onder 18° worden de woorden "of delen van wegen" ingevoegd tussen de woorden "Op de wegen" en de woorden "voorbehouden voor" en worden de woorden "en ruiters" vervangen door de woorden ", ruiters en bestuurders van speed pedelecs";
4° de bepaling onder 18° /1 wordt ingevoegd, luidende:
18° /1 op de wegen voorbehouden voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs is alleen het verkeer toegestaan van de categorieën van weggebruikers waarvan het symbool afgebeeld is op de verkeersborden die bij de toegang geplaatst zijn en van de categorieën van weggebruikers die opgesomd zijn in artikel 22octies 1, tweede lid van het besluit. | 22octies 1 |
Art.3. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 december 2006, 7 april 2007, 9 januari 2013, en 3 augustus 2016 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 3° /1 wordt ingevoegd, luidende:
3° /1 Het is verboden op de pechstrook te rijden behalve : - voor de prioritaire voertuigen die een dringende opdracht uitvoeren; - voor personen of diensten opgeroepen door het openbaar ministerie of door de federale of lokale politie, om zich bij sterk vertraagd of stilstaand verkeer naar de plaats van een incident langs of op de autosnelweg of autoweg te begeven; - voor takelwagens, om zich bij sterk vertraagd of stilstaand verkeer, naar de plaats van een incident langs of op de autosnelweg of autoweg te begeven. | 9.7, 1°, 2° en 3° |
2° in de bepaling onder 16° worden de woorden "of delen van wegen" ingevoegd tussen de woorden "De gebruikers van de wegen" en de woorden "voorbehouden voor" en worden de woorden "en ruiters" vervangen door de woorden ", ruiters en bestuurders van speed pedelecs";
3° de bepaling onder 16° /1 wordt ingevoegd, luidende:
16° /1 De gebruikers van de wegen voorbehouden voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs mogen elkaar niet in gevaar brengen en niet hinderen. | 22octies 2, tweede lid |
4° de bepaling onder 38° wordt vervangen als volgt:
38° Het rode licht dat de vorm heeft van een kruis geplaatst boven de rijstroken of delen van de openbare weg, betekent verboden richting op de rijstrook of het deel van de openbare weg, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 9.7 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. | 62bis 1° |
Art.4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 5. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor het Wegverkeer zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.