Details





Titel:

21 SEPTEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de nadere regels voor het toekennen van een sociale toeslag(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-11-2018 en tekstbijwerking tot 15-03-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
Art. 1 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK 2. - Gezinsbegrip
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Inkomsten van het gezin
Art. 4-6
HOOFDSTUK 4. - Automatische procedure
Art. 7-10
HOOFDSTUK 5. - Alarmbelprocedure
Art. 11-14
HOOFDSTUK 6. - Overgangsmaatregelen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 15
Afdeling 2. - Toeslag voor langdurig zieken en arbeidsongeschikten en mindervaliden
Art. 16-17
Afdeling 3. - Begunstigden
Art. 18
Afdeling 4. [1 Inkomsten van het gezin ]1
Art. 18/1. [1 In afwijking van artikel 4 wordt voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2019 voor de vaststelling van de inkomsten van het gezin, vermeld in artikel 18, eerste lid, van [2 het Groeipakketdecreet van 2018]2, de inkomensnotie uit de Algemene kinderbijslagwet, zoals deze geldt tot 31 december 2018, gehanteerd, namelijk:
HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling
Art. 19-20



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2018015439 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° [2 ...]2
  2° feitelijk gezin: een leefeenheid waarin twee personen die geen bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad zijn, samenwonen en samen een huishouden regelen, hetzij financieel, hetzij op een andere ondersteunende manier;
  3° kadastraal inkomen, afgekort Ki: het kadastraal inkomen, vermeld in titel IX van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen;
  4° Ki vreemd gebruik: Ki van de onroerende goederen die noch als eigen hoofdverblijfplaats, noch voor eigen beroepsdoeleinden worden gebruikt. [1 In dit besluit wordt het Ki van een onroerend goed niet beschouwd als Ki vreemd gebruik als dat onroerend goed niet als eigen hoofdverblijfplaats wordt gebruikt door de stand van de bouwwerkzaamheden of van de verbouwingswerkzaamheden die het de begunstigden niet toelaten om de woning daadwerkelijk te betrekken, onder de voorwaarden, vermeld in artikel 14538, § 1, van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992]1;
  5° Ki voor eigen beroepsdoeleinden: het Ki van de onroerende goederen die voor eigen beroepsdoeleinden gebruikt worden, vermeld op het aanslagbiljet van de personenbelasting;
  6° toekenningsjaar: de periode van 1 oktober tot en met 30 september van het volgende kalenderjaar.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 22,2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2022-02-11/11, art. 22,1°, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Art.1 TOEKOMSTIG RECHT.    In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° [2 ...]2
  2° feitelijk gezin: een leefeenheid waarin twee personen die geen bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad zijn, samenwonen en samen een huishouden regelen, hetzij financieel, hetzij op een andere ondersteunende manier;
  3° kadastraal inkomen, afgekort Ki: het kadastraal inkomen, vermeld in titel IX van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen;
  4° Ki vreemd gebruik: Ki van de onroerende goederen die noch als eigen hoofdverblijfplaats, noch voor eigen beroepsdoeleinden worden gebruikt. [1 In dit besluit wordt het Ki van een onroerend goed niet beschouwd als Ki vreemd gebruik als dat onroerend goed niet als eigen hoofdverblijfplaats wordt gebruikt door de stand van de bouwwerkzaamheden of van de verbouwingswerkzaamheden die het de begunstigden niet toelaten om de woning daadwerkelijk te betrekken, onder de voorwaarden, vermeld in artikel 14538, § 1, van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992]1;
  5° Ki voor eigen beroepsdoeleinden: het Ki van de onroerende goederen die voor eigen beroepsdoeleinden gebruikt worden, vermeld op het aanslagbiljet van de personenbelasting;
  6° toekenningsjaar: de periode van [3 1 september tot en met 31 augustus]3 van het volgende kalenderjaar.

  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 22,2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2022-02-11/11, art. 22,1°, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>
  (3)<BVR 2022-02-11/11, art. 22,3°, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2022>


HOOFDSTUK 2. - Gezinsbegrip
Art.2.§ 1. Voor de berekening van de inkomsten van het gezin, vermeld in artikel 18, eerste lid, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, wordt rekening gehouden met de inkomsten van de beide begunstigden voor hetzelfde rechtgevend kind die op hetzelfde adres wonen.
  Er wordt rekening gehouden met de inkomsten van de begunstigde en de persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt als er maar een begunstigde is of als de beide begunstigden voor hetzelfde rechtgevend kind, niet op hetzelfde adres wonen.
  § 2. Als de begunstigde samenwoont met meerdere niet-verwante personen, wordt hij geacht een feitelijk gezin te vormen met, in afdalende volgorde van voorrang:
  1° de persoon met wie de begunstigde gehuwd is, als vermeld in artikel 3, § 1, 16°, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1;
  2° de andere ouder van het kind;
  3° de persoon met wie hij samen de gezinswoning heeft gekocht of gebouwd;
  4° de persoon met wie de begunstigde verklaart samen de kinderen op te voeden;
  5° de persoon met wie de begunstigde het langst samenwoont.
  In het eerste lid wordt verstaan onder niet-verwante persoon: een persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Art.3.§ 1. Het samenwonen, vermeld in artikel 2, § 2, blijkt uit een gemeenschappelijk domicilie volgens de gegevens vermeld in het Rijksregister en kan alleen weerlegd worden door een officieel document van een overheid of een overheidsinstelling, dat gebaseerd is op de reële gezinssituatie.
  § 2. De volgende documenten worden aanvaard als een officieel document als vermeld in paragraaf 1:
  1° een ontvangstbewijs van de aangifte, vermeld in artikel 7, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister;
  2° een attest van de politie dat vaststelt dat de toestand, vermeld in het Rijksregister, niet overeenstemt met de reële situatie;
  3° een beschikking, vonnis of arrest van een rechtbank of hof;
  4° een attest van een OCMW dat vaststelt dat de toestand, vermeld in het Rijksregister niet overeenstemt met de reële situatie.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de lijst met officiële documenten die aanvaard worden om de gegevens vermeld in het Rijksregister te weerleggen, aanvullen.
  § 3. Als het samenwonen niet blijkt uit de gegevens van het Rijksregister, kan de vorming van een feitelijk gezin bewezen worden door:
  1° een controle door de gezinsinspecteur;
  2° een vaststelling die gemaakt is door een andere overheidsdienst, waaruit de feitelijke gezinssamenstelling blijkt;
  3° een beschikking, vonnis of arrest van een rechtbank of hof;
  4° een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de begunstigde en van de persoon met wie de begunstigde samenwoont.
  § 4. De vorming van een feitelijk gezin kan weerlegd worden door:
  1° een [1 geregistreerde]1 huurovereenkomst tussen de begunstigde en de persoon met wie hij samenwoont;
  2° een arbeidsovereenkomst met recht van inwoon;
  3° een attest van detentie;
  4° een registratieformulier van de mantelzorger, die niet een persoon is als vermeld in artikel 2, § 2, 1° ;
  5° een aanwezigheidsattest van het vluchthuis of sociaal huis;
  6° een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de niet-verwante persoon met een rechtgevend kind in het gezin;
  7° een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de niet-verwante persoon met een andere persoon dan de begunstigde met dezelfde woonplaats;
  8° een verklaring van geen feitelijke gezinsvorming van de begunstigde en de niet-verwante persoon in zijn gezin;
  9° het feit dat de niet-verwant zelf nog rechtgevend is op gezinsbijslagen op het ogenblik dat hij in het gezin van de begunstigde komt;
  10° een bewijs dat het om een inschrijving op een referentieadres gaat;
  11° een attest van de FOD Binnenlandse Zaken en een attest van immatriculatie dat is afgeleverd aan de asielzoeker tijdens de asielaanvraagprocedure;
  12° een vaststelling die gemaakt is door een andere overheidsdienst waaruit de feitelijke gezinssamenstelling blijkt.
  In het eerste lid wordt verstaan onder niet-verwante persoon: een persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad.
  Een gezinsinspecteur staaft de verklaringen, vermeld in het eerste lid, 6° tot en met 8°, altijd door een controle ter plaatse.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de lijst van bewijsmiddelen, om de vorming van een feitelijk gezin te bevestigen of te weerleggen, aanvullen.
  § 5. De vorming van een feitelijk gezin kan niet weerlegd worden als de begunstigde samenwoont met een persoon met wie hij zich in een van de volgende gevallen bevindt:
  1° ze hebben een gemeenschappelijk kind;
  2° ze hebben samen de gezinswoning gekocht of gebouwd.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

HOOFDSTUK 3. - Inkomsten van het gezin
Art.4.De inkomsten van het gezin, vermeld in artikel 18, eerste lid, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, bestaan uit:
  1° de volgende belastbare inkomsten, voor aftrek van de aftrekbare bestedingen:
  a) beroepsinkomsten:
  1) wat betreft beroepsinkomsten in loonverband: vóór de aftrek van beroepskosten;
  2) wat betreft beroepsinkomsten als zelfstandige: na de aftrek van beroepskosten, vermenigvuldigd met een factor 100/80;
  b) uitkeringen in het kader van de ziekteverzekering;
  c) werkloosheidsuitkeringen;
  d) pensioenen;
  2° 80 % van de onderhoudsgelden die uitbetaald zijn aan de persoon of personen van wie de inkomsten voor de berekening van de toelage in aanmerking wordt genomen;
  3° driemaal het geïndexeerde Ki vreemd gebruik en eenmaal het geïndexeerde Ki dat voor eigen beroepsdoeleinden wordt aangewend;
  4° de inkomensvervangende tegemoetkoming, toegekend overeenkomstig de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkoming aan personen met een handicap;
  5° het leefloon, toegekend overeenkomstig de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
  6° het equivalent van leefloon, toegekend overeenkomstig de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  7° de inkomsten die voortvloeien uit de beroepsactiviteit, toegekend aan de personeelsleden van een Europese of andere internationale instelling, voor hun totaalbedrag, verminderd met de persoonlijke bijdragen voor de door de instelling georganiseerde verzekering voor de dekking van sociale zekerheidsrisico's.
  In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt 80 % van de onderhoudsgelden die betaald zijn door de persoon of personen van wie het inkomen van het gezin voor de berekening van de toelage in aanmerking wordt genomen, wel afgetrokken van de belastbare inkomsten.
  Voor de omrekening naar het inkomen van het gezin conform dit artikel, worden in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen geldende regels gevolgd.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Art.5.Het Ki van het gezin, vermeld in artikel 2 van dit besluit, wordt gewogen conform het tweede lid, om te bepalen of de begunstigde in aanmerking komt voor een sociale toeslag.
  Als het geïndexeerde Ki vreemd gebruik van de personen van wie de inkomsten van het gezin conform artikel 18 van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1 als uitgangspunt worden genomen voor de berekening van de gezinsinkomsten hoger is dan 1250 euro, heeft de begunstigde geen recht op een sociale toeslag als het verdrievoudigde geïndexeerde Ki vreemd gebruik van de personen van wie inkomsten van het gezin conform artikel 18 van het voormelde decreet als uitgangspunt worden genomen voor de berekening van de gezinsinkomsten, hoger is dan 20 % van de inkomsten van het gezin, vermeld in artikel 4 van dit besluit, verminderd met driemaal het geïndexeerde Ki vreemd gebruik en eenmaal het geïndexeerde Ki dat voor eigen beroepsdoeleinden wordt aangewend als vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, van dit besluit.
  Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als de inkomsten van het feitelijk gezin geheel of gedeeltelijk zijn samengesteld uit leefloon of het equivalent van leefloon, of voor minstens 70 % bestaan uit alimentatiegelden, vervangingsinkomsten, een overlevingspensioen of een inkomensvervangende tegemoetkoming, toegekend in het raam van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkoming aan personen met een handicap.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Art.6.De gezinsgrootte wordt bepaald door het aantal kinderen dat rechtgevend is op gezinsbijslagen conform boek 2, deel 1 van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1 of een andere Belgische, of een buitenlandse of internationale reglementering, en dat deel uitmaakt van het gezin van de begunstigde. Als de uitbetaling van de gezinsbijslagen geschorst is, telt het kind mee voor het bepalen van de gezinsgrootte gedurende de maand van schorsing.
  Het feit dat een kind als vermeld in het eerste lid, deel uitmaakt van hetzelfde gezin als de begunstigde als vermeld in het eerste lid, blijkt uit een gemeenschappelijke woonplaats als vermeld in artikel 3, § 1, 49°, van het voormelde decreet, en kan bewezen worden met de bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3, § 2, 1° tot en met 4°, artikel 3, § 3, 1° tot en met 3°, van dit besluit, en een verklaring van de begunstigde die door de gezinsinspecteur gestaafd wordt door een controle ter plaatse.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

HOOFDSTUK 4. - Automatische procedure
Art.7. § 1. Het inkomen van het gezin, vermeld in artikel 4, wordt vastgesteld vóór het begin van een toekenningsjaar op basis van het aanslagbiljet dat betrekking heeft op de inkomsten van het kalenderjaar, twee jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het toekenningsjaar begint, als die gegevens op dat ogenblik ter beschikking zijn.
  Als de gegevens, vermeld in het eerste lid, op het ogenblik, vermeld in het eerste lid, ontbreken, stelt de uitbetalingsactor het recht op de sociale toeslagen vast zodra hij die gegevens heeft ontvangen.
  Het Ki en de niet-belastbare inkomsten worden vastgesteld op basis van het kalenderjaar, twee jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het toekenningsjaar uit het eerste lid begint.
  § 2. Voor gezinnen die anders waren samengesteld in het jaar waarop het aanslagbiljet betrekking heeft, wordt het inkomen gereconstrueerd, rekening houdend met de gezinssamenstelling aan het begin van het toekenningsjaar.
  § 3. Met het aanslagbiljet, vermeld in paragraaf 1, worden gelijkgesteld: attesten uitgereikt door de buitenlandse belastingdienst, of, als die ontbreken, attesten uitgereikt door de werkgevers, diensten of instellingen als het inkomsten betreft die in het buitenland of bij een Europese of andere internationale instelling verworven zijn, als ze betrekking hebben op dezelfde periode.

Art.8.Het recht op een sociale toeslag wordt toegekend voor het volledige toekenningsjaar, als het inkomen van het gezin dat wordt vastgesteld conform artikel 7, § 1, van dit besluit, voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 18 van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1.
  Als het inkomen van het gezin dat wordt vastgesteld conform artikel 7, § 1, van dit besluit, niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 18 van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, wordt het recht op een sociale toeslag geweigerd voor het toekenningsjaar.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Art.9.Tijdens het toekenningsjaar wordt het recht op een sociale toeslag opnieuw geëvalueerd naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen:
  1° de aangroei van de gezinsgrootte, waardoor wordt voldaan aan de voorwaarde, vermeld in artikel 18, tweede lid, 3°, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, tenzij het gezin alleen kinderen kent die onder de toepassing vallen van de artikelen 210, § 1, 214, § 2 en 215, § 1 van het voormelde decreet;
  2° een daling van de gezinsgrootte, waardoor niet langer voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 18, tweede lid, 3°, van het voormelde decreet, tenzij het gezin alleen kinderen kent die onder de toepassing vallen van de artikelen 210, § 1, 214, § 2 en 215, § 1 van het voormelde decreet;
  3° een wijziging binnen het feitelijk gezin;
  4° een herziening van het aanslagbiljet dat gebruikt is als referentie voor het lopende toekenningsjaar.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Art.10. Aan het begin van elke toekenningsperiode wordt gecontroleerd of de beoordeling, vermeld in artikel 8, correct was voor het kalenderjaar waarvan men de inkomsten beoordeelt, bij het begin van de toekenningsperiode in kwestie.

HOOFDSTUK 5. - Alarmbelprocedure
Art.11. Als het recht op een sociale toeslag niet kan worden vastgesteld conform artikel 7, wordt een sociale toeslag toegekend als het inkomen van het gezin is samengesteld uit leefloon, inkomensvervangende tegemoetkoming of inkomensgarantie voor ouderen, voor de maanden waarop die betrekking hebben.

Art.12.De begunstigden die geen sociale toeslag ontvangen conform artikel 7 of 11 van dit besluit, kunnen bewijzen dat hun gezinsinkomsten voldoen aan de inkomensgrenzen, vermeld in artikel 18, eerste lid, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, door een verzoek tot toekenning of herziening te richten aan de uitbetalingsactor. Het verzoek tot toekenning of herziening bevat bewijsstukken die aantonen dat de inkomsten van het gezin gedurende minstens zes opeenvolgende maanden onder de voormelde inkomensgrenzen ligt. De sociale toeslag wordt toegekend voor die maanden.
  Het Ki wordt in aanmerking genomen conform artikel 5, en wordt vastgesteld op basis van gegevens zoals ze op het ogenblik van de aanvraag bekend zijn.
  De sociale toeslag wordt vervolgens verder toegekend tot het begin van het eerstvolgende toekenningsjaar.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Art.13. Als gedurende een gedeelte van een kalenderjaar een sociale toeslag is toegekend op basis van artikel 11 of 12, wordt voor de resterende maanden van dat kalenderjaar, die niet onder de toepassing van artikel 8, eerste lid, artikel 11 of 12 vallen, gecontroleerd of de inkomsten van het gezin de inkomstengrensbedragen niet overschrijden op het ogenblik dat het aanslagbiljet met de inkomsten van het kalenderjaar in kwestie beschikbaar is. Als de inkomsten van het gezin die inkomstengrenzen niet overschrijden, wordt de sociale toeslag voor de maanden in kwestie toegekend.
  Het Ki wordt in aanmerking genomen conform artikel 5, en wordt vastgesteld op basis van gegevens die betrekking hebben op het kalenderjaar waarvan sprake in het eerste lid.

Art.14.Het recht op een sociale toeslag onder de alarmbelprocedure wordt opnieuw geëvalueerd naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen:
  1° de aangroei van de gezinsgrootte, waardoor wordt voldaan aan de voorwaarde, vermeld in artikel 18, tweede lid, 3°, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, tenzij het gezin alleen kinderen kent die onder de toepassing vallen van de artikelen 210, § 1, 214, § 2 en 215, § 1 van het voormelde decreet;
  2° een daling van de gezinsgrootte, waardoor niet langer voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 18, tweede lid, 3°, van het voormelde decreet, tenzij het gezin alleen kinderen kent die onder de toepassing vallen van de artikelen 210, § 1, 214, § 2 en 215, § 1 van het voormelde decreet;
  3° een wijziging binnen het feitelijk gezin.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

HOOFDSTUK 6. - Overgangsmaatregelen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.15.Als het kind recht heeft op een sociale toeslag als vermeld in boek 5, titel 4, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, heeft het recht op die toeslag of het gewijzigde bedrag ervan, vanaf de eerste dag van de maand waarin de gebeurtenis zich voordoet, overeenkomstig artikel 5, § 1 van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1.
  Als het kind evenwel niet langer recht heeft op de toeslagen, vermeld in het eerste lid, eindigt het recht op de toeslag op het einde van de maand, overeenkomstig artikel 5, § 1 van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Afdeling 2. - Toeslag voor langdurig zieken en arbeidsongeschikten en mindervaliden
Art.16.Ter uitvoering van artikel 222, § 2, tweede lid, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, wordt de toepassing van artikel 222, § 2, eerste lid, uitgebreid van de begunstigde en bijslagtrekkende, tot de vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder, de persoon waarmee een vader of een moeder een feitelijk gezin vormt of de persoon waarmee de begunstigde of bijslagtrekkende een feitelijk gezin vormt, op voorwaarde dat die personen een gezin vormen met het rechtgevend kind.
  Als het kind gedomicilieerd is bij de ene ouder, wordt het kind vermoed ook deel uit te maken van het gezin van de andere ouder. Dat vermoeden kan echter worden weerlegd door een vonnis, waarin het ouderlijke gezag wordt toegekend aan een van beide ouders.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Art.17.§ 1. Een bijslagtrekkende die conform het koninklijk besluit van 11 januari 2007 tot uitvoering van artikel 56, § 2, derde lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, op 31 december 2018 een recht opent op een sociale toeslag conform artikel 222, § 2, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, behoudt dat recht tot het einde van de toekenningsperiode die vastgesteld is conform artikel 1, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit van 11 januari 2007, zoals van kracht op 31 december 2018, als de inkomsten van het gezin de grenzen, vermeld in artikel 18 van het voormelde decreet, niet overschrijden.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Afdeling 3. - Begunstigden
Art.18.Ter uitvoering van artikel 225, § 2, tweede lid, van [1 het Groeipakketdecreet van 2018]1, wordt de toepassing van artikel 225, § 2, eerste lid, van het voormelde decreet uitgebreid van de bijslagtrekkende met de persoon die mogelijk als begunstigde kan worden aangeduid conform de voorwaarden, vermeld in boek 2, deel 4, titel 1, hoofdstuk 1, van het voormelde decreet, met uitzondering van het rechtgevend kind zelf.
  ----------
  (1)<BVR 2022-02-11/11, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2022>

Afdeling 4. [1 Inkomsten van het gezin ]1   ----------   (1)
Art. 18/1. [1 In afwijking van artikel 4 wordt voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2019 voor de vaststelling van de inkomsten van het gezin, vermeld in artikel 18, eerste lid, van [2 het Groeipakketdecreet van 2018]2, de inkomensnotie uit de Algemene kinderbijslagwet, zoals deze geldt tot 31 december 2018, gehanteerd, namelijk:    1° de belastbare inkomsten, voor aftrek van de bestedingen:    a) de beroepsinkomsten:    1) de beroepsinkomsten als werknemer vóór de aftrek van de beroepskosten;    2) de beroepsinkomsten als zelfstandige vermenigvuldigd met factor 100/80;    b) de uitkeringen in het kader van de ziekteverzekering;    c) de werkloosheidsuitkeringen;    d) de pensioenen;    2° de inkomsten die voortvloeien uit een beroepsactiviteit toegekend aan personeelsleden van een Europese of andere internationale instelling, voor hun totaalbedrag, verminderd met de persoonlijke bijdragen voor de door de instelling georganiseerde verzekering voor dekking van sociale zekerheidsrisico's.    Met de volgende inkomsten wordt nog geen rekening gehouden:    1° het leefloon, vermeld in artikel 4, 5° of het equivalent ervan, vermeld in artikel 4, 6° ;    2° de inkomensvervangende tegemoetkoming, vermeld in artikel 4, 4° ;    3° de onderhoudsgelden, vermeld in artikel 4, 2° ;    4° de kadastrale inkomsten, vermeld in artikel 4, 3°. ]1   ----------   (1)   (2)
HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling
Art.19. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Art. 20. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.