15 MAART 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 januari 1999 tot bepaling van het bedrag en de wijze van betaling van de kosten en rechten verbonden aan het Europese milieukeurmerk
Art. 1-7
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 januari 1999 tot bepaling van het bedrag en de wijze van betaling van de kosten en rechten verbonden aan het Europese milieukeurmerk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 2003 en bij het koninklijk besluit van 23 februari 2011 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "of iedere hernieuwing van een aanvraag na herziening van de criteria," ingevoegd tussen het woord "keurmerk" en de woorden "wordt een";
2° het tweede lid, wordt vervangen als volgt:
"Overeenkomstig bijlage III van Verordening (EG) Nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur, wordt het bedrag van deze vergoeding vastgesteld op 2000 euro.";
3° artikel 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met twee leden, luidende:
Voor kleine en middelgrote ondernemingen en marktdeelnemers in de ontwikkelingslanden wordt het bedrag van deze vergoeding vastgesteld op 600 euro.
Voor micro-ondernemingen wordt het bedrag van deze vergoeding vastgesteld op 350 euro."
Art.2. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "gestort of overgeschreven worden op een daartoe bestemde rekening" vervangen door de woorden "betaald worden aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten".
Art.3. Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 23 februari 2011 wordt hersteld als volgt:
"Jaarlijkse vergoeding".
Art.4. Artikel 4 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 23 februari 2011, wordt hersteld als volgt:
"Art. 4. Iedere aanvrager die een keurmerk toegekend kreeg, wordt een jaarlijkse vergoeding aangerekend van 500 euro, te betalen binnen de dertig dagen na de datum van de toekenning van het keurmerk. De toekenning is opgeschort indien de jaarlijkse vergoeding niet is gestort binnen deze dertig dagen.
Voor kleine en middelgrote ondernemingen en marktdeelnemers in de ontwikkelingslanden wordt het bedrag van deze jaarlijkse vergoeding vastgesteld op 200 euro.
Voor micro-ondernemingen wordt er geen jaarlijkse vergoeding gevraagd.
De jaarlijkse vergoeding is verschuldigd voor elk jaar waarin het keurmerk wordt gebruikt, zelfs als de toekenning van het keurmerk wordt opgeschort of ingetrokken door de bevoegde instantie of als het gebruik van het keurmerk gestopt wordt door de aanvrager."
Art.5. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk II/1 ingevoegd tussen de artikelen 4 en 5, luidende "Inspectie vergoeding".
Art.6. Artikel 5 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 23 februari 2011, wordt hersteld als volgt:
"Art. 5. Wanneer buiten de lidstaat waar de bevoegde instantie gevestigd is, controle ter plaatse nodig is, wordt de aanvrager de inspectiekosten, aangerekend. Deze kosten zijn de werkelijke kosten van de verplaatsing, het verblijf, de audit en de per diem."
Art. 7. De minister bevoegd voor Leefmilieu en de Minister bevoegd voor Economie, zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.