Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip "gemiddeld dagloon" wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht (NOTA : bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij W2016-12-25/48, art. 36)



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001022466 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip "gemiddeld dagloon" wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 november 2015, worden het tweede tot en met vijfde lid vervangen als volgt :
  "In afwijking van het vorige lid is het loon dat als berekeningsbasis geldt voor de uitkeringen verschuldigd ter uitvoering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen echter gelijk aan het gemiddeld dagloon waarop de werknemer normaal recht had op de laatste dag van het tweede kwartaal dat voorafgaat aan dat waarin het risico zich voordoet, voor zover zijn tewerkstelling nadien stabiel is gebleven tot op het tijdstip waarop het risico zich voordoet. Voor de toepassing van dit lid is de tewerkstelling stabiel gebleven als de kenmerken van de arbeidsverhouding als werknemer, bepaald in de specifieke regelgeving, onveranderd blijven. Bijzondere periodes van de arbeidsverhouding, zoals gepreciseerd in deze specifieke regelgeving, vormen daarbij afzonderlijke tewerkstellingen.
  Het gemiddeld dagloon zoals bedoeld in het eerste en tweede lid omvat alle bedragen of voordelen waarop de werknemer ter uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst aanspraak kan maken en waarop inhoudingen voor de sociale zekerheid verschuldigd zijn, met uitsluiting van het bijkomend vakantiegeld en het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971. Voor de werknemers bedoeld in artikel 31ter, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt als gemiddeld dagloon beschouwd, het loon bedoeld in artikel 41bis van het voormelde koninklijk besluit. Voor de werknemers als bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, wordt als gemiddeld dagloon beschouwd het flexiloon als bedoeld in artikel 3, 2°, van dezelfde wet en het flexivakantiegeld als bedoeld in artikel 3, 6°, van dezelfde wet.
  Wat de sectoren werkloosheid en verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen betreft, worden de premies en gelijkaardige voordelen die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het kwartaal van hun aangifte aan de inningsinstelling van de sociale zekerheidsbijdragen, geacht geen deel uit te maken van de in het derde lid bedoelde bedragen en voordelen.
  Wat de sector verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen betreft, wordt het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971, echter geacht deel uit te maken van de in het derde lid bedoelde bedragen en voordelen, op voorwaarde dat het minstens 10 % van deze bedragen en voordelen vertegenwoordigt gedurende de hierna omschreven referteperiode:
  a) in geval van toepassing van het eerste lid, is de referteperiode, afhankelijk van de aanvang van de betrokken tewerkstelling, het hele of het gedeelte van het kwartaal dat voorafgaat aan dat waarin het risico zich voordoet, of als de betrokken tewerkstelling slechts tijdens het lopende kwartaal aanvat, het tijdvak vanaf de aanvang van deze tewerkstelling tot het tijdstip waarop het risico zich voordoet;
  b) in geval van toepassing van het tweede lid, is de referteperiode, afhankelijk van de aanvang van de laatste stabiele tewerkstelling verricht tot het tijdstip waarop het risico zich voordoet, het hele of het gedeelte van het tweede kwartaal dat voorafgaat aan dat waarin het risico zich voordoet.
  Wat eveneens de sector verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen betreft, wordt de bezoldiging voor een overuur in de horecasector als bedoeld bij artikel 3, 5°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken steeds geacht deel uit te maken van de in het derde lid bedoelde bedragen en voordelen.
  In afwijking van het eerste en tweede lid wordt het gemiddeld dagloon bedoeld in de vorige leden echter niet in aanmerking genomen om de uitkering te bepalen die toegekend wordt in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de borstvoedingspauzes die aan de betrokken werkneemsters worden toegestaan overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen van de arbeidsreglementering. Het loon dat als berekeningsbasis geldt voor de uitkering voor borstvoedingspauze is het gemiddeld uurloon zoals bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 223quater van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. ".

Art.2. In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de woorden "artikel 2, tweede tot vierde lid" telkens vervangen door de woorden "artikel 2, derde tot vijfde lid".

Art.3. In artikel 4 van hetzelfde besluit, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt :
  "3° de voorwaarden waaronder een ander tijdstip dan het tijdstip waarop het risico zich voordoet, of de laatste dag van het tweede kwartaal dat voorafgaat aan dat waarin het risico zich voordoet, in aanmerking wordt genomen voor de toepassing van artikel 2, eerste en tweede lid en artikel 3;".

Art.4. Dit besluit treedt in werking op 30 december 2016 en is van toepassing op de risico's die vanaf deze datum plaatsvinden.

Art. 5. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.