22 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit, wat het sociaal statuut van de student-zelfstandige betreft, tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
Art. 1-5
Artikel 1. In artikel 3, 1° van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder b/1) wordt ingevoegd, luidende :
"b/1) de onderworpenen, die krachtens artikel 12bis, § 1 van bedoeld koninklijk besluit, niet bijdrageplichtig zijn of slechts een verminderde bijdrage verschuldigd zijn;";
2° in de bepaling onder c) worden de woorden "en b" opgeheven.
Art.2. Artikel 15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 juni 1991, wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende :
"3° de personen die de hoedanigheid van gerechtigde in de zin van artikel 3 verwierven gedurende het kalenderkwartaal volgend op een ononderbroken periode van minstens twee kalenderkwartalen waarvoor de student-zelfstandige met toepassing van artikel 12bis, § 1, 2., van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 een verminderde bijdrage betaald heeft.".
Art.3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 16/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 16/1. Wanneer iemand niet gedurende een ononderbroken periode van minstens twee kalenderkwartalen voorafgaandelijk het kalenderkwartaal waarin de hoedanigheid van gerechtigde in de zin van artikel 3 is verworven, als student-zelfstandige met toepassing van artikel 12bis, § 1, 2., van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 een verminderde bijdrage verschuldigd is, wordt het tijdvak waarvoor hij de voormelde verminderde bijdrage heeft betaald, afgetrokken van de krachtens artikel 14 opgelegde wachttijd, op voorwaarde dat hij de hoedanigheid van gerechtigde in de zin van artikel 3 heeft verworven gedurende het kalenderkwartaal volgend op het kalenderkwartaal waarvoor hij de voormelde verminderde bijdrage is verschuldigd.".
Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017.
Art. 5. De minister bevoegd voor sociale zaken en de minister bevoegd voor zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.