16 DECEMBER 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu
Art. 1
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM
Art. 2-23
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
Art. 24
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het VLAREL
Art. 25-28
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en Slotbepalingen
Art. 29-30
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de omzetting van richtlijn 2015/1480/EU van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit.
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM
Art.2. In artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in "Definities geluid (hoofdstukken 2.2, 4.5, 5.32 en 6.7)" worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de definitie "belangrijke luchthaven" wordt de zinsnede ", en de vliegvelden ingedeeld in rubriek 57, klasse 1" vervangen door de zinsnede: "met uitsluiting van oefenvluchten met lichte vliegtuigen;";
b) tussen de definitie "belangrijke luchthaven" en de definitie "geluidsbelastingkaart" wordt een definitie "licht vliegtuig" ingevoegd die luidt als volgt:
" - "licht vliegtuig": vliegtuig ingedeeld in ICAO Wake Turbulence Category `Light'";
c) in de definitie "geluidsbelastingkaart" wordt het woord "milieukwaliteitsnormen" vervangen door het woord "drempelwaarden";
d) de definitie "geluidsactieprogramma's" wordt vervangen door wat volgt:
""geluidsactieplannen": plannen bedoeld voor de beheersing van lawaai-uitstoot en lawaai-effecten, waar nodig met inbegrip van lawaaivermindering;";
e) de definitie "milieukwaliteitsnormen" wordt opgeheven;
f) er wordt een definitie "drempelwaarde" toegevoegd die luidt als volgt:
"-"drempelwaarde": waarde van Lden of Lnight, en waar passend Lday en Levening, als bepaald door de Vlaamse Regering, bij overschrijding waarvan de bevoegde instanties beperkingsmaatregelen in overweging nemen of opleggen; de drempelwaarden kunnen verschillend zijn voor verschillende typen lawaai (lawaai door weg-, spoorweg- of luchtverkeer, industrielawaai enz.), verschillende omgevingen en verschillende gevoeligheden van bevolkingsgroepen voor lawaai; zij kunnen ook verschillend zijn voor bestaande en nieuwe situaties (bij verandering van de situatie wat de geluidsbron of het omgevingsgebruik betreft);";
2° de subtitel "Definities werkzaamheden aan bepaalde installaties met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen (hoofdstuk 4.4 (afdeling 4.4.8), hoofdstuk 5.2 (artikel 5.2.2.5.2, § 9), hoofdstuk 5.15 (artikel 5.15.0.8), hoofdstuk 5.16 (artikel 5.16.3.3, § 1bis), hoofdstuk 5bis.15.5 (artikel 5bis.15.5.2.3, § 1, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, en artikel 5bis.15.5.4.5.7, § 2), hoofdstuk 5bis.19.8 (artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, en artikel 5bis.19.8.4.8.7, § 2) en hoofdstuk 6.8 (artikel 6.8.1.1 en afdeling 6.8.2 tot en met 6.8.5)" wordt vervangen door de subtitel "Definities werkzaamheden aan bepaalde installaties met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen (hoofdstuk 4.4 (afdeling 4.4.8), hoofdstuk 5.2 (artikel 5.2.2.5.2, § 9), hoofdstuk 5.15 (artikel 5.15.0.8), hoofdstuk 5.16 (artikel 5.16.3.3, § 1bis), hoofdstuk 5bis.15.5 (artikel 5bis.15.5.2.3, § 1, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, en artikel 5bis.15.5.4.5.7, § 2), hoofdstuk 5bis.19.8 (artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, en artikel 5bis.19.8.4.8.7, § 2) en hoofdstuk 6.8 (artikel 6.8.1.1 en afdeling 6.8.2 tot en met 6.8.6)";
3° aan definities werkzaamheden aan bepaalde installaties met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen (hoofdstuk 4.4 (afdeling 4.4.8), hoofdstuk 5.2 (artikel 5.2.2.5.2, § 9), hoofdstuk 5.15 (artikel 5.15.0.8), hoofdstuk 5.16 (artikel 5.16.3.3, § 1bis), hoofdstuk 5bis.15.5 (artikel 5bis.15.5.2.3, § 1, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, en artikel 5bis.15.5.4.5.7, § 2), hoofdstuk 5bis.19.8 (artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, en artikel 5bis.19.8.4.8.7, § 2) en hoofdstuk 6.8 (artikel 6.8.1.1 en afdeling 6.8.2 tot en met 6.8.6)" worden een punt 9° en een punt 10° toegevoegd, die luiden als volgt:
"9° koelwagen: een motorvoertuig met een gewicht van meer dan 3,5 ton dat primair bestemd en gebouwd is om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust;
10° koelaanhangwagen: een voertuig dat bestemd en gebouwd is om door een vrachtwagen of een trekker te worden gesleept, primair om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust.".
Art.3. In artikel 2.2.0.1 van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "voor geluid" en de woorden "worden vastgesteld" de woorden "en beleidstaken ter zake" ingevoegd.
Art.4. Afdeling 2.2.3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 2.2.4.1.1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "een geluidsplanning en het opstellen van geluidsactieprogramma's" vervangen door het woord "geluidsactieplannen".
Art.6. In artikel 2.2.4.2.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "geluidsplanning en geluidsactieprogramma's" worden telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
2° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
"4° het in overweging nemen van en desgevallend voorstellen van beperkingsmaatregelen aan de Vlaamse Regering in geval van overschrijding van de toepasselijke drempelwaarden voor omgevingslawaai;".
Art.7. In artikel 2.2.4.3.1, § 7, van hetzelfde besluit worden de woorden "en de daarmee samenhangende geluidsplanning" opgeheven.
Art.8. In het opschrift van subafdeling 2.2.4.4 van hetzelfde besluit wordt het woord "geluidsactieprogramma's" vervangen door het woord "geluidsactieplannen".
Art.9. In artikel 2.2.4.4.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, 2 en 3 worden de woorden "geluidsplanning en de geluidsactieprogramma's" telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
2° in paragraaf 4, 6, 7 en 8, eerste zin, wordt het woord "geluidsactieprogramma's" telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
3° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt:
" § 5. De uitgewerkte maatregelen zijn gericht op het oplossen van prioritaire problemen die kunnen worden bepaald op grond van de overschrijding van toepasselijke drempelwaarden of andere criteria, die door de Vlaamse Regering zijn vastgesteld, en zijn in de eerste plaats van toepassing op de belangrijkste zones zoals vastgesteld in de strategische geluidsbelastingkaarten.";
4° in paragraaf 8, 1°, 3° en 4°, worden de woorden "geluidsplanning en geluidsactieprogramma's" telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen".
Art.10. In artikel 2.2.4.5.1 van hetzelfde besluit worden de woorden ", de geluidsplanning en geluidsactieprogramma's" vervangen door de woorden "en geluidsactieplannen".
Art.11. In artikel 2.2.4.6.1, 4°, van hetzelfde besluit, wordt het woord "milieukwaliteitsnormen" vervangen door het woord "drempelwaarden".
Art.12. Aan afdeling 4.4.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt een artikel 4.4.8.4 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 4.4.8.4. De volgende werkzaamheden aan koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, mogen alleen uitgevoerd worden door een erkende koeltechnicus als vermeld in artikel 6, 2°, e), van het VLAREL, die in het bezit is van een certificaat van de overeenkomstige categorie:
1° installatie, onderhoud, reparatie en buitendienststelling;
2° controles op lekkage van koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens als vermeld in artikel 4 van verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006;
3° terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen.
Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die in het bezit is van een inschrijvingsbewijs voor een opleiding om het certificaat te behalen voor de betreffende categorie, vermeld in artikel 17/1, 2°, van het VLAREL, op voorwaarde dat hij de werkzaamheden uitvoert onder toezicht van een erkende koeltechnicus die houder is van een certificaat van de betreffende categorie en die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de correcte uitvoering van de werkzaamheden. Deze vrijstelling van erkenningsverplichting is gedurende maximaal twee jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving voor de opleiding, toegestaan en vervalt indien de persoon een erkenning als koeltechnicus voor de desbetreffende categorie als vermeld in artikel 6, 2°, e), van het VLAREL behaalt. De betrokkene legt op verzoek van de bevoegde toezichthouder een bewijs van inschrijving voor.
Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, lid 3, van de uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat.
Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op fabricage- en reparatieactiviteiten op vestigingsplaatsen van de fabrikant voor koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten.".
Art.13. Aan hoofdstuk 6.8 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt een afdeling 6.8.6 die bestaat uit artikel 6.8.6.1 toegevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling 6.8.6. - Niet-ingedeelde koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens
Art. 6.8.6.1. De volgende werkzaamheden aan koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten mogen alleen uitgevoerd worden door een erkende koeltechnicus als vermeld in artikel 6, 2°, e), van het VLAREL, die in het bezit is van een certificaat van de overeenkomstige categorie:
1° installatie, onderhoud, reparatie en buitendienststelling;
2° controles op lekkage van koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens als vermeld in artikel 4 van verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006;
3° terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen.
Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die in het bezit is van een inschrijvingsbewijs voor een opleiding om het certificaat te behalen voor de betreffende categorie, vermeld in artikel 17/1, 2°, van het VLAREL, op voorwaarde dat hij de werkzaamheden uitvoert onder toezicht van een erkende koeltechnicus die houder is van een certificaat van de betreffende categorie en die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de correcte uitvoering van de werkzaamheden. Deze vrijstelling van erkenningsverplichting is gedurende maximaal twee jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving voor de opleiding, toegestaan en vervalt indien de persoon een erkenning als koeltechnicus voor de desbetreffende categorie als vermeld in artikel 6, 2°, e), van het VLAREL behaalt. De betrokkene legt op verzoek van de bevoegde toezichthouder een bewijs van inschrijving voor.
Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, lid 3, van de uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat.
Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op fabricage- en reparatieactiviteiten op vestigingsplaatsen van de fabrikant voor koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten.".
Art.14. In bijlage 2.2.4.1 van hetzelfde besluit wordt het woord "milieukwaliteitsnormen" vervangen door het woord "drempelwaarden".
Art.15. In bijlage 2.2.4.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "geluidsactieprogramma's" wordt telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
2° het woord "milieukwaliteitsnorm" wordt vervangen door het woord "drempelwaarde".
Art.16. In bijlage 2.2.4.5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "geluidsactieprogramma's" wordt telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
2° de woorden "de toepasselijke milieukwaliteitsnormen" worden vervangen door de woorden "eventuele drempelwaarden overeenkomstig artikel 2.2.4.6.1, 4° ;";
3° het woord "geluidsactieprogramma" wordt vervangen door het woord "geluidsactieplan".
Art.17. In bijlage 2.2.4.6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "geluidsactieprogramma's" wordt telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
2° het woord "geluidsactieprogramma" wordt telkens vervangen door het woord "geluidsactieplan".
Art.18. In bijlage 2.5.3.1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, wordt punt 1 van deel C vervangen door wat volgt:
"1. Om de nauwkeurigheid van de metingen en de naleving van de gegevenskwaliteitsdoelstellingen vastgesteld in deel A, te garanderen, zien de krachtens artikel 2.5.2.1.3 aangewezen bevoegde instanties en organen erop toe dat:
- alle metingen die worden uitgevoerd in samenhang met de beoordeling van de luchtkwaliteit overeenkomstig artikel 2.5.2.2.2 en 2.5.2.2.5, traceerbaar zijn overeenkomstig de voorschriften van de geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria;
- de instellingen die netwerken en individuele stations beheren, beschikken over een functionerend kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontrolesysteem dat voorziet in geregeld onderhoud om de voortdurende nauwkeurigheid van de meetapparaten te garanderen. Het kwaliteitssysteem wordt wanneer dat nodig is, maar ten minste om de vijf jaar, geëvalueerd door het betrokken referentielaboratorium;
- er een kwaliteitsborgings- of kwaliteitscontroleproces wordt ingevoerd voor de gegevensvergaring en -rapportage en dat de instellingen die met die taak belast zijn actief deelnemen aan de desbetreffende EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's;
- de referentielaboratoria worden aangewezen door de krachtens artikel 2.5.2.1.3 aangewezen bevoegde instanties of organen en geaccrediteerd zijn voor de referentiemethoden, vermeld in bijlage 2.5.3.6, ten minste voor die verontreinigende stoffen waarvoor de concentraties boven de onderste beoordelingsdrempel liggen, overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht. Deze laboratoria zijn ook verantwoordelijk voor de coördinatie op gewestelijk niveau van de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie zullen worden georganiseerd, en zij zijn tevens verantwoordelijk voor de coördinatie op gewestelijk niveau van de correcte toepassing van referentiemethoden en het bewijs van de gelijkwaardigheid van niet-referentiemethoden. Referentielaboratoria die gewestelijk ringonderzoek organiseren, moeten ook geaccrediteerd zijn overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor bekwaamheidstests;
- de referentielaboratoria ten minste om de drie jaar deelnemen aan de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie worden georganiseerd. Als deze deelname onbevredigende resultaten oplevert, moet het laboratorium bij zijn volgende deelname aan een ringonderzoek aantonen dat het bevredigende herstelmaatregelen heeft genomen en hierover aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek rapporteren;
- de referentielaboratoria de werkzaamheden van het door de Commissie opgerichte Europese netwerk van nationale referentielaboratoria ondersteunen.".
Art.19. In bijlage 2.5.3.3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, worden de volgende wijzigingen aan gebracht:
1° deel C wordt vervangen door wat volgt:
"C. Situering van de bemonsteringspunten op microschaal
Voor zover ze uitvoerbaar zijn, zijn de volgende overwegingen van toepassing:
- de luchtstroom rond de inlaat van de bemonsteringsbuis is onbelemmerd (in het algemeen binnen een hoek van ten minste 270° of 180° voor monsternemingspunten aan de rooilijn), zonder enige verstoring van de luchtstroom in de omgeving van de inlaat (normaal wordt enkele meters afstand gehouden van gebouwen, balkons, bomen en andere obstakels en monsternemingspunten die representatief zijn voor de luchtkwaliteit aan de rooilijn bevinden zich minstens op een afstand van 0,5 meter van het dichtstbijzijnde gebouw);
- de hoogte van de inlaat boven de grond ligt in het algemeen tussen 1,5 meter (ademhalingshoogte) en 4 meter. Een grotere hoogte kan ook nuttig zijn als het station representatief moet zijn voor een groot gebied en elke afwijking wordt volledig gedocumenteerd;
- de inlaat bevindt zich niet in de directe nabijheid van bronnen om te voorkomen dat de uitstoot daarvan rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt;
- de uitlaat van het bemonsteringsapparaat bevindt zich op een zodanige plaats dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis terecht kan komen;
- voor alle verontreinigende stoffen zijn de verkeersgerichte bemonsteringsbuizen ten minste 25 meter van de rand van grote kruispunten en niet meer dan 10 meter van de wegrand verwijderd. Een groot kruispunt is een kruispunt waardoor de verkeersstroom wordt onderbroken en de uitstoot verschilt (stop-and-goverkeer) ten opzichte van het overige gedeelte van de weg.
Ook met de volgende factoren kan rekening worden gehouden:
- storende bronnen;
- beveiliging;
- toegankelijkheid;
- beschikbaarheid van elektriciteit en telefoonlijnen;
- zichtbaarheid ten opzichte van de omgeving;
- veiligheid van publiek en bedieners;
- de wenselijkheid om de bemonsteringspunten voor verschillende verontreinigde stoffen op dezelfde plaats onder te brengen;
- eisen in verband met ruimtelijke ordening."
Elke afwijking van de criteria, genoemd in dit deel, wordt volledig gedocumenteerd overeenkomstig de procedures, vermeld in deel D.";
2° deel D wordt vervangen door wat volgt:
"D. Documentatie en toetsing van de gekozen locaties
De krachtens artikel 2.5.2.1.3 aangewezen instanties documenteren voor alle zones en agglomeraties de procedures voor de keuze van de locaties volledig en registreren informatie om het ontwerp van het netwerk en de keuze van de locaties voor alle meetpunten te ondersteunen. De documentatie omvat foto's in verschillende windrichtingen van de omgeving van de meetlocaties en gedetailleerde kaarten. Als aanvullende methoden worden toegepast in een zone of agglomeratie, omvat de documentatie bijzonderheden van deze methoden en informatie over hoe aan de criteria, vermeld in artikel 2.5.2.2.3, § 3, wordt voldaan. De documentatie wordt bijgewerkt wanneer dat nodig is en ten minste om de vijf jaar geëvalueerd om te garanderen dat de selectiecriteria, het ontwerp van het netwerk en de locaties van de meetpunten te allen tijde geldig en optimaal blijven. Als de Commissie documentatie opvraagt, moet deze binnen drie maanden na indiening van het verzoek worden verstrekt.".
Art.20. In bijlage 2.5.3.6 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° deel A wordt vervangen door wat volgt:
"A. REFERENTIEMETHODEN
1. Referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide
De referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide wordt beschreven in EN 14212:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet fluorescence".
2. Referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden
De referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden wordt beschreven in EN 14211:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide by chemiluminescence".
3. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van lood
De referentiemethode voor het bemonsteren van lood wordt beschreven in deel A, punt 4. De referentiemethode voor het meten van lood wordt beschreven in EN 14902:2005 "Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter".
4. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM10
De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM10 wordt beschreven in EN 12341:2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter".
5. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM2,5
De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM2,5 wordt beschreven in EN 12341:2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter".
6. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van benzeen
De referentiemethode voor het meten van benzeen wordt beschreven in EN 14662:2005, delen 1, 2 en 3 "Ambient air quality - Standard method for the measurement of benzene concentrations".
7. Referentiemethode voor het meten van koolmonoxide
De referentiemethode voor het meten van koolmonoxide wordt beschreven in EN 14626:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of carbon monoxide by non- dispersive infrared spectroscopy".
8. Referentiemethode voor het meten van ozon
De referentiemethode voor het meten van ozon wordt beschreven in EN 14625:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of ozone by ultraviolet photometry".";
2° deel D wordt opgeheven;
3° deel E wordt vervangen door wat volgt:
"E. Om aan te tonen dat de uitrusting aan de prestatievereisten van de referentiemethoden, vermeld in deel A van deze bijlage, voldoet, moeten de krachtens artikel 2.5.2.1.3 aangewezen bevoegde instanties en organen de testverslagen aanvaarden die in andere lidstaten zijn opgesteld mits de beproevingslaboratoria overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd.
De gedetailleerde testverslagen en alle testresultaten worden ter beschikking gesteld van de andere bevoegde instanties of de aangewezen organen daarvan. Uit de testverslagen moet blijken dat de uitrusting aan alle prestatievereisten voldoet, ook als bepaalde milieu- of plaatselijke omstandigheden specifiek zijn voor een lidstaat en niet overeenstemmen met de omstandigheden waarin de uitrusting reeds is getest en waarin reeds een typetest is uitgevoerd in een andere lidstaat.".
Art.21. In bijlage 2.5.3.9 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, wordt deel A vervangen door wat volgt:
"A. MINIMUMAANTAL BEMONSTERINGSPUNTEN VOOR VASTE METINGEN VAN DE OZONCONCENTRATIES
Minimumaantal bemonsteringspunten voor continue vaste metingen om op plaatsen waar dergelijke metingen de enige bron van gegevens zijn, te beoordelen of de streefwaarden, langetermijndoelstellingen en informatie- en alarmdrempels worden nageleefd.
Bevolking (x 1 000) | Agglomeratie (1) | Andere zones (1) | Plattelandsachtergrond |
< 250 | 1 | Voor alle zones van het land (2) gemiddeld 1 station/50 000 km2 | |
< 500 | 1 | 2 | |
< 1 000 | 2 | 2 | |
< 1 500 | 3 | 3 | |
< 2 000 | 3 | 4 | |
< 2 750 | 4 | 5 | |
< 3 750 | 5 | 6 | |
> 3 750 | 1 extra station per 2 miljoen inwoners | 1 extra station per 2 miljoen inwoners | |
Benzo(a) pyreen | Arseen, cadmium en nikkel | Andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen, totaal gasvormig kwik | Totale depositie | |
- Onzekerheid | ||||
Vaste en indicatieve metingen | 50% | 40% | 50% | 70% |
Modellen | 60% | 60% | 60% | 60% |
- Minimale gegevensvastlegging | 90% | 90% | 90% | 90% |
- Minimaal verstreken tijd | ||||
Vaste metingen (1) | 33% | 50% | ||
Indicatieve metingen (1)(2) | 14% | 14% | 14% | 33% |
40/1, 7° | De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e): 7° beschikt over een vertaling van zijn certificaat van categorie I, II, III of IV naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven; |
40/1, 8° | De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e): 8° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de koelwagen of koelaanhangwagen die een koeleenheid met gefluoreerde broeikasgassen bevat: a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koeleenheid waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt: 1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid en eveneens in ton CO2-equivalent; 2) het type koelmiddel; 3) indien bij de koeleenheid gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf; 4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koeleenheid uitgevoerd heeft; b) als gefluoreerde broeikasgassen werden bijgevuld of afgetapt: 1) het type koelmiddel; 2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid; 3) de datum van bijvulling of aftapping; 4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft; c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 uitgevoerd worden: 1) de datum van de lekkagecontrole; 2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft; d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is; e) bij een buitendienststelling: 1) de datum van de buitendienststelling; 2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen terug te winnen en te verwijderen; 3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de installatie buiten dienst gesteld heeft; |
40/1, 9° | De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e): 9° houdt de registraties als vermeld in punt 8° ten minste vijf jaar bij. |