27 JUNI 2016. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de financiële modaliteiten inzake de verrichtingen bedoeld in de artikelen 54/1, §§ 3 en 4, en 54/2, § 3, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten
HOOFDSTUK 1. - Vaststelling van de af te rekenen saldi bij de eerste afrekening en de maandelijkse afrekeningen van de ontvangsten uit de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van het af te rekenen saldo in het kader van de toepassing van de gewestelijke belastingregels in de belasting van niet-inwoners
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Afrekening van de saldi
Art. 5
HOOFDSTUK 4. - Verwijlintresten, rechtzettingen en wijzigingen van rekeningnummers
Art. 6-8
HOOFDSTUK 5. - Wijzigings- en slotbepalingen
Art. 9-11
HOOFDSTUK 1. - Vaststelling van de af te rekenen saldi bij de eerste afrekening en de maandelijkse afrekeningen van de ontvangsten uit de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, worden de in artikel 5/1, § 1, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde ontvangsten van een gewest geacht te zijn geïnd :
1° wanneer die ontvangsten zijn opgenomen in een aanslag in de personenbelasting en negatief zijn : bij de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de aanslag is opgenomen, voor het volledige bedrag van die ontvangsten;
2° wanneer die ontvangsten zijn opgenomen in een aanslag in de personenbelasting, positief zijn en :
a) de aanslag resulteert in een terug te geven saldo, nul euro bedraagt of artikel 304, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 erop van toepassing is : bij de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de aanslag is opgenomen, voor het volledige bedrag van die ontvangsten van het gewest;
b) de aanslag resulteert in een door de belastingplichtige te betalen saldo :
1)voor het gedeelte van de ontvangsten van het gewest dat is geïnd bij wege van voorheffingen, voorafbetalingen, negatieve federale ontvangsten uit de personenbelasting of andere negatieve elementen : bij de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de aanslag is opgenomen;
2)voor het gedeelte van de ontvangsten van het gewest dat niet is geïnd bij wege van voorheffingen, voorafbetalingen, negatieve federale ontvangsten uit de personenbelasting of andere negatieve elementen : bij de ontvangst van een betaling voor de aanslag, in verhouding tot het gedeelte van het te betalen saldo dat wordt betaald.
Art.2. Het saldo van de eerste afrekening wordt voor een gewest en voor een bepaald aanslagjaar vastgesteld als het verschil tussen het 1° en 2° van artikel 54/1, § 4, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet.
Art.3. Het saldo van de maandelijkse afrekening van de ontvangsten en uitgaven van een gewest wordt voor alle aanslagjaren samen bepaald als het verschil tussen het 1° en 2° van artikel 54/1, § 4, tweede lid, van de dezelfde bijzondere wet.
HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van het af te rekenen saldo in het kader van de toepassing van de gewestelijke belastingregels in de belasting van niet-inwoners
Art.4. Het saldo van de maandelijkse afrekening van de toepassing van de belastingregels van een gewest in de belasting van niet-inwoners zoals bedoeld in artikel 54/2 van dezelfde bijzondere wet is voor een bepaalde maand de in die maand geïnde verschillen tussen :
1° de individueel berekende verschuldigde belasting zoals bedoeld in artikel 54/2, § 2, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet, (a);
2° de overeenstemmende referentiebelasting, zoals bedoeld in artikel 54/2, § 2, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet (b).
Het in het eerste lid bedoelde verschil (a - b) wordt geacht te zijn geïnd :
1° wanneer dat verschil negatief is : bij de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de aanslag is opgenomen, voor het volledige bedrag van het verschil;
2° wanneer dat verschil positief is en :
a) de aanslag resulteert in een terug te geven saldo, een saldo dat nul euro bedraagt of een saldo waarop artikel 304, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 van toepassing is : bij de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de aanslag is opgenomen, voor het volledige bedrag van het verschil;
b) de aanslag resulteert in een door te belastingplichtige te betalen saldo :
1) voor het gedeelte van het verschil dat is geïnd bij wege van voorheffingen, voorafbetalingen, negatieve federale ontvangsten uit de belasting van niet-inwoners en andere negatieve elementen die blijken uit de individueel berekende verschuldigde belasting : bij de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de aanslag is opgenomen;
2) voor het gedeelte van het verschil dat niet is geïnd bij wege van voorheffingen, voorafbetalingen, negatieve federale ontvangsten uit de belasting van niet-inwoners en andere negatieve elementen die blijken uit de individueel berekende verschuldigde belasting : bij de ontvangst van een betaling voor het te betalen saldo, in verhouding tot het gedeelte van de individueel verschuldigde belasting dat wordt betaald.
HOOFDSTUK 3. - Afrekening van de saldi
Art.5. § 1. Voor elk gewest wordt voor een gegeven maand de som gemaakt van de hierna vermelde saldi :
1° het saldo van de maandelijkse afrekening van de ontvangsten en uitgaven van een gewest als bedoeld in artikel 3 voor die gegeven maand;
2° het saldo van de maandelijkse afrekening van de toepassing van de belastingregels van een gewest in de belasting van niet-inwoners als bedoeld in artikel 4 voor die gegeven maand;
3° en, als het de afrekening betreft voor een gegeven maand augustus, het saldo van de eerste afrekening als bedoeld in artikel 2 voor het begrotingsjaar dat het jaar waarin die gegeven maand valt, voorafgaat.
§ 2. Wanneer het overeenkomstig paragraaf 1 bepaalde bedrag voor een gegeven maand voor een gewest positief is, wordt dit bedrag door de Federale Overheidsdienst Financiën aan het desbetreffende gewest gestort uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op de verzending van het overzicht van de afrekening voor die gegeven maand zoals bepaald in de artikelen 54/1, § 4, tweede lid, en 54/2, § 2, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet en, desgevallend, van de verzending van het in artikel 54/1, § 4, eerste lid, van diezelfde bijzondere wet bedoelde overzicht.
Het bedrag wordt gestort op het rekeningnummer dat het gewest, ieder wat hem betreft, binnen de 30 dagen die volgen op de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, meedeelt aan de Federale Overheidsdienst Financiën.
§ 3. Wanneer het overeenkomstig paragraaf 1 bepaalde bedrag voor een gegeven maand voor een gewest negatief is, wordt dit bedrag door het desbetreffende gewest aan de Federale Overheidsdienst Financiën gestort uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op de verzending van het overzicht van de afrekening voor die gegeven maand zoals bepaald in de artikelen 54/1, § 4, tweede lid, en 54/2, § 2, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet en, desgevallend, van de verzending van het in artikel 54/1, § 4, eerste lid, van diezelfde bijzondere wet bedoelde overzicht.
Het bedrag wordt gestort op het rekeningnummer dat de Federale Overheidsdienst Financiën binnen de 30 dagen die volgen op de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, meedeelt aan elk gewest.
§ 4. Indien het in paragraaf 3, eerste lid, bedoelde bedrag nog niet of niet volledig is gestort op de 20ste van de maand die volgt op de in paragraaf 3, eerste lid, bepaalde uiterste betaaldag, wordt het nog verschuldigde bedrag aangerekend op het in artikel 54/1, § 3, van dezelfde bijzondere wet bedoelde maandelijkse voorschot voor dat gewest voor de derde maand die volgt op de verzending van het overzicht van de afrekening voor die gegeven maand overeenkomstig de artikelen 54/1, § 4, tweede lid, en 54/2, § 2, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet en, desgevallend, van de verzending van het in artikel 54/1, § 4, eerste lid, van diezelfde bijzondere wet bedoelde overzicht, en, desgevallend, op de voorschotten voor de daaropvolgende maanden.
HOOFDSTUK 4. - Verwijlintresten, rechtzettingen en wijzigingen van rekeningnummers
Art.6. § 1. Interesten zijn verschuldigd in geval van laattijdige doorstorting van :
1° een in artikel 54/1, § 3, eerste lid van dezelfde bijzondere wet bedoeld voorschot door de Federale Overheidsdienst Financiën.
2° een in artikel 5, § 2, bedoeld bedrag door de Federale Overheidsdienst Financiën;
3° een in artikel 5, § 3, eerste lid, bedoeld bedrag door het betrokken gewest;
De in het eerste lid bedoelde interesten worden per dag berekend tegen het rentetarief voor de basisherfinancieringstransacties (MRO) van de Europese Centrale Bank, verminderd met een marge van 25 basispunten, zonder dat het aldus bepaalde rentetarief lager kan zijn dan 0,15 pct. op jaarbasis.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde interesten worden berekend op het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de in artikel 54/1, § 3, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet vastgelegde betaaldag tot en met de dag van betaling.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde interesten worden berekend op het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de in artikel 5, § 2, eerste lid, vastgelegde uiterste betaaldag tot en met de dag van betaling.
De in het eerste lid, 3°, bedoelde interesten worden berekend op het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de in artikel 5, § 3, eerste lid, vastgelegde uiterste betaaldag tot en met de dag van de effectieve betaling of in voorkomend geval, tot en met de dag waarop de aanrekening overeenkomstig artikel 5, § 4, wordt verricht.
§ 2. De in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde interesten worden door de Federale Overheidsdienst Financiën gestort op het rekeningnummer dat het gewest, ieder wat hem betreft, binnen de 30 dagen die volgen op de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, meedeelt aan diezelfde Overheidsdienst, en dit op de eerste werkdag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de in respectievelijk paragraaf 1, derde en paragraaf 1, vierde lid bedoelde betaling heeft plaatsgevonden.
De in paragraaf 1, eerste lid, 3°, bedoelde interesten die door een gewest verschuldigd zijn, worden aangerekend op het in artikel 54/1, § 3, van dezelfde bijzondere wet bedoelde maandelijkse voorschot voor dat gewest voor de maand die volgt op de maand waarin de in paragraaf 1, vijfde lid, bedoelde aanrekening heeft plaatsgevonden.
Art.7. Later vastgestelde anomalieën in de berekening van de bedragen van de afrekeningen worden door de Minister van Financiën, na overleg met betrokken gewestregeringen, rechtgezet.
Art.8. De gewesten delen de wijziging van een rekeningnummer minstens twee maanden vóór de maand van storting schriftelijk aan de Federale Overheidsdienst Financiën mee.
De Federale Overheidsdienst Financiën deelt de wijziging van een rekeningnummer minstens twee maanden vóór de maand van storting schriftelijk aan de gewesten mee.
HOOFDSTUK 5. - Wijzigings- en slotbepalingen
Art.9. In artikel 18 van het koninklijk besluit van 8 maart 2009 tot vaststelling van de afrekeningsmodaliteiten inzake de algemene belastingverminderingen of - vermeerderingen, de opcentiemen en belastingkortingen toegekend door de Gewesten, worden de woorden "vanaf aanslagjaar 2010 en volgende" vervangen door de woorden "voor de aanslagjaren 2010 tot 2014".
Art.10. Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
De artikelen 1 tot 3 zijn van toepassing op de in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet bedoelde ontvangsten van de gewesten die worden geïnd voor de aanslagjaren 2015 en volgende.
Artikel 4 is van toepassing op de aanslagen in de belasting van niet-inwoners gevestigd voor de aanslagjaren 2014 en volgende.
Art. 11. De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.