5 JULI 2018. - Koninklijk besluit tot vaststelling en uitkering van de jaarlijkse tegemoetkoming aan de vzw "Instituut Functieclassificatie" zoals voorzien in het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de federale gezondheidssector en dat op 25 oktober 2017 door de federale regering werden gesloten met de betrokken representatieve organisaties van de werkgevers en werknemers(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-07-2018 en tekstbijwerking tot 17-02-2021)
Art. 1-10
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de wet : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
2° RIZIV : het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering zoals bedoeld in artikel 10 van de wet;
3° Dienst : de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV;
4° IF.IC : het Instituut Functieclassificatie VZW, met zetel Sainctelettesquare 13-15 te 1000 Brussel (KBO-nummer 0477 684 319).
5° VTE : voltijds equivalent.
Art.2.§ 1. In 2017 kent het [2 RIZIV]2, bovenop de tegemoetkoming van 291.827 euro die was voorzien in uitvoering van de artikels 59septies en 59octies van de programmawet van 2 januari 2001, een financiële tegemoetkoming toe aan IF.IC van maximum 240.000 euro voor de vergoeding van de kost voor de tewerkstelling van 7 VTE loontrekkend administratief personeel, waarvan 1 VTE coördinator, die instaan voor de uitbouw, het onderhoud en de communicatie van een functieclassificatiesysteem voor het personeel in de instellingen die vallen onder de private en publieke federale gezondheidssectoren, zoals omschreven in het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de federale gezondheidssector en dat op 25 oktober 2017 door de federale regering werden gesloten met de betrokken representatieve organisaties van de werkgevers en werknemers.
§ 2. Vanaf 2018 kent het RIZIV jaarlijks een financiële tegemoetkoming toe van maximum [1 777.662 euro]1 voor de vergoeding van de [1 [3 kost voor de tewerkstelling van maximum 11 VTE]3 loontrekkend administratief personeel, waarvan 1 VTE coördinator]1.
----------
(1)<KB 2019-05-22/08, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 02-08-2018>
(2)<KB 2019-05-22/08, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 02-08-2018>
(3)<KB 2021-02-09/01, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 18-02-2021>
Art.3.[1 § 1. De financiële tegemoetkoming vermeld in artikel 2 dekt uitsluitend de volgende kosten die zijn verbonden aan de tewerkstelling van de maximum 11 VTE :
a) de totale jaarlijkse loonkost, premies en andere voordelen die voor deze maximum 11 VTE verschuldigd zijn in uitvoering van collectieve arbeidsovereenkomsten die zijn gesloten in het paritair comité 330, evenals de eventuele andere voordelen van toepassing voor het personeel van IF.IC, met inbegrip van de patronale lasten;
b) de kost voor verplaatsingen van en naar het werk zoals die wettelijk is voorzien;
c) een werkingskost van maximum 15 %.
§ 2. In afwijking van § 1 van dit artikel, kan de financiële tussenkomst vermeld in artikel 2 gebruikt worden om de uitzonderlijke kosten te dekken die gebonden zijn aan de invoering van de nieuwe functieclassificatie binnen de publieke ziekenhuizen, met een maximaal uniek bedrag van 90.000 euro. Het gebruik van dit bedrag zal exclusief bestemd zijn om de uitzonderlijke kosten te dekken die gebonden zijn aan de invoering van de nieuwe functieclassificatie binnen de publieke ziekenhuizen en kan enkel verantwoord worden binnen de 6 maanden die voorafgaan aan, of binnen de 18 maanden die volgen op de uitvoering van de implementatie.]1
----------
(1)<KB 2021-02-09/01, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 18-02-2021>
Art.4. § 1. Het bedrag zoals bedoeld in artikel 2, § 2 dat verschuldigd is voor een kalenderjaar wordt door de Dienst verminderd met het bedrag van de tegemoetkoming van het kalenderjaar dat eraan voorafgaat waarvoor IF.IC de aanwending zoals bedoeld in artikel 3 niet kan verantwoorden. Daarbij wordt rekening gehouden met andere tegemoetkomingen die IF.IC ontvangt voor de tewerkstelling van de betrokken personeelsleden.
§ 2. Het bedrag zoals bedoeld in artikel 2, § 2 wordt door de Dienst, en rekening houdende met de argumenten die IF-IC heeft kunnen inbrengen, eveneens verminderd indien uit het rapport zoals bedoeld in artikel 5 blijkt dat de aanwending niet beantwoordt aan de verdere uitbouw, het onderhoud en de communicatie van het functieclassificatiesysteem voor het personeel in de instellingen die vallen onder de private en publieke federale gezondheidssectoren.
Art.5.§ 1. Om het bedrag van het te storten bedrag te kunnen bepalen bezorgt IF.IC jaarlijks een rapport aan de Dienst voor het voorbije kalenderjaar. Dit rapport dient uiterlijk op 30 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar bij de Dienst toe te komen.
§ 2. Dit rapport omvat minstens :
a) De gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop IF.IC heeft bijgedragen tot de uitbouw, het onderhoud en de communicatie van een functieclassificatiesysteem voor het personeel in de instellingen die vallen onder de private en publieke federale gezondheidssectoren;
b) De in de algemene vergadering van IF.IC goedgekeurde begroting en jaarrekening, de toelichting bij de balans en de resultatenrekening;
c) De beschrijving van de besteding van de tegemoetkoming verkregen in toepassing van dit besluit met vermelding van de uitgavenstaat voor de [3 maximum 11 VTE]3 en van het bedrag dat IF.IC niet kan verantwoorden t.a.v. het bedrag dat door het [2 RIZIV]2 werd gestort voor het betrokken kalenderjaar. Het VTE dat hierbinnen zou worden ingezet voor de uitbouw, onderhoud en communicatie in de sectoren die niet behoren tot de federale gezondheidszorgsectoren wordt niet in rekening gebracht.
d) Het rapport van de bedrijfsrevisor dat betrekking heeft op de documenten zoals bedoeld onder b) en c).
§ 3. Op verzoek van de Dienst is IF.IC ertoe gehouden om verantwoording te verstrekken over de aanwending van de ontvangen bedragen.
De Dienst of desgevallend de Dienst voor Administratieve Controle van het [2 RIZIV]2 zijn gerechtigd om ter plaatse controle te doen op de aanwending van de tegemoetkoming.
----------
(1)<KB 2019-05-22/08, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 02-08-2018>
(2)<KB 2019-05-22/08, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 02-08-2018>
(3)<KB 2021-02-09/01, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 18-02-2021>
Art.6.§ 1. Het bedrag zoals bedoeld in artikel 2, § 1 wordt door het [1 RIZIV]1 gestort op het bankrekeningnummer van IF.IC binnen de maand na publicatie van dit besluit.
§ 2. Het bedrag zoals bedoeld in artikel 2, § 2, desgevallend aangepast volgens de bepalingen van artikel 4 wordt door het [1 RIZIV]1 gestort op het bankrekeningnummer van IF.IC binnen de maand na het overmaken van het rapport zoals bedoeld in artikel 5.
[2 § 3. Vanaf het kalenderjaar 2020 kan het IF.IC aan het Riziv een voorschot vragen voor het lopend kalenderjaar. Dit voorschot bedraagt 80 % van de kost die in de door de algemene vergadering van IF.IC goedgekeurde begroting van het kalenderjaar is voorzien voor de kosten bedoeld in artikel 3. De regularisatie hiervan gebeurt op het ogenblik dat IF.IC in toepassing van artikel 5 het jaarverslag over dat kalenderjaar overmaakt aan het Riziv. Indien het betaalde voorschot groter is dan de kost die blijkt uit het jaarverslag, wordt het verschil afgehouden van het voorschot van het kalenderjaar dat er op volgt.]2
----------
(1)<KB 2019-05-22/08, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 02-08-2018>
(2)<KB 2021-02-09/01, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 18-02-2021>
Art.7. De kost van de in artikel 2 bedoelde tegemoetkomingen wordt ten laste gelegd van de globale begroting van financiële middelen van het RIZIV.
Art.8. Het bedrag vermeld in artikel 2, § 2 wordt vanaf 2019 elk jaar aangepast aan de evolutie van het rekenkundig gemiddelde van het gezondheids-indexcijfer van de maand juni en de indexcijfers van de drie voorafgaande maanden tussen 30 juni van het voorlaatste jaar en 30 juni van het vorige jaar. De verhouding die deze evolutie uitdrukt wordt tot op vier cijfers na de komma afgerond, naar boven indien het vijfde cijfer minstens 5 is, zoniet naar beneden.
Art.9. Het koninklijk besluit van 3 februari 2012 tot uitvoering van de artikelen 59septies en 59octies van de programmawet van 2 januari 2001 wat het sociaal akkoord 2011 voor de non-profit sector betreft wordt vanaf 1 januari 2018 opgeheven.
Art. 10. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.