Details





Titel:

20 DECEMBER 2018. - Koninklijk besluit tot verhoging van het jaarlijks kostenplafond, zoals bepaald in artikel 10, eerste lid van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers, voor bepaalde categorieën van vrijwilligers(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-12-2018 en tekstbijwerking tot 28-12-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.Het jaarlijks kostenplafond, zoals bepaald in artikel 10, eerste lid van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers wordt, in uitvoering van artikel 12 van de diezelfde wet voor de volgende categorieën van vrijwilligers verhoogd tot 1.821,10 EUR:
  - sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden;
  - de nachtoppas, te weten het inslapen, evenals de dag-oppas bij hulpbehoevende personen volgens de voorwaarden en kwaliteitscriteria die iedere Gemeenschap bepaalt;
  - het niet-dringend liggend ziekenvervoer: het liggend ziekenvervoer naar, vanuit en tussen ziekenhuizen of vestigingsplaatsen van ziekenhuizen, dat niet onder het toepassingsgebied van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening valt en volgens de voorwaarden en kwaliteitscriteria die iedere Gemeenschap bepaalt;
  [16 ...]16
  [16 Het jaarlijks kostenplafond, zoals bepaald in artikel 10, eerste lid, van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers wordt, in uitvoering van artikel 12 van de diezelfde wet, voor de vrijwilligers die in 2022 [17 en in 2023]17 effectief ingezet werden in de zorgsector als bedoeld in artikel 2 van de wet van 8 mei 2022 houdende verlenging van diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding, voor activiteiten in het kader van het beheer van de COVID-19 crisis, in de periode van 1 januari 2022 tot en met [17 31 maart 2023]17 verhoogd tot 2.479,00 EUR.]16
  [1 - [7 ...]7]1
  [2 - [8 ...]8]2
  [3 - [14 ...]14]3
  [4 - [9 ...]9]4
  [15 ...]15
  [15 ...]15
  [16 Het in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996=100) en variëren]16 zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied, opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
  [5 ...]5
  Bovendien is, in afwijking van het eerste lid het jaarlijks kostenplafond, zoals bepaald in artikel 10, eerste lid van de van de voornoemde wet van 3 juli 2005, van toepassing op de vrijwilligers die een activiteit uitoefenen zoals bepaald onder het eerste lid, eerste streepje, en die, in de periode waarin hij of zij prestaties inzake vrijwilligerswerk als bedoeld in de van de voornoemde wet van 3 juli 2005 levert een sociale zekerheids- of sociale bijstandsuitkering ontvangt.
  ----------
  (1)<KB 2020-08-28/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<KB 2020-12-28/04, art. 8,1°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020; uitwerkingtreding : 31-12-2020>
  (3)<KB 2020-12-28/04, art. 8,2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021; uitwerkingtreding : 31-12-2021>
  (4)<KB 2021-04-02/13, art. 1,1°, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
  (5)<KB 2021-04-02/13, art. 1,2°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (6)<KB 2021-04-28/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2021>
  (7)<KB 2021-07-24/01, art. 1,1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (8)<KB 2021-07-24/01, art. 1,2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (9)<KB 2021-07-24/01, art. 1,4, 006; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
  (10)<KB 2021-07-24/01, art. 1,5, 006; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
  (11)<KB 2021-07-24/01, art. 1,6, 006; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
  (12)<KB 2021-07-24/01, art. 1,3, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (13)<KB 2022-01-16/02, art. 1,2, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2021>
  (14)<KB 2022-01-16/02, art. 1,1,3,4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (15)<KB 2022-02-06/02, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (16)<KB 2022-08-31/04, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (17)<KB 2022-12-21/05, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Art. 3. De minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, de Vice-Eerste minister en minister van Werk en de minister van Financiën zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.