26 APRIL 2018. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de wijziging van bepaalde voorschriften inzake industriële emissies
Art. 1-50
2001031267 2001031424 2001031427 2001031428 2001031430 2001031431 2001031432 2001031433 2001031434 2001031436 2003031060 2003031284 2003031370 2003031371 2003031372 2003031373 2013031969
Artikel 1. Artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juli 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor de textielreiniging met behulp van solventen wordt vervangen als volgt :
"Onverminderd striktere of aanvullende bijzondere voorwaarden, vastgelegd in de milieuvergunning,
worden alle industriële of commerciële activiteiten waarbij vluchtige organische stoffen worden gebruikt in een installatie voor het schoonmaken van kleren, meubelstoffen en soortgelijke consumptiegoederen, met uitzondering van het handmatig verwijderen van vlekken in de textiel- en de kledingindustrie, onderworpen aan de sectorale voorwaarden voorzien in dit besluit.
De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur. ".
Art.2. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, wordt een punt 20° toegevoegd, dat luidt als volgt :
"20° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen. "
Art.3. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, wordt de vierde lid vervangen als volgt :
"De conformiteit moet worden gecontroleerd als gevolg van een belangrijke wijziging. Een wijziging van de gebruikte maximale massa organische oplosmiddelen, als dagelijks gemiddelde, door een bestaande installatie wanneer deze werkt in normale voorwaarden, met het voorziene rendement, buiten de start-, stopzettings- en onderhoudsoperaties van de uitrusting, wordt beschouwd als een belangrijke wijziging als ze een verhoging van de emissies van vluchtige organische verbindingen meebrengt van meer dan 25%. In de gevallen waarin een bestaande installatie een belangrijke wijziging ondergaat of voor de eerste keer binnen het toepassingsgebied van dit besluit valt als gevolg van een belangrijke wijziging, wordt het gedeelte van de installatie dat deze belangrijke wijziging ondergaat ofwel behandeld als een nieuwe installatie, ofwel als een bestaande installatie als de totale uitstoot van de gehele installatie het niveau niet overschrijdt dat bereikt zou zijn als het gedeelte dat de belangrijke wijziging ondergaan heeft behandeld was geweest als een nieuwe installatie. "
Art.4. In artikel 13, paragraaf 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt de tweede lid geschrapt.
Art.5. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor installaties voor de fabricage van schoeisel en pantoffels of delen daarvan, wordt een tweede lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur maar niet de reiniging van de werkstukken. "
Art.6. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2 vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.7. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, worden de leden 3 tot 5 vervangen als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.8. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor installaties voor de bewerking van rubber, wordt een tweede lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken."
Art.9. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011 en 21 november 2013, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.10. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, wordt de 3de lid vervangen als volgt :
"Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.".
Art.11. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor wikkeldraadcoatinginstallaties, wordt een derde lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.".
Art.12. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.13. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, worden de leden 3 tot 5 vervangen als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.14. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor installaties voor de vervaardiging van geneesmiddelen, wordt een derde lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.".
Art.15. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.16. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, worden de leden 3 tot 5 vervangen als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.17. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor leercoatinginstallaties, worden een derde en een vierde lid ingelast, die luiden als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.
De coatingwerkzaamheden omvatten niet de coating van substraten met metalen met behulp van elektroforese en chemische spuittechnieken. Als de coatingactiviteit ook een stap omvat waarbij hetzelfde artikel wordt bedrukt, ongeacht de daarbij gebruikte techniek, wordt deze stap als onderdeel van de coatingactiviteit beschouwd. Het als afzonderlijke activiteit uitgevoerde drukken is hierin evenwel niet inbegrepen, maar kan worden gedekt door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juli 2003 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde drukactiviteiten of bepaalde werkzaamheden van de grafische industrie zoals lakken en op film zetten, indien deze drukactiviteit binnen zijn toepassingsgebied valt.".
Art.18. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;"
Art.19. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, worden de leden 3 tot 5 vervangen als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.20. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor installaties voor het lamineren van hout en kunststof, wordt een derde lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.".
Art.21. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.22. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, worden de leden 3 tot 5 vervangen als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.23. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor installaties voor de extractie van plantaardige oliën en dierlijke vetten en de raffinage van plantaardige oliën, wordt een tweede lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.".
Art.24. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011 en 21 november 2013, wordt punt 2 vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.25. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, worden de leden 3 tot 5 vervangen als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.26. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor bepaalde coatingwerkzaamheden, worden een tweede en een derde lid ingelast, die luiden als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.
De coatingwerkzaamheden omvatten niet de coating van substraten met metalen met behulp van elektroforese en chemische spuittechnieken. Als de coatingactiviteit ook een stap omvat waarbij hetzelfde artikel wordt bedrukt, ongeacht de daarbij gebruikte techniek, wordt deze stap als onderdeel van de coatingactiviteit beschouwd. Het als afzonderlijke activiteit uitgevoerde drukken is hierin evenwel niet inbegrepen, maar kan worden gedekt door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juli 2003 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde drukactiviteiten of bepaalde werkzaamheden van de grafische industrie zoals lakken en op film zetten, indien deze drukactiviteit binnen zijn toepassingsgebied valt. ".
Art.27. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.28. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, worden de leden 4 tot 6 vervangen als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.29. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor installaties voor het impregneren van houten oppervlakken, eerste paragraaf, wordt een tweede lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.".
Art.30. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.31. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013, worden de leden 3 tot 5 vervangen als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.32. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van donderdag 15 mei 2003 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor bepaalde installaties voor het overspuiten van voertuigen of voertuigonderdelen die gebruik maken van oplosmiddelen, wordt een tweede lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.".
Art.33. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2006, 3 maart 2011 en 21 november 2013, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.34. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juli 2003 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen in installaties voor de vervaardiging van vernis, lak, verf, inkt en pigmenten die gebruik maken van oplosmiddelen, wordt een tweede lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.".
Art.35. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011 en 21 november 2013, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.36. In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, die luidt als volgt :
"De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd. Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne ten minste drie meetwaarden geregistreerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.37. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juli 2003 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde drukactiviteiten of bepaalde werkzaamheden van de grafische industrie zoals lakken en op film zetten, eerste paragraaf, wordt een tweede lid ingelast, die luidt als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken.".
Art.38. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;".
Art.39. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt :
1° In eerste paragraaf, wordt de tweede lid geschrapt.
2° Een paragraaf 5 wordt toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 5. De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit.".
Art.40. In artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juli 2003 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde installaties in de voertuigcoatingindustrie die gebruik maken van oplosmiddelen, worden een derde en een vierde lid ingelast, die luiden als volgt :
"De activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de werkstukken."
De coatingwerkzaamheden omvatten niet de coating van substraten met metalen met behulp van elektroforese en chemische spuittechnieken. Als de coatingactiviteit ook een stap omvat waarbij hetzelfde artikel wordt bedrukt, ongeacht de daarbij gebruikte techniek, wordt deze stap als onderdeel van de coatingactiviteit beschouwd. Het als afzonderlijke activiteit uitgevoerde drukken is hierin evenwel niet inbegrepen, maar kan worden gedekt door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juli 2003 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde drukactiviteiten of bepaalde werkzaamheden van de grafische industrie zoals lakken en op film zetten, indien deze drukactiviteit binnen zijn toepassingsgebied valt. ".
Art.41. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011 en 21 november 2013, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;"
Art.42. In artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juli 2003 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen in installaties voor oppervlaktereiniging, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011, wordt punt 2° vervangen als volgt :
"2° 'bestaande installatie': een installatie die in bedrijf is op 29 maart 1999 of die vóór 1 april 2001 een milieuvergunning heeft verkregen, of waarvan de exploitant vóór 1 april 2001 een volledige aanvraag voor een milieuvergunning heeft ingediend, mits die installatie uiterlijk 1 april 2002 in gebruik is genomen;"
Art.43. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt :
1° In eerste paragraaf, wordt de tweede lid geschrapt.
2° Een paragraaf 5 wordt toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 5. De metingen van de emissies gebeuren volgens de volgende modaliteiten :
1° Rookkanalen waarop nabehandelingsapparatuur is aangesloten en die aan de uitlaatzijde gemiddeld in totaal meer dan 10 kg organische koolstof per uur uitwerpen, moeten doorlopend op naleving van de emissiegrenswaarden worden gecontroleerd.
2° In de andere gevallen worden continue of periodieke metingen uitgevoerd.
3° Metingen zijn niet vereist indien nabehandelingsapparatuur aan het einde van de pijp niet noodzakelijk is om te voldoen aan dit besluit."
Art.44. Artikel 5 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2002 betreffende de verbranding en de meeverbranding van afval wordt gewijzigd als volgt :
1° De eerste zin van lid 3 wordt vervangen als volgt : "Voordat gevaarlijke afvalstoffen bij de afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie worden aanvaard, vergaart de exploitant de beschikbare informatie over de afvalstoffen teneinde te verifiëren of aan de vergunningsvoorwaarden van artikel 4bis, paragraaf 2 is voldaan.";
2° Lid 4, punt 1° wordt vervangen als volgt : "1° controle van de documenten die vereist zijn op grond van de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen en in voorkomend geval op grond van de bepalingen van verordening (EG) Nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen en de wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen;";
3° In lid 4, punt 2, wordt de laatste zin vervangen als volgt : "Deze monsters worden gedurende ten minste een maand na de verbranding of meeverbranding van de betrokken afvalstoffen bewaard..".
Art.45. In artikel 6, paragraaf 7 van hetzelfde besluit worden de woorden "Ziekenhuisafval moet direct in de oven worden geplaatst" vervangen door "Infectieus ziekenhuisafval wordt direct in de oven geplaatst".
Art.46. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de paragrafen 4 en 5 respectievelijk vervangen als volgt :
" § 4. De emissiegrenswaarden zijn van toepassing op het punt waar het afvalwater afkomstig van de reiniging van afgassen die de vervuilende stoffen bevatten bedoeld in bijlage IV wordt afgevoerd uit de verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie.
Wanneer het bij de reiniging van afgassen ontstane afvalwater buiten de verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie wordt gezuiverd in een zuiveringsinstallatie die uitsluitend voor de zuivering van dit type afvalwater is bestemd, zijn de emissiegrenswaarden vermeld in bijlage IV van toepassing op het punt waar het afvalwater de zuiveringsinstallatie verlaat.
In geen geval mag afvalwater worden verdund om te voldoen aan de emissiegrenswaarden vermeld in bijlage IV.
§ 5. Als het bij de reiniging van afgassen ontstane afvalwater hetzij ter plaatse, hetzij op een andere locatie gezamenlijk met afvalwater uit andere bronnen wordt gezuiverd, verricht de exploitant de in artikel 11 vastgelegde metingen volgens de volgende modaliteiten :
1° op de afvalwaterstroom van de afgasreinigingsprocessen vóór de uitmonding daarvan op de gezamenlijke afvalwaterzuiveringsinstallatie;
2° op de andere afvalwaterstroom of -stromen vóór de uitmonding daarvan op de gezamenlijke afvalwaterzuiveringsinstallatie;
3° op het punt waar het afvalwater na de zuivering uiteindelijk door de afvalverbrandingsinstallatie of de meeverbrandingsinstallatie wordt geloosd.
De exploitant dient de passende massabalansberekeningen uit te voeren om te bepalen welke emissieniveaus op het uiteindelijke lozingspunt van het afvalwater kunnen worden toegeschreven aan het bij de reiniging van afgassen ontstane afvalwater, om te controleren of de in bijlage IV opgegeven emissiegrenswaarden voor de afvalwaterstromen afkomstig van de reiniging van afgassen worden nageleefd.
In geen geval mag het afvalwater worden verdund om te voldoen aan de emissiegrenswaarden vermeld in bijlage IV. ".
Art.47. In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt lid 3 vervangen als volgt :
"Onverminderd artikel 6, paragraaf 3, 3°, gaat de afvalverbrandingsinstallatie of de afvalmeeverbrandingsinstallatie, of gaan de afzonderlijke ovens die deel uitmaken van een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bij overschrijding van de emissiegrenswaarden in geen geval meer dan vier uur ononderbroken door met de verbranding van afval. De totale tijdsduur gedurende welke een installatie in die omstandigheden in werking is, mag per jaar niet meer bedragen dan 60 uur. Die tijdslimiet geldt voor die ovens die verbonden zijn met één enkel afgasreinigingsapparaat. "
Art.48. In artikel 21 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2013 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging door industriële emissies wordt tussen de eerste en de tweede lid een nieuwe lid ingelast die luidt als volgt :
"Die informatie-uitwisselingen krachtens het voornoemde artikel 13 § 2 van de ordonnantie van 5 juni 1997 en de eerste lid dienen als basis voor de nodige inspraak in het kader van de bilaterale betrekkingen met het betrokken Gewest of de betrokken Staat, volgens het beginsel van wederkerigheid en gelijkwaardigheid. ".
Art.49. Dit besluit treedt in werking op de dertigste dag na die waarop het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 50. De minister die bevoegd is voor Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.