Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 NOVEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001009191 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in het eerste lid wordt de bepaling onder 3°, opgeheven bij het koninklijk besluit van 31 juli 2009, hersteld als volgt :
  "3° de leden van de griffies;";
  b) in het tweede lid worden tussen de woorden "De leden van de" en het woord "parketsecretariaten" de woorden "griffies en de" ingevoegd;
  c) het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin :
  "Zij zijn tevens uitgesloten van het recht op het verlof bedoeld in artikel 15.".

Art.2. Artikel 1, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2013, wordt vervangen als volgt :
  "De leden van de griffies en de parketsecretariaten, die titularis zijn van de graden van hoofdgriffier, van hoofdsecretaris, van griffier-hoofd van dienst en van secretaris-hoofd van dienst, zijn niettemin uitgesloten van het recht op :
  1° het verlof voor loopbaanonderbreking, met uitzondering van het verlof voor palliatieve zorg, het verlof voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van zijn gezin of aan een familielid tot in de tweede graad dat lijdt aan een ernstige ziekte en van het ouderschapsverlof;
  2° de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid;
  3° de vierdagenweek met premie;
  4° de vierdagenweek zonder premie;
  5° het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.".

Art.3. In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art.4. In artikel 1, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2010 en 7 oktober 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) de woorden `op de voorlopig benoemde personeelsleden' worden vervangen door de woorden `op de stagiairs';
  b) in de Franse tekst van de bepalingen onder 5° en 6° wordt het woord "à" ingevoegd voor de woorden " la semaine";
  c) in de Franse tekst van de bepaling onder 7° wordt het woord "le" vervangen door het woord "au".

Art.5. In de Franse tekst van artikel 1, § 4, 12° en 13°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2013, wordt het woord "à" ingevoegd voor de woorden "la semaine".

Art.6. In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 juli 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in het tweede lid wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt :
  "1° aan de griffiers-hoofden van dienst, secretarissen-hoofden van dienst, de griffiers en de secretarissen, naargelang het geval, door de hoofdgriffier of door de hoofdsecretaris;";
  b) het tweede lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 4° en 5°, luidende :
  " 4° aan de referendarissen en parketjuristen, door de magistraat-korpsoverste;
  5° aan de personeelsleden van de steundiensten bedoeld in de artikelen 183 en 185 van het Gerechtelijk Wetboek, door de directeur van de steundienst.".

Art.7. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 juni 2010, worden de woorden "van 64 tot 65 jaar" vervangen door de woorden "vanaf 64 jaar".

Art.8. In hetzelfde besluit wordt een artikel 94bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 94bis. Artikel 1, § 3 is van toepassing op personeelsleden die voorlopig benoemd zijn vóór 1 juli 2016.".

Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017 met uitzondering van de artikelen 4, a) en 8 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2016 en de artikelen 4, b) en c) en 5 die uitwerking hebben met ingang van 1 november 2013.

Art. 10. De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.