8 MAART 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de afrekeningsmodaliteiten inzake de algemene belastingverminderingen of -vermeerderingen, de opcentiemen en belastingkortingen toegekend door de Gewesten (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-03-2009 en tekstbijwerking tot 04-07-2016)
HOOFDSTUK 1. - De belastingverminderingen toegekend bij de vaststelling van de personenbelasting
Art. 1-4
HOOFDSTUK 2. - De belastingverminderingen toegekend door een maandelijkse vermindering van de bedrijfsvoorheffing
Art. 5-8
HOOFDSTUK 3. - De belastingverminderingen toegekend door een jaarlijkse vermindering van de bedrijfsvoorheffing
Art. 9-12
HOOFDSTUK 4. - De belastingsvermeerderingen toegepast bij de vaststelling van de personenbelasting
Art. 13-20
HOOFDSTUK 1. - De belastingverminderingen toegekend bij de vaststelling van de personenbelasting
Artikel 1. Indien de algemene belastingverminderingen en de belastingkortingen worden toegekend bij de vaststelling van de personenbelasting, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën in de loop van de maand september van het jaar volgend op het aanslagjaar waarop ze betrekking hebben de eerste voorlopige afrekeningen met betrekking tot het totaalbedrag van deze belastingverminderingen voor de periode van de aanslagtermijn, bepaald in artikel 359 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, over aan het betreffende gewest.
Art.2. Op het einde van de maand oktober volgend op de maand van de toezending van de eerste voorlopige afrekeningen als bedoeld in artikel 1 stort het betreffende gewest op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel, het bedrag van de vastgestelde compensaties voor dat jaar.
Art.3. § 1. In de loop van de maand maart van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 1, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën de tweede voorlopige afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de algemene belastingverminderingen en belastingkortingen berekend tot aan het einde van de aanslagtermijn bepaald in artikel 354, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 2. Indien de tweede voorlopige afrekeningen bedoeld in § 1 hoger zijn dan de voorlopige afrekeningen bedoeld in artikel 1, stort het betreffende gewest op het einde van de maand april van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 1, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
§ 3. Indien de tweede voorlopige afrekeningen bedoeld in § 1 lager zijn dan de voorlopige afrekeningen bedoeld in artikel 1, stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand april van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 1, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
Art.4. § 1. In de loop van de maand maart van het zevende jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 1, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën een definitieve afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de algemene belastingverminderingen en belastingkortingen berekend tot aan het einde van de aanslagtermijn bepaald in artikel 354, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 2. Indien de definitieve afrekening bedoeld in § 1 hoger is dan de afrekening bedoeld in artikel 3, stort het betreffende gewest op het einde van de maand april van het zevende jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 1, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
§ 3. Indien de definitieve afrekening bedoeld in § 1 lager is dan de afrekening bedoeld in artikel 3, stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand april van het zevende jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 1, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
HOOFDSTUK 2. - De belastingverminderingen toegekend door een maandelijkse vermindering van de bedrijfsvoorheffing
Art.5. Ter compensatie van de vermindering van de bedrijfsvoorheffing, stort het betreffende Gewest elk jaar op de vijfde werkdag van de maand augustus het voor dat jaar N vastgelegde bedrag, voor zover de bedrijfsvoorheffing verschuldigd is op de tijdens hetzelfde jaar betaalde of toegekende inkomsten.
Art.6. § 1. In de loop van de maand maart van het jaar volgend op het jaar van de storting zoals bepaald in artikel 5, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën een eerste voorlopige afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de verminderingen op basis van de aangiften in de bedrijfsvoorheffing ontvangen tot 15 januari van het jaar N+1 voor de inkomsten die in het jaar N werden betaald of toegekend overeenkomstig artikel 412 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 2. Indien de voorlopige afrekening bedoeld in § 1 hoger is dan het gestorte bedrag bedoeld in artikel 5, stort het betreffende gewest op het einde van de maand april van het jaar volgend op het jaar van de storting als bepaald in artikel 5, het nog verschuldigde bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
§ 3. Indien de voorlopige afrekening bedoeld in § 1 lager is dan het gestorte bedrag bedoeld in artikel 5, stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand april van het jaar volgend op het jaar van de storting als bepaald in artikel 5, het teveel ontvangen bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
Art.7. § 1. In de loop van de maand september van het tweede jaar volgend op het jaar van de storting als bepaald in artikel 5, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën een tweede voorlopige afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de verminderingen berekend tot aan het einde van de aanslagtermijn bepaald in artikel 359 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, waarvoor de storting als bedoeld in artikel 5 wordt verricht.
§ 2. Indien de voorlopige afrekening bedoeld in § 1 hoger is dan de voorlopige afrekening bedoeld in artikel 6, § 1, stort het betreffende gewest op het einde van de maand oktober van het tweede jaar volgend op het jaar van de storting als bepaald in artikel 5, het nog verschuldigde bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
§ 3. Indien de voorlopige afrekening bedoeld in § 1 lager is dan de voorlopige afrekening bedoeld in artikel 6, § 1, stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand oktober van het tweede jaar volgend op het jaar van de storting als bepaald in artikel 5, het teveel ontvangen bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
Art.8. § 1. In de loop van de maand maart van het vierde jaar volgend op het jaar van de storting als bepaald in artikel 5, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën een definitieve afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de verminderingen berekend tot aan het einde van de aanslagtermijn bepaald in artikel 354, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, waarvoor de storting als bedoeld in artikel 5 wordt verricht.
§ 2. Indien de definitieve afrekening bedoeld in § 1 hoger is dan de voorlopige afrekening bedoeld in artikel 6, § 1, stort het betreffende gewest op het einde van de maand april van het vierde jaar volgend op het jaar van de storting als bepaald in artikel 4, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
§ 3. Indien de definitieve afrekening bedoeld in § 1 lager is dan de voorlopige afrekening bedoeld in artikel 7, § 1, stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand april van het vierde jaar volgend op het jaar van de storting als bepaald in artikel 5, het teveel ontvangen bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
HOOFDSTUK 3. - De belastingverminderingen toegekend door een jaarlijkse vermindering van de bedrijfsvoorheffing
Art.9. In de loop van de maand na die waarin de algemene belastingverminderingen en de belastingkortingen toegekend zijn door een jaarlijkse vermindering van de bedrijfsvoorheffing, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën een eerste voorlopige afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de verminderingen berekend op basis van de aangiften in de bedrijfsvoorheffing ontvangen tot de 15e van de maand volgend op de toekenning van de vermindering voor de inkomsten die in die maand werden betaald of toegekend zoals bepaald in artikel 412 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Art.10. Op de voorlaatste werkdag van de maand van verzending van de eerste voorlopige afrekening bedoeld in artikel 9, stort het betreffende gewest het bedrag van de vastgestelde compensaties op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
Art.11. § 1. In de loop van de maand februari van het jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 9, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën een tweede voorlopige afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de algemene belastingverminderingen en belastingkortingen berekend tot aan het einde van de aanslagtermijn bepaald in artikel 359 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 2. Indien deze tweede voorlopige afrekening bedoeld in § 1 hoger is dan de eerste voorlopige afrekening bedoeld in artikel 9, stort het betreffende gewest op het einde van de maand maart van het jaar volgend op het jaar van het aanslagjaar, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
§ 3. Indien de tweede voorlopige afrekening bedoeld in § 1 lager is dan de eerste voorlopige afrekening bedoeld in artikel 9, stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand maart van het jaar volgend op het aanslagjaar, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
Art.12. § 1. In de loop van de maand maart van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bedoeld in artikel 9, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën een definitieve afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de algemene belastingverminderingen en belastingkortingen berekend tot aan het einde van de aanslagtermijn bepaald in artikel 354, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, waarvoor de storting als bedoeld in artikel 10 wordt verricht.
§ 2. Indien de definitieve afrekening bedoeld in § 1 hoger is dan de voorlopige afrekening bedoeld in artikel 11, § 1, stort het betreffende gewest op het einde van de maand april van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 9, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
§ 3. Indien de definitieve afrekening bedoeld in § 1 lager is dan de voorlopige afrekening bedoeld in artikel 11, § 1, stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand april van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bedoeld in artikel 9, het teveel ontvangen bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
HOOFDSTUK 4. - De belastingsvermeerderingen toegepast bij de vaststelling van de personenbelasting
Art.13. Indien de algemene belastingvermeerderingen en de opcentiemen worden toegepast bij de vaststelling van de personenbelasting, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën in de loop van de maand september van het jaar volgend op het aanslagjaar waarop ze betrekking hebben de eerste voorlopige afrekeningen met betrekking tot het totaalbedrag van deze belastingvermeerderingen en deze opcentiemen voor de periode van de aanslagtermijn, bepaald in artikel 359 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, over aan het betreffende gewest.
Art.14. Op het einde van de maand oktober volgend op de maand van de toezending van de eerste voorlopige afrekeningen als bedoeld in artikel 13 stort de Federale Overheidsdienst Financiën de vastgestelde compensaties voor dat jaar op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
Art.15. § 1. In de loop van de maand maart van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 13 maakt de Federale Overheidsdienst Financiën de tweede voorlopige afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de algemene belastingvermeerderingen en de opcentiemen berekend tot aan het einde van de aanslagtermijn bepaald in artikel 354, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 2. Indien de definitieve afrekeningen bedoeld in § 1 hoger zijn dan de voorlopige afrekeningen bedoeld in artikel 13 stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand april van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 13, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
§ 3. Indien de afrekeningen bedoeld in § 1 lager zijn dan de voorlopige afrekeningen bedoeld in artikel 13 stort het betreffende gewest op het einde van de maand april van het derde jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 13, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
Art.16. § 1. In de loop van de maand maart van het zevende jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 13, maakt de Federale Overheidsdienst Financiën een definitieve afrekening over aan het betreffende gewest aangaande het totale bedrag van de algemene belastingvermeerderingen en de opcentiemen berekend tot aan het einde van de aanslagtermijn bepaald in artikel 354, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 2. Indien de definitieve afrekening bedoeld in § 1 hoger is dan de afrekening bedoeld in artikel 15, § 1, stort de Federale Overheidsdienst Financiën op het einde van de maand april van het zevende jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 13, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op het rekeningnummer van het Departement Financiën en Begroting van het betreffende gewest.
§ 3. Indien de definitieve afrekening bedoeld in § 1 lager is dan de afrekening bedoeld in artikel 15, § 1, stort het betreffende gewest op het einde van de maand april van het zevende jaar volgend op het aanslagjaar als bepaald in artikel 13, het nog verschuldigd bedrag, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 17 verschuldigde interesten, op rekeningnummer 679-2004058-38 van de dienst "Diverse Ontvangsten van de Thesaurie", Kunstlaan 30, 1040 Brussel.
Art.17. § 1. De interesten op het nog door het betreffende gewest verschuldigde bedrag bedoeld in artikel 3, § 2, 4, § 2, 6, § 2, 7, § 2, 8, § 2, 11, § 2, 12, § 2, 15, § 3, en 16, § 3 of op het nog door de Federale Overheidsdienst Financiën terug te storten bedrag bedoeld in artikel 3, § 3, 4, § 3, 6, § 3, 7, § 3, 8, § 3, 11, § 3, 12, § 3, 15, § 2, en 16, § 2 worden berekend per kalendermaand op basis van het rekenkundig gemiddelde van de wekelijkse notering gedurende de betrokken kalendermaand van de marginale rentevoet van de ECB zoals gepubliceerd op Reuters-pagina ECB01 (marginal rate of allotment), verminderd met een marge van 25 basispunten.
§ 2. Indien slechts een gedeelte van de vermindering of de korting van de personenbelasting verrekend wordt in de bedrijfsvoorheffing, worden de intresten die het gewest verschuldigd is overeenkomstig § 1, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gevormd wordt door het bedrag van de vermindering of korting, en de teller gevormd wordt door het gedeelte van die vermindering of korting die in de bedrijfsvoorheffing kan worden verrekend.
§ 3. De intresten bedoeld in § 1 worden berekend op het verschuldigde bedrag vanaf de maand volgend op de maand van de storting als bepaald in de artikelen 2, 5, 10, 14 en 15, § 2 of 3, tot op het einde van de maand waarin de betaling van de afrekening plaatsvindt.
Art.18.Dit besluit heeft uitwerking op de door de Gewesten op grond van artikel, 6, § 2, 3°, bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten verleende belastingkortingen en geheven opcentiemen en op de algemene belastingverminderingen en -vermeerderingen door de Gewesten ingevoerd op grond van artikel 6, § 2, 4°, van dezelfde bijzondere wet, die van toepassing zijn [1 voor de aanslagjaren 2010 tot 2014]1.
----------
(1)<KB 2016-06-27/06, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 04-07-2016>
Art.19. Op grond van de hem door de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën voorgelegde verantwoordingsstaten is de Minister van Financiën bevoegd voor de jaarlijkse vaststelling van de bedragen van de voorlopige en definitieve afrekeningen als bedoeld in artikel 1, 3, § 1, 4, 5, § 1, 6, § 1, 7, § 1, 8, 10, § 1, 11, § 1, 12 en 14, § 1, van dit besluit als ook voor de rekeningnummers en de daarbij horende mededelingen bij betalingen op de rekeningen van de Gewesten na voorafgaand overleg met de gewestregeringen.
Latere vastgestelde anomalieën in de berekening van de bedragen van de voorlopige en definitieve afrekeningen zullen door de Minister van Financiën, eveneens na voorafgaand overleg met de gewestregeringen, worden rechtgezet.
Art. 20. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.